Onwettige uitoefening van het beroep van boekhouder : de rechtspraak in 2011

Vergelijkbare documenten
I. INFORMATIE AAN NOTARISSEN

Vonnissen en Arresten sedert 1999 inzake illegale uitoefening van het wettelijk beschermd beroep van erkend boekhouder

Btw-plicht notarissen en gerechtsdeurwaarders vanaf 2012: concrete uitwerking

Selectie van vonnissen en arresten sedert 1999 inzake illegale uitoefening van het wettelijk beschermd beroep van erkend boekhouder

BIBF heeft nieuw stagereglement voor stagiairs boekhouders

Wie valt onder de BTW-plicht?

Selectie van vonnissen en arresten sedert 1999 inzake illegale uitoefening van het wettelijk beschermd beroep van erkend boekhouder

De nieuwe wet «Aandeelhoudersrechten»

DEFINITIEVE REGELING VOORSCHOTFACTUREN

Onwettige uitoefening van boekhoudactiviteiten de rechtspraak in 2012

DEFINITIEVE REGELING VOORSCHOTFACTUREN

Gehoord de uiteenzetting van appellante en haar raadsman ter zitting; Gelet op de neergelegde stukken en het grievenschrift van appellante.

VOORAFGAANDE OPMERKING

Academische zitting van 12 juni : de boekhouder-fiscalist en de uitdagingen voor de toekomst

BOEKHOUDKUNDIGE BEDIENDE KAN NU OOK LID VAN HET BIBF WORDEN

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

Belastingwijzer btw. Ragheno Business Park

van advocaten vanaf 1 januari Een kort overzicht van de het btw-statuut van de advocaat

AANVRAAG TOT INSCHRIJVING VAN EEN RECHTSPERSOON (Terug te sturen per aangetekend schrijven ter attentie van de voorzitter van de Uitvoerende Kamer)

Hof van Cassatie van België

belastingplicht Wanneer vangt de belastingplichtige activiteit aan? 1) art 4 W.BTW : éénieder die... geregeld... belastbare handelingen stelt

Jurisdictie: Nederlandstalige Kamer van Beroep Datum: 21/07/2011 beslissing: op tegenspraak beslissingsnr.: KvB 679

OVEREENKOMST TUSSEN ADVOCAAT EN CLIËNT TUSSEN: ... Verder genoemd de advocaat EN: ... Verder genoemd de cliënt WORDT OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT:

Beslissing ET van 19 december 2012 Nieuwe regels inzake opeisbaarheid van btw Overgangsbepalingen

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

FLASH. Onwettige uitoefening van het beroep van zelfstandig boekhouder (-fiscalist) voor rekening van derden. Overzicht van tien jaar rechtspraak

Verantwoordelijke uitgever: Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten. ERKEND BOEKHOUDER-FISCALIST WORdEN

Art. 3. Elke belastingplichtige, gehouden tot het indienen

Op diensten van Advocaat moeten voortaan BTW betaald

Voor het deel dat niet werd opgenomen in het bedrijfsvermogen heeft hij, op definitieve wijze, geen enkel recht op aftrek.

Pro memorie: nieuwe regels voor de opeisbaarheid van btw

* * * Gezien de stukken van het door de Raad samengestelde en aan de Tuchtcommissie toegezonden dossiers; * * *

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

'Voorschotfacturen' : soepele regeling vanaf 2015

SEMINARIE 05/05/2018. Een inleiding

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

Overeenkomst tussen advocaat en private cliënt

Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari Art. 4. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Wet van 27 mei 2013 : INLEIDING Wijzigt o.a. Wet 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO) Responsabilisering economische

Àfschrift van Pen m :i t ten. tende ter griffie. ,!1er rechtbdllh ;,an c. t.'.sh.: a1j11 cg te;: Lcu 1cn.

Hof van Cassatie van België

01/10/ seminarie stagiairs 1

Advocaat zal vanaf 2014 BTW moeten rekenen. Nieuwe verplichtingen vanaf 2014

AANVRAAG TOT INSCHRIJVING OP HET TABLEAU VAN DE INTERNE BOEKHOUDERS BIBF

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees


RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

Wijziging van de declaratieve btw-verplichtingen met ingang van 1 januari 2010

Word boekhouder-fiscalist, een digitaal & menselijk beroep Frank Haemers. Juridische dienst BIBF

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees

RECHTSBIJSTAND. Hoofdstuk 5. Art.21. Voorafgaandelijke bepaling

Overzicht. 1. Wat is BTW?

Overeenkomst tussen advocaat en private cliënt

3. OPDRACHTBRIEF. Tussen de ondergetekenden: Danielle Arijs BIBF Ondernemingsnummer Als mandataris van A & D BOEKHOUDASS GCV

De vragen in rubriek 4 van deze vragenlijsten kunnen in volgende thema s worden onderverdeeld:

Hof van Cassatie van België

TOEGANG TOT BEROEP VAN BOEKHOUDER OF BOEKHOUDER-FISCALIST DOOR EEN ONDERDAAN VAN EEN ANDERE LIDSTAAT VAN DE EUROPSESE UNIE 2. Richtlijn 2005/36/EU

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

Datum van inontvangstneming : 11/08/2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

ERKEND BOEKHOUDER-FISCALIST WORDEN. Verantwoordelijke uitgever: Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

Jurisdictie: Nederlandstalige Kamer van Beroep Datum: 28/09/2010 beslissing: op tegenspraak beslissingsnr.: KvB 618

Instelling. Onderwerp. Datum

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen p.1 Dossiernr 18M zaal 20 Vonnisnr /

SAMENWERKEN MET EEN BOEKHOUDER-FISCALIST

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 2 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A007621

COMMISSIE VOOR FINANCIËLE HULP AAN SLACHTOFFERS VAN OPZETTELIJKE GEWELDDADEN EN AAN DE OCCASIONELE REDDERS

1. Btw voor notarissen en gerechtsdeurwaarders positieve btw-herziening

EEN geslaagd PROjECT!

ADVOCATEN EN BTW. Gonda Schelfhaut en Stijn Vastmans!

Overeenkomst tussen Blienberg Advocaten en cliënt. Blienberg Advocaten met maatschappelijke zetel aan de Brusselstraat 7 te 2018 Antwerpen

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LEUVEN VAN 15 FEBRUARI 2016

Nieuwe facturatieregels vanaf 2013

Overeenkomst tussen Blienberg Advocaten en cliënt. Blienberg Advocaten met maatschappelijke zetel aan de Brusselstraat 7 te 2018 Antwerpen

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen, KAMER 1 Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ A008786

Wetboek van 30 november 1939 der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Vlaams Gewest)

De inkomsten uit de deeleconomie

Beslissing van de Tuchtcommissie Nederlandstalige Kamer (art. 58 van de wet van 22 juli 1953 houdende de oprichting van het IBR)

Circulaire 2019/C/18 betreffende de belastingplicht van erkende ondernemingsloketten

rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen

Btw 6% op renovatiewerken: 5 jaar wordt 10 jaar overgangsbepalingen!

Inhoudstafel. Woord vooraf 13. Hoofdstuk 1 Recht op aftrek, herziening van de aftrek en gemengde btw-belastingplicht 15

FLASH. Aftrek van onroerende kosten van vennootschappen : stand van zaken I N H O U D

Inhoudstafel. Voorwoord... Hoofdstuk I. Btw: De Europese achtergrond van de btw Hoofdstuk II. De advocaat als belastingplichtige...

SAMENWERKINGSAKKOORD tussen de Federale Overheid en het Vlaamse Gewest met betrekking tot de regularisatie van niet uitsplitsbare bedragen.

Toepassing van de BTW op verrichte handelingen inzake klinische proeven

Advocaten en btw Forum Gent 11/02/2014

Overzicht. 1. Wat is BTW?

DIGITALE VERWERKING VAN VERKEERSBOETES

Hof van Cassatie van België

CORRECTIONELE RECHTBANK ANTWERPEN AFDELING MECHELEN Not. nr. ME66.L Ooenbare terechtzittina van : 30 april 2015.

HERVORMING STATUUT HYPOTHEEKBEWAARDER

Politierechtbank Antwerpen, afdeling Turnhout, Zaal A - 8e Kamer Vonnis. Uitgifte p. 1. Niet aan te bieden aan de ontvanger 2019/ T003036

UITVOERENDE KAMER VAN HET BEROEPSINSTITUUT VAN VASTGOEDMAKELAARS

STAGEOVEREENKOMST 1 PRAKTISCHE INSTRUCTIES:

Hof van beroep Antwerpen

STAGEOVEREENKOMST 1 2

NIEUWE BTW FACTURATIE REGELS VANAF 01/01/13

De fiches praktisch bekeken

Transcriptie:

BIBF Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten INHOUD p. 1/ Onwettige uitoefening van het beroep van boekhouder : de rechtspraak in 2011 p. 5/ Btw op de prestaties van notarissen en gerechtsdeurwaarders vanaf 1 januari 2012 Onwettige uitoefening van het beroep van boekhouder : de rechtspraak in 2011 Inleiding In de voorgaande jaren heeft het Instituut in een aantal uitgebreide artikelen 1 niet alleen een overzicht gegeven van de evolutie van de rechtspraak in deze materie maar ook gewezen op het feit dat in de strijd tegen de inbreuken op hun monopolie de medewerking van de boekhouders(-fiscalisten) BIBF noodzakelijk is. Thans knoopt het Instituut weer aan met de gewoonte om elk jaar een overzicht te geven van de beslissingen van de hoven en rechtbanken. Deze beslissingen vertegenwoordigen slechts een deel van het werk van het Instituut. Het merendeel van de dossiers die elk jaar worden geopend voor onwettige uitoefening van het beroep of onwettig voeren van de titel van boekhouder(-fiscalist) eindigt niet voor de hoven of rechtbanken. Het openbaar ministerie kan beslissen het dossier te seponeren, de betrokkenen tonen aan dat zij het beroep niet uitoefenen of dat zij zich schikken naar de wet 1 Pacioli, nr. 237, 17-30 september 2007, p. 1-8 ; Pacioli nr. 300, 2-15 augustus 2010, p. 1-6 ; Pacioli, nr. 319, 9-22 mei 2011, p. 4-6. door aanpassing van de statuten of de inschrijvingen bij de btw/kbo of hun activiteiten stoppen of zich inschrijven op de lijst van stagiairs. De minnelijke afhandeling van het dossier is steeds gekoppeld aan het betalen van een schadevergoeding aan het Instituut en dus uiteindelijk aan de leden. Sinds enkele jaren is de vrijspraak zeer uitzonderlijk. In aantal gevallen zien we wel een opschorting van de uitspraak 2. Deze opschorting heeft als doel te vermijden dat de veroordeelde te ernstige maatschappelijke en professionele gevolgen ondervindt van een veroordeling. De opschorting is echter wel een vaststelling van schuld en laat het Instituut ook toe een vergoeding te vorderen en krijgen voor de door haar geleden materiële en morele schade. In de strijd tegen de onwettige uitoefening van het beroep of de uitoefening van het beroep door een lid die tuchtrechtelijk geschorst is staat het Instituut niet alleen. In het kader van opbouwen van de bewijslast doet het Instituut regelmatig beroep op 2 Zie wet van 11 juni 1964 betreffende de opschorting, uitstel en probatie. P 309340 Afgiftekantoor 9000 Gent X Tweewekelijks Verschijnt niet in de weken 28-33 1

de inspectiediensten van FOD Economie. Wij kunnen niet genoeg herhalen dat hun werk een onmisbare ondersteuning is. Hieronder vindt u een overzicht van beslissingen van zowel Nederlandstalige als Franstalige correctionele kamers van hoven en rechtbanken. Het kan gebeuren dat deze uitspraken tot stand zijn gekomen zonder tussenkomst van het Instituut en wij hiervan slechts kennis krijgen door een mededeling van het openbaar ministerie of via een publicatie in pers of het Belgisch Staatsblad. 1. Rechtbank van eerste aanleg van Bergen, 6 de correctionele kamer 7 januari 2011 De correctionele rechtbank van Bergen berechtte een natuurlijke persoon, maar het Instituut werd niet in kennis gesteld van de dagvaarding van betrokkene. Beklaagde werd opschorting van de uitspraak gedurende vier jaar verleend. Hij erkende de feiten en heeft zijn boekhoudkundige activiteiten stopgezet. Ons Instituut kon zich geen burgerlijke partij stellen tijdens het geding maar zal erop toezien dat de beklaagde de schade vergoedt. 2. Rechtbank van eerste aanleg van Namen, 12 de correctionele kamer 12 januari 2011 De gedaagde natuurlijke persoon was voorheen stagiair bij het Instituut en was het beroep blijven uitoefenen ondanks de tuchtrechtelijke schrapping die hem werd opgelegd. Om zijn sociale en economische uitsluiting te vermijden, werd beklaagde opschorting van de uitspraak gedurende drie jaar verleend. De rechtbank sprak de verbeurdverklaring met uitstel van drie jaar uit van een bedrag van meer dan 29 000 euro, de monetaire tegenwaarde van de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de inbreuk, zijnde de onwettige uitoefening van het beroep, werden getrokken. Op burgerrechtelijk vlak kende de rechtbank aan het BIBF een bedrag toe van 1 030 euro als materiële schadevergoeding en van 1 euro als morele schadevergoeding. Beklaagde werd eveneens veroordeeld tot betaling van een bedrag van 400 euro rechtsplegingsvergoeding. 3. Rechtbank van eerste aanleg van Charleroi, 11 de correctionele kamer 19 januari 2011 Beklaagde was door het Instituut geschrapt. De rechtbank veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van 1 jaar (hij werd vervolgd voor andere feiten dan de onwettige uitoefening van het beroep van boekhouder) en tot 550 euro geldboete, niet alleen wegens de onwettige uitoefening van het beroep na zijn tuchtrechtelijke schrapping, maar ook wegens de uitoefening van het beroep gedurende een periode van tuchtrechtelijke schorsing. Op burgerrechtelijk vlak veroordeelde de rechtbank hem tot betaling aan het Instituut van een bedrag van 2 335 euro als materiële schadevergoeding en van 400 euro als morele schadevergoeding. Het vonnis werd gewezen bij verstek en beklaagde heeft er verzet tegen aangetekend. 4. Rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, Kamer 4C 26 januari 2011 Beklaagden (twee vennootschappen en twee natuurlijke personen) leverden prestaties als boekhouder. Een van de beklaagden was een gewezen accountant en dus zeer goed op de hoogte van de toepasselijke wetgeving. Een andere beklaagde werd al eerder veroordeeld voor gelijkaardige feiten. Beklaagden werden vervolgd voor inbreuken op de beroepsreglementering. Op 26 januari 2011 oordeelde de rechtbank te Antwerpen: «De feiten zijn ernstig en ondergraven het rechtmatig vertrouwen dat de gemeenschap mag hebben in boekhouders. Bovendien wordt oneerlijke concurrentie gevoerd ten aanzien van boekhouders zich wel wetsconform gedragen.» De rechtbank veroordeelde elk van de beklaagde tot een geldboete van 500,00 euro (verhoogd met de opdeciemen = 2 750 euro). Voor de vennootschappen en één van de beklaagden was dit voor de helft met uitstel en dus bedraagt de effectieve boete 250,00 euro (1 375 euro). 2

Alle beklaagden dienen aan het BIBF een materiele schadevergoeding te betalen en dit ten belope van de niet-betaalde ledenbijdragen voor de periode waarin de inbreuken gepleegd werden (in totaal 5 417 euro) en een morele schadevergoeding van één euro per beklaagde. 5. Rechtbank van eerste aanleg van Charleroi, 6 de correctionele kamer 2 mei 2011 De rechtbank besliste dat beklaagde (die sinds 1993 onwettig het beroep uitoefende) wel degelijk boekhoudkundige activiteiten verrichtte, inzonderheid door het ingeven van facturen in een informaticabestand. De rechtbank veroordeelde hem tot een geldboete van 1 100 euro. Op burgerrechtelijk vlak werd hij veroordeeld tot betaling aan het Instituut van een bedrag van 4 387,52 euro als materiële schadevergoeding en van 500 euro als morele schadevergoeding. De morele schade betrof de aantasting van de geloofwaardigheid van het beroep van boekhouder. Beklaagde stelde tegen die beslissing beroep in. 6. Rechtbank van eerste aanleg van Tongeren 6 mei 2011 Na vaststelling van de inbreuken wordt beklaagde veroordeeld tot een geldboete van 500,00 euro, waarvan de helft met uitstel en dus de effectieve boete bedraagt 250,00 euro (1 375 euro). Het Instituut werd niet in kennis gesteld van de dagvaarding en kon zich dus geen burgerlijke partij stellen. Een afzonderlijke procedure werd opgestart. 7. Rechtbank van eerste aanleg van Brugge, 16 e kamer 11 mei 2011 Beklaagde en haar vennootschap gaven zich uit voor stagiair boekhouder (ook op hun documenten) en op deze manier trachten zij te kunnen werken o.a. voor erkende boekhouders. De rechtbank was van oordeel: «Het zich aanmatigen van een beroep waarvoor men in werkelijkheid niet de erkenning bezit is bijzonder laakbaar en kan ernstige gevolgen hebben voor het economische verkeer». De rechtbank veroordeelde de beklaagden tot een effectieve geldboete van respectievelijk 300,00 euro en (verhoogd met de opdeciemen = 1 650 euro) en 500,00 euro (verhoogd met de opdeciemen = 2 750 euro). Alle beklaagden dienen aan het BIBF een materiele schadevergoeding te betalen en dit ten belope van de niet-betaalde ledenbijdragen voor de periode waarin de inbreuken gepleegd werden (in totaal 2 655 euro) en een morele schadevergoeding van één euro per beklaagde. Beklaagden werden tevens veroordeeld tot de kosten van de bekendmaking van het vonnis in «De Tijd» en «De Standaard». 8. Rechtbank van eerste aanleg van Namen, 12 de correctionele kamer 25 mei 2011 Een vennootschap en de zaakvoerder ervan werden vervolgd. De zaakvoerder was voorheen stagiair bij het Instituut maar bleef het beroep uitoefenen, niettegenstaande hij weggelaten werd van de lijst van de stagiairs. Beklaagde werd opschorting van de uitspraak gedurende drie jaar verleend. De rechtbank sprak de verbeurdverklaring met uitstel van drie jaar uit van een bedrag van 73 938 euro (vennootschap) en 81 948 euro (zaakvoerder), zijnde de monetaire tegenwaarde van de vermogensvoordelen die rechtstreeks uit de inbreuk, zijnde de onwettige uitoefening van het beroep, werden getrokken. Op burgerrechtelijk vlak kende de rechtbank aan het BIBF een bedrag toe van 1 500 euro als materiële schadevergoeding en van 1 euro als morele schadevergoeding. Tevens werden de beklaagden veroordeeld tot betaling van 400 euro rechtsplegingsvergoeding. 9. Rechtbank van eerste aanleg van Brussel, 52 e kamer 23 september 2011 Beklaagde werd vervolgd voor ernstige frauduleuze activiteiten. In het kader hiervan werd tevens vastgesteld dat beklaagde zich ook uitgaf voor boekhouder en boekhoudkundige prestaties voor derden verrichte. De rechtbank was van oordeel dat zij, bij het bepalen van de strafmaat, rekening diende te houden met het feit dat «beklaagde gedurende een lange 3

periode op onwettige wijze het beroep van boekhouder uitoefende en er niet voor terugdeinsde tal van valse stukken op te stellen in de hoop het illegaal optreden te maskeren. Daar de beklaagde blijk gegeven heeft niet in staat te zijn op een correcte manier deel te nemen aan het economisch leven dient ten einde zowel beklaagde als de maatschappij te beschermen tegen nieuwe en/of andere economische initiatieven van deze een beroepsverbod te worden opgelegd». Het geheel van de feiten gaf aanleiding tot een hoofdgevangenisstraf van 3 jaar en een geldboete van 2 000 euro (= 11 000 euro) en een beroepsverbod van 9 jaar. Aan het BIBF werd een schadevergoeding van 3 226,25 euro (2 726,25 euro materieel en 500,00 euro moreel) toegekend. Het dossier werd bij verstek behandeld. Er werd verzet aangetekend. 10. Rechtbank van eerste aanleg van Kortrijk, 9 e kamer 18 oktober 2011 De beklaagde was voorheen erkend boekhouder, maar werd door het BIBF in 2006 weggelaten van het tableau. Toch bleef betrokkene verder boekhoudingen doen voor rekening van derden, alsook de titel en het nummer als erkend boekhouder gebruiken. De rechtbank was van oordeel dat na vaststelling van dat «beklaagde in de geïncrimineerde periode onrechtmatig het beroep van boekhouder uitoefende en zich ten onrechte voordeed als zijnde erkend boekhouder. Het is net dit soort praktijken dat wordt beteugeld : zich ten onrechte voordoen als zijnde erkend door het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten waardoor klanten in de waan worden gebracht dat zij te doen hebben met een gecontroleerd en erkend boekhouder.» De feiten bewezen zijnde, veroordeelt de rechtbank de beklaagde tot een geldboete van 200,00 euro (vermeerderd met opdeciemen 1 100 euro) waarvan de helft effectief (550,00 euro) en tot betaling aan het BIBF van een bedrag van 1 685,00 euro als materiële schadevergoeding en 1,00 euro als morele schadevergoeding. Tegen deze beschikking werd beroep aangetekend door de beklaagde. 11. Rechtbank van eerste aanleg van Mechelen, 11 e kamer 30 november 2011 De beklaagde was voorheen erkend boekhouder, maar werd door het BIBF in 2005 weggelaten van het tableau. Toch bleef betrokkene verder boekhoudingen doen voor rekening van derden, alsook de titel en het nummer als erkend boekhouder gebruiken. De rechtbank was van oordeel dat na vaststelling van dat «de feiten ernstig zijn en getuigen in hoofde van beklaagde van een gebrek aan normbesef en aan respect voor de beslissing van het Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten.» De feiten bewezen zijnde, veroordeelt de rechtbank de beklaagde tot een gevangenisstraf van 8 dagen (met uitstel) en een geldboete van 200,00 euro (vermeerderd met opdeciemen 1 100 euro) en tot betaling aan het BIBF van 1 000,00 euro als morele schadevergoeding. 12. Hof van beroep te Bergen, 3 de correctionele kamer 13 december 2011 Dit arrest bevestigde het in eerste aanleg uitgesproken vonnis dat de beklaagde vrijsprak van de onwettige uitoefening van het beroep, om reden dat de vennootschap, waarvan beklaagde mandataris was, zelf werd vrijgesproken van deze tenlastelegging. Besluit De strijd tegen de onwettige uitoefening van het beroep is een werk van lange adem en voortdurende zorg voor uw Instituut. Het moet vastgesteld worden dat er een grote vraag is naar boekhoudkundige dienstverlening en dat er steeds mensen zijn die zich op die markt willen begeven doch zonder enige erkenning daartoe. Tevens zijn er nog tal van ondernemingen die niet weten dat het beroep gereglementeerd is en die hun boekhouding toevertrouwen aan mensen die niet bekwaam zijn, die geen permanente vorming doen en al evenmin een beroepsaansprakelijkheidsverzekering hebben. We kunnen niet genoeg blijven herhalen dat U (boekhouder, accountant, bedrijfsrevisor, advocaat, magistraat, ambtenaar, ondernemingsadviseur, ) ons, het beroep in het geheel en de ondernemingen 4

kan helpen door ons alle twijfelgevallen die u beroepshalve tegenkomt te melden aan het Instituut en/of het bevoegde parket en door de ondernemingen waarmee u te maken heeft te wijzen op het belang van de keuze voor een beroepsbeoefenaar die wettelijk gemachtigd is hun boekhouding bij te houden. Wij wijzen hierbij op het feit dat u via www.bibf.be / boekhouder zoeken steeds kan opzoeken of een boekhouder al dan niet erkend is. Deze gegevens worden in «real time» bijgehouden en zijn dus steeds up-to-date. Dank voor uw aandacht en medewerking. Dienst opsporing onwettige uitoefening: Frank HAEMERS (NL) : frank.haemers@bibf.be Sven ANDERSEN (FR+DE) : sven.andersen@ipcf.be Btw op de prestaties van notarissen en gerechtsdeurwaarders vanaf 1 januari 2012 1. Probleemstelling Sinds 1 januari 2012 zijn de erelonen van notarissen en gerechtsdeurwaarders aan de btw onderworpen tegen het tarief van 21%. De problemen die door deze wetswijziging worden veroorzaakt houden voornamelijk verband met de maatstaf van heffing, het tijdstip waarop de belasting verschuldigd is, sommige declaratieve verplichtingen en de herziening van de aftrek van de voorbelasting op de uitgaven gedaan vóór 1 januari 2012. 2. Maatstaf van heffing De wettelijke bepalingen die gelden voor alle andere belastingplichtigen die btw aanrekenen met recht op aftrek van de voorbelasting, zijn nu ook van toepassing op de notarissen en gerechtsdeurwaarders. De bepaling van de maatstaf van heffing wijkt dus niet af van die bepalingen. Een bijzonderheid, in casu, is de verwijdering van de belastingen, rechten, heffingen en taksen (die volgens artikel 26 WBTW deel moeten uitmaken van de maatstaf van heffing) uit de kosten. Deze kosten behoren, wanneer het voorschotten zijn, niet tot de maatstaf van heffing, in toepassing van artikel 28, 5 WBTW. 2.1. Kosten die deel uitmaken van de maatstaf van heffing Naast het ereloon moeten alle gemaakte en aan de cliënten doorgerekende kosten, met inbegrip van de belastingen en heffingen, in de maatstaf van heffing worden opgenomen, zodra die kosten ten laste zijn van de notaris of gerechtsdeurwaarder en van de cliënten worden teruggevorderd. Dienaangaande is het irrelevant of die kosten al dan niet afzonderlijk in rekening worden gebracht. Bestanddelen die deel uitmaken van de belastbare grondslag van de notarissen zijn onder meer : kosten m.b.t. het recht op geschriften; kosten m.b.t. de aflevering van een OVAM-attest; kosten m.b.t. de aflevering van een BIM-attest; de kosten m.b.t. de aflevering van een kadastraal uittreksel; kosten m.b.t. de inschrijvingen in de centrale registers van testamenten en huwelijksovereenkomsten. 2.2. Kosten die geen deel uitmaken van de maatstaf van heffing voorschotten De kosten die door de notaris of de gerechtsdeurwaarder worden gemaakt in naam en voor rekening van de cliënten, kunnen als voorschotten 5

worden beschouwd die, aldus, geen deel uitmaken van de maatstaf van heffing, mits ze rechtstreeks op naam en voor rekening van de medecontractant worden gefactureerd. Meer bepaald kan een door een notaris of gerechtsdeurwaarder betaalde taks, recht of belasting alleen als een voorschot worden beschouwd wanneer de betaling werd gedaan in naam van de cliënt die er persoonlijk ten aanzien van de bevoegde overheid schuldenaar van is en die uitgave voor het juiste bedrag aan de cliënt wordt doorgerekend. Of de cliënt al dan niet schuldenaar is van de voormelde taksen, rechten of belastingen, moet bepaald worden op zicht van de desbetreffende wetten, decreten, ordonnanties en regelgevingen. Na overleg met de Koninklijke Federatie van het Belgisch Notariaat, aanvaardt de administratie dat de volgende kosten kunnen beschouwd worden als voorschotten die geen deel uitmaken van de maatstaf van heffing : registratierechten m.b.t. te registreren akten; hypotheekrecht en erelonen van de hypotheekbewaarder bij hypothecaire inschrijving; erelonen van de hypotheekbewaarder bij overschrijving van aktes die overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van de hypotheekwet onderworpen zijn aan de formaliteit van de overschrijving; kosten van doorhaling van een hypothecaire inschrijving, overschrijving of kantmelding; het rolrecht; kosten van publicatie in het Belgisch Staatsblad van vennootschapsakten op voorwaarde dat de factuur van het Belgisch Staatsblad rechtstreeks wordt opgemaakt op naam van de client. 3. Tijstip waarop de belasting verschuldigd is 3.1. Principe Overeenkomstig artikel 22 WBTW is de btw verschuldigd op het tijdstip waarop de dienst van de notaris of de gerechtsdeurwaarder is voltooid. Maar indien de prijs wordt gefactureerd of ontvangen vóór dat tijdstip waarop de dienst is voltooid, dan is de btw verschuldigd over het gefactureerde of ontvangen bedrag. 3.2. Notarissen Volgens de administratie is de belasting opeisbaar : op het ogenblik van het verlijden van de akte; wat de openbare verkopen betreft, op het ogenblik dat de verkoop definitief tot stand komt; voor de andere dienstverrichtingen (aangiften van nalatenschap, legalisatie van documenten, adviezen) op het tijdstip van de voltooiing van de dienst. Maar indien een incassering of facturatie gebeurt vóór de voormelde tijdstippen, is de btw verschuldigd bij de incassering of facturatie en tot beloop van het geïncasseerde of gefactureerde bedrag. De administratie is van oordeel dat de storting van een provisie geen incassering is voor de bepaling van het tijdstip waarop de btw verschuldigd is. 3.3. Gerechtsdeurwaarders Twee situatietypes moeten worden onderscheiden : de eerste situatie is de normale situatie waarbij de opdrachtgever eveneens degene is die de door de gerechtsdeurwaarder verrichte dienst betaalt (type A); de tweede situatie is de specifieke situatie waarbij een andere persoon dan de opdrachtgever (persoon aangeduid als debiteur volgens het gerechtelijk recht) de door de gerechtsdeurwaarder verrichte dienst betaalt (type B). Voor de prestaties van type A dient het sub punt 3.1. uiteengezet principe te worden toegepast. Voor de prestaties van type B wordt de btw opeisbaar naarmate de inning van de belasting die begrepen is in de geïnde bedragen. Voor de prestaties van type B, zal de administratie aanvaarden dat de gerechtsdeurwaarder geen factuur uitreikt aan zijn opdrachtgever, tenzij laatstgenoemde daarom uitdrukkelijk verzoekt. Er mag echter nooit een factuur worden uitgereikt aan degene die de betaling daadwerkelijk doet, omdat deze persoon niet als medecontractant kan aanzien worden voor de toepassing van de btw. De administratie aanvaardt dat de btw verschuldigd wordt naarmate van de incassering van de prijs, ongeacht of er al dan niet aan de opdrachtgever een factuur werd uitgereikt. 6

4. Enkele btw-verplichtingen 4.1. Identificatienummer De toekenning van een btw-identificatienummer moet, in de regel, door middel van een formulier «aanvang van activiteit» (604 A), worden aangevraagd op het plaatselijk btw-controlekantoor waaronder de notaris of de gerechtsdeurwaarder ressorteert. 4.2. Periodieke aangiften 4.2.1. Principe De notaris of de gerechtsdeurwaarder moet periodieke maand- of kwartaalaangiften indienen volgens de gebruikelijke regels (omzet, termijnen, periodiciteit, enz.). 4.2.2. Tijdelijke toleranties De administratie staat de volgende overgangsmaatregelen toe : Maandaangiften : opname van de handelingen van januari, februari en maart 2012 in de aangifte betreffende de handelingen van april 2012, die uiterlijk 20 mei 2012 moet ingediend worden. Vereist is evenwel dat er voor de maanden januari, februari en maart 2012, met uiterste data van indiening respectievelijk op 20 februari, 20 maart en 20 april 2012, een nihilaangifte wordt ingediend; Kwartaalaangiften : samenvoeging van de handelingen van het eerste en het tweede kwartaal 2012 in de aangifte betreffende de handelingen van april, mei en juni 2012, die uiterlijk 20 juli 2012 moet worden ingediend. Ook hier moet voor het eerste kwartaal, uiterlijk op 20 april 2012, een nihilaangifte worden ingediend. Deze toleranties zijn facultatief. De notarissen en gerechtsdeurwaarders mogen meteen de normale regels toepassen. Bovendien aanvaardt de administratie, voor de maandaangiften, dat de handelingen van januari en februari 2012 samen worden opgenomen in de aangifte over februari 2012, die uiterlijk op 20 maart 2012 moet worden ingediend, mits voor de handelingen van januari 2012 en uiterlijk op 20 februari een nihilaangifte werd ingediend. Vanaf de aangifte betreffende de handelingen van maart 2012 (in te dienen ten laatste op 20 april) 2012) moeten dan de normale regels worden toegepast. De administratie aanvaardt eveneens, voor wat de maandaangiften betreft, dat de handelingen van januari, februari en maart 2012 opgenomen worden in de aangifte over de maand maart 2012, die uiterlijk op 20 april 2012 moet ingediend worden. Voor de maanden januari en februari 2012 moeten dan, uiterlijk op 20 februari en 20 maart, nihilaangiften worden ingediend. De aangiften over de maanden april en volgende, zijn vervolgens onderworpen aan de normale regels. 4.3. Facturatie 4.3.1. Principe Overeenkomstig artikel 4 van het KB nr. 1 moet de factuur worden uitgereikt uiterlijk de vijfde werkdag van de maand na die waarin de btw opeisbaar is geworden over het geheel of een deel van de prijs (zie punt 3.). 4.3.2. Tijdelijke toleranties De administratie aanvaardt, bij wijze van overgang, dat de handelingen van januari, februari en maart 2012 pas uiterlijk tegen 30 april 2012 worden gefactureerd. Het is evenwel toegestaan dat er eerder gefactureerd wordt volgens het sub punt 4.3.1. uiteengezet principe. Wanneer de notaris of gerechtsdeurwaarder evenwel afziet van de sub punt 4.2. bedoelde tolerantie met betrekking tot de indiening van de periodieke aangiften, blijven de wettelijke data voor de uitreiking van de facturen gelden, met name de vijfde werkdag van de maand na die waarin de btw opeisbaar is geworden. Dit betekent dat, wanneer een maandaangever beslist om de handelingen van januari en februari 2012 op te nemen in de aangifte betreffende februari die uiterlijk 20 maart 2012 moet worden ingediend, de facturen betreffende de handelingen van januari uiterlijk op 29 februari 2012 en deze betreffende de handelingen van februari uiterlijk de vijfde werkdag van maart 2012 dienen uitgereikt te worden. 7

5. Aftrek van de voorbelasting geheven vóór 1 januari 2012 5.1. Principe In het Belgisch Staatsblad van 23 januari 2012 werd een wijziging van artikel 22 van het KB nr. 3 gepubliceerd. Daarin wordt, ten gunste van de notarissen en gerechtsdeurwaarders, de mogelijkheid voorzien om de aftrek van de voorbelasting te regulariseren voor : de andere goederen en diensten dan bedrijfsmiddelen, die nog niet werden gebruikt of verbruikt op 1 januari 2012; de bedrijfsmiddelen die op 1 januari 2012 nog bestaan, voor zover die goederen nog bruikbaar zijn en de termijn voor de herziening van de aftrek van 5 jaar of 15 jaar, naargelang de aard van het bedrijfsmiddel, nog niet verstreken is (ten belope van de niet verstreken vijfden en vijftienden). 5.2. Modaliteiten Deze regularisatie in het voordeel van de belastingplichtige is onderworpen aan de inachtneming van volgende voorschriften : opmaken van een inventaris; begrenzing van het bedrag van de regularisatie in het voordeel van de belastingplichtige. 5.3.1. Inventaris De notaris of gerechtsdeurwaarder moet een inventaris opmaken en bij het plaatselijk btw-controlekantoor indienen volgens de volgende modaliteiten : in twee exemplaren; gedetailleerde uiteenzetting van de goederen en diensten die in aanmerking komen voor de herziening; datum en nummer van de facturen; maatstaf van heffing; te regulariseren bedrag; indiening uiterlijk op het einde van het aangiftetijdvak dat volgt op de effectief toegepaste tolerantieperiode (4.2.2.) (hetzij uiterlijk eind juni 2012 voor de kwartaalaangevers en uiterlijk eind april 2012 voor de maandaangevers die volledig gebruik gemaakt hebben van de tolerantieperiode). Wanneer de inventaris niet binnen de gestelde termijn is ingediend, zal de regularisatie pas in de volgende aangifte kunnen gebeuren. 5.3.2. Begrenzing van het bedrag van de regularisatie in het voordeel van de belastingplichtige De uit voormelde inventaris resulterende regularisatie in het voordeel van de belastingplichtige kan in de periodieke aangifte geen aanleiding geven tot een rooster 72. De herziening wordt stapsgewijs verricht door toerekening op het aan de Staat verschuldigde bedrag van de belasting (rooster 71 «initieel»). In de praktijk bepaalt de belastingplichtige het bedrag van de verschuldigde belasting (rooster 71 «initieel»), zonder rekening te houden met de regularisatie in zijn voordeel. Vervolgens wordt die regularisatie in zijn voordeel tot beloop van het passende bedrag afgetrokken van het beschikbare bedrag van rooster 71 «initieel». Wanneer het bedrag van rooster 71 niet toereikend is, wordt dat bedrag van de herziening naar de volgende aangiftetijdvakken overgebracht en op dezelfde wijze aan rooster 71 «initieel» toegerekend, tot de herziening in het voordeel van de belastingplichtige is opgebruikt. Bij het invullen van het aangifteformulier met inachtneming van de betrokken bedragen, wordt het rooster 71 «initieel» geneutraliseerd en herleid tot nul via het rooster 62. Op dezelfde manier wordt tewerk gegaan tot alle bedragen in het voordeel van de aangever zijn aangezuiverd. Yvon COLSON Extern medewerker BIBF Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be. Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Professor C. LEFEBVRE, Katholieke Universiteit Leuven. Gerealiseerd in samenwerking met kluwer www.kluwer.be 8