5 Ontdekkend leren voetballen in de praktijk Jonge spelers leren in aangepaste spelvormen beslissingen te nemen die passen bij hun speelniveau. Zo veel mogelijk ín het spel reële keuzes maken op een steeds complexer niveau. Dat is de kern van spelend leren spelen in de praktijk. De rol van de trainer is daarin essentieel, zelfs als hij op de achtergrond lijkt te functioneren. In dit hoofdstuk worden voorbeelden van ontdekkend leren voetballen uitgewerkt als onderdeel van de jeugdtraining. Kenmerkende voetbalbeslissingen zoals positionering, wijze van spelen en openen of sluiten van afspeellijnen, komen in deze spelvormen aan bod. Door de samenstelling van de spelvorm (aantallen, regels, afmetingen en doelgrootte) is er een grote kans om ontdekkend te leren. Voor iedere spelvorm is een beschrijving gemaakt van de organisatie, de benodigdheden en de spelbedoeling. Spelvormen lokken beslissingen uit die vooral overeenkomen met de opbouwfase van de eindvorm (11 tegen 11). Daarmee is het geen complete methode, maar een voorbeeld. De spelvormen hebben als doel aan te sluiten bij het speelniveau van spelers. Tegelijkertijd biedt de spelvorm voor de opbouwfase aanknopingspunten voor een gewenste speelwijze van het team in wedstrijden. Kenmerkend aan leren spelen in de opbouwfase is de verhouding tussen breedte- en dieptespel. De spelvormen die uitgewerkt zijn in dit hoofdstuk, zijn bedoeld om jonge voetballers deze principes te laten ontdekken. De spelvorm richt zich dan niet op alléén breed houden of op alléén diep spelen. Juist de essentiële keuze tussen breed of diep is de volle betekenis van het spel. Het is voor jeugdspelers interessant om deze principes te leren ontdekken in een ontworpen spelvorm die past bij hun speelniveau. 5.1 Kern spelvormen Principes van ontdekkend leren worden in deze publicatie beschreven op basis van twee kernvormen geïnspireerd op eerder omschreven activiteiten (Koekoek, Dokman, & Walinga, 2014; Stoop, 2002): 1 Partijspel 3 aanvallers tegen 2 verdedigers (paragraaf 5.1). 2 Partijspel 4 aanvallers tegen 4 verdedigers (paragraaf 5.2). In beide kernvormen is er een speciale keeperregel die naar verloop van tijd wordt opgeheven. Deze regel zorgt ervoor dat niet alle verdedigers met volle druk naar voren kunnen spelen. Met deze regel wordt de druk op de balbezitters in eerste instantie verminderd. In paragraaf 5.2.1 worden scenario s en leerdoelen beschreven. Het gaat bijvoorbeeld over positie kiezen, vrijlopen, keuzes maken, balbehandeling, afspeellijnen en openstaan. Een scenario is een schets van een spelsituatie die met enige Ontdekkend leren voetballen in de praktijk 65
regelmaat voorkomt. Een scenario is niet bedoeld om een goed-foutanalyse te maken waarop spelers kritiek krijgen, maar om zicht te krijgen op wat er ontdekkend geleerd kan worden in de specifieke situatie en wat de rol van de trainer kan zijn om dit te beïnvloeden. De scenario s zijn dus geen problemen, maar eerder kansen, waarin spelers ontdekkend kunnen leren oplossingen te zoeken. Het ontstaan van de scenario s is voor de trainer dan ook een bevestiging die de activiteit uitlokt tot ontdekkend leren voetballen. In de beschrijving van een scenario wordt vaak ook duidelijk welke overstijgende leerdoelen kunnen worden behaald. Daarmee wordt direct duidelijk wat er in de spelvorm geleerd kan worden. De leerdoelen zijn opgesplitst in twee uitwerkingen: (1) een algemeen leerdoel dat vaak herkenbaar is als een algemeen tactisch leerprincipe in jeugdvoetbal, en (2) de variatie in oplossingen die geleerd kunnen worden, genoemd als ontdekkend leren. Dit deel geeft aan dat het algemene principe vaak veel genuanceerder is dan één standaardoplossing. Juist die nuance past bij ontdekkend leren, omdat in het spel de variatie van het algemene leerdoel veelvuldig ontstaat. Spelers leren daardoor omgaan met een variabele omgeving, in plaats van met het op basis van strikte regels uitvoeren van verplichte spelhandelingen. De trainer heeft natuurlijk ook de mogelijkheid om richting te geven aan dit leerproces. Met suggesties voor interventies wordt duidelijk hoe dat gedaan kan worden. De eerste beslissing voor een trainer is het wel of niet ingrijpen tijdens het spelen. Er moet worden ingeschat of het nuttig is voor de spelers om volledig zelfstandig ontdekkend tot een oplossing te komen of dat hulp gewenst is. In het deel van de training waar het om ontdekkend leren gaat, zal de nadruk op zelfstandig leren spelen liggen en is de trainer dus terughoudend met interventies die al te voorschrijvend werken. De interventies die de trainer kan doen, zijn beschreven in de tabel Rol van de trainer. Daarin worden drie typen manipulaties beschreven: (1) de omgeving aanpassen, (2) de taak aanpassen en/of (3) aanwijzingen voor de speler(s) (zie voorbeeld tabel 5.1). Omgeving Taak Rol van de trainer Aanpassingen in de omgeving. Aanpassingen in taak, doel en regels. Interventies die bedoeld zijn om intenties van de speler te beïnvloeden. Tabel 5.1 De mogelijkheden voor interventies en de rol van de trainer. Voor dit deel van de training kiezen we ervoor om bij aanwijzingen voor de speler vooral in te zetten op leren uit voorbeelden. Dat betekent dat de speler voorbeelden moet krijgen waaruit hij zelf relevante informatie selecteert. Een trainer kan door middel van het meespelen of het inzetten van andere spelers deze manipulatie toepassen. Voor de andere twee manipulaties (omgeving en taak) wordt omschreven hoe aanpassingen kunnen leiden tot een leerrijke omgeving voor spelers om spelhandelingen te leren. Het bereiken van een leerdoel houdt in dat er aanvallend of verdedigend succes is. Daarmee luidt de oplossing van het ene scenario altijd een nieuw scenario in. Iedere verdedigende oplossing brengt een nieuwe aanvallende uitdaging met zich mee en andersom. De scenario s zijn niet in een chronologische volgorde gezet, omdat het spel eenvoudigweg niet zo voorspelbaar is. Het leren spelen verloopt niet volgens een vast script (als dit, dan dat), maar eerder dynamisch, vanwege de vele factoren die van invloed zijn op elkaar. 66 Ontdekkend leren voetballen Ontdekkend leren voetballen in de praktijk 67
5.2 Drie tegen twee partijspel (met keeperregel) Figuur 5.2 Formatie drie tegen twee met keeperregel. Figuur 5.1 Overzicht van twee spelsituaties op een half voetbalveld. Op een half voetbalveld kunnen ruim twee speelvelden worden gemaakt (figuur 5.1). Per speelveld - 2 minigoaltjes of 4 pilonnen voor de 2 buitenste goaltjes. - 2 pilonnen voor het goaltje in het midden. - 4 pilonnen voor het keepersvak (dubbele pilon aan elke zijde). - 4 doppen voor de afbakening van het veld. - 1 pupillen-doel. - 5 ballen (bij voorkeur, maar minimaal 1 bal). Spelbedoeling De aanval probeert in vijf pogingen zo vaak mogelijk te scoren in één van de drie goaltjes. Verdedigers proberen dit te voorkomen en bij balbezit zelf op het grote doel te scoren. Regels - Aanvallers krijgen in totaal 5 pogingen. - Eén verdediger blijft in het keepersvak vóór de goaltjes (aangegeven met dubbele rode doppen). - Eén verdediger staat in het speelveld. - Aanvallers mogen zowel in het keepersvak als in het speelveld komen. - Gaat de bal uit door de verdedigers of aanvallers, dan eindigt de poging. - Bij onderschepping krijgen de verdedigers één kans om te scoren. Lukt dat niet, dan is het einde poging. 68 Ontdekkend leren voetballen Ontdekkend leren voetballen in de praktijk 69
5.2.1 Scenario s en leerdoelen Scenario 1: de verdediger zet druk op de speler aan de zijkant. Hierdoor komt deze speler in de problemen. Ontdekkend leren spelen De achterste speler leert positie kiezen voor een goed vervolg. Bij veel druk, ruim onder de bal komen en veel tijd creëren. Bij weinig druk, zo positie leren kiezen voor een snel aanvallend vervolg. Omgeving Taak Rol van de trainer - Maak het veld zo diep dat de achterste speler in ieder geval voor de veilige optie kan kiezen (ruim onder de bal komen). - Maak het veld minder diep wanneer spelers effectiever worden in het vasthouden van de bal.... - Speel mee op de verschillende posities en laat de spelers zien wat de mogelijke opties zijn. - Laat zien dat zodra een speler op zijn buitenste been (ten opzichte van de balbezitter) aanspeelbaar is, hij een snel vervolg kan kiezen. Figuur 5.3 Veel druk op de speler aan de zijkant. Onder de bal komen. Leerdoel voor de achterste speler: positie kiezen om onder de bal te komen. 70 Ontdekkend leren voetballen Ontdekkend leren voetballen in de praktijk 71
Sport en Kennis Deze preview is een gedeelte uit het boek: Ontdekkend leren voetballen Meer informatie Voor meer artikelen en andere uitgaven kunt u terecht op www.sportenkennis.nl