2016-2017 Praktische Motorschakelingen Werkboek Frank Rubben
Praktische Motorschakelingen Werkboek 1
1. Elektrische Motor 1.1. Intro Er bestaan een veel soorten motoren die elektrische energie omzetten naar mechanisch vermogen. Opdracht A: Teken hieronder een mindmap met de verschillende soorten elektrische motoren. 2
1.2. Vragen: (p244) In de praktijk wordt de asynchrone motor het vaakst gebruikt. Men noemt dit type in de praktijk dan ook het industrieel werkpaard De theorie van de asynchrone motor wordt behandeld in het boek Watt met Elektriciteit ; hoofdstuk 10. Wanneer je de theorie hebt doorgenomen dan kun je antwoorden op de volgende vragen: Vraag 1: Wat is het doel van een elektrische motor? Vraag 2: a) Teken het symbool van een driefasige asynchrone motor met kooianker. b) Teken het symbool van een driefasige asynchrone motor met sleepringanker. Vraag extra: Wat betekent het woord ASYNCHROON bij een elektrische motor? 3
Vraag 3: Wat zijn de belangrijkste onderdelen van een driefasige asynchrone motor? (zie figuur 10.4) 1: 2: 3: 4: 5: 6: 7: 8: 9: 10: 4
Vraag 4: Detailtekening (fig 10.5) benoem de onderdelen op de onderstaande figuur 1: 2: 3: 5: 6: 7: 13: 14: 5
21: 22: 23: 25: 26: 27: 30: 39: 50: 54: 59: 60: 71a: 71b: 78: 84: 85: 98: 308: 6
Vraag 5: Welke gegevens vindt men op het kenplaatje van de motor? 5A: Schrijf het juiste nummer bij de omschrijving van het kenplaatje. Toerental bij nominaal vermogen Beschermingsgraad Nominale werkspanning en -stroom bij driehoekschakeling Arbeidsfactor Nominaal nuttig vermogen op de as Nominale werkspanning en -stroom bij sterschakeling Isolatieklasse Nominale frequentie van de motor 7
5B: Noteer de juiste waarde van het onderstaande kenplaatje: rpm Toerental bij nominaal vermogen Beschermingsgraad V A Nominale werkspanning en -stroom bij driehoekschakeling Arbeidsfactor Nominaal nuttig vermogen op de as V A Nominale werkspanning en -stroom bij sterschakeling Isolatieklasse Nominale frequentie van de motor Serienummer Voldoet aan de Europese richtlijnen (volgens de fabrikant) 8
Vraag extra: hoe kan men op het kenplaatje al het verschil zien tussen asynchrone motor en een synchrone motor? Vraag 8: hoeveel klemmen heeft een motor standaard op zijn klemmenbord? 9
Praktische Oefening ASM DOL automaat We brengen een motor direct-on-line. Dit doen we aan de hand van een automaat. De bedoeling is dat je eerst op papier deze oefening voorbereidt. Daarna teken je het in EPLAN. Pas als dit in orde is, mag je de oefening schakelen. Materialen CEE-stekker of bananenstekkers Hoofdschakelaar Automaat Klemmen Asynchrone motor Verschillende pagina s: Inkomende voedingen Nieuwe voedingen (indien nodig) Veiligheidskring (Indien nodig) Vermogenkring o Verbruikers Elektrisch Pneumatisch Hydraulisch Stuurkring o Afhankelijk van de gebruikte logica Relaisschakelingen Elektronisch Geprogrammeerd 10
1. Inkomende voeding: 11
2. Vermogenkring 12
3. Stuurkring 13
14
Let op: deze vragen beantwoord je best voordat en terwijl je oefening nog werkt! FOTO S o Print deze foto s af, en plak ze op p14 van uw werkboek. Neem een foto van uw motor Neem een foto van het kenplaatje van uw motor Neem een foto van de aansluitingen van uw motor Los de onderstaande vragen op aan de hand van uw motor: rpm V A V A Toerental bij nominaal vermogen Nominale werkspanning en -stroom bij driehoekschakeling Nominale werkspanning en -stroom bij sterschakeling Nominaal nuttig vermogen op de as Arbeidsfactor Beschermingsgraad Isolatieklasse Nominale frequentie van de motor Serienummer Voldoet aan de Europese richtlijnen (volgens de fabrikant) Extra vragen: Hoe heb jij je motor geschakeld tijdens het testen? STER DRIEHOEK Welke spanning heeft het inkomende voedingsnet? 3 x. V +. Kun je je motor anders schakelen dan je gedaan hebt? JA NEEN Heb je dit geprobeerd? (indien ja geantwoord hierboven) JA NEEN Indien je dit geprobeerd hebt, wat merk je op? 15
EVALUATIE PRAKTIJK 01: Controle van uw schakeling: /100 STELLING Leerling Leerkracht Pnt Er zijn foto s geplakt op p14? / 15 JA / NEEN JA / NEEN 5 Er is een kenplaatje aanwezig op uw motor: JA / NEEN JA / NEEN Foto van kenplaatje van de motor is JA / NEEN JA / NEEN 5 aanwezig op p14?: Foto van de aansluitklemmen is aanwezig op p14? JA / NEEN JA / NEEN 5 Het schema op papier is getekend: / 10 JA / NEEN JA / NEEN 4 De gegevens van de motor op het schema JA / NEEN JA / NEEN 3 (papier) kloppen met de foto s: Alle symbolen zijn correct getekend: JA / NEEN JA / NEEN 3 Het schema is gemaakt in EPLAN: / 20 JA / NEEN JA / NEEN 2 De inkomende voeding is correct t.o.v. de JA / NEEN JA / NEEN 2 aanwezig voeding in klas: De hoofdautomaat is correct benoemd JA / NEEN JA / NEEN 2 (EPLAN) De gegevens van de hoofdautomaat staan JA / NEEN JA / NEEN 2 vermeld (EPLAN) De keuze van de hoofdautomaat is afgestemd JA / NEEN JA / NEEN 2 op de motor (EPLAN): De keuze van de draadsectie is afgestemd op JA / NEEN JA / NEEN 2 de automaat (EPLAN): Het type motor getekend in EPLAN is juist: JA / NEEN JA / NEEN 2 De gegevens van het kenplaatje staan JA / NEEN JA / NEEN 2 vermeld in EPLAN: De X-klemmen zijn getekend: JA / NEEN JA / NEEN 2 De X-klemmen zijn benoemd: JA / NEEN JA / NEEN 2 Praktijkevaluatie: / 45 De oefening werd binnen tijd gerealiseerd: JA / NEEN JA / NEEN 5 De oefening werd gemaakt zonder hulp: JA / NEEN JA / NEEN 5 De oefening werkte meteen foutloos: JA / NEEN JA / NEEN 5 De oefening is gemaakt zonder dat er koper JA / NEEN JA / NEEN 6 zichtbaar is: Alle schroeven zijn correct aangespannen: JA / NEEN JA / NEEN 6 De kleurcodes voor de bedrading is JA / NEEN JA / NEEN 6 gerespecteerd: De aarding is aangesloten: JA / NEEN JA / NEEN 6 16
Alle beschermingsgeleiders tussen alle verbruikers zijn aangesloten: JA / NEEN JA / NEEN 6 Attitude: / 10 Zelfevaluatie is ingevuld: JA / NEEN JA / NEEN 2 De zelfevaluatie is correct gemaakt: JA / NEEN JA / NEEN 2 De leerling was niet afwezig (gewettigd is JA / NEEN JA / NEEN 1 ok): De leerling is beleefd: JA / NEEN JA / NEEN 2 De leerling kan op zijn beurt wachten: JA / NEEN JA / NEEN 3 Persoonlijke opmerkingen door leerling bij de evaluatie (vooraf): Opmerkingen door leerkracht bij de evaluatie en bij deze oefening: 17
Vraag 9: De lijndraden L1, L2 en L3 worden respectievelijk aangesloten op U1, V1 en W1. Hoe draait de motor? LINKS RECHTS Kun je de motor laten draaien van kant? JA NEEN Indien je ja antwoordde op de vorige vraag, leg uit in eigen woorden wat je gaat doen. Speelt de draaizin van een motor een rol? Leg je antwoord uit. Welke draadkleur gebruikt men volgens de EN60204-1 voor de fasedraden, nulgeleider en de beschermingsgeleider? L1: L2: L3: N: PE: Er bestaat een alternatieve normering voor de fasedraden (EN.), die drie verschillende kleuren voorstelt: L1: L2: L3: N: PE: Welke spanning zit er tussen L1 en L2? V Welke spanning zit er tussen L2 en L3? V Welke spanning zit er tussen L3 en L1? V Welke stroom loopt er door L1? A 18
Welke stroom loopt er door L2? A Welke stroom loopt er door L3? A Welk vermogen neemt je motor op? W Ter info: RECHTSDRAAIEND VERSUS LINKSDRAAIEND? Rechtsdraaiend = Linksdraaiend = Figuur 1: schakelschemaboekje EATON Praktische Oefening 19
ASM DOL automaat LINKS/RECHTS We brengen een motor direct-on-line. Dit doen we aan de hand van een automaat. De bedoeling is dat je eerst op papier deze oefening voorbereidt. Daarna teken je het in EPLAN. Pas als dit in orde is, mag je de oefening schakelen. Materialen CEE-stekker of bananenstekkers Hoofdschakelaar Automaat Klemmen Nokkenschakelaar Asynchrone motor Verschillende pagina s: Inkomende voedingen Nieuwe voedingen (indien nodig) Veiligheidskring (Indien nodig) Vermogenkring o Verbruikers Elektrisch Pneumatisch Hydraulisch Stuurkring o Afhankelijk van de gebruikte logica Relaisschakelingen Elektronisch Geprogrammeerd 1. Inkomende voeding: 20
2. Vermogenkring 21
3. Stuurkring 22
Benoemen van de markering van de motorklemmen volgens de norm IEC34-8. 23
Let op dat er bij ster twee mogelijke configuraties zijn, maar de motor zal in beide gevallen rechts draaien! EVALUATIE PRAKTIJK 01: Controle van uw schakeling: /100 24
STELLING Leerling Leerkracht Pnt Er zijn foto s geplakt op p14? / 15 JA / NEEN JA / NEEN 5 Er is een kenplaatje aanwezig op uw motor: JA / NEEN JA / NEEN Foto van kenplaatje van de motor is JA / NEEN JA / NEEN 5 aanwezig op p14?: Foto van de aansluitklemmen is aanwezig op p14? JA / NEEN JA / NEEN 5 Het schema op papier is getekend: / 10 JA / NEEN JA / NEEN 4 De gegevens van de motor op het schema JA / NEEN JA / NEEN 3 (papier) kloppen met de foto s: Alle symbolen zijn correct getekend: JA / NEEN JA / NEEN 3 Het schema is gemaakt in EPLAN: / 20 JA / NEEN JA / NEEN 2 De inkomende voeding is correct t.o.v. de JA / NEEN JA / NEEN 2 aanwezig voeding in klas: De hoofdautomaat is correct benoemd JA / NEEN JA / NEEN 2 (EPLAN) De gegevens van de hoofdautomaat staan JA / NEEN JA / NEEN 2 vermeld (EPLAN) De keuze van de hoofdautomaat is afgestemd JA / NEEN JA / NEEN 2 op de motor (EPLAN): De keuze van de draadsectie is afgestemd op JA / NEEN JA / NEEN 2 de automaat (EPLAN): Het type motor getekend in EPLAN is juist: JA / NEEN JA / NEEN 2 De gegevens van het kenplaatje staan JA / NEEN JA / NEEN 2 vermeld in EPLAN: De X-klemmen zijn getekend: JA / NEEN JA / NEEN 2 De X-klemmen zijn benoemd: JA / NEEN JA / NEEN 2 Praktijkevaluatie: / 45 De oefening werd binnen tijd gerealiseerd: JA / NEEN JA / NEEN 5 De oefening werd gemaakt zonder hulp: JA / NEEN JA / NEEN 5 De oefening werkte meteen foutloos: JA / NEEN JA / NEEN 5 De oefening is gemaakt zonder dat er koper JA / NEEN JA / NEEN 6 zichtbaar is: Alle schroeven zijn correct aangespannen: JA / NEEN JA / NEEN 6 De kleurcodes voor de bedrading is JA / NEEN JA / NEEN 6 gerespecteerd: De aarding is aangesloten: JA / NEEN JA / NEEN 6 Alle beschermingsgeleiders tussen alle verbruikers zijn aangesloten: Attitude: / 10 JA / NEEN JA / NEEN 6 25
Zelfevaluatie is ingevuld: JA / NEEN JA / NEEN 2 De zelfevaluatie is correct gemaakt: JA / NEEN JA / NEEN 2 De leerling was niet afwezig (gewettigd is JA / NEEN JA / NEEN 1 ok): De leerling is beleefd: JA / NEEN JA / NEEN 2 De leerling kan op zijn beurt wachten: JA / NEEN JA / NEEN 3 Persoonlijke opmerkingen door leerling bij de evaluatie (vooraf): Opmerkingen door leerkracht bij de evaluatie en bij deze oefening: Soorten kooiankerrotoren: 26
De eerste oefening in deze werkbundel bestond er uit om een overzicht te maken van de soorten motoren. De asynchrone motor met kooirotor werd als belangrijkste aangeduid. Er bestaan echter verschillende kooirotormotoren: o In uw boek worden de kooiankerrotoren nog verder opgesplitst Motoren met één snelheid Motoren met één spanning (Ster of Driehoek) Motoren met twee spanningen (Ster én Driehoek) Motoren met serie- en parallelschakeling Motoren met twee snelheden Gescheiden wikkelingen o stator heeft twee soorten wikkelingen, gescheiden van elkaar Dahlandermotor o een stator met gescheiden wikkelingen zorgt voor veel koper dat niet nuttig gebruikt wordt. Men heeft een mogelijkheid gevonden om de statorwikkelingen zo te wikkelen dat er meerdere configuratie mogelijk zijn. Bij elke configuratie worden de statorwikkelingen zo goed mogelijk gebruikt. Motoren met meerdere snelheden o Motoren met een verschillende configuratie bestaan om historische redenen. Bij draaibanken had men verschillende snelheden nodig, die men niet alleen via mechanische vertanding wou bereiken. Tegenwoordig kan men echter met één kooiankermotor met één statorconfiguratie verschillende snelheden bereiken. Hiervoor gebruikt men een frequentieregelaar. Vragen bij Figuur 10.14: Watt met elektriciteit deel 1 27
- Welke configuratie kan een motor met één snelheid én twee spanningen aannemen? - Welke configuratie kunnen Dahlandermotoren hebben? - Volgens welke configuratie kunnen motoren met gescheiden wikkelingen geconfigureerd worden? STER of DRIEHOEK? 28
Een beetje theorie Driefasige spanningen: Een generator in het elektrisch net genereert driefasespanningen. De drie spanningen in het net zijn: Qua amplitude Qua effectieve waarde Qua frequentie De drie spanningen zijn NIET synchroon: L1 is de spanning zoals in de vorige cursus beschreven. L2 begint 120 na het begin van de eerste sinus. L3 begint 240 na het begin van de eerste sinus. Een driefasige spanning op de motor zal afhankelijk van de configuratie er voor zorgen dat de spanning over de wikkelingen te groot, goed of te klein is. 29
Om een goed vermogen aan de as te krijgen, moet de spanning over de wikkeling even groot zijn als op het kenplaatje vermeldt. Als de spanning te klein is dan zal het vermogen groter/kleiner zijn dan gewenst. Dit kan bij opstarten gewenst zijn. Wat gebeurt er als de spanning over de wikkeling te groot is? Figuur 2: schakelschemaboekje EATON Lijnspanning van het net? 3 x 230V Spanning over de fase in driehoek? (Uf = Uw) Spanning over de fase in ster? (Uf = Uw) 3 x 400V 3 x 690 V Welke configuratie kan een 230/400V motor aannemen bij elk net? 30
Lijnspanning van het net? Kenplaatje motor Spanning over de fase in driehoek? (Uf = Uw) Spanning over de fase in ster? (Uf = Uw) 3 x 230V 230 / 400V. V OK / NOK. V OK / NOK 3 x 400V 230 / 400V. V OK / NOK. V OK / NOK 3 x 690 V 230 / 400V. V OK / NOK. V OK / NOK Welke configuratie kan een 400/690V motor aannemen bij elk net? Lijnspanning van het net? Kenplaatje motor Spanning over de fase in driehoek? (Uf = Uw) Spanning over de fase in ster? (Uf = Uw) 3 x 230V 400 / 690 V. V OK / NOK. V OK / NOK 3 x 400V 400 / 690 V. V OK / NOK. V OK / NOK 3 x 690 V 400 / 690 V. V OK / NOK. V OK / NOK Oefeningen op de keuze tussen ster en driehoek: o Oefening 1 31
Het kenplaatje van een kooirotormotor vermeldt: 230V/400V 3A / 1,73A Het net waar de motor moet geplaatst worden is 3x230V+N. Welke motorconfiguratie moet deze motor aannemen? Kan men de motor in ster schakelen? Kan men de motor in driehoek schakelen? o Oefening 2 Het kenplaatje van een kooirotormotor vermeldt: 230V/400V 3A / 1,73A Het net waar de motor moet geplaatst worden is 3x400V+N. Welke motorconfiguratie moet deze motor aannemen? Kan men de motor in ster schakelen? Kan men de motor in driehoek schakelen? o Oefening 3 Het kenplaatje van een kooirotormotor vermeldt: 230V/400V 3A / 1,73A Het net waar de motor moet geplaatst worden is 3x690V+N. Welke motorconfiguratie moet deze motor aannemen? Kan men de motor in ster schakelen? Kan men de motor in driehoek schakelen? o Oefening 4 Het kenplaatje van een kooirotormotor vermeldt: 400V/690V 1,73A/1A Het net waar de motor moet geplaatst worden is 3x690V+N. Welke motorconfiguratie moet deze motor aannemen? Kan men de motor in ster schakelen? Kan men de motor in driehoek schakelen? o Oefening 5 Het kenplaatje van een kooirotormotor vermeldt: 400V/690V 1,73A / 1A Het net waar de motor moet geplaatst worden is 3x400V+N. Welke motorconfiguratie moet deze motor aannemen? Kan men de motor in ster schakelen? Kan men de motor in driehoek schakelen? Praktische Oefening 32
ASM automaat STER/DRIEHOEK We brengen een motor direct-on-line. Dit doen we aan de hand van een automaat. De bedoeling is dat je eerst op papier deze oefening voorbereidt. Daarna teken je het in EPLAN. Pas als dit in orde is, mag je de oefening schakelen. Materialen CEE-stekker of bananenstekkers Hoofdschakelaar Automaat Klemmen Nokkenschakelaar Asynchrone motor Verschillende pagina s: Inkomende voedingen Nieuwe voedingen (indien nodig) Veiligheidskring (Indien nodig) Vermogenkring o Verbruikers Elektrisch Pneumatisch Hydraulisch Stuurkring o Afhankelijk van de gebruikte logica Relaisschakelingen Elektronisch Geprogrammeerd 1. Inkomende voeding: 33
- - 34
2. Vermogenkring 3. Stuurkring 35
36
EVALUATIE PRAKTIJK 01: Controle van uw schakeling: /100 37
STELLING Leerling Leerkracht Pnt Het schema op papier is getekend: / 10 JA / NEEN JA / NEEN 4 De gegevens van de motor op het schema JA / NEEN JA / NEEN 3 (papier) kloppen met de foto s: Alle symbolen zijn correct getekend: JA / NEEN JA / NEEN 3 Het schema is gemaakt in EPLAN: / 20 JA / NEEN JA / NEEN 2 De inkomende voeding is correct t.o.v. de JA / NEEN JA / NEEN 2 aanwezig voeding in klas: De hoofdautomaat is correct benoemd JA / NEEN JA / NEEN 2 (EPLAN) De gegevens van de hoofdautomaat staan JA / NEEN JA / NEEN 2 vermeld (EPLAN) De keuze van de hoofdautomaat is afgestemd JA / NEEN JA / NEEN 2 op de motor (EPLAN): De keuze van de draadsectie is afgestemd op JA / NEEN JA / NEEN 2 de automaat (EPLAN): Het type motor getekend in EPLAN is juist: JA / NEEN JA / NEEN 2 De gegevens van het kenplaatje staan JA / NEEN JA / NEEN 2 vermeld in EPLAN: De X-klemmen zijn getekend: JA / NEEN JA / NEEN 2 De X-klemmen zijn benoemd: JA / NEEN JA / NEEN 2 Praktijkevaluatie: / 60 De oefening werd binnen tijd gerealiseerd: JA / NEEN JA / NEEN 10 De oefening werd gemaakt zonder hulp: JA / NEEN JA / NEEN 10 De oefening werkte meteen foutloos: JA / NEEN JA / NEEN 10 De oefening is gemaakt zonder dat er koper JA / NEEN JA / NEEN 6 zichtbaar is: Alle schroeven zijn correct aangespannen: JA / NEEN JA / NEEN 6 De kleurcodes voor de bedrading is JA / NEEN JA / NEEN 6 gerespecteerd: De aarding is aangesloten: JA / NEEN JA / NEEN 6 Alle beschermingsgeleiders tussen alle verbruikers zijn aangesloten: JA / NEEN JA / NEEN 6 Attitude: / 10 Zelfevaluatie is ingevuld: JA / NEEN JA / NEEN 2 De zelfevaluatie is correct gemaakt: JA / NEEN JA / NEEN 2 38
De leerling was niet afwezig (gewettigd is JA / NEEN JA / NEEN 1 ok): De leerling is beleefd: JA / NEEN JA / NEEN 2 De leerling kan op zijn beurt wachten: JA / NEEN JA / NEEN 3 Persoonlijke opmerkingen door leerling bij de evaluatie (vooraf): Opmerkingen door leerkracht bij de evaluatie en bij deze oefening: 39
Ter illustratie (Danfoss) 40
41
42
Bouwvormen van asynchrone motoren IEC-frame of NEMA-frame? 43
Er zijn afspraken gemaakt tussen allerlei landen en instanties om gelijke type motoren te kunnen uitwisselen. Wanneer een motor kapot is kan men een andere motor bestellen: o Wat moet men doorgeven bij een bestelling als een motor stuk is? Vraag 16: Door welke factoren wordt de uitvoeringsvorm van een motor bepaald? Uitleg: Uitleg: Vraag 17: Wat versta je onder de bouwvormen van een motor? Hoe wordt de bouwvorm weergegeven? Geef drie voorbeelden van bouwvormen: 44
Extra vraag: Hoe wordt de IEC-code samengesteld? 45
De volgende figuur helpt u om de juiste code volgens de norm IEC 34-7 te kiezen. 46
Vraag: Welk IEC-code heb ik nodig als: (gebruik tabel p46) ik een flensmotor (grote flens) wil met een as volgens de standaardafmetingen. De motor moet horizontaal ingebouwd worden. CODE:. ik wil een motor op een voet, maar de voet moet onder de tafel van de transportband ingebouwd worden. De as (gestandaardiseerd, 1 kant) moet horizontaal uit de motor komen na montage: CODE:. een motor met twee assen een flens en een horizontale voet moet hebben. De eerste as dient om uitgelijnd te staan met een pomp (via de flens). De tweede as dient om verbonden te worden met een generator (via de voet uitgelijnd). CODE:. 47
Vraag 18: Hoe wordt de beschermingsgraad van een behuizing (van b.v. een motor) weergegeven? Leg uit. Vraag 19: Een motor heeft een beschermingsgraad IP55-7. Verklaar de code. IP: 5: 5: 7: 48
Ter informatie: Vraag: Vul de onderstaande tabel verder aan: (of is dit niet nodig?) 49
50
Isolatieklasse Vraag 20: Standaardmotoren zijn uitgerust met wikkelingen met een isolatiesysteem van klasse B. Leg dit uit. 51
52
Vraag: Op welke twee manieren kan men de isolatie van de wikkelingen controleren? 53
Koeling van de motor Vraag 21: Hoe wordt de koeling van een toestel aangeduid? Vraag 22: De meest gebruikte koelwijze bij standaardmotoren is die met de code IC411. Leg uit in eigen woorden 54
Industriële Beveiligingen In het kader van onze motorschakelingen moeten we de beveiligingen eens van nabij bekijken. In het boek Watt met elektriciteit deel 1 wordt dit in hoofdstuk 9 besproken. Vraag: Welke soorten beveiligingen bestaan er op industrieel niveau? (TIP: Figuur 9.1.) De industriële beveiligingen moeten ons beveiligen tegen: - Te grote stroom o In de vorm van kortsluiting o In de vorm van overbelasting - Te grote spanning - Te kleine spanning De stroombeveiliging is in eerste instantie het belangrijkste. 55
Een beetje woordenschat: Vraag 2,3,4,5,6: Wat bedoelt men met de volgende termen? Term Afkorting Uitleg De nominale stroom In Icc = Ik Uitschakelvermogen Of Afschakelvermogen Overstroom Ideële kortsluitstroom Begrensde kortsluitstroom of Kapstroom 56
Voorbeeld bij het berekenen van de kortsluitstroom: Kortsluitstroom in een installatie wordt bepaald door de in de installatie. (I k1) De lengte en de diameter van de. tot waar de fout optreedt. (I k2) Figuur 9.2 geeft een overzicht van de kortsluitstromen in het net. Teken deze figuur over. Berekening: Wat is de korstsluitstroom die de driefasige transfo (S=1 MVA, 20kV/690V; 4%) kan leveren? 57
Grootheden in de elektriciteit In de elektriciteit werden tot nu toe enkel 3 grootheden bekeken: U, I en R. Nochtans is er bij wisselspanning meer dan dit; ook vermogen speelt een rol. Grootheid Afkorting grootheid Eenheid Afkorting grootheid U I R P S Q cos φ S = U. I P = U. I. cos φ = S. cos φ Q = U. I. sin φ = S 2 P 2 58
Vraag 57: (figuur 9.55) Teken de symbolen voor: Toestel Smeltveiligheid Letter op schema Symbool Automatische schakelaar met thermisch-magnetische én minimimspanningsbeveiliging Driefasige motor met directe beveiliging door PTC-voelers Automatische schakelaar met aardlekbeveiliging Thermisch beveiligde hulpcontacten (bimetaal) 59
Smeltveiligheid met slagstift Automatische schakelaar met thermisch-magnetische beveiliging (2 symbolen 1ste) Automatische schakelaar met thermisch-magnetische beveiliging (2 symbolen - 2de) Automatische schakelaar met minimumspanningsbeveiliging Automatische schakelaar met magnetische beveiliging (2 symbolen 1ste) Automatische schakelaar met magnetische beveiliging (2 symbolen 2de) 60
NO- en NGhulpcontact van thermisch-magnetische beveiliging Automatische schakelaar met verliesspanningsbeveiliging Elektronische overstroombeveiliging met stroomtransformatoren Monofasige overspanningsbeveiliging 61
Vraag: Bij onze motorschakelingen (1,2,3) gebruikten we ter beveiliging altijd een automaat. Is dit altijd een goede keuze bij een motorschakeling? JA / NEEN Uitleg: 62
Vraag: Los de volgende vragen op: Een thermische beveiliging beschermt uw installatie tegen: (kleur het bolletje) o Kortsluiting o Overspanning o Verliesstroom o Overbelasting o Minimumspanning Een HOV beveiligt uw installatie tegen: (kleur het bolletje) (H9 3) o Kortsluiting o Overspanning o Verliesstroom o Overbelasting o Minimumspanning Een magnetische overstroombeveiliging beschermt uw installatie tegen: (kleur het bolletje) o Kortsluiting o Overspanning o Verliesstroom o Overbelasting o Minimumspanning Een thermisch-magnetische overstroombeveiliging beschermt uw installatie tegen: (kleur het bolletje) o Kortsluiting o Overspanning o Verliesstroom o Overbelasting o Minimumspanning Een automaat beveiligt uw installatie tegen: (kleur het bolletje) o Kortsluiting o Overspanning o Verliesstroom o Overbelasting o Minimumspanning 63
Vraag: Welk type toestel is het toestel op de figuur hieronder:.. 64
Uitschakelkarakteristieken van beveiligingen: Teken de uitschakelkarakteristiek een thermische beveiliging. Teken de uitschakelkarakteristiek een magnetische beveiliging. 65
Teken de uitschakelkarakteristiek een thermisch-magnetische beveiliging. Teken de uitschakelkarakteristiek een HOV. Teken de uitschakelkarakteristiek een automaat. (b.v. C20) 66
Vraag: vergelijk de uitschakelkarakteristiek van de volgende automaten: B20 vs C20 vs D20 Vraag: Waarom kiest men soms toch voor smeltveiligheden en niet voor een automaat om de inkomende voeding van de installatie te beschermen? 67
68