Overt - Covert Narcisme en Relationele Vaardigheden: Verschillen tussen een forensisch-klinische groep en de. normale populatie

Vergelijkbare documenten
De Relatie Tussen Persoonskenmerken en Ervaren Lijden bij. Verslaafde Patiënten met PTSS

De relatie tussen intimiteit, aspecten van seksualiteit en hechtingsstijl in het dagelijks leven van heteroseksuele mannen en vrouwen.

Robin Huiskes (ANR: )

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Zelfcontrole, Relationele Capaciteiten en Antisociale Persoonlijkheid

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

De Relatie tussen Mindfulness en Psychopathologie: de Mediërende. Rol van Globale en Contingente Zelfwaardering

Positieve, Negatieve en Depressieve Subklinische Psychotische Symptomen en het Effect van Stress en Sekse op deze Subklinische Psychotische Symptomen

Het Effect van Gender op de Relatie tussen Persoonlijkheidskenmerken en Seksdrive

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress, Emotionele Intimiteit en Affect bij Partners met een. Vaste Relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

Diagnostiek van Persoonlijkheidsstoornissen. De Relatie tussen. Persoonlijkheidskenmerken en de. Kernfactoren van (Mal)Adaptief Functioneren

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

van Werknemers Well-being Drs. P.E. Gouw

Lichamelijke factoren als voorspeller voor psychisch. en lichamelijk herstel bij anorexia nervosa. Physical factors as predictors of psychological and

Nederlandse samenvatting

LinkedIn Profiles and personality

The relationship between social support and loneliness and depressive symptoms in Turkish elderly: the mediating role of the ability to cope

De Relatie tussen Hechting en Welbevinden bij Ouderen: De mediërende Invloed van Mindfulness en Zingeving

Relatie tussen Persoonlijkheid, Opleidingsniveau, Leeftijd, Geslacht en Korte- en Lange- Termijn Seksuele Strategieën

Knelpunten in Zelfstandig Leren: Zelfregulerend leren, Stress en Uitstelgedrag bij HRM- Studenten van Avans Hogeschool s-hertogenbosch

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Verschillen in Persoonlijkheidstrekken en Persoonlijkheidsorganisatie tussen Groepen Eetstoornispatiënten.

Het verband tussen alledaagse stress en negatief affect bij mensen met een depressie en de rol van zelfwaardering daarbij

Running head: OPVOEDSTIJL, EXTERNALISEREND PROLEEMGEDRAG EN ZELFBEELD

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

Mentaal Weerbaar Blauw

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Invloed van Dagelijkse Stress op Burn-Out Klachten, Gemodereerd door Mentale. Veerkracht en Demografische Variabelen

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Wat is de Modererende Rol van Consciëntieusheid, Extraversie en Neuroticisme op de Relatie tussen Depressieve Symptomen en Overeten?

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Behandeleffecten. in Forensisch Psychiatrisch Center de Rooyse Wissel. Treatment effects in. Forensic Psychiatric Centre de Rooyse Wissel

Verbanden tussen Coping-Strategieën en. Psychologische en Somatische Klachten. binnen de Algemene Bevolking

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

Modererende Rol van Seksuele Gedachten. Moderating Role of Sexual Thoughts. C. Iftekaralikhan-Raghubardayal

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

de Rol van Persoonlijkheid Eating: the Role of Personality

Het Verband Tussen Persoonlijkheid, Stress en Coping. The Relation Between Personality, Stress and Coping

Het Belang van Covert Narcisme bij Delinquent Gedrag en Psychopathie

DANKBAARHEID, PSYCHOLOGISCHE BASISBEHOEFTEN EN LEVENSDOELEN 1

Psychopathie: Geslachtsverschillen en Comorbiditeit met Persoonlijkheidsgerelateerde Kenmerken in een Niet-Klinische Steekproef

De Relatie tussen Existential Fulfilment, Emotionele Stabiliteit en Burnout. bij Medewerkers in het Hoger Beroepsonderwijs

De Relatie Tussen de Gehanteerde Copingstijl en Pesten op het Werk. The Relation Between the Used Coping Style and Bullying at Work.

GOAL-STRIVING REASONS, PERSOONLIJKHEID EN BURN-OUT 1. Het effect van Goal-striving Reasons en Persoonlijkheid op facetten van Burn-out

Severity Indices for Personality Problems (SIPP-118 en SIPP-SF) Laura Weekers & Annelies Laurenssen Trimbos Instituut, 3 februari 2016

BISEKSUALITEIT: DE ONZICHTBARE SOCIALE IDENTITEIT. Biseksualiteit: de Onzichtbare Sociale Identiteit met Zichtbare Gezondheidsgevolgen

Invloed van Coping en Ziektepercepties op Depressie- en Angstsymptomen. bij Voormalige Borstkankerpatiënten

Het verschil tussen overt en covert narcisme in relatie tot antisociaal gedrag

(SOCIALE) ANGST, GEPEST WORDEN EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1

De Invloed van Persoonlijke Doelen en Financiële Toekomst perspectieven op Desistance van. Criminaliteit.

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Running head: MINDFULNESS, CONTINGENTE ZELFWAARDERING EN DEPRESSIE 1. De Invloed van een Gecombineerde Mindfulnessbehandeling op

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Invloed van het aantal kinderen op de seksdrive en relatievoorkeur

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

Het Effect van Verschil in Sociale Invloed van Ouders en Vrienden op het Alcoholgebruik van Adolescenten.

De intramurale behandeling van forensische patienten met een persoonlijkheidsstoornis

Running head: EFFECT VAN IB-CGT OP SEKSUELE DISFUNCTIES BIJ VROUWEN

De Samenhang tussen Dagelijkse Stress en Depressieve Symptomen en de Mediërende Invloed van Controle en Zelfwaardering

Psychopathie. Puck de Ruijter. Begeleid door Frida van der Veeken en Mirthe Noteborn. Bachelor thesis Psychologie en Gezondheid

Invloed van Mindfulness Training op Ouderlijke Stress, Emotionele Self-Efficacy. Beliefs, Aandacht en Bewustzijn bij Moeders

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Vormen Premorbide Persoonlijkheidskenmerken die Samenhangen met Neuroticisme een Kwetsbaarheid voor Depressie en Apathie bij Verpleeghuisbewoners?

STIGMATISERING VAN PATIENTEN MET LONGKANKER 1. Stigmatisering van Patiënten met Longkanker: De Rol van Persoonlijke Relevantie voor de Waarnemer

Relatie tussen Cyberpesten en Opvoeding. Relation between Cyberbullying and Parenting. D.J.A. Steggink. Eerste begeleider: Dr. F.

De Invloed van Kenmerken van ADHD op de Theory of Mind: een Onderzoek bij Kinderen uit de Algemene Bevolking

De Relatie tussen Dagelijkse Stress, Negatief Affect en de Invloed van Bewegen

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Uit tabel 3 valt af te lezen dat de correlaties zoals gevonden in het huidige onderzoek sterk overeenkomen met de resultaten uit eerder onderzoek

De Relatie tussen Intimiteit en Seksualiteit en de Modererende Rol van Sekse en. Anita Jansen-Breukelman

Geheimen en Professionele Effectiviteit: De Modererende Invloed van Type D persoonlijkheid, Negatief Affect en Sociale Inhibitie bij Werknemers

Hechting en Psychose: Attachment and Psychosis:

De functionaliteit van narcisme: het effect van narcisme op het hebben van een betaalde baan en de. hoogte van opleiding.

De Relatie tussen Lichamelijke Gezondheid, Veerkracht en Subjectief. Welbevinden bij Inwoners van Serviceflats

De relatie tussen Stress Negatief Affect en Opvoedstijl. The relationship between Stress Negative Affect and Parenting Style

Verklaring van het beweeggedrag van ouderen door determinanten van. The explanation of the physical activity of elderly by determinants of

Relatie van Eigenwaarde en Motivatie met Employability bij Werklozen. Association of Unemployed Self Esteem and Motivation with Employability

PSYCHOPATHIE EN EMOTIEVERWERKING PSYCHOPATHY AND EMOTIONAL PROCESSING

Verwevenheid van Temperament en Hechtingsstijl: verbanden tussen de temperamentkenmerken negatief affect, extraversie/energie en

De relatie tussen Zelfwaardering, Externe Attributie en Psychotische symptomen.

De narcistische dynamiek bij mannen en vrouwen in relatie met cluster B en C gerelateerde persoonlijkheidskenmerken

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Denken is Doen? De cognitieve representatie van ziekte als determinant van. zelfmanagementgedrag bij Nederlandse, Turkse en Marokkaanse patiënten

Bullying in Schools for Special Education: Who Are the Defenders?

Stress en Psychose 59 Noord. Stress and Psychosis 59 North. A.N.M. Busch

De Invloed van Altruïsme op de Samenhang tussen Leeftijd en Mentale Veerkracht

Running head: INVLOED MBSR-TRAINING OP STRESS EN ENERGIE 1. De Invloed van MBSR-training op Mindfulness, Ervaren Stress. en Energie bij Moeders

Verloop bij de Politie: de Rol van Procedurele en Interactionele Rechtvaardigheid en Commitment

Het Verband Tussen Negatieve Levensgebeurtenissen, 5-HTTLPR en Reactieve. Agressie. Pien S. Martens. Open Universiteit Heerlen

Transcriptie:

Tilburg University, School of Social and Behavioral Sciences Overt - Covert Narcisme en Relationele Vaardigheden: Verschillen tussen een forensisch-klinische groep en de normale populatie Bachelorscriptie Naam: Melanie Schoonus Studentnummer: 597337 Studierichting: Eerste begeleider: Tweede begeleider: Datum van afronding: Aantal woorden: Psychologie Psychologie en Gezondheid Prof. Dr. S. Bogaerts drs. Michael Bosch Mei 2014 4593

SAMENVATTING Voor deze bachelorscriptie is er onderzoek gedaan naar overt (openlijk) en covert (gesloten) narcisme binnen een forensisch-klinische groep en de normale populatie. Hierbij is gekeken of er een onderscheid gemaakt kan worden tussen overt en covert narcisme tussen de groep delinquenten en de controlegroep. Ook is er gekeken of er een verschil is in de relationele vaardigheden tussen beide groepen. Met behulp van matching zijn er door beide groepen meerdere vragenlijsten ingevuld. Deze gegevens zijn geanalyseerd en vergeleken. Uit dit thesisonderzoek is gebleken dat de klinische groep meer covert narcisme trekken vertoont dan de controle groep. Ook is gevonden dat er in de controlegroep meer overt narcisme voorkomt dan in de controle groep. Verder is gevonden dat de klinische groep in het algemeen niet slechter scoort op relationele capaciteiten dan de controlegroep. Wanneer men kijkt naar de verschillende groepen binnen de klinische groep wordt gevonden dat zedendelinquenten niet significant lager scoren op relationele capaciteiten dan de controlegroep en dat ook geweldsdelinquenten niet significant lager scoren op relationele capaciteiten dan de controlegroep. Gezien dit onderzoek met een relatief kleine groep participanten is gedaan en het matchen van personen uit de forensische groep met personen uit de normale populatie lastig was zal verder onderzoek naar dit onderwerp nog meer duidelijkheid en inzicht kunnen bieden. Keywords: Overt narcisme, Covert narcisme, Relationele Capaciteiten, zedendelinquenten, geweldsdelinquenten, psychopathie (1)

Abstract This thesis researched the relationship between overt and covert narcissism between a clinical group with sexual offenders and aggressive delinquents and a control group. Additionally, it has been studied whether there would be differences between the clinical group and the control group on the factor of relational capacities. The clinical group included 76 sexual offenders and 62 aggressive delinquents, all male. The control group included 216 male participants that were found by snowball sampling and matching. Multiple questionnaires has been filled in to gain the results. Results that were found were that in the clinical group there was found significantly more covert narcissism than in the control group. In the control group we ve found significantly more overt narcissism. The results of the second research question about differences in relational capacities between the clinical group and the control group weren t significant. There was no significant difference in relational capacities between the group with sexual offenders and the control group, nor between the group aggressive delinquents and the control group. There were also no significant differences between the sexual offenders and the aggressive delinquents on relational capacities. Due to the fact that this research has been conducted with a small group of participants and the matching procedure was very difficult to proceed further research will be necessary to find more results and answers. Keywords: Overt narcissism, Covert narcissism, relational capacities, sexual offenders, aggressive delinquents, psychopathy (2)

INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING... 1 INHOUDSOPGAVE... 3 INLEIDING... 4 METHODE... 7 RESULTATEN... 10 DISCUSSIE... 12 LITERATUURLIJST... 15 (3)

INLEIDING Mensen krijgen al snel een stempel opgedrukt. Dit kan zowel positief als negatief zijn. Echter is wel duidelijk dat dit altijd gevolgen heeft voor hoe men naar deze persoon kijkt. Dit gebeurt net als bij iedereen ook bij mensen die een delict hebben gepleegd. Vaak is in het nieuws te horen dat wanneer iemand opgepakt is en er psychologisch onderzoek gedaan wordt er sprake is van een narcistische persoonlijkheid of narcistische trekken. De narcistische persoonlijkheidsstoornis wordt gedefinieerd in de DSM-IV(American Psychiatric Association, 1994) als een persoonlijkheidsstoornis die wordt gekenmerkt door een overdreven gevoel van eigenwaarde, een sterke behoefte aan bewondering en een laag inlevingsvermogen. De stoornis kan worden gezien als de pathologische vorm van narcisme (APA, 1994). Narcisme is een vorm van gedrag dat gekenmerkt wordt door een obsessie met de persoon zelf, egoïsme, dominantie, anderen afstoten, zichzelf opblazen, ambitie en gebrek aan inlevingsvermogen en valt onder de cluster B persoonlijkheidsstoornissen (DSM-IV, 1994). Niet iedereen heeft in dezelfde mate narcistische persoonlijkheidstrekken of laat deze op een duidelijke manier aan de buitenwereld zien. Sinds narcisme door Gabbard (1994) op een continue schaal geplaatst is, kan er een onderscheid worden gemaakt tussen overt narcisme aan het ene uiterste van deze schaal en covert narcisme aan het andere uiterste (Wink, 1991). Mensen met overt narcisme uiten dit duidelijk en openlijk naar de buitenwereld. Zij willen graag in de belangstelling staan en doen er alles aan om dat ook daadwerkelijk te zijn zonder na te denken over eventuele gevolgen voor anderen. Daarnaast zijn ze ondanks dat ze graag in de belangstelling willen staan ook niet gevoelig voor de mening van anderen (Ra, Cha, Hyun & Bae, 2013). Als mensen een bedreiging voor hun eigen status zijn zullen overt narcisten deze mensen naar beneden halen zodat zij zichzelf weer hoger op de ladder kunnen zetten. Een overt narcist zal geen empathie naar anderen (4)

tonen en zal bij problemen ook altijd een externe factor als oorzaak geven (Habel, Kühn, Salloum, Devos, H., & Schneider, 2002; Wink, 1991). Covert narcisten gedragen zich anders dan overt narcisten. Hoewel covert narcisten ook zekere narcistische gevoelens en gedachten hebben, zullen zij deze niet zo snel aan de buitenwereld tonen. Zij zouden wat meer op de achtergrond blijven en zichzelf niet zo snel op de voorgrond zetten. Ze zullen zich mede hierdoor ook kwetsbaarder opstellen en zoeken hun zelfwaardering ook meer uit de beoordeling van anderen. Een covert narcist zal meer geïnteresseerd zijn in zijn medemens en kan zich beter inleven in andere mensen dan mensen met overt narcistische trekken. Door zijn lagere gevoel van eigenwaarde zal hij ook moeite hebben met het aangaan van intieme relaties. Dit laatste probleem komt ook voor bij overt narcisten, maar dan met de reden dat zij zichzelf beter vinden dan anderen en niemand goed genoeg vinden (Wink, 1991). Al met al zullen narcisten in het algemeen, ongeacht of het een overte of coverte vorm is, moeite hebben met het aangaan van relaties. Deze relationele capaciteiten zoals bijvoorbeeld een sociaal netwerk opbouwen en onderhouden zijn juist van belang bij het aanpakken van persoonlijke problemen, al helemaal in het geval van mensen met stoornissen als narcisme (Gabbard, 1994; Pomp et. al., 2010; Ra, Cha, Hyun & Bae, 2013; Rose, 2002). Echter door deze stoornis zullen ze geen of geen groot sociaal netwerk hebben wat vooruitgang bemoeilijkt. Dit gegeven wordt ook bevestigd door het onderzoek van Rohmann, Neumann, Herner en Bierhoff (2012), waarin naar voren komt dat mensen met overt narcisme weinig sociale relaties aangaan omdat ze zichzelf als beter waarderen en een onafhankelijke positie toedelen. Coverte narcisten daarentegen vertonen volgens dit onderzoek vooral angst om deze relaties aan te gaan omdat ze niet zeker zijn van zichzelf. Vaak kan worden aangetoond dat delinquenten een persoonlijkheidstoornis hebben of zelf in hun jeugd te maken hebben gehad met geweld of andere delicten (Bogaerts, 2011). Hierbij moet men dan denken aan verwaarlozing of mishandeling. In sommige gevallen leidt dit tot intimiderend, gewelddadig en delinquent gedrag in de volwassenheid (Godbout, (5)

Dutton, Lesier et. al, 2009). Daarnaast blijkt dat er een verband is tussen cluster B persoonlijkheidsstoornissen van de DSM waar onder andere antisociaal gedrag, narcisme, borderline, theatrale persoonlijkheidsstoornis (APA, 1994) en geweldsdelicten onder vallen. (Bogaerts & Spreen, 2011; Hemphälä & Hodgins, 2014; Lobos-Wild, 1993; Stone, 2009). Narcisme en andere persoonlijkheidsstoornissen zijn vaak en breed onderzocht binnen groepen personen die verschillende soorten delicten hebben gepleegd. In deze forensischklinische groepen is vooral onderzoek gedaan naar persoonlijkheidsstoornissen uit cluster B. Vaak is er zoals hierboven beschreven sprake van weinig inlevingsvermogen en empathie en zijn de sociale vaardigheden zwak in deze klinische groep. Zo is gebleken uit een onderzoek van Marshall (1994) dat mensen die seksuele delicten plegen minder intimiteit met anderen kennen en dat tegelijk in deze groep narcisme ook vaker voorkomt in verhouding tot de normale populatie. Dit gegeven wordt ook bevestigd in de studie van Bogaerts et. al. (2004). Wat wel opvalt als er gekeken wordt naar alle testresultaten, is dat er weinig vergelijkingen worden gemaakt met de normale populatie; de meeste onderzoeken worden binnen de forensisch-klinische groep gedaan. Het is dus niet altijd goed mogelijk om een vergelijking te maken en op deze manier te kijken of er sprake is van grote verschillen in bijvoorbeeld narcistische persoonlijkheidstrekken en of dit ook daadwerkelijk een mogelijke oorzaak kan zijn voor het verschil in gedrag. Daarom wordt in het onderzoek wat we gaan doen de klinische groep op verschillende punten vergeleken met de normale populatie. Dit onderzoek heeft tot doel een vergelijking te maken tussen een forensisch-klinische groep en een groep uit de normale populatie wat betreft overt en covert narcisme. Daarnaast wordt ook nog gekeken naar het verschil in relationele vaardigheden ( relational capacities ) tussen de klinische groep en de controlegroep. Er wordt eerst gekeken of er verschillen zijn tussen overt en covert narcisme tussen de klinisch-forensische groep en de controle groep. Komt de ene vorm vaker voor in de klinisch-forensische groep of zijn er geen verschillen? Ook wordt er gekeken of er tussen deze twee groepen een verschil is in relationele (6)

capaciteiten. Er wordt verondersteld dat er meer sprake zal zijn van overt narcisme in de klinische groep dan in de controlegroep en meer sprake zal zijn van covert narcisme in de controlegroep dan in de klinische groep. Daarnaast wordt verondersteld dat de klinische groep slechter zal scoren op de relationele capaciteiten dimensie dan de controle groep. METHODE Proefpersonen De forensische groep bestaat uit 138 delinquenten, waarvan 76 zedendelinquenten en 62 geweldsdelinquenten. Deze groep bestaat volledig uit mannen. De groep zedendelinquenten heeft een gemiddelde leeftijd van M = 49.45 (SD= 13.12, range 19-71 jaar). Het gemiddelde opleidingsniveau binnen deze groep is HVO en de meeste respondenten ontvangen een uitkering anders dan WW of AOW. Daarnaast zijn de meeste respondenten alleenstaand zonder kinderen. De meeste respondenten hebben een Nederlandse etniciteit. De groep geweldsdelinquenten heeft een gemiddelde leeftijd van M = 36.92 (SD= 9.59, range 20-60 jaar). Het gemiddelde opleidingsniveau binnen deze groep is LBO en de meeste respondenten ontvangen een AOW uitkering of een andere vorm van een uitkering. De meeste respondenten zijn alleenstaand met kinderen. In de groep geweldsdelinquenten hebben de meeste respondenten een Nederlandse etniciteit. Deze twee groepen forensisch psychiatrische patiënten zijn geworven in het poliklinisch forensisch psychiatrisch centrum het Dok in Breda, Rotterdam en Dordrecht. De controle groep bestaat uit 216 personen, allen zijn mannelijk. De gemiddelde leeftijd is M = 40.77 (SD= 15.55, range 18-80 jaar). Het gemiddelde opleidingsniveau is MBO en de meeste respondenten ontvangen inkomsten uit de VUT. De meeste respondenten zijn alleenstaand met kinderen en ook in deze groep is Nederlandse etniciteit het meest voorkomend. De controlegroep is samengesteld door gebruik te maken van snowball sampling waarbij aan respondenten is gevraagd of zij nog mogelijke proefpersonen kennen (7)

die deel zouden kunnen en willen nemen aan het onderzoek. De controlegroep is daarnaast ook samengesteld met behulp van matching. Elke proefpersoon is gematched met iemand uit de forensische groep. Er is waar mogelijk gematched op leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, sociale status en burgerlijke staat. De mannen zijn in vier leeftijdscategorieën ingedeeld: 21-29 jaar, 30-39 jaar, 40-49 jaar en 50 jaar en/of ouder. De proefpersonen zijn door de onderzoekers benaderd en hebben vrijwillig deelgenomen aan dit onderzoek. Gezien niet voor elke klinische respondent een goede match gevonden kon worden is er besloten dat er aan minimaal twee matchingcriteria voldaan moest worden. Meetinstrumenten Er is gebruik gemaakt van een biografische vragenlijst met alle benodigde gegevens om het matchen te controleren. De gegevens die hierbij gevraagd zijn omvatten leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, sociale status, inkomen, burgelijke staat ouders tijdens jeugd en eigen burgerlijke staat. Daarnaast werd de vraag gesteld of men wel eens voor een delict was veroordeeld en of men in de afgelopen drie jaar in behandeling is geweest omwille van psychische klachten. De gebruikte vragenlijsten zijn samen als pakket aangeboden aan de respondenten. Gezien de verzamelde data voor verschillende onderzoeken gebruikt is zal niet alle data gebruikt worden voor deze thesis. Één van dee gebruikte vragenlijsten voor dit onderzoek is de Severity Indices of Personality Problems Short Form (SIPP-SF versie 2006) zelfrapportagelijst. Deze vragenlijst omvat 60 items die worden opgedeeld in vijf domeinen voor kerncomponenten van al dan niet goed persoonlijkheids-functioneren: Zelfbeheersing (self control), Gemoedsgesteldheid (indentity integration), Relationele Vaardigheden (relational capacities), Sociale Harmonie (social concordance) en Verantwoordelijkheid (responsibility) (Verheul et al., 2008). Een lage score op de SIPP-SF betekent een hoge score op psychopathologie. Verdere psychometrische gegevens zijn momenteel nog niet te vinden. De tweede vragenlijst die voor dit onderzoek is gebruikt is de Nederlandse Narcisme (8)

Schaal (NNS, Ettema & Zondag, 2002) gebruikt. De vragenlijst bestaat uit 35 items waarbij op een 7-punts Likertschaal antwoord wordt gegeven. In deze Likertschaal staat 1 voor Dat is zeker niet het geval tot 7 dat is zeker het geval (Ettema & Zondag, 2002). Met deze schaal kunnen verschillende dimensies van narcisme onderscheiden worden en gekoppeld worden aan persoonlijkheidstrekken. De dimensies die worden gemeten zijn centrifugaal (overeenkomend met overt narcisme), centripetaal (overeenkomend met covert narcisme) en isolatie (gedeeltelijk overeenkomend voor zowel overt als covert narcisme). De eerste twee dimensies hebben betrekking op de relatie tussen de persoon en anderen, isolatie heeft betrekking op de moeite die iemand moet doen om een relatie aan te gaan en wordt in dit onderzoek niet meegnomen. Betrouwbaarheidscoëfficiënten van de eerste twee schalen zijn respectievelijk.82 en.71. Procedure Voorafgaand aan het onderzoek kregen de proefpersonen uitgelegd wat de bedoeling was en wat er van hun werd verwacht. Ook was er een informed consentformulier als voorblad gebruikt waarop de proefpersonen toestemming geven voor het onderzoek door dit formulier te tekenen. De proefpersonen kregen alle tijd om deze vragenlijsten in te vullen. Voor de controlegroep geldt dat zij dit mochten doen in een omgeving die voor hun prettig was. De forensische groep vulde de vragenlijsten in tijdens de consultatie op het Dok. Aan het einde van een sessie met een psycholoog of stagaire werd gevraagd of zij vrijwillig wilden participeren aan het onderzoek. Zij kregen ongeveer 25 minuten aan het einde van de sessie om de vragenlijsten in te vullen en in te leveren. Na afronding van de vragenlijsten hadden de proefpersonen een envelop waar zij hun vragenlijsten in konden stoppen en dichtgeplakt terug konden geven aan de onderzoeker. Na verzameling van alle vragenlijsten zijn deze blind doorgegeven aan andere onderzoekers zodat niemand vragenlijsten in SPSS in moest voeren van iemand uit zijn of haar directe omgeving. (9)

Statische Analyse Na verzameling van alle vragenlijsten zijn deze ingevoerd in SPSS, versie 19.0. De significantie is bepaald op p< 0.05. In de statistische analyse wordt er vanuit gegaan dat er in de forensische groep meer overt narcisme dan covert narcisme voorkomt dan in de controle groep. De afhankelijke variabele is de groep tot welke de respondent behoort (zeden/geweld/controle) en de onafhankelijke variabele zijn de centripetaal-, centrifugaal- en isolatieschaal uit de NNS. Daarnaast wordt er vanuit gegaan dat de relationele capaciteiten in de forensische groep minder zijn dan in de controlegroep. Hierbij is Relationele Vaardigheden de afhankelijke variabele en de groep tot welke iemand behoort de onafhankelijke variabele. Om de eerste onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden moeten de somscores geconstrueerd worden per vragenlijst en per modaliteit om te bepalen in welke mate er sprake is van overt en covert narcisme. Daarna moeten er gemiddelden berekend worden en deze moeten met behulp van independent sample T-toetsen vergeleken worden met elkaar. Voor de tweede onderzoeksvraag moet er gekeken worden of er een relatie is tussen de subschaal Relational Capacities van de SIPP-sf en de conditie waarin de proefpersoon zit (zeden, geweld of controle). Dit doen we met behulp van een One-Way Anova waarbij de relationele capaciteiten de afhankelijke variabele is en de groep tot wie iemand behoort (zedendelinquenten, geweldsdelinquenten of controlegroep) de onafhankelijke variabele. Ook wordt er een Bonferroni post-hoc analyse uitgevoerd. RESULTATEN Verdeling Narcisme tussen klinische en controlegroep Met behulp van de independent sample T-toetsen is er in dit onderzoek een significant verschil gevonden tussen de klinische groep en de controle groep als men kijkt op de centripetale schaal (covert narcisme) ( t(344)= -1.85; p=.033). Door deze significantie kan echter gesteld worden dat in de klinische groep de respondenten meer covert narcistische (10)

trekken vertonen dan de controle groep. Op de centrifugale schaal (overt narcisme) wordt ook een significant verschil gevonden (t(346)= 4.61; p<.001) tussen de klinische en de controle groep. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de controle groep meer overt narcistische trekken vertoont dan de klinische groep. Verschillen Relationele capaciteiten tussen de klinische en de controlegroep Wanneer gekeken wordt naar de verschillen tussen de klinische en de controlegroep voor relationele capaciteiten vind men geen significante verschillen. Tussen de groepen samengenomen wordt geen significant verschil gevonden (F(2)= 1.804, p=.166). Wanneer wordt gekeken naar verschillen tussen de drie groepen onderling, namelijk zedendelinquenten, geweldsdelinquenten en de controlesubjecten, worden ook geen significante verschillen gevonden. Zo vindt men als er wordt gekeken naar verschillen tussen de groep zedendelinquenten en geweldsdelinquenten een p-waarde van p=.18. Als er wordt gekeken naar verschillen tussen zedendelinquenten en de controlegroep wordt er een p- waarde van p=.640 gevonden en tussen geweldsdelinquenten en de controlegroep een p- waarde van p=.84. Ook de Bonferroni post hoc-toetsen geven geen significante resultaten. Tussen de groep zedendelinquenten en geweldsdelinquenten wordt een mean difference van Mverschil= 17.28, p=.18 gevonden. Tussen de zedendelinquenten en de controlegroep wordt een mean difference van Mverschil = 8.91, p=.640 gevonden. Wanneer wordt gekeken naar verschillen tussen de geweldsdelinquenten en de controlegroep wordt een mean difference van Mverschil= -8.97, p=.84 gevonden. Met deze gevonden waarden kan men met gegronde zekerheid zeggen dat er geen verschillen in relationele vaardigheden zijn tussen de drie verschillende groepen. De hypothese dat de klinische groep lager zou scoren op relationele vaardigheden kan naar aanleiding van dit onderzoek worden verworpen. (11)

Discussie Dit onderzoek had als doel te onderzoeken of er verschillen waren in de narcistische dynamiek (overt/covert) tussen een klinische groep en een controlegroep. Dit onderzoek draagt bij aan meer wetenschappelijke kennis over het onderwerp, wat van belang kan zijn voor verdere behandeling of omgang met deze klinische groep. De onderzoekspopulaties zijn zedendelinquenten, huiselijk geweld delinquenten en een controlegroep met nietdelinquenten. Er is gekeken hoe narcisme verdeeld was onder deze groepen door narcisme te meten met de NNS (Ettema & Zondag, 2002). Hieruit is gebleken dat de klinische groep meer covert narcistische trekken heeft dan de controlegroep en dat de controlegroep meer overt narcistische trekken heeft dan de klinische groep. Hiermee wordt de veronderstelde hypothese dat de groep met delinquenten meer overt narcistische trekken zou hebben verworpen. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat er in de klinische groep wellicht beter aangevoeld werd wat er van de respondenten verwacht werd. De gebruikte lijsten zijn grotendeels gebaseerd op zelfreflectie, wat tot scheve resultaten kan leiden als dit op de verkeerde manier geïnterpreteerd wordt. Wanneer men verwacht dat op een vraag 1 het juiste antwoord zijn kan de respondent bewust een ander antwoord invullen om zo een gewenst resultaat te verkrijgen. Anderzijds zou een verklaring kunnen zijn dat er wel degelijk meer overt narcisme voorkomt in de controle groep maar dat dit op een andere manier geuit wordt dan in de klinische groep. Het kan zijn dat er meerdere psychopathologische problemen zijn naast narcisme bij de klinische groep waardoor het narcisme zich op een andere manier uit. De tweede onderzoeksvraag betrof verschillen in relationele vaardigheden tussen de klinische groep en de controlegroep. De hypothese was dat de klinische groep minder relationele vaardigheden zou hebben dan de controlegroep. De resultaten van de testen geven echter aan dat er geen significante verschillen zijn tussen de groep delinquenten (zeden- en geweldsdelinquenten samengenomen). Met de gevonden resultaten kan de hypothese worden verworpen. Dit resultaat is onverwacht, zeker als men kijkt naar resultaten uit eerdere (12)

onderzoeken. In onderzoeken van Hemphälä & Hodgins (2014), Lobos-Wild (1993) en Stone (2009) wordt gevonden dat narcisme samenhangt met delinquent gedrag; iets waarbij men verwacht dat er verminderde relationele capaciteiten zijn gezien de aard van de gepleegde delicten. Het resultaat dat zedendelinquenten niet minder relationeel bekwaam zijn dan de controlegroep is minstens merkwaardig te noemen, gezien uit eerder onderzoek van Marshall (1994) en Bogaerts et. al. (2004) is gebleken dat zedendelinquenten verminderde intimiteit met anderen kennen. Men zou dan kunnen veronderstellen dat deze groep dan ook lager zou scoren op relationele vaardigheden dan de controlegroep.wellicht kan ook hier sprake zijn van het sociaal wenselijk invullen van de vragenlijsten alsmede een samenhang met andere aspecten of vormen van psychopathie. Uit eerdere onderzoeken is gebleken dat er een samenhang is tussen narcisme en andere persoonlijkheidsstoornissen uit cluster B (Ronningstam, 1999; APA, 2000; Paulhus & Williams, 2002). Gezien dit onderzoek deze relaties niet heeft onderzocht zou aanvullend onderzoek wellicht meer duidelijkheid kunnen bieden. Sterke punten van dit onderzoek zijn onder andere het feit dat de klinische groep van zeden- en geweldsdelinquenten verzameld is in verschillende instellingen verspreid over het land. Hierdoor is de kans op beïnvloeding om al dan niet mee te doen of om elkaar in te lichten over de inhoud van de vragenlijsten kleiner waardoor de resultaten objectiever kunnen zijn. Ook het matchen kan deels gezien worden als sterk punt. Door de controlegroep op zoveel mogelijk punten te willen vergelijken en matchen met de klinische groep wordt voor een optimale vergelijking gezorgd. Net als bij andere onderzoeken had ook dit onderzoek enkele zwakke punten. Nog voor er onderzoek plaats kon vinden bij de controlegroep werd tegen enkele problemen aangelopen. Door het gedetailleerde matchen was het lastig om geschikte respondenten te vinden. In een vervolgonderzoek zou het wellicht beter lukken als op minder punten gematched zou worden, zodat er sneller meer respondenten gevonden kunnen worden. Dit is (13)

ook een reden waarom er in dit onderzoek al genoegen is genomen met minimaal twee matchende criteria van de lijst. Mocht er wel aan alle matchingcriteria moeten worden voldaan is het wellicht mogelijk via bijvoorbeeld een internetoproep mensen de biografische lijst al in te laten vullen om zo perfecte matches te vinden. Daarnaast had de controlegroep de volledige vrijheid om een setting en tijdspanne te kiezen waarin de vragenlijsten ingevuld konden worden. Wellicht kan dit van invloed zijn op de resultaten omdat mensen minder geconcentreerd zijn tijdens het invullen (bijvoorbeeld door een televisie die aanstaat op de achtergrond). Wellicht is het daarom verstandig om een standaardsetting voor alle respondenten te creeëren door ze bijvoorbeeld naar de universiteit te laten komen. Hierdoor wordt alles voor elke respondent gestandaardiseerd wat de betrouwbaarheid van het onderzoek ook weer ten goede komt. Verder onderzoek Gezien de controlerespondenten gekozen zijn op matching en er in de klinische groep geen vrouwen zaten, is er nog geen onderzoek bij vrouwen gedaan. Voor een verder onderzoek zou het interessant kunnen zijn om ook vrouwelijke delinquenten te onderzoeken zodat ook bij vrouwen meer duidelijk wordt over de verschillende vormen van narcisme. Mogelijk komen daar andere resultaten uit waardoor er mogelijkheden ontstaan tot verbetering van behandelings- en omgangsvormen met deze groep personen. Daarnaast is in dit onderzoek alleen gekeken naar mensen die veroordeeld zijn tot TBS na het plegen van een zedendelict of een huiselijk gewelddelict. Deze gegevens zijn vergeleken met de controlegroep. Wellicht is het ook interessant om te kijken naar mensen die TBS opgelegd hebben gekregen na het plegen van andere soorten delicten, om te kijken of daar dezelfde resultaten uitkomen. Op deze manier gaat het wellicht mogelijk zijn om profielen op te stellen van verschillende soorten delict-plegers als bijvoorbeeld blijkt dat een zedendelinquent meer overt narcistische trekken vertoont dan iemand die bijvoorbeeld meerdere moorden heeft gepleegd. (14)

Wanneer er gekeken wordt naar de bovengenoemde zaken kan er geconcludeerd worden dat er al veel onderzoek gedaan is naar narcisme maar dat er ook nog veel onderzocht kan worden. Meer onderzoek kan weer een ander licht schijnen op dit onderwerp en wellicht meer dingen verduidelijken. LITERATUURLIJST American Psychiatric Association. (1994). Diagnostic and statistical manual of mental disorders (4th ed., text rev.). doi:10.1176/appi.books.9780890423349 American Psychiatric Association (2000). Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders: DSM-IV-TR (4th ed.). Washington, DC: American Psychiatric Association. Bogaerts, S., Vervaeke, G., & Goethals, J. (2004). A Comparison of Relational Attitude and Personality Disorders in the Explanation of Child Molestation. Sex Abuse: A Journal of Research and Treatment, 14, 37-47. doi: 10.1177/107906320401600103 Bogaerts, S., & Spreen, M. (2011). Persoonlijkheidspathologie, slachtofferschap vóór het 18e levensjaar, huiselijk geweld en delict informatie in een klinische groep terbeschikkinggestelden. (factsheet). Retrieved from: https://lirias.kuleuven.be/handle/123456789/332560 Ettema, J.H.M., & Zondag, H.J. (2002). De Nederlandse Narcisme Schaal (NNS). Psychodiagnostisch gereedschap. De Psycholoog, 37, 250-255 Gabbard, G.O. (1994). Transference and countertransference in the treatment of narcissistic patient. Disorders of Narcissism: Diagnostic, Clinical, and Empirical Implications. America Psychiatric Press, Inc.: Washington. Godbout, N., Dutton, D.G., Lussier, Y., & Sabourin, S., (2009). Early exposure to violence, domestic violence, attachment representations, and marital adjustment. Personal Relationships, 16, 365-384. (15)

Habel, U., Kühn, E., Salloum, J. B., Devos, H., & Schneider, F. (2002). Emotional processing in psychopathic personality. Aggressive Behavior, 28(5), 394-400. doi:10.1002/ab.80015 Hemphälä, M., & Hodgins, S. (2014). Do psychopathic traits assessed in mid-adolescence predict mental health, psychosocial, and anti-social, including criminal outcomes, over the subsequent 5 years? Canadian Journal of Psychiatry, 59, 40-49 Levenson, M. R., Kiehl, K. A., & Fitzpatrick, C. M. (1995). Assessing psychopathic attributes in a noninstituionalized population. Journal of Personality and Social Psychology, 68, 151-158. Lobos-Wild, R. (1993). Delinquenz als Ausdruck des Narzissmus- und Borderline-Leidens. Institutionelle und einzeltherapeutische Behandlungselemente. Psyche, 47, 82-101. Luteijn, F., Starren, J. & Van Dijk, H. (1985). Eerste herziene NPV handleiding. Lisse: Swets & Zeitlinger. Lynam, D. R. (2002). Psychopathy from the perspective of the five-factor model. In P. T. Costa & T. A. Widiger (Eds.), Personality disorders and the five-factor model of personality (2nd ed., pp. 325-350). Washington, DC: American Psychological Association. Marshall, W. L. (1994). Pauvreté des liens d attachment et déficiences dans les rapports in times chez les agresseurs sexuels. Criminologie, 27, 55-69. Miller, J. D., Gaughan, E. T., & Pryor, L. R. (2008). The Levenson Self-Report Psychopathy Scale: An examination of the personality traits and disorders associated with the LSRP factors. Assessment, 15(4), 450-463. doi:10.1177/1073191108316888 Paulhus, D. L, & Williams, K. M. (2002). The Dark Triad of personality: Narcissism, Machiavellianism, and psychopathy. Journal of Research in Personality, 36, 556-563. (16)

Pomp, L., Spreen, M., Bogaerts, S., & Völker, B. (2010). The role of personal social networks in risk assessment and management for forensic psychiatric patients. Journal of Forensic Psychological Practice, 10(4), 267-284. Ra, Y. S., Cha, S. Y., Hyun, M. H., & Bae, S. M. (2013). The mediating effects of attribution styles on the relationship between overt-covert narcissism and forgiveness. Social Behavior and Personality: an international journal, 41(6), 881-892. Rohmann, E., Neumann, E., Herner, M.J., & Bierhoff, H.W. (2012). Grandiose and Vulnera ble Narcissism. Self-Construal, Attachment, and Love in Romantic Relationships. European Psychologist, 17(4), 279-290. DOI: 10.1027/1016-9040/a000100 Ronningstam, E. (1999). Narcissistic personality disorder. In T. Millon, P. Blaney, & R. D. Davis (Eds.), Oxford Textbook of Psychopathology, 674-693. Oxford, NY: Oxford University Press. Rose, P. (2002). The happy and unhappy faces of narcissism. Personality and Individual Dif ferences, 33, 379-391. Stone, M. H. (2009). Narcissism and criminality. Psychiatric Annals, 39, 194-201. doi:10.3928/00485713-20090401-08 Uzieblo, K., Verschuere, B., Jelicic, M., Rossi, G., Maesschalck, C., & Crombez, G. (2006). Authorized Dutch translation of the 'Psychopathic Personality Inventory-Revised'. (Available from PAR Psychological Assessment Resources, Inc., Lutz, Florida). Verheul, R., Andrea, H., Berghout, C. C., Dolan, C., Busschbach, J. J. V., van der Kroft, P. J. A., Bateman, A. W., & Fonagy, Peter (2008). Severity Indices of Personality Problems (SIPP-118): Development, Factor Structure, Reliability, and Validity. Psychological Assessment, 20(1), 23-34 Wink, P. (1991). Two faces of narcissism. Journal of Personality and Social Psychology, 61, 590-597. (17)