Nog maar 100 jaar geleden woedde de Eerste Wereldoorlog, met rampzalige gevolgen. 87 jaar geleden kregen mijn ouders hun enige zoon, Alphons (Katan), degene die nu hier met u kan overdenken. Met zijn drieën vormden we een gelukkig gezinnetje. 75 jaar geleden moesten zij, die door de Duitsers als Jood waren gekwalificeerd, een ster gaan dragen. Dat hebben mijn ouders geweigerd. Ook 75 jaar geleden werden mijn vader, en direct daarna mijn moeder, gevangen gezet in de strafgevangenis in Leeuwarden. Binnen vier maanden daarna werd mijn moeder in Auschwitz vermoord. Mijn ernstig invalide vader werd na zes maanden in Mauthausen vermoord, nadat medische experimenten op hem waren toegepast.
Ik bleef als twaalfjarige jongen alleen achter, maar werd door het oude Joodse echtpaar Van Dijk vrienden van mijn ouders in huis genomen. Vanaf dat moment moest ik alsnog die vernederende ster gaan dragen. Dat heb ik gevoeld als verraad aan mijn ouders. Met meneer en mevrouw Van Dijk kwam ik op 6 november 1942 hier in Westerbork aan. Die aankomst was verbijsterend, eentje van hoop naar hel. Van baby tot en met oude mensen werd uit de trein gesmeten, met de bagage, in regen en modder. Nooit zal ik die paniek, die wanhoop, die stank vergeten. Uiteindelijk heb ik de oorlog overleefd door allerlei bijzondere vormen van hulp. Mede daardoor was ik in staat een verantwoordelijke plaats in de maatschappij in te nemen.
De bevrijding was voor velen met mij, geen bevrijding, zoals wij later ook hebben moeten ervaren. Weliswaar richtten wij ons op het materiële en op het economische herstel, maar als vanouds zou het nooit meer worden. De aandacht ging, eerst sluipenderwijs en vervolgens in steeds toenemend tempo, naar het materiële welzijn. Het leek erop dat dat het alles bepalende was. Wij hebben ons niet gerealiseerd dat dat materiële slechts kon worden genoten vanuit het immateriële, het geestelijke. De gevolgen zijn desastreus en hebben een onvoorstelbare omvang aangenomen. Eén van die gevolgen is dat velen van ons niet tevreden, niet voldaan zijn met wat ze al hebben en steeds méér willen. Dat is zelfs al normaal geworden. De vrije markt roept op zijn minst de schijn op daarop te zijn gebaseerd. En gelooft u dat niet, dan moet u maar eens vijf minuten naar de reclame kijken of luisteren!
Het komt erop neer dat wij onszelf niet bevrijd hebben. Integendeel; we zitten gevangen in onze eigen cocon. Zeer velen onder ons hebben het vertrouwen verloren in de maatschappij als zodanig, in onszelf en in elkaar. Je bent wat, als je veel hebt en werkt aan meer. Desnoods vreten we daarmee de aarde op. Dat is de harde werkelijkheid van nu, in schrille tegenstelling met onze voornemens in en na de Tweede Wereldoorlog. Getuige onder meer de oprichting van de VN en hun devies One world or none en dichter bij huis het Nooit meer Auschwitz. Wij hebben dus ook het positieve in ons! En zullen dat weer moeten leren benutten. We zullen moeten weten hoe het in vredesnaam mogelijk is geweest, en wederom is, dat die harde werkelijkheid onze gemeenschappelijke, sociale instelling van toen heeft overwoekerd.
Kennen wij eenmaal de oorzaken, dan kunnen wij weer onze echte waarden, zoals goede trouw, samenspel, empathie en respect, onderkennen en hanteren. Die moeten als het ware worden geïntegreerd in ons denken en in onze educatie. Er zijn gelukkig tekenen die erop wijzen dat een tegenstroom op gang komt, tegen de waanzin van het louter materialistisch denken. Ik noem in dit verband Stephane Hessel, een wereldberoemde Franse verzetsheld, met onder andere zijn boekje Doe er iets aan!. En een vergelijkbare oproep die onze landgenoot Jan Terlouw onlangs aan ons allen heeft gedaan. Dat moet en kan ons helpen om ons in die tegenstroom te wagen. Ik hoop dat u met mij overdenkt en herdenkt met een overtuiging dat wij het tij nog kunnen keren, juist door die andere kant van ons mensen. De kant, waarmee de mens vele crises heeft overwonnen. Niet de kant van het hebben, maar die van het zijn. Juist mét de anderen.