NSKO 2010 Nationaal Studiekeuze Onderzoek Markteffect B.V. Juli 2010



Vergelijkbare documenten
NSKO 2011 Nationaal Studiekeuze Onderzoek Markteffect B.V. September 2011

Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2009 Zicht op leerlingenstromen in Juni 2009

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs

Enquêteresultaten QSK & studiekeuzetevredenheid

Factsheet. Totale hbo-instroom, inschrijvingen en diploma s

1,4% ten opzichte van studiejaar

Korte Rapportage Analyse NSKO: oriëntatie op de sector gezondheid Arts en Auto Juni 2012

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2013: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juni 2014

Factsheet. Instroom hbo toegenomen, lichte groei aantal inschrijvingen en aantal gediplomeerden neemt gestaag toe.

Eindrapportage Studiekeuzeonderzoek vmbo ers MBO Raad April 2012

Rapportage Enquête StudieKeuze 2015

céáíéå=éå=åáàñéêë= HBO-Monitor 2012: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo juni 2013

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Aantal ingeschreven studenten per universiteit naar onderwijstaal, studiejaar

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2011: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2012

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2009

Feiten en cijfers. Studentenaantallen in het hoger beroepsonderwijs. februari 2010

Zoek het uit! Studiekeuze123

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2011

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2010

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2014: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. April 2015

Nieuws uit t decanaat 6 oktober 2017

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Van mbo en havo naar hbo

Factsheet. HBO-Monitor De arbeidsmarktpositie van hbo-afgestudeerden

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. juni 2008

Studiekeuze van Amsterdamse VWO-leerlingen

VOORBEREIDING OP HET HOGER ONDERWIJS

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2015: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. Juni 2016

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2010: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2011

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2008: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. november 2009

Nieuws uit t decanaat 18 september 2018

5. Onderwijs en schoolkleur

Benchmark Hogescholen In opdracht van Platform Bètatechniek Ten behoeve van bestuurlijk overleg met hogescholen

Veranderen van opleiding

STUDIE-EN BEROEPSKEUZE 5 (T)VWO COLLEGE DEN HULSTER 1

Subsector geografie. Sectorbeeld Gedrag & Maatschappij, Inspectie van het Onderwijs,

Management summary Flitspeiling: vervroegde aanmelddatum, studiekeuzecheck en doorstroming.

Het grootste onderzoek over studiekeuze in Nederland onder scholieren van het Havo, Vwo, Vmbo en Mbo.

Aandeel meisjes in de bètatechniek VMBO

Het hbo ontcijferd 2005

Feiten en cijfers. HBO-Monitor 2009: De arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo. juli 2010

StudentenBureau Stagemonitor

Studenten aan lerarenopleidingen

Instroom hbo afgenomen maar forse groei aantal gediplomeerden

Subsector pedagogische opleidingen

*) Dit is ook het aantal respondenten waarop de cijfers en grafieken in dit rapport zijn gebaseerd, tenzij anders aangegeven.

De arbeidsmarkt voor Ad gediplomeerden: Naar prognoses voor Ad opleidingen?

Het hbo ontcijferd 2006

De kracht van profilering NATIONAAL STUDIEKEUZE ONDERZOEK De kracht van kennis. Keuzes binnen kaders

Hoe scoren onderwijsinstellingen op Twitter?

De hbo er aan het werk

WERKENBIJHOGESCHOLEN.NL

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. mei 2009

DOORSTROOM VAN VMBO NAAR HAVO Onderzoek onder ruim vmbo-scholieren naar hun intentie om voor de havo te kiezen

arbeidsmarkt- en opleidingsfonds hbo werkenbijhogescholen.nl vernieuwd & geoptimaliseerd

Benchmark Axisopleidingen

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Uitval studenten. Sectorbeeld Onderwijs, Inspectie van het Onderwijs,

Subsector sociale wetenschappen

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. April 2016

Zoek het uit! Opdrachten. Studiekeuze123.nl

Feiten en cijfers. Afgestudeerden en uitvallers in het hoger beroepsonderwijs. Mei 2015

FACTSHEET. Instroom en succes in de opleiding tot leerkracht. Platform Beleidsinformatie Mei 2013

Factsheet persbericht

STUDIEPERSPECTIEF? Kies slim! Onderzoek naar de wijze waarop jongeren in het voortgezet onderwijs een vervolgopleiding kiezen.

Het imago van ict. Onderzoek naar keuzemotieven van scholieren. HBO-I Stichting

Studeer met een plan (R34) Beknopte rapportage effectonderzoek campagnefase 1&2

Rapportage Concurrerende Studies

Samenvatting onderzoeksresultaten. gedragsmeting onder Nederlandse studenten Februari 2011

Afgestudeerden en uitvallers in Avans en het hoger beroepsonderwijs

Factsheet. Samenvatting

Bijlage. Behoeftepeilingen Haven- en Transportdagen Maasbracht en Nijmegen

T O E K O M S T V A K 5 VWO

Samenvatting belangrijkste resultaten

Inleiding. De belangrijkste conclusies uit de BijBanen Monitor september 2007 zijn:

Tweede studies Doorrekening maximering instellingscollegegelden

Revisie Keuzegids Universiteiten 2015

Investeren in kwaliteit Kansrijk op arbeidsmarkt. Onderzoek met impact. Hbo als emancipatiemotor. Hbo in vogelvlucht. #hbocijfers

Hoe kies jij je studie?

Aantrekkelijkheid van het leraarschap Rapportage

Subsector psychologie

Factsheet persbericht. Vooral studentes somber over kansen arbeidsmarkt

Studeer met een plan (R32) Eindrapportage effectonderzoek Studeer met een plan (R32)

Onderzoek Alumni Bètatechniek

Bent u klaar voor veel meer klanten?

Studeer met een plan. Rapportage kennispeiling. Studeer met een plan. Ten behoeve van het ministerie van OCW TNS

Factsheet persbericht

Subsector overig. Subsector overig

Instroom en inschrijvingen

Bindend Studieadvies. Rapportage kwantitatieve resultaten

Ouder(s)/verzorger(s) van leerlingen uit havo-3 en vwo-3. Goirle, 26 mei Uw kenmerk : : LOB-HV /DIN/PUF/spe

Hoe scoren onderwijsinstellingen op social? Onderzoek naar het gebruik van Twitter onder MBO-, HBO- en WO-instellingen.

Inleiding. Keuzes in:

Aanbod van opleidingen

Transcriptie:

NSKO 2010 Nationaal Studiekeuze Onderzoek Markteffect B.V. Juli 2010

NSKO 2010 Nationaal Studiekeuze Onderzoek Markteffect B.V. Juli 2010 Contactgegevens Partners Uitgevoerd door Hobéon Groep Markteffect BV Scheveningseweg 46 Keizersgracht 21c 2517 KV Den Haag 5611 GC Eindhoven www.hobéon.nl www.markteffect.nl 070-306 68 00 040-239 22 90 Icares Veldmaarschalk Montgomerylaan 341 5612 BG Eindhoven www.icares.nl 040 239 55 90 Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 1 van 73

Voorwoord Marktonderzoek is de afgelopen jaren steeds belangrijker geworden voor de beleidsbepaling van instellingen voor hoger onderwijs. Dat onderzoek is onder meer van belang bij de afwegingen die instellingen maken bij het ontwikkelen van nieuwe opleidingen of opleidingsvarianten en bij het onderbouwen van aanvragen bij het Ministerie van OCW om bekostiging te verkrijgen voor nieuwe opleidingen. Bij de ontwikkeling van nieuw aanbod door de instelling komen vragen aan de orde als: op welke doelgroepen richt de opleiding zich, hoe groot is de markt voor de opleiding, op welke wijze kan de opleiding aantrekkelijk worden gemaakt voor verschillende groepen studenten, waarom kiezen studenten voor de ene of de andere instelling en opleiding? Daarnaast is onderzoek op de arbeidsmarkt een belangrijke pijler van aanvraagdossiers met vragen als: hoe groot is de behoefte aan afgestudeerden bij bedrijven en instellingen en wat moeten die afgestudeerden als bagage van de opleiding hebben meegekregen? Sinds 1 maart 2009 moeten instellingen voor hoger onderwijs eerst over een positief doelmatigheidsbesluit beschikken, voordat een toets nieuwe opleiding bij de NVAO kan worden aangevraagd. De Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs beoordeelt deze aanvragen voor de bekostiging van nieuwe opleidingen of voor het uitbreiden en veranderen van het bestaande onderwijsaanbod. Zowel de criteria waaraan nieuwe opleidingen moeten voldoen om voor bekostiging in aanmerking te komen, als de procedure die daarbij wordt gehanteerd zijn hierdoor aangescherpt. Een adequate onderbouwing van de instroom- en arbeidsmarkt voor de nieuwe opleiding speelt hier belangrijke rol in. Deze gegevens zijn eveneens van belang bij het opstellen van het aanvraagdossier voor de toets nieuwe opleiding. Commerciële instellingen hebben weliswaar niet te maken met de toets macrodoelmatigheid maar wel met de toets nieuwe opleiding en moeten in dat kader deels over vergelijkbare gegevens beschikken. Naast het ontwikkelen en aanvragen van nieuwe opleidingen zijn er in het bekostigde en commerciële hoger (beroeps)onderwijs tal van andere momenten waarop marktgegevens nodig kunnen zijn. Te denken valt aan strategische verkenningen, onderzoek naar de naamsbekendheid en concurrentiepositie van instellingen en opleidingen en aan tevredenheidonderzoek bij stakeholders. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 2 van 73

Voor alle vragen over marktonderzoek voor onderwijsinstellingen kunt u bij de Hobéon Groep terecht. Bij het uitvoeren van dit soort onderzoek werken we nauw samen met onderzoeksbureau Markteffect. Dat bureau zorgt met moderne media en een eigentijdse benadering van de doelgroepen voor een adequate inbreng in de uitgevoerde onderzoeken. Dit rapport is een gezamenlijke productie van Markteffect, Icares en Hobéon. Het landelijke beeld dat uit dit onderzoek naar voren komt is een interessante referentie voor onderzoeken op het niveau van instellingen en opleidingen. Het onderzoek heeft veel meer data opgeleverd dan in dit rapport konden worden opgenomen. De partners nodigen u graag uit contact op te nemen voor het toezenden van specifieke data of voor een afspraak over de mogelijkheden van marktonderzoek voor uw instelling of opleiding. Wienke Blomen Directeur Hobéon Groep BV Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 3 van 73

Management Summary Het Nationaal Studiekeuze Onderzoek (NSKO) 2010 brengt in kaart hoe Nederlandse jongeren uit laatste twee jaren van het MBO, HAVO en het VWO (scholieren) zich oriënteren op hun studiekeuze. Tevens wordt bekeken waarom zij voor een bepaalde studie kiezen, in welke sectoren zij zich oriënteren en welke hogescholen en universiteiten zij kennen. Het NSKO is tot stand gekomen door een samenwerking tussen Markteffect, Icares en de Hobéon Groep. Methode van werken In mei 2010 is de vragenlijst van het NSKO online verstuurd naar de jongeren. Zij zijn benaderd via het studiekeuzebestand van Icares en via het jongerenpanel van Markteffect: jijbentbelangrijk.nl. In totaal hebben 5.235 jongeren die behoren tot de doelgroep de vragenlijst geheel ingevuld. Omdat de verdeling van de respondenten over geslacht en regio in de steekproef niet geheel overeenkomt met de meest recente data zoals bekend bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, zijn de data gewogen. Zodoende is de steekproef representatief voor de doelgroep. Keuzes na de middelbare school/ MBO Bijna 9 van de 10 scholieren zijn van plan om na hun opleiding verder te studeren.1 op de 25 scholieren wil naar het buitenland; eenzelfde aantal scholieren wil gaan werken. Vooral havisten en VWO-ers willen een vervolgstudie gaan volgen (9 van de 10). Onder MBO-ers ligt dit aantal lager (ruim 7 van de 10). Er zijn relatief meer MBO-ers dan VWO-ers en havisten die willen gaan werken (bijna 1 van de 5 MBO-ers). Vervolgopleiding Slechts 1 van de 10 MBO-ers kiest voor een Associate degree (Ad). Deze opleiding duurt twee jaar en is een HBO-graad. Bijna 9 van de 10 MBO-ers kiezen voor een Bachelor op HBO niveau. Ook havisten geven de voorkeur aan deze opleiding; 9 van de 10 kiezen voor een Bachelor. Een enkeling van de havisten kiest voor een Ad (3%) of zal via het VWO/propedeusejaar van het HBO doorstromen naar het WO (5%). Van de VWO scholieren willen er bijna 4 van de 5 een opleiding op het WO volgen. 1 op de 5 kiest voor een Bachelor het HBO. Slechts een enkeling kiest voor een Ad. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 4 van 73

Oriëntatie De meeste scholieren bezoeken voorlichtingsdagen of open dagen ter oriëntatie op een opleiding. Bijna twee derde van hen bezoekt de websites van hogescholen of universiteiten. Voor meer dan de helft vormen vrienden en familie een belangrijke bron van informatie. Iets meer dan de helft van de scholieren bezoekt de website 123studiekeuze.nl of gaat naar de decaan. Slechts een enkeling maakt gebruik van het vak loopbaanoriëntatie op school, de Keuzegids Hoger Onderwijs of de Elsevier Keuzegids. Het merendeel van de scholieren oriënteert zich op een opleiding in de richting economie. Meer dan de helft van de scholieren oriënteert zich op opleidingen binnen 2 of meer sectoren. Ook nemen zij verschillende hogescholen of universiteiten mee in het oriëntatieproces. Zo oriënteren scholieren die Avans Hogeschool in overweging nemen zich bijvoorbeeld ook op Fontys Hogescholen. Deze hogescholen trekken scholieren aan die zich in verschillende sectoren oriënteren. Gespecialiseerdere hogescholen zoals NHTV en Artez Hogeschool voor de kunsten trekken vooral scholieren aan die zich in één bepaalde sector oriënteren. De meeste toekomstige HBO studenten oriënteren zich op Hogeschool Utrecht, Fontys Hogescholen en Hogeschool van Amsterdam. Toekomstige WO-ers oriënteren zich vooral op Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam, Radboud Universiteit Nijmegen en Universiteit Leiden. Keuze De keuze voor een bepaalde studie wordt vooral beïnvloed door de inhoud van de studie en de aantrekkelijkheid van het toekomstig beroep. De hoeveelheid theorie en de moeilijkheid van de studie spelen slechts voor enkele scholieren een rol. De keuze voor een instelling wordt vooral bepaald door de gepercipieerde kwaliteit van het onderwijs en de indruk tijdens de open dag. Scholieren kiezen de plaats van de opleiding vooral op basis van het studentenleven in die plaats. Meer dan de helft van alle scholieren (56%) weet in mei 2010 wat zij wil gaan studeren. Toch geven bijna 4 op de 10 scholieren aan dat zij nog twijfelen over de studie of de hogeschool/universiteit. Scholieren die hun keuze voor een studie al gemaakt hebben, deden dit vooral in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. MBO-ers maakten hun keuze in de periode dat ze op het MBO zaten. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 5 van 73

Toekomstige HBO studenten die al weten in welke sector zij gaan studeren kiezen vooral voor de sector economie. Ook toekomstige WO-ers kiezen vooral voor deze sector. Daarentegen kiezen meer scholieren die een HBO Bachelor willen gaan volgen voor een opleiding in de pedagogische sector. Naamsbekendheid hogescholen en universiteiten Behalve oriëntatie en studiekeuze is scholieren ook gevraagd welke hogescholen en universiteiten zij kennen. Als we de bekendheid van de hogescholen bekijken voor alle laatstejaars havisten, VWO-ers en MBO-ers (niveau 4) van heel Nederland, constateren we dat hogeschool Utrecht, Fontys Hogescholen en Hogeschool Rotterdam spontaan het meest als eerste worden genoemd. Spontaan wordt het LOI (i.c. Hogeschool LOI) vrijwel niet genoemd. Qua geholpen bekendheid scoort LOI echter het hoogst. Deze bekendheid kan per deelgebied van Nederland anders zijn. Van de universiteiten worden vooral Universiteit Utrecht, Universiteit Amsterdam, Universiteit Groningen en Radboud Universiteit Nijmegen spontaan het eerst genoemd door de VWO-ers. Erasmus Universiteit Rotterdam is geholpen het meest bekend; deze wordt op de voet gevolgd door de Technische Universiteit Delft en Universiteit van Amsterdam. Deze bekendheid kan per deelgebied van Nederland anders zijn. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 6 van 73

Inhoudsopgave 1. Onderzoeksopzet... 8 1.1 Onderzoeksopdracht... 9 1.2 Onderzoeksmethode... 10 1.3 Respons... 10 1.4 Rapportage op maat... 11 1.5 Steekproefbeschrijving... 12 2.1 Plannen scholieren... 15 MBO-ers en verder studeren... 16 havisten en verder studeren... 18 VWO-ers en verder studeren... 21 2.2 Naamsbekendheid... 24 Hogescholen... 24 Universiteiten... 26 2.3 Oriëntatie op een opleiding... 28 Sectoren... 30 Branches en opleidingen... 32 Oriëntatie op hogescholen... 33 Oriëntatie op universiteiten... 35 2.4 Keuze voor een studie... 37 2.5 Keuze voor een instelling... 43 2.6 Keuze voor de plaats... 46 2.7 Werken of naar het buitenland... 47 3. Hoofdonderzoeksvraag... 49 4. Conclusies... 51 Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 7 van 73

1. Onderzoeksopzet 2010 is het derde jaar op rij dat Markteffect het Nationale Studiekeuze Onderzoek (NSKO) organiseert. De resultaten van het NSKO 2010 geven inzicht in de studiekeuzes van Nederlandse jongeren uit de volgende opleidingen en leerjaren 1 : MBO niveau 4, leerjaar 3; MBO niveau 4, leerjaar 4; HAVO leerjaar 4; HAVO leerjaar 5; VWO leerjaar 5; VWO leerjaar 6. In samenwerking met de Hobéon Groep en Icares heeft onderzoeksbureau Markteffect het NSKO 2010/2011 opgesteld. Markteffect (www.markteffect.nl) is een full service marktonderzoeksbureau met veel ervaring in jongerenonderzoek en is eigenaar van het jongerenpanel jijbentbelangrijk.nl. De Hobéon Groep (www.hobeon.nl) vindt zijn oorsprong in het hoger onderwijs. Sinds begin jaren 90 is de groep actief als organisatieadviesbureau in het onderwijs en het bedrijfsleven. Naast advisering op het gebied van (nieuwe) opleidingen en strategische vraagstukken, is Hobéon actief op het terrein van certificering en accreditatie. Icares is het internationale zoekportaal voor Bachelor en Master opleidingen. Icares biedt digitale loopbaaninstrumenten aan. Het gratis studiekeuzeportaal Icares.com (zie www.icares.com) toont meer dan 30.000 studies in 85 landen en in 28 talen. Zowel Hobéon, Icares als Markteffect zijn nauw betrokken bij het hoger onderwijs. 1 In het vervolg van deze rapportage wordt aan deze doelgroep gerefereerd als scholieren. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 8 van 73

1.1 Onderzoeksopdracht Het doel van het NSKO is om de verwachtingen van leerlingen uit het voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs voor het onderwijsklimaat van het studiejaar 2010/2011 vast te stellen. Daartoe is de volgende hoofdonderzoeksvraag opgesteld: Hoe oriënteren jongeren zich op hun studiekeuze en waarom kiezen zij voor een bepaalde opleiding of instelling? Om deze hoofdvraag te beantwoorden worden in deze rapportage de volgende deelaspecten behandeld: De plannen van de eindexamenkandidaten van MBO, HAVO en VWO; Spontane en geholpen naamsbekendheid hogescholen en universiteiten; Oriëntatie op een opleiding; Keuze voor een opleiding; Redenen om voor een opleiding te kiezen; Redenen om voor een hogeschool/universiteit te kiezen; Redenen om voor een bepaalde plaats te kiezen; Redenen om te gaan werken of naar het buitenland te gaan. Nieuw aan het NSKO 2010 is de meting van de naamsbekendheid van de Nederlandse hogescholen en universiteiten. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 9 van 73

1.2 Onderzoeksmethode Het NSKO is in mei 2010 online verstuurd naar de Nederlandse jongeren. Deze leerlingen zijn benaderd via het studiekeuzebestand van Icares en via het jongerenpanel van Markteffect: jijbentbelangrijk.nl. De vragenlijst die is ingevuld door deze jongeren, bestaat in totaal uit 48 vragen. Afhankelijk van de keuzes die gemaakt werden, bestond de vragenlijst uit minder vragen. Van alle vragen zijn er 46 gesloten en 2 open. Onafhankelijke variabelen die zijn meegenomen in dit onderzoek zijn bijvoorbeeld geslacht en etniciteit. Afhankelijke variabelen die gemeten worden zijn onder andere de keuze voor het soort opleiding en de naamsbekendheid van de hogescholen/universiteiten. Onafhankelijke variabelen kunnen de uitkomsten van afhankelijke variabelen beïnvloeden. Zo zou geslacht bijvoorbeeld de keuze voor een studierichting kunnen bepalen. 1.3 Respons In totaal hebben 9.524 jongeren het onderzoek ingevuld. Daarvan zitten 5.235 jongeren op dit moment in de laatste twee jaren van het MBO niveau 4, de laatste twee jaren van de HAVO of de laatste twee jaren van het VWO. Op basis van de respons van de scholieren binnen de doelgroep berekenen we de nauwkeurigheid van de resultaten. Alle antwoorden zijn met een zekerheid van 95% met een marge van 1,35% naar boven of naar beneden generaliseerbaar naar de volledige onderzoekspopulatie jongeren (MBO niveau 4 leerjaar 3/4, HAVO leerjaar 4/5 en VWO leerjaar 5/6). De overige respondenten volgen op dit moment een andere opleiding, werken of studeren. Deze laatste groep respondenten heeft andere vragen beantwoord dan de scholieren die tot de doelgroep van dit onderzoek behoren. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 10 van 73

1.4 Rapportage op maat Bent u na het lezen van dit rapport benieuwd of MBO scholieren zich via andere media oriënteren op een opleiding dan havisten? Of wilt u weten wat de naamsbekendheid van uw hogeschool/universiteit is onder alleen havisten en VWO-ers in uw werkgebied? Of vraagt u zich af op welke andere opleidingen de scholieren die voor uw instelling kiezen zich oriënteren? Het antwoord op deze en andere vragen kan van grote toegevoegde waarde zijn voor uw communicatiestrategie. Een rapportage op maat biedt uitkomst en beantwoordt deze vragen. Neem hiervoor gerust contact op met Markteffect via telefoonnummer 040-239 22 90 en vraag naar de heer Edgar de Beule. Een e-mail kunt u sturen naar info@markteffect.nl. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 11 van 73

1.5 Steekproefbeschrijving In deze paragraaf beschrijven we de kenmerken van alle jongeren binnen de doelgroep die aan dit onderzoek hebben deelgenomen. Dit zijn de jongeren die in de laatste twee jaar van de HAVO, VWO of het MBO niveau 4 zitten. In de overige paragrafen van dit rapport zullen we verwijzen naar deze jongeren als scholieren, laatstejaars of MBO-ers, havisten en VWO-ers. Aan het onderzoek hebben meer meisjes dan jongens meegedaan: in totaal is 74% van de respondenten vrouw. Het merendeel van de respondenten is autochtoon (85%). Ook zien we dat de meeste respondenten woonachtig zijn in Zuid-Holland en Noord-Brabant. Slechts een enkeling woont in Flevoland. Figuur 1.5a Herkomst van alle respondenten in percentages Om goede uitspraken te doen over de jongeren in de laatste jaren van het MBO, HAVO of VWO, is het van belang dat de steekproef representatief is voor deze doelgroep. Omdat de verdeling van de respondenten over geslacht en regio niet geheel overeenkomt met de meest recente data zoals bekend zijn bij het Centraal Bureau voor de Statistiek, is er een weging toegepast. Hierbij is binnen de opleidingsniveaus rekening gehouden met geslacht en woonplaats van de Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 12 van 73

respondent (Bijlage 3). Op deze manier zijn de resultaten representatief voor zowel geslacht als regio (Noord-Nederland, Oost-Nederland, West-Nederland en Zuid-Nederland). De resultaten die vanaf nu worden besproken zijn de uitkomsten van de gewogen resultaten. Figuur 1.5b Huidige leerjaar van alle scholieren Zoals we zien in bovenstaande figuur volgt ruim 2 op de 5 respondenten een opleiding op VWO niveau. De respondenten die op het MBO niveau 4 leerjaar 3 of 4 zitten, volgen vooral een opleiding in de richting zorg en welzijn, techniek of economie. Figuur 1.5c Huidige studierichting MBO-ers Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 13 van 73

De meeste havisten en VWO-ers uit de steekproef volgen het profiel Economie en Maatschappij. Dit zijn zowel jongens als meisjes. Het kleinste aantal scholieren volgt het profiel Cultuur en Maatschappij. Figuur 1.5d Profielen die scholieren in de laatste twee jaar van HAVO en VWO volgen Vooral meisjes kiezen voor Natuur en Gezondheid en jongens voor Natuur en Techniek. Ruim 1 op de 5 respondenten volgt een combinatie van profielen: de combinatie Natuur en Gezondheid met Natuur en Techniek wordt hierbij het meest gemaakt. We constateren dat allochtonen en autochtonen voor dezelfde profielen kiezen. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 14 van 73

2.1 Plannen scholieren In deze paragraaf bekijken we welke plannen de scholieren hebben na hun middelbare school. Willen zij verder studeren of willen zij juist gaan werken? Vervolgens gaan we dieper in op de scholieren die willen verder studeren: willen zij verder studeren aan een hogeschool of universiteit? Het grootste gedeelte van de scholieren die op dit moment in de laatste twee jaar van MBO, HAVO of VWO zit is van plan om na het afronden van de opleiding verder te gaan leren (84%). Van de scholieren weet 7% echter nog niet wat zij wil doen. Als we aan hen vragen of zij plannen hebben om op korte termijn een vervolgopleiding te gaan doen, zien we dat ruim de helft van hen (51%) toch denkt dat studeren de volgende stap in hun leven zal zijn. Ook deze scholieren behoren daarom tot de doelgroep van dit onderzoek. Zo zien we dat 88% van de scholieren verder wil studeren. Figuur 2.1a Plannen van de scholieren na de huidige opleiding Zoals te zien is in het figuur op de volgende pagina, willen vooral MBO-ers gaan werken. Het merendeel van de VWO scholieren is daarentegen van plan om verder te studeren. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 15 van 73

Figuur 2.1b Plannen van MBO-ers, havisten en VWO-ers na de huidige opleiding MBO-ers en verder studeren Scholieren van MBO niveau 4 die verder willen gaan studeren aan het HBO kunnen een Bacheloropleiding of een Associate degree (Ad) volgen. Een Bacheloropleiding is doorgaans een vierjarige opleiding. Een Ad duurt circa twee jaar en is een graad binnen het Hoger Beroeps Onderwijs. Omdat zowel een Ad als Bachelor worden aangeboden door scholen in het Hoger Beroeps Onderwijs, refereren we in deze rapportage naar deze twee opleidingen als opleidingen op HBO niveau. Meer dan driekwart van de scholieren op het MBO die verder wil gaan studeren, is van plan om een HBO-Bachelor te gaan volgen (81%). Slechts 6% kiest voor een Ad en 13% stelt nog te twijfelen tussen een Ad of Bachelor. Als deze scholieren dan toch moeten kiezen tussen een Ad of Bachelor, geeft net iets meer dan de helft van hen (55%) de voorkeur aan het volgen van een Ad. Als we het percentage MBO scholieren dat uiteindelijk toch de voorkeur geeft aan een Ad (55%) optellen bij de scholieren die al zeker weten welke vervolgopleiding zij willen gaan volgen, zien we dat uiteindelijk ongeveer 1 op de 10 MBO-ers die wil studeren zou kiezen voor een Ad. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 16 van 73

Figuur 2.1c Keuze voor vervolgopleiding van MBO-ers Ruim driekwart van de MBO scholieren die een HBO-Bachelor wil gaan volgen kiest voor een voltijdstudie. MBO-ers die voor een Ad gaan hebben een minder duidelijke mening: waar bijna de helft voltijd wil studeren, kiest ruim een derde ervoor om te studeren in deeltijd. Figuur 2.1d Keuze opleidingsvarianten van MBO-ers Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 17 van 73

Havisten en verder studeren Het merendeel van de havisten dat verder wil studeren is van plan om een opleiding op HBO niveau te gaan volgen (93%). De havisten die kiezen om door te stromen naar het WO zullen eerst hun propedeuse op het HBO moeten halen of moeten doorstromen naar het VWO. Figuur 2.1e Plannen havisten die verder willen studeren Van de havisten die nog twijfelen tussen doorstromen naar het WO en het volgen van een Bachelor geeft meer dan de helft (55%) de voorkeur aan het volgen van een opleiding op HBO niveau. Als we het percentage havisten dat uiteindelijk toch de voorkeur geeft voor het volgen van een opleiding op HBO niveau (55%) of doorstromen naar het WO (45%) optellen bij de havisten die al zeker weten in welke richting zij een vervolgopleiding zij willen gaan volgen, zien we dat uiteindelijk ongeveer 1 op de 20 havisten die verder willen studeren door willen stromen naar het WO, terwijl 19 van de 20 havisten ervoor kiezen om een opleiding op HBO niveau te gaan volgen. De meeste havisten die kiezen voor een opleiding op HBO niveau geven de voorkeur aan het volgen van een Bachelor. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 18 van 73

Figuur 2.1f Welke richting havisten kiezen die op HBO niveau verder willen studeren In tegenstelling tot MBO-ers, kiest het merendeel van de havisten dat twijfelt tussen een Ad en HBO-Bachelor uiteindelijk vooral voor een HBO-Bachelor (65%). Als we het percentage havisten dat uiteindelijk toch de voorkeur geeft voor het volgen van een HBO-Bachelor (65%) optellen bij de havisten die al zeker weten in welke richting zij een vervolgopleiding zij willen gaan volgen, zien we dat uiteindelijk 97% van de havisten dat verder wil studeren op HBO niveau zal kiezen voor een HBO-Bachelor. Slechts 3% van hen kiest voor een Ad. Als we het percentage havisten meenemen dat wil doorstromen naar het WO (en dus een propedeuse op HBO niveau moeten halen of doorstromen naar het VWO) ziet de verdeling er als volgt uit: Figuur 2.1g Keuze voor vervolgopleiding van havisten Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 19 van 73

havisten die een HBO-Bachelor willen gaan volgen kiezen vooral voor een voltijd opleiding. Figuur 2.1h Keuze opleidingsvarianten van havisten 2 2 Cijfers voor Ad zijn indicatief vanwege de te kleine aantallen per cel Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 20 van 73

VWO-ers en verder studeren Bijna driekwart van de VWO scholieren die verder wil studeren wil een opleiding gaan volgen op WO niveau. Figuur 2.1i Plannen VWO-ers die verder willen studeren Ruim de helft van de VWO-ers die twijfelt tussen een opleiding op HBO niveau en WO kiest uiteindelijk voor een opleiding op WO niveau (53%). 47% van hen kiest voor een opleiding op HBO niveau. Tellen we deze percentages op bij de VWO-ers die al zeker weten in welke richting zij een vervolgopleiding zij willen gaan volgen, dan zal 21% van de VWO-ers die verder willen studeren kiezen voor een opleiding op HBO niveau. 79% kiest daarentegen voor een opleiding op het WO. Van de VWO-ers die een opleiding op HBO niveau willen gaan volgen, kiest het merendeel voor een HBO-Bachelor. Slechts een enkeling kiest voor een Ad. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 21 van 73

Figuur 2.1j Plannen VWO-ers die verder willen studeren Van degenen die nog twijfelen tussen een Bachelor of Ad zou uiteindelijk ruim twee vijfde (41%) kiezen voor een Ad. Bijna drie vijfde (59%) kiest voor een Bachelor. Tellen we deze percentages op bij de VWO-ers die al zeker weten of zij een Bachelor of Ad gaan volgen, dan zien we dat 4% van deze HBO-ers zou kiezen voor een Ad. 96% kiest uiteindelijk voor een HBO-Bachelor. Als we de percentages optellen constateren we dat uiteindelijk 1 op de 5 VWO scholieren die wil gaan doorstuderen, kiest voor een Bachelor op HBO niveau. Bijna 4 op de 5 VWO scholieren kiezen er echter voor om een WO opleiding te gaan volgen. Figuur 2.1k Keuze voor vervolgopleiding van VWO-ers Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 22 van 73

Het grootste gedeelte van de VWO scholieren dat verder wil studeren is van plan om voltijd verder te gaan studeren. Figuur 2.1l Keuze opleidingsvarianten van VWO-ers Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 23 van 73

2.2 Naamsbekendheid Aan alle MBO niveau 4, HAVO en VWO scholieren (dus ook degenen die niet verder willen studeren) is gevraagd welke hogescholen en universiteiten zij kennen (de spontane en de geholpen keuze). In deze paragraaf bekijken we de landelijke bekendheid van hogescholen en universiteiten onder de Nederlandse scholieren. Indien u benieuwd bent naar de bekendheid per regio kunt u contact opnemen met Markteffect, via info@markteffect.nl. Zoals eerder is aangegeven, komt de verdeling van de respondenten over geslacht en regio niet geheel overeen met de meest recente data zoals bekend is bij het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daarom is er een weging toegepast. Hierbij is binnen de opleidingsniveaus rekening gehouden met geslacht en woonplaats van de respondent. Deze weging is te vinden in bijlage 3. Op deze manier zijn de resultaten representatief voor zowel geslacht als regio (Noord-Nederland, Oost-Nederland, West-Nederland en Zuid- Nederland). Hogescholen De meeste scholieren noemen spontaan als eerste hogeschool die in hen opkomt hogeschool Utrecht (12%). Ook Fontys hogescholen (10%) en Hogeschool Rotterdam (8%) worden veel als eerste genoemd. De Haagse Hogeschool, Hogeschool INHolland, Hogeschool van Amsterdam en Hogeschool van Arnhem en Nijmegen worden allen door 7% van de scholieren genoemd. Dit is weergegeven in onderstaande word cloud, waarin de dikst gedrukte hogescholen het meest genoemd zijn. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 24 van 73

Figuur 2.2a als eerste genoemd Spontane naamsbekendheid hogescholen voor alle MBO, HAVO en VWO scholieren, Als wordt gekeken naar de tweede, derde en vierde keuze van studenten dan komt Hogeschool Utrecht (14%) wederom het meeste voor. Daarnaast komt Hogeschool INHolland (11%) veel voor op een van deze plaatsen, tezamen met Fontys Hogescholen (8%) en de Hogeschool van Amsterdam (7%). Figuur 2.2b als tweede, derde en vierde genoemd Spontane naamsbekendheid hogescholen voor alle MBO, HAVO en VWO scholieren, Het is opvallend dat het LOI (ic. LOI Hogescholen) spontaan door bijna geen enkele scholier wordt genoemd, terwijl het LOI geholpen het meest bekend is. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 25 van 73

Figuur 2.2c scholieren Top 3 geholpen naamsbekendheid hogescholen voor alle MBO, HAVO en VWO Deze bekendheid kan per deelgebied van Nederland anders zijn. Zo zien we bijvoorbeeld dat Hanzehogeschool Groningen bekender is onder scholieren uit het Noorden dan onder scholieren uit het Zuiden van Nederland. Universiteiten Buiten de bekendheid van hogescholen is ook de bekendheid van universiteiten gemeten. Omdat alleen VWO scholieren direct kunnen doorstromen naar een universiteit, bekijken we de naamsbekendheid van universiteiten voor VWO scholieren in heel Nederland. In de spontane keuze komt de Universiteit Utrecht bij de meeste scholieren op de eerste plaats (14%). Ook Universiteit Amsterdam (12%), Universiteit van Groningen (11%) en Radboud Universiteit Nijmegen (10%) komen spontaan vaak voor. Figuur 2.2d Spontane naamsbekendheid universiteiten VWO scholieren in heel Nederland Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 26 van 73

Op positie 2, 3 of 4 wordt vooral de Universiteit van Amsterdam (16%) geplaatst. Figuur 2.2e derde en vierde genoemd Spontane naamsbekendheid universiteiten voor alle VWO scholieren, als tweede, Hoewel de Erasmus Universiteit Rotterdam bij de geholpen keuze het meest bekend is onder alle scholieren, volgen de TU Delft en Universiteit van Amsterdam op de voet. Radboud Universiteit Nijmegen en Universiteit Utrecht komen op de vierde en vijfde plaats (86%). Figuur 2.2f Top 3 geholpen naamsbekendheid universiteiten voor VWO scholieren in Nederland Deze bekendheid kan per deelgebied van Nederland anders zijn. Zo zien we bijvoorbeeld dat Universiteit van Tilburg bekender is onder VWO scholieren in het Zuiden dan onder scholieren in het Noorden van Nederland. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 27 van 73

2.3 Oriëntatie op een opleiding Het maken van een studiekeuze voor scholieren en leerlingen van het MBO is geen gemakkelijke taak; voordat de keuze gemaakt wordt gaat hier een oriëntatieproces aan vooraf. In dit hoofdstuk bekijken we op welke manier de scholieren zich oriënteren op een vervolgopleiding. Tevens gaan we dieper in op de branche waar zij willen studeren. Tot slot bekijken we op welke hogescholen en universiteiten scholieren zich oriënteren. Voorlichtingsdagen of open dagen bezoeken zijn de twee activiteiten die meeste scholieren ondernemen om zich te oriënteren op hun studiekeuze. Tevens bezoekt meer dan de helft van de scholieren de websites van hogescholen en universiteiten. De Elsevier Keuzegids wordt door slechts een enkele student gebruikt voor oriëntatie. Figuur 2.3a vervolgopleiding Manieren waarop MBO-ers, havisten en VWO-ers zich oriënteren op een Wat betreft oriëntatie op een opleiding zien we verschillen tussen VWO-ers, havisten en MBO-ers. Zo bezoeken relatief meer VWO-ers open dagen en websites van Hogescholen dan havisten en MBO-ers. Dit is weergegeven in de figuur op de volgende pagina. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 28 van 73

Figuur 2.3b Oriëntatie naar opleidingsniveau Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 29 van 73

Sectoren Scholieren kunnen zich oriënteren binnen verschillende sectoren. De sectoren die we in dit onderzoek onderscheiden zijn economie, techniek gezondheidszorg, kunst, pedagogisch, sociaal-agogisch, landbouw en taal. Tot een sector behoren verschillende branches. Zo valt de opleiding Vertaler Engels in de branche talen/communicatie bijvoorbeeld onder de sector taal. In bijlage 2 is een overzicht opgenomen van alle opleidingen met bijbehorende branches en sectoren. In deze paragraaf bekijken we binnen welke sectoren scholieren zich oriënteren. Het merendeel van de scholieren bekijkt opleidingen in de sector economie. Slechts een enkele scholier oriënteert zich op opleidingen binnen de sector Taal. Figuur 2.3c Sectoren waarin de scholieren zich oriënteren op een vervolgopleiding Zoals te zien is in onderstaande figuur oriënteren toekomstige WO Bachelor studenten zich vooral op een opleiding in de richting economie en techniek. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 30 van 73

Figuur 2.3d Sectoren waarin scholieren die aan het HBO en WO willen studeren zich oriënteren op een vervolgopleiding 3 Hoewel bijna de helft van de scholieren (47%) zich richt op opleidingen binnen één sector, zien we dat bijna twee vijfde van de scholieren (39%) zich op twee sectoren oriënteert. Ruim 1 op de 10 scholieren (14%) kiest zelfs tussen drie sectoren. Scholieren die aan een universiteit willen gaan studeren kijken het meeste rond: zo geeft bijna 1 op de 5 (17%) van hen aan dat zij zich oriënteren op opleidingen in 3 sectoren. Scholieren die een Ad willen volgen beperken zich vaker tot één sector (58%) 4. Scholieren die een HBO Bachelor willen gaan volgen in de sector economie oriënteren zich ook op opleidingen in de richtingen kunst (16%), gezondheidszorg (15%) of techniek (13%). Slechts een enkeling kijkt ook naar opleidingen binnen de sectoren landbouw (2%) of taal (1%). Scholieren die een WO Bachelor willen gaan volgen in de richting techniek bekijken ook andere opleidingen, vooral binnen de sector gezondheidszorg (33%). 23% van hen oriënteert zich ook op een opleiding economie, 17% op een opleiding in de sector landbouw. 3 Cijfers voor Ad zijn indicatief vanwege de te kleine aantallen per sector Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 31 van 73

Branches en opleidingen Scholieren kunnen zich ook binnen de sector oriënteren op verschillende branches. In deze paragraaf geven we hiervan een aantal voorbeelden. Indien u aanvullende informatie wenst over de oriëntatie op verschillende opleidingen binnen een branche, kunt u contact opnemen met Markteffect via info@markteffect.nl. We zien bijvoorbeeld dat toekomstige HBO-ers die zich oriënteren op een opleiding in de sector economie en zich richten op de administratieve/economische branche, vooral interesse hebben in een opleiding bedrijfseconomie. Figuur 2.3e zich oriënteren Opleidingen binnen de branche administratie/ economie waar toekomstige HBO-ers Toekomstige HBO studenten die zich oriënteren op een opleiding in de richting landbouw, zijn vooral geïnteresseerd in de opleidingen diergezondheidszorg en diermanagement. Figuur 2.3f Opleidingen binnen de landbouw waar toekomstige HBO-ers zich oriënteren Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 32 van 73

Oriëntatie op hogescholen Niet alleen oriënteren scholieren zich op studies in verschillende sectoren, ook nemen zij verschillende hogescholen en universiteiten mee in het keuzeproces. In deze paragraaf bespreken we op welke hogescholen en universiteiten de scholieren zich oriënteren. De oriëntatie kan per deelgebied van Nederland anders zijn. Indien u hier meer informatie over wenst kunt u contact opnemen met Markteffect via info@markteffect.nl. Zo oriënteert ruim een vijfde van de scholieren dat wil kiezen voor een HBO Bachelor zich op hogeschool Utrecht. Tevens wordt Fontys hogescholen door bijna een vijfde meegenomen in het oriëntatieproces. Figuur 2.3g Top-3 hogescholen waar scholieren die een Bachelor willen volgen zich op oriënteren. Scholieren kunnen zich op meerdere hogescholen oriënteren. We constateren bijvoorbeeld dat scholieren die interesse hebben in een opleiding binnen Avans Hogeschool (13%) ook naar andere hogescholen kijken. Zo oriënteert meer dan de helft van hen (59%) zich ook op een opleiding op Fontys Hogescholen. De Hogeschool van Arnhem en Nijmegen wordt door 1 op de 5 van deze scholieren in overweging genomen. Hogescholen die door deze scholieren niet in overweging worden genomen zijn onder andere: Christelijk Agrarische hogeschool; Christelijk hogeschool de Driestar; Gereformeerde hogeschool; Hogeschool Domstad; Hogeschool Van Hall Larenstein; Hotelschool the Hague; Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 33 van 73

Marnix Academie P.C. hogeschool Lerarenopleiding basisonderwijs; NHL hogeschool; Stoas hogeschool. Natuurlijk wordt door een aantal studenten ook op deze hogescholen georiënteerd. Het gaat hier echter om een kleiner aantal studenten. Tot slot bekijken we binnen welke sectoren scholieren zich oriënteren die overwegen om te gaan studeren aan hogeschool Utrecht, Fontys hogescholen of de hogeschool van Amsterdam. In onderstaande figuur zien we binnen welke sectoren scholieren zich oriënteren die overwegen om aan de Fontys Hogescholen, Hogeschool van Amsterdam of Hogeschool Utrecht willen gaan studeren. Figuur 2.3h Utrecht zich op oriënteren Sectoren waarop scholieren die willen studeren aan Fontys, Avans en hogeschool Deze hogescholen trekken dus een breed publiek van scholieren aan. Kijken we echter naar een meer gespecialiseerde hogeschool, zoals NHTV Breda, dan zien we dat deze scholen een specifieker publiek aantrekken. Zo oriënteren scholieren die aan NHTV Breda willen studeren zich vooral op een opleiding in de richting economie, terwijl scholieren met interesse in een opleiding aan Artez hogeschool voor de Kunsten vooral kijken naar een opleiding in de sector kunst. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 34 van 73

Figuur 2.3i Sectoren waarop scholieren die interesse hebben in NHTV Breda of ARTEZ hogeschool voor de Kunsten Utrecht zich op oriënteren Oriëntatie op universiteiten Bijna twee vijfde van de scholieren die verder wil studeren aan het WO, oriënteert zich op een opleiding aan universiteit Utrecht. Radboud Universiteit Nijmegen en Universiteit Leiden staan op een gedeelde vierde plek. Webster University en University of Phoenix worden door slechts enkelen in overweging genomen. Deze oriëntatie kan per deelgebied van Nederland verschillend zijn. Figuur 2.3j vervolgopleiding Universiteiten waar scholieren die aan het WO willen studeren zich oriënteren op een Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 35 van 73

In onderstaande figuur zien we binnen welke sectoren scholieren zich oriënteren die overwegen te studeren aan de Universiteit Utrecht, de Universiteit van Amsterdam of Universiteit Leiden. Figuur 2.3k zich oriënteren Sectoren waarop scholieren die interesse hebben in UU, UvA of Universiteit Leiden. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 36 van 73

2.4 Keuze voor een studie Nadat scholieren zich hebben georiënteerd op de diverse opleidingsmogelijkheden, zullen zij uiteindelijk een keuze moeten maken voor een studie. In deze paragraaf bekijken we waarom scholieren voor een bepaalde studie kiezen, wanneer zij deze keuze hebben gemaakt en in welke sector zij willen gaan studeren. Tevens bekijken we de verschillen tussen autochtonen en allochtonen. Voor het grootste gedeelte van alle scholieren heeft vooral de inhoud van de studie een zeer sterke invloed op hun studiekeuze. Ook de aantrekkelijkheid van het toekomstig beroep is voor veel scholieren van sterke invloed op de studiekeuze. Hoewel de hoeveelheid theorie en de moeilijkheidsgraad van de studie voor een vijfde van de scholieren een kleine rol spelen, constateren we dat voor nog meer studenten geldt dat deze factoren juist een sterke invloed hebben op hun studiekeuze. Dit is weergegeven in onderstaand figuur. Figuur 2.4a studenten Aspecten die studiekeuze beïnvloeden voor alle toekomstige Ad, HBO en WO Ondanks bovenstaande kiezen veel studenten voor een hogeschool in hun eigen regio. Er is dus sprake van een keuzeproces. Voor zowel toekomstige Ad-ers, HBO-Bachelors en WO-ers is de inhoud van de studie het meest van belang. Dit is weergegeven in de tabel op de volgende pagina. Het belangrijkste aspect heeft de score 1 gekregen. Het minst belangrijke aspect heeft de score 10 gekregen. Voor toekomstige WO en HBO-Bachelor studenten is de internationale oriëntatie van groter belang dan voor toekomstige Ad studenten. Voor toekomstige Ad studenten is Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 37 van 73

daarentegen het salaris van het toekomstig beroep van sterkere invloed op hun studiekeuze. Dit is weergegeven in onderstaande tabel. Ad 5 HBO WO Aantrekkelijkheid toekomstig 3 2 2 beroep De inhoud van de studie 1 1 1 Hoeveelheid theorie 9 10 10 Internationale oriëntatie 8 6 5 Kans op een baan na studie 2 4 4 Maatschappelijke relevantie 7 8 6 Moeilijkheidsgraad van de 10 9 9 studie Praktijkgerichtheid studie 6 5 8 Salaris toekomstig beroep 5 7 7 Verschillende kanten op 4 3 3 kunnen Tabel 2.4a Rangorde aspecten die studiekeuze beïnvloeden voor toekomstige Ad, HBO en WO studenten (zeer sterke invloed). Meest belangrijk=1. Minst belangrijk=10 We zien hierbij verschillen tussen scholieren die zich oriënteren op bepaalde sectoren. Zo constateren we bijvoorbeeld dat voor toekomstige WO scholieren die zich oriënteren op een opleiding in de sector economie, het toekomstige salaris een grotere rol speelt dan voor scholieren die interesse hebben in de sector gezondheidszorg. Voor deze laatste groep scholieren heeft de praktijkgerichtheid van de opleiding een sterkere invloed op studiekeuze. Dit is weergegeven in onderstaande tabel. Economie Gezondheidszorg Aantrekkelijkheid toekomstig beroep 2 2 De inhoud van de studie 1 1 De internationale oriëntatie van de 6 7 opleiding De kans op een baan na de studie 4 4 De moeilijkheidsgraad van de studie 8 9 Hoeveelheid theorie 10 10 Maatschappelijke relevantie van de 7 6 opleiding Praktijkgerichtheid studie 9 5 Salaris toekomstig beroep 5 8 Veel verschillende kanten op kunnen 3 3 Tabel 2.4b Rangorde aspecten die studiekeuze beïnvloeden voor toekomstige WO scholieren met interesse in de sector economie of gezondheidszorg (zeer sterke invloed). Meest belangrijk=1. Minst belangrijk=10 Iets meer dan de helft van alle scholieren (56%) weet in mei 2010 welke studie gekozen gaat worden (het moment van afname van de vragenlijst). 5 5 Vanwege de te kleine aantallen zijn de resultaten van toekomstige Ad-ers indicatief Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 38 van 73

Toch geven bijna 4 op de 10 scholieren aan dat zij nog twijfelen over de studie of de hogeschool/universiteit. Nog steeds vallen er in deze periode scholieren over te halen om te kiezen voor een bepaalde studie of onderwijsinstelling. In onderstaande figuur is weergegeven dat in vergelijking met MBO ers en VWO ers, meer havisten hun keuze al gemaakt hebben. Figuur 2.4b gemaakt hebben Of scholieren in de laatste jaren van het MBO, HAVO en VWO de studiekeuze al Vanaf nu gaan we dieper in op de scholieren die hun keuze voor een opleiding al gemaakt hebben. Deze scholieren maakten hun keuze vooral in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. MBO-ers zijn vooral op het idee gekomen om een bepaalde studie te volgen tijdens hun opleiding op het MBO. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 39 van 73

Figuur 2.4c Wanneer de studiekeuze gemaakt is Zoals we eerder zagen oriënteren scholieren zich binnen diverse sectoren. In bijlage 2 vindt u het overzicht van opleidingen die behoren tot de verschillende sectoren. Degenen al een keuze hebben gemaakt en kiezen voor een HBO Bachelor, kiezen vooral voor een opleiding in de richting economie. WO-ers kiezen vooral voor de sector economie, gezondheidszorg en techniek. De keuze voor de sector pedagogiek is sterker aanwezig in het HBO dan in het WO. Figuur 2.4d volgen 6 Sector waarin scholieren die hun keuze hebben gemaakt de opleiding willen gaan 6 Scholieren die voor een Ad kiezen zijn niet meegenomen vanwege de te kleine aantallen per cel Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 40 van 73

Hoewel zowel autochtonen als allochtonen voor een opleiding in de sector economie kiezen, zijn er relatief meer allochtonen die besluiten om in deze sector te gaan studeren. Dit is weergegeven in onderstaand figuur. Figuur 2.4e Etniciteit en keuze sector, voor degenen die al een keuze hebben gemaakt We zien echter niet alleen verschillen tussen allochtonen en autochtonen. Zo constateren we bijvoorbeeld dat vrouwen vaker dan mannen een opleiding kiezen in de pedagogische richting (17% tegen 8%). Mannen kiezen daarentegen vaker voor een technische studie (28% tegen 7%). De belangrijkste reden waarom de toekomstige studenten kiezen voor een studie is vooral de inhoud van de studie (41%). Ook baseert een kwart van de toekomstige studenten hun keuze op de aantrekkelijkheid van het toekomstig beroep (26%). Bijna 1 op de 5 scholieren kiest de opleiding vooral omdat zij met de opleiding veel verschillende kanten op kunnen. De hoeveelheid theorie en moeilijkheidsgraad zijn voor slechts een enkeling de reden om te kiezen voor de studie. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 41 van 73

We zien hierbij verschillen tussen scholieren die aan een hogeschool of universiteit willen gaan studeren. Zo kiest meer dan de helft van degenen die aan het WO wil gaan studeren de studie uit op inhoud, terwijl de aantrekkelijkheid van het toekomstig beroep voor bijna een derde van de toekomstige HBO-ers de grootste rol heeft gespeeld bij hun studiekeuze. Figuur 2.4f keuze al gemaakt hebben Waarom scholieren kiezen voor de opleiding die zij willen volgen voor scholieren die de Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 42 van 73

2.5 Keuze voor een instelling Buiten de keuze voor een studie, zullen scholieren ook moeten beslissen aan welke instelling zij de studie willen volgen. In deze paragraaf wordt besproken welke aspecten de keuze voor een instelling beïnvloeden. Ook bekijken we, voor de scholieren die hun keuze al hebben gemaakt, aan welke hogeschool of universiteit zij willen gaan studeren. De meeste scholieren laten deze keuze vooral afhangen van de gepercipieerde kwaliteit van het onderwijs en de indruk die zij tijdens de open dag hebben gekregen. Hoewel ruim de helft van alle scholieren het belangrijk vindt wat de reistijd van en naar de opleiding is, heeft dit voor ruim een vijfde van de scholieren een (zeer) zwakke invloed op de keuze voor een instelling. Slechts een enkeling vindt de levensbeschouwelijke richting van de instelling van belang. Figuur 2.5a en WO studenten Aspecten die de keuze voor een instelling beïnvloeden voor alle toekomstige Ad, HBO Als we alleen kijken naar de aspecten die een zeer sterke invloed hebben op de keuze voor een instelling, constateren we dat voor zowel toekomstige Aders, HBO Bachelors als WO-ers de kwaliteit van het onderwijs van belang is bij deze keuze. Daarentegen speelt voor toekomstige Ad-ers de begeleiding van de docenten een belangrijke rol. Voor toekomstige HBO-Bachelors is de samenwerking met de praktijk van groter belang dan voor toekomstige WOers. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 43 van 73

Ad 7 HBO WO Bachelor De begeleiding van docenten 2 5 4 De breedte van het opleidingenaanbod 3 7 8 De goede naam/status van de school 6 6 5 De indruk tijdens de open dag 8 2 1 De kwaliteit van het onderwijs 1 1 2 De levensbeschouwelijke instelling 10 11 11 De mogelijkheid zelf de inhoud te bepalen 9 8 10 De reistijd van en naar de opleiding 7 4 3 De samenhang tussen de verschillende 5 9 9 vakken De samenwerking met de praktijk 4 3 6 Het voorlichtingsmateriaal 11 10 7 Tabel 2.5a Rangorde aspecten die studiekeuze beïnvloeden voor toekomstige Ad, HBO en WO studenten (zeer sterke invloed) Meest belangrijk=1. Minst belangrijk=10 Vanaf nu gaan we dieper in op de scholieren die hun keuze voor een instelling al gemaakt hebben. Zij hebben vooral gekozen voor Universiteit Utrecht, Universiteit Leiden en Universiteit Nijmegen. Dit is weergegeven in onderstaande figuur. Figuur 2.5b studeren Top 3 universiteiten aan welke scholieren die al een keuze hebben gemaakt gaan Scholieren die hun keuze hebben gemaakt voor een HBO-Bachelor kiezen vooral om hun opleiding te volgen aan Hogeschool Utrecht en Fontys Hogescholen. 7 Vanwege de te kleine aantallen zijn de resultaten van toekomstige Ad-ers indicatief Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 44 van 73

Figuur 2.5c studeren Top 3 hogescholen aan welke scholieren die al een keuze hebben gemaakt gaan Scholieren die al hebben gekozen voor een hogeschool of universiteit hebben dit vooral gedaan op basis van de indruk die zij hebben gekregen tijdens de open dag. Dit is weergegeven in onderstaand figuur. Figuur 2.5d Redenen om te kiezen voor een bepaalde hogeschool of universiteit Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 45 van 73

2.6 Keuze voor de plaats Buiten de keuze voor een studie en de instelling, kunnen scholieren hun keuze voor een onderwijsinstelling ook laten beïnvloeden door de plaats waar de studie gegeven wordt. In deze paragraaf bekijken we welke aspecten de keuze voor een plaats beïnvloeden. Scholieren kiezen vooral voor een plaats vanwege het studentenleven. Het aantal inwoners heeft voor slechts een enkeling een sterke invloed op deze keuze. Figuur 2.6a studenten Aspecten die keuze voor een plaats beïnvloeden voor alle toekomstige Ad, HBO en WO Vooral toekomstige WO studenten letten op het studentenleven en de aanwezigheid van betaalbare studentenkamers in de plaats waar zij gaan studeren. De mogelijkheid tot het vinden van een bijbaantje is voor toekomstige Ad-ers van groter belang. Ad 8 HBO WO Bachelor Het aantal inwoners van deze plaats 4 4 3 Aanwezigheid betaalbare 2 2 2 studentenkamers Het studentenleven in deze plaats 3 1 1 Mogelijkheid tot het vinden van een 1 3 4 bijbaantje Tabel 2.6a Rangorde aspecten die keuze voor een plaats beïnvloeden voor toekomstige Ad, HBO en WO studenten (zeer sterke invloed) Meest belangrijk=1. Minst belangrijk=4 8 Vanwege de te kleine aantallen zijn de resultaten van toekomstige Ad-ers indicatief Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 46 van 73

2.7 Werken of naar het buitenland Zoals we eerder zagen willen niet alle scholieren van het MBO, HAVO of VWO verder gaan studeren. In dit hoofdstuk bekijken we wat de redenen zijn van de scholieren om naar het buitenland te gaan of te gaan werken. Zo geeft 4% van alle scholieren aan naar het buitenland te willen gaan na het afronden van de huidige opleiding. We zien hierbij geen grote verschillen tussen jongens en meisjes en etniciteit. Figuur 2.7a Plannen van de scholieren na de huidige opleiding Vooral MBO-ers willen gaan werken. Het merendeel van de VWO scholieren is daarentegen van plan om verder te studeren. Figuur 2.7b Plannen van MBO-ers, havisten en VWO-ers na de huidige opleiding Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 47 van 73

De meeste jongeren gaan naar het buitenland om kennis te maken met andere culturen. Slechts 1 op de 10 scholieren wil weg uit Nederland om carrièrekansen te vergroten. Figuur 2.7c Redenen om naar het buitenland te gaan De belangrijkste reden om te gaan werken is voor de meeste scholieren om geld te verdienen. Figuur 2.7d Redenen om te gaan werken Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 48 van 73

3. Hoofdonderzoeksvraag Hoe oriënteren jongeren zich op hun studiekeuze en waarom kiezen zij voor een bepaalde opleiding of instelling? Door ruim vier vijfde van de jongeren worden voorlichtingsdagen of open dagen bezocht om zich te oriënteren op een vervolgopleiding in het Hoger Beroepsonderwijs of het Wetenschappelijk Onderwijs. Bijna twee derde van hen bezoekt de websites van hogescholen of universiteiten. Ook vormen vrienden voor meer dan de helft van de scholieren een belangrijke bron van oriëntatie. Iets meer dan de helft van de scholieren bezoekt de website 123studiekeuze.nl of gaat naar de decaan. Slechts een enkeling maakt gebruik van het vak loopbaanoriëntatie op school, de keuzegids Hoger Onderwijs of Elsevier Keuzegids. Scholieren kiezen vooral voor een bepaalde opleiding vanwege de inhoud van de studie en de aantrekkelijkheid van het toekomstig beroep. Ook vindt het merendeel van de scholieren het belangrijk dat zij met hun studie veel verschillende kanten op kunnen en een goede kans op een baan hebben. De hoeveelheid theorie, de moeilijkheidsgraad, de maatschappelijke relevantie en het salaris van het toekomstig beroep spelen slechts voor ruim een vijfde van de scholieren een belangrijke rol. Voor toekomstige HBO Bachelors is de praktijkgerichtheid van de studie belangrijker dan voor toekomstige WO-ers, die het belangrijker vinden dat de studie internationaal is georiënteerd. Voor toekomstige Ad-ers is de kans op een baan na de studie belangrijker dan voor toekomstige HBO-Bachelors of WO-ers. Daarnaast zien we dat de aspecten waar scholieren waarde aan hechten per sector kunnen verschillen: scholieren met interesse in een opleiding in de gezondheidszorg hechten bijvoorbeeld meer waarde aan de praktijkgerichtheid van de opleiding dan scholieren met interesse in een opleiding in de economische sector. Het merendeel van de scholieren kiest voor een bepaalde instelling vanwege de kwaliteit van het onderwijs en de indruk die zij hebben gekregen tijdens de open dag. Voor meer dan de helft van de scholieren is de goede naam van de school, de samenwerking met de praktijk, het voorlichtingsmateriaal en de reistijd (erg) belangrijk bij hun keuze voor een instelling. Nationaal Studiekeuze Onderzoek 2010 Pagina 49 van 73