STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

Vergelijkbare documenten
STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

STUDIEGIDS Maatschappelijk Werk en Dienstverlening

STUDIEGIDS Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD

Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS DEELTIJD

STUDIEGIDS Pedagogiek DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT ISPS VOLTIJD

1a Onderwijs aan de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

STUDIEGIDS Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening

STUDIEGIDS Culturele en Maatschappelijke Vorming DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS

STUDIEGIDS Toegepaste Psychologie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening

Informatie werkplekleren

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd

STUDIEGIDS Sociaal Pedagogische Hulpverlening

OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING TOEGEPASTE PSYCHOLOGIE

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING Bijlage, Bachelor Opleiding Docent Muziek

DEEL B VAN DE ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING VAN DE BACHELOROPLEIDING ROEMEENSE TAAL EN CULTUUR

Master of Science in het Sociaal Werk en Sociaal Beleid. Faculteit Sociale Wetenschappen

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

STUDIEGIDS Opleiding Creatieve Therapie DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT IVPS

Instituut voor Sociale Opleidingen

Sport, Gezondheid en Management

OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE

NIEUW TWEEJARIGE HBO-OPLEIDING ASSOCIATE DEGREE PEDAGOGISCH PROFESSIONAL KIND EN EDUCATIE

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel)

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd

OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT VOOR MAATSCHAPPELIJKE EN SOCIAAL-CULTURELE STUDIES

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 4 Opleidingsdeel hbo-pedagogiek

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Master Healthy Ageing Professional (MHAP)

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Bachelor Religiewetenschappen

kwalificatie-eis pedagogisch beleidsmedewerker/coach

Onderwijs- en examenregeling Hoofdstuk 3 Opleidingsdeel LVO

Deze versie treedt in werking op 1 september 2013 en vervangt alle voorgaande versies.

Deze versie treedt in werking op 1 september 2016 en vervangt alle voorgaande versies.

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER

Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF

TWEEJARIGE HBO-OPLEIDING ASSOCIATE DEGREE PEDAGOGISCH PROFESSIONAL KIND EN EDUCATIE

Sociaal Pedagogische Hulpverlening. SPH voltijd de opleiding en het werkveld.... voor haar een nieuwe liefde vindt

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologe en Religiewetenschappen. Deel 2 (opleidingsspecifiek deel): Bachelor Theologie

INHOUDSOPGAVE ALGEMEEN Aard van dit document Informatie en communicatie Inwerkingtreding en duur

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel): Bachelor Wijsbegeerte

Praktijkopleider agrotechniek

Opleidingsstatuut. voor de Bacheloropleiding. Opleidingskunde. van het Instituut voor Leraar en School. van de. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Brede Propedeuse Zorg & Welzijn. Propedeuse - Voltijd

Openheid als Basis. Ties van der Meer, Stichting Donorkind

OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT VOOR VAKTHERAPEUTISCHE EN PSYCHOLOGISCHE STUDIES

Kennismakingsgesprek

ONDERWIJS- EN EXAMENREGELING. Faculteit der Filosofie, Theologie en Religiewetenschappen. Deel 2 (Opleidingsspecifiek deel)

OER Master facultair hoofdstuk 10 Maatschappij & Recht Vastgesteld d.d

Opleidingsstatuut Voor de gedeeltelijk aan het experiment leeruitkomsten deelnemende deeltijdse bacheloropleiding Chemie van de Hogeschool van Arnhem

A. Nadere facultaire invulling van onderstaande artikelen uit de HU-OER

ONZE AGENDA OPLEIDEN IN ROTTERDAM VOOR DE WERELD VAN MORGEN STRATEGISCHE AGENDA

Het huis met de zeven kamers

Leraar voortgezet onderwijs

BACHELOROPLEIDING DEELTIJD

Management in de Zorg (Associate degree: duaal/deeltijd)

Bedrijfskunde (AVD) Bedrijfskunde MER (AVD) Financiële Dienstverlening (AVD)

Opleidingsstatuut Bacheloropleiding Bouwkunde Studiejaar Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel) Masteropleiding Leraar Engels. Studiejaar

middelbaar beroepsonderwijs Brainport regio Eindhoven Onderwijsvisie Onze kijk op onderwijs

Donderdag 28-jan 6:30 8:27 11:54 12:54 15:34 17:23 19:20

Onderwijs- en examenregeling

Binnen twee jaar als leerkracht voor de klas. Verkorte opleiding Leraar Basisonderwijs (pabo) share your talent. move the world.

Studeren aan het hbo. W i n d e s h e i m z e t k e n n i s i n w e r k i n g

Uitdagingen voor de sociale professional anno Tine Van Regenmortel, Vlaardingen, 26/11/2015

OPLEIDINGSSTATUUT ICA. Opleidingen CMD, BIM, I, TI en CS (DC) voltijd / deeltijd

AD Sociaal Werk in de Zorg

Een flexibele deeltijdopleiding die inspeelt op de actualiteit van het sociaal werk

Onderwijs- en Examenregeling (OER) Bachelorprogramma Academische Opleiding Leraar Basisonderwijs. Faculteit der Gedrags- en Maatschappijwetenschappen

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd

Ontwerpkaders: Onderwijs. Versie 1.0/november 2016

Kopopleiding Leraar Omgangskunde. Bachelor of Teacher Education in Social Skills - Voltijd

ACADEMIEJAAR LEREN OP SCHOOL ÉN OP DE WERKPLEK. Graduaat in Maatschappelijk werk.

ECTS-fiche. 1. Identificatie. Graduaat Maatschappelijk werk Module Geïntegreerde competentieverwerving 3. Lestijden 40

OPSTELLEN EINDKWALIFICATIES OPLEIDING

Ontwerpkaders: Leeruitkomsten. Versie 1.0/ november Ontwerpkaders: Leeruitkomsten/versie 1.0/november

OPLEIDINGSSTATUUT BACHELOROPLEIDING CREATIEVE THERAPIE

Opleidingsstatuut. voor de Bacheloropleiding. Opleidingskunde. van het Instituut voor Leraar en School. van de. Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

Teamscan op accreditatiewaardigheid

Besluit strekkende tot het verlenen van accreditatie aan de opleiding hbo-bachelor Bewegingstechnologie van De Haagse Hogeschool

type week datum week 32 7-aug 8-aug 9-aug 10-aug 11-aug 12-aug 13-aug aug T5 15-aug 16-aug 17-aug 18-aug 19-aug 20-aug

A. Hieronder is voor zover van toepassing nadere facultaire invulling per artikel gegeven:

Studentenstatuut (opleidingsspecifiek deel)

MASTER LEIDERSCHAP EN INNOVATIE KIND EN EDUCATIE

Sociaal Werk. Bachelor of Social Work - Voltijd

Sport & Economie. Bedrijfseconomie. Voltijd

Wendbaar en waarde(n)vol onderwijs!

FORMULIER STRATEGISCHE THEMA S OPLEIDING [NAAM]: INSTITUUT: (G)OC: INSTITUUTSDIRECTEUR: DATUM:

... haar helpt een toekomst op te bouwen. Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. MWD voltijd de opleiding en het werkveld

Beroepsregistratie en herregistratie. in de jeugdhulp en

Handreiking bij het beoordelingskader voor het bijzonder kenmerk Kleinschalig en intensief onderwijs

Onderwijs- en examenregeling

Begrippenlijst Studentenstatuut (belangrijkste begrippen in alfabetische volgorde) 1

ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW

Transcriptie:

STUDIEGIDS 2017-2018 Maatschappelijk Werk en Dienstverlening DEEL 1 EN 3 VAN HET OPLEIDINGSSTATUUT INSTITUUT IMSS VOLTIJD

2

Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 3 Inleiding... 5 Deel 1: Studiegids... 6 Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs... 7 1.1 Uitgangspunten van het onderwijs... 7 Hoofdstuk 2 Lesdagen en vakanties... 10 2.1 Lesdagen en lestijden... 10 2.2 Jaarplanning studiejaar 2017-2018... 11 Hoofdstuk 3 Doelen van de opleiding... 12 3.1 Waar de Hogere Sociale Studies in het domein Sociaal Werk voor opleiden... 12 3.2 De toekomst: naar één opleiding Sociaal Werk in 2018... 13 3.3 Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen... 14 3.4 Het beroep maatschappelijk werker... 15 3.5 Waar kun je werken?... 15 3.6 Beroepstaken en competenties maatschappelijk werk... 16 Hoofdstuk 4 Opbouw van de opleiding... 19 4.1 Onderwijsaanbod Maatschappelijk Werk en Dienstverlening... 20 4.2 Drie opleidingsniveaus... 21 4.3 Twee opleidingsvarianten en twee uitstroomprofielen... 22 4.4 Praktijk als leerbron... 24 4.4.1 Leren in en door de praktijk... 24 4.4.2 De criteria voor de geschiktheid van een praktijkplaats... 25 4.4.3 Begeleiding tijdens het praktijkleren... 27 4.4.4 Beoordeling van het praktijkleren... 27 4.4.5 Praktijkwerk in het buitenland (niveau 3)... 27 4.4.6 Praktijkgericht Onderzoek (niveau 3)... 28 4.4.7 Supervisie... 28 4.5 Minoraanbod van de opleiding... 28 4.6 Tentamens, integrale toetsen en examens... 29 4.6.1 Tentamens... 30 4.6.2 Integrale toetsen... 34 4.6.3 Examens... 34 4.7 Toetsen van taal als onderdeel van professionele communicatie... 34 4.8 Aanwezigheidsregeling... 35 4.9 Toetsprogramma... 38 Hoofdstuk 5 Studieloopbaanbegeleiding... 41 Hoofdstuk 6 Praktische informatie... 42 6.1 Management en medewerkers... 42 6.2 Praktijkbureau MWD... 42 6.3 Examencommissie Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies... 42 6.4 Team Internationalisering... 44 3

6.5 Betrokkenheid van studenten bij de kwaliteit van onderwijs en organisatie... 44 6.6 Postvakken studenten en docenten... 46 6.7 Verkoop van leermiddelen (Readers en ander studiemateriaal)... 46 Hoofdstuk 7 Interne organisatie... 47 7.1 Faculteiten, domeinen en instituten... 47 7.2 FGGM: management en organisatie op faculteits- en instituutsniveau... 47 7.3 Examencommissie (leden)... 49 7.4 Medezeggenschap en inspraak van studenten en medewerkers op HAN-, faculteits- en instituutsniveau... 50 7.5 Kwaliteitszorg op instituutsniveau... 51 7.6 Afhandeling van vragen, problemen en klachten binnen de opleiding... 52 Hoofdstuk 8 Studentenvoorzieningen op faculteits- en instituutsniveau... 53 8.1 Voorzieningen op locatie Kapittelweg... 53 8.2 Studentenondersteuning... 55 8.3 Studenteninformatievoorziening... 59 8.4 Overige voorzieningen... 60 8.5 HAN-talencentrum en de taalkamer... 62 8.6 Studeren met een functiebeperking of chronische ziekte... 62 Bijlage 1: Body of Knowledge Maatschappelijk Werk en Dienstverlening... 65 Bijlage 2: Eindkwalificaties MWD... 66 Deel 2: Regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens... 67 Deel 3: Beschrijving van het onderwijs... 68 Hoofdstuk 1 Curriculumoverzichten... 69 1.1 Samenstelling propedeutische fase... 69 1.2 Samenstelling postpropedeutische fase... 70 Hoofdstuk 2 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen propedeutische fase... 73 2.1 Onderwijseenheden, voltijd, niveau 1, studiejaar 1... 73 Hoofdstuk 3 Gegevens onderwijseenheden en integrale toetsen postpropedeutische fase... 96 3.1.1 Onderwijseenheden, voltijd, niveau 2, studiejaar 2... 96 3.2.1 Onderwijseenheden, voltijd, niveau 3, studiejaar 3 en 4... 123 Hoofdstuk 4 Verkorte programma s... 144 Hoofdstuk 5 Gecertificeerd minoraanbod van de opleiding MWD... 146 5.1 Psychosociale hulpverlening (M_ISS01)... 146 5.2 GGZ-agoog (M_ISS05)... 156 5.3 GGZ-agoog (deeltijd) (M_ISS05DT)... 159 5.4 Huiselijk geweld (voltijd) (M_ISS11)... 162 5.5 Huiselijk geweld (deeltijd) (M_ISS11DT)... 167 5.6 Verslavingskunde (voltijd) (M_ISS16)... 172 5.7 Verslavingskunde (deeltijd) (M_ISS16DT)... 177 Hoofdstuk 6 Opsomming onderwijseenheden van AD-graad naar Bachelorgraad... 182 Bijlagen... 183 Bijlage 1: Begrippenlijst Opleidingsstatuut en Studentenstatuut... 184 Bijlage 2: Relevante namen en adressen... 192 4

Inleiding Deze studiegids is onderdeel van het Opleidingsstatuut Instituut voor Maatschappelijke en Sociaal-Culturele Studies (IMSS) (deel 1 en 3). In deel 1 van deze studiegids vind je informatie over de voltijdopleiding Maatschappelijke Werk en Dienstverlening. Naast de opbouw van het onderwijs wordt beschreven welke beroepstaken en competenties in je opleiding centraal staan. Verder krijg je informatie over de organisatie van de opleiding, de invulling van studieloopbaanbegeleiding en de faciliteiten die er binnen de opleiding, het instituut of de HAN voor jou zijn. Ook krijg je de algemene informatie die voor alle HANstudenten geldt, zoals de jaarplanning, de vakanties en de tentamen- en herkansingsperiodes. In deel 3 vind je onder meer een beschrijving van de onderwijseenheden en tentaminering, de integrale toetsen en de minoren van de opleiding. Je kunt het Opleidingsstatuut (deel 2, met de regelingen betreffende het onderwijs en de tentamens) en de Studiegids(en) vinden op Scholar, de website van de HAN en op HAN Insite. We wensen je veel succes én veel plezier bij je studie. 5

Deel 1: Studiegids 6

Hoofdstuk 1 Visie op het onderwijs 1.1 Uitgangspunten van het onderwijs Beroepsonderwijs In elke opleiding van de hogeschool word je, als student, opgeleid tot startbekwaam beroepsbeoefenaar. Maar je leert meer. Je doet gedurende de opleiding niet alleen kennis op, je spiegelt deze ook aan de mening van anderen. Op die manier leer je keuzes te maken en je een mening te vormen over je vakgebied. Dat geeft je de mogelijkheid vakkennis en vakbekwaamheid toe te passen in nieuwe, onbekende en deels onvoorziene situaties. De maatschappij / het werkveld heeft behoefte aan mensen die oplossingen bedenken voor nieuwe problemen. We leren je kennis, een professionele houding en vaardigheden aan die je helpen om je werk als professional goed te doen en om te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Als je dat bereikt, ben je bekwaam (competent) voor het beroep. Goed beroepsonderwijs is afgestemd op ontwikkelingen in de samenleving en in het beroepenveld. Continu wordt aansluiting gezocht bij wat er wordt gevraagd van afgestudeerden; vorm en inhoud van het onderwijs zijn permanent in ontwikkeling met als doel om je zo goed mogelijk voor te bereiden op de arbeidsmarkt. Leren via beroepstaken Een belangrijke kernwaarde binnen de HAN is de centrale rol van de beroepspraktijk in het onderwijs. Het is onze opdracht je op te leiden tot een startbekwame beroepsbeoefenaar. Het leren via beroepstaken is daarbij een sturend uitgangspunt. Beroepstaken zijn betekenisvolle, hele taken zoals deze in al hun complexiteit in de werkelijkheid door de beroepsbeoefenaar worden uitgevoerd. Hele taak wil zeggen dat deze niet wordt opgeknipt in deelaspecten maar door jou steeds in zijn totaal wordt geoefend. De meeste beroepstaken doen een beroep op meerdere competenties. Theorie en praktijk vormen de basis van je studie bij de HAN. De toepassing van de theorie in de dagelijkse praktijk staat daarbij centraal. In de opleiding werk je aan opdrachten die rechtstreeks aan de praktijk zijn ontleend. Je oefent ook in de praktijk zelf met de beroepstaken uit de praktijk. Wij richten ons daarom op realistische beroepstaken. Door te werken met beroepstaken die representatief zijn voor het beroep, ontwikkel je in de loop van de opleiding de competenties waarmee je na het behalen van je bachelordiploma als beginnend beroepsbeoefenaar op hbo-niveau kunt werken. De competenties en de beroepstaken komen door de hele opleiding als een rode draad terug, steeds op een hoger niveau. De opleidingsniveaus vind je in paragraaf 4.2 van deel 1. Zelfsturing Met ons onderwijs willen wij je leren om zelfstandig beroepstaken uit te voeren, je beroepshandelen te verbeteren en zelfstandig je loopbaan te ontwikkelen. Het gaat niet alleen om het succesvol afronden van je studie, maar ook om het blijvend succesvol functioneren in het werkveld. Voor jou zal het neerkomen op een geleidelijke ontwikkeling van minder naar meer zelfsturing en van afnemende sturing door docenten. Je leert in de opleiding hoe je door een actieve inzet optimaal kunt leren en je leert vaardigheden die je helpen om ook na je studie te blijven werken aan je professionele ontwikkeling. Aan het einde van je opleiding verwachten we meer zelfsturing van je dan aan het begin. Logisch, want het is natuurlijk de bedoeling dat je groeit in je ontwikkeling. Uiteindelijk ben je zelf verantwoordelijk voor je eigen groeiproces, maar waar nodig staat je studieloopbaanbegeleider je met raad en daad terzijde. Zelfsturing gaat over HOE je leert (steeds zelfstandiger) en over WAT je leert: het kiezen van de inhoud. Verderop kun je lezen welke keuzemogelijkheden er zijn. Flexibilisering Flexibilisering is een belangrijk uitgangspunt. Je hebt in ieder geval 30 studiepunten vrije keuzeruimte in je opleiding om je opleiding te verbreden of te verdiepen. Wij noemen die keuzeruimte een minor. Hierdoor heb je de mogelijkheid je te richten op specifieke vragen van de arbeidsmarkt en je geeft vorm aan eigen profilering. Daarnaast zijn er mogelijkheden voor excellente studenten om extra onderwijs te volgen in de vorm van een extra minor of extra onderwijseenheden. Zie ook: Onderwijs en Examenregeling, Artikel 3.7 Uitbreiding studielast in deel 2. 7

Uitstroomprofielen Studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD), Pedagogiek (PED) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) die geïnteresseerd zijn in de geestelijke gezondheidszorg, de gehandicaptenzorg of in de jeugdzorg kunnen kiezen voor een uitstroomprofiel. Middels een uitstroomprofiel worden studenten niet alleen breed opgeleid maar ook specifiek toegerust voor een baan in een bepaald werkveld. Zie voor meer informatie paragraaf 4.3 van deel 1. Internationale oriëntatie De sociale opleidingen willen professionals afleveren die in staat zijn om te gaan met culturele diversiteit en die hun beroep in internationaal perspectief kunnen ontwikkelen, zowel wanneer deze professionals werkzaam zijn in eigen land als in het buitenland. Onderdeel van je opleiding is dan ook dat je je voorbereidt op een steeds intercultureler wordende beroepspraktijk. Wanneer je in je opleiding tot sociale professional een oriëntatie aangeboden krijgt op de internationale aspecten van je toekomstige beroep en/of ook vanuit een internationaal perspectief naar je beroep leert kijken, maakt dat jou een betere en kritischer professional. Een blik op het buitenland is noodzakelijk, omdat kennis en ervaring vanuit het buitenland het handelen vanuit je eigen cultuur relativeert. Ook leidt het ertoe dat je als reflectieve professional flexibeler bent en meer open kunt staan voor feedback. Kennis over en ervaring met het sociale beroep in andere landen helpen je om kritisch te kijken naar het beroep in Nederland en stimuleren je om actief te zoeken naar innovaties. Internationalisering en interculturalisering komen in je opleiding op verschillende manieren aan bod. Er is in het onderwijs ruimte gemaakt voor kennis van de internationale context van het beroep. Je krijgt te maken met internationale casuïstiek, anderstalige literatuur, internationale gastdocenten en uitwisseling met buitenlandse studenten. Deze uitwisseling vindt bijvoorbeeld plaats in een international classroom, maar ook in de International Week voor tweedejaars studenten en op de World Social Work Day, die beide jaarlijks georganiseerd worden. Deze uitwisseling kan ook online plaatsvinden: via Collaborative Online International Learning is het bijvoorbeeld mogelijk om met studenten van internationale universiteiten en hogescholen samen te werken aan opdrachten. Daarnaast is er uiteraard de mogelijkheid om een deel van je stage en / of studie (bijvoorbeeld de minor) in het buitenland te volgen en om een internationaal georiënteerd onderzoek te doen in het kader van de OWE ONI, niveau 3. Tevens biedt MWD de mogelijkheid om op niveau 2, in het tweede jaar, een semester maatschappelijk werk te studeren bij de Artevelde hogeschool in Gent (België). Met goed gevolg afronden van dit semester in Gent leidt tot een vrijstelling voor de onderwijseenheden en tentamens die in het betreffende semester bij HAN MWD aangeboden worden. International Week. In studiejaar 2017-2018 wordt de International Week georganiseerd van 5 tot en met 8 februari 2018. Het doel van deze International Week is om jou in contact te brengen met de internationale context van het sociale werk. Tijdens deze week wordt alle tweedejaars studenten een programma aangeboden vol lezingen en workshops over internationale ontwikkelingen in het werkveld, cultuurverschillen, (internationale) organisaties en de door hen gebruikte methoden. Deze lezingen en workshops worden verzorgd door (internationale) gastdocenten. Daarnaast wordt er een uitwisseling tussen eigen studenten en internationale studenten tot stand gebracht. Om te zorgen dat je volop van deze week kunt leren, heeft je opleiding een opdracht gekoppeld aan de International Week. Instructie ontvang je in een voorbereidende bijeenkomst en de week wordt afgesloten met een presentatie van de resultaten. World Social Work Day. De World Social Work Day is op dinsdag 20 maart 2018. De World Social Work Day wordt internationaal gevierd. Het is een dag in het jaar waarin we stilstaan bij de verworvenheden en successen van het sociaal werk. Ook jouw opleiding besteedt hier aandacht aan en organiseert jaarlijks samen met de andere sociale opleidingen voor haar studenten en docenten een World Social Work Day-debat. In verschillende vormen gaan studenten, docenten en professionals uit de praktijk in gesprek over belangrijke thema s en ontwikkelingen in het sociaal werk. 8

Onderwijsleergemeenschappen De sociale opleidingen gaan de komende jaren werken aan het inrichten van onderwijsleergemeenschappen. Dit zijn kleinschalige samenwerkingsverbanden waarin studenten, docenten en werkveld samen een optimale leeromgeving voor de studenten realiseren. Zo n leeromgeving is uitdagend en stimulerend: studenten, docenten, lectoren en werkveld gaan samen actief op zoek naar actuele ontwikkelingen in het werkveld en het beroep en de rol van de professional daarin. De onderwijsleergemeenschap zoekt uit hoe studenten zich daarop goed kunnen voorbereiden en hoe docenten en praktijkbegeleiders hen daarbij kunnen ondersteunen. Toetsing en beoordeling Of je in voltijd, in deeltijd of duaal studeert, je wordt getoetst op dezelfde, voor de opleiding geformuleerde eindkwalificaties. Daarbij wordt gestreefd naar een maximale validiteit en betrouwbaarheid. Bij validiteit stellen we ons de vraag of het tentamen dat meet wat hij zou moeten meten. Bij betrouwbaarheid kijk je naar de vergelijkbaarheid van de resultaten. Onderwijseenheden Onderwijseenheden zijn georganiseerd rondom beroepstaken. Onderwijseenheden hebben als basis een omvang van 2,5 studiepunten of een veelvoud daarvan. Zij worden geprogrammeerd binnen de vier onderwijsperioden van het HAN-jaarrooster. Studieloopbaanbegeleiding De HAN hecht er aan je zorg en ondersteuning te bieden bij het studeren aan de HAN en bij het inrichten van je studie. Studieloopbaanbegeleiding is daarom een belangrijk aspect van het HAN-onderwijs. De studieloopbaanbegeleider helpt je bij het ontwikkelen van de zelfsturing die je nodig hebt om je studie te volbrengen. Naast het bovengenoemde is hij voor jou het eerste aanspreekpunt in bijzondere situaties, bijvoorbeeld als de studie niet zo verloopt als je gepland had of bij langdurige ziekte of functiebeperking. De studieloopbaanbegeleider kan je helpen wegen te zoeken om je resultaten bij de studievoortgang te verbeteren. Een bijzondere taak van de studieloopbaanbegeleider is het ondersteunen bij het kiezen van een minor in de hoofdfase van je opleiding. Wat wordt van de student gevraagd De vraag of je je doelen bereikt, is voor een belangrijk deel afhankelijk van je eigen inzet. Wij verwachten dat je doordachte keuzes maakt in je leerproces, dat je actief deelneemt aan het onderwijs, dat je aanwezig bent en je tijd vrijmaakt voor zelfstudie. Alleen dan kun je je studie succesvol afronden. Je krijgt het druk, maar de beloning is hoog: je beheerst straks een prachtig vak waar je je hele leven plezier van hebt. 9

Hoofdstuk 2 Lesdagen en vakanties 2.1 Lesdagen en lestijden Lesdagen en lestijden voor de voltijdvariant (zie aan het eind van dit hoofdstuk het standaard rooster van lesuren en lestijden.) 1 e en 2 e jaar Op elke werkdag van de week kunnen les- en andere bijeenkomsten ingeroosterd worden. De dinsdagavond kan optioneel ingeroosterd worden voor lessen en/of toetsen. Voor de propedeuse wordt de woensdag niet ingeroosterd in verband met praktijkwerk. Voor het tweede jaar wordt de woensdag of de donderdag niet ingeroosterd in verband met praktijkwerk. Welke dag dat is, is afhankelijk van de shift waarin je bent ingedeeld. 3 e jaar Lesbijeenkomsten voor shift B (S-route even lesweken, F-route oneven lesweken) op vrijdag en optioneel op de donderdagavond. Er wordt rekening gehouden met een max. van 11 lesuren op een dag. 4 e jaar Praktijkonderzoek. Streven is om de lesbijeenkomsten ondersteunend onderwijs op één á twee dagen in te roosteren. Minor. Specifieke informatie over lesdagen en lestijden van de Minor is niet te geven. Elke Minor kent een eigen planning van contacttijden, toetstijden, praktijkwerk en zelfstudie. Standaardoverzichten van lesuren en lestijden Lesuur Lestijd 0 08:00 08:45 1 08:45 09:30 2 09:30 10:15 pauze 3 10:30 11:15 4 11:15 12:00 5 12:00 12:45 6 12:45 13:30 7 13:30 14:15 8 14:15 15:00 pauze 9 15:15 16:00 10 16:00 16:45 11 16:45 17:30 12 17:30 18:15 13 18:15 19:00 14 19:00 19:45 15 19:45 20:30 16 20:30 21:15 17 21:15 22:00 10

2.2 Jaarplanning studiejaar 2017-2018 Week Datum P/week Semester/week Bijzonderheden 34 21-aug-17 Start Intro 1 Herkansingen / opstart 35 28-aug-17 Start Intro 2 HAN-Introductie 36 4-sep-17 1.1 1.1 Start studiejaar / 1 e semester 37 11-sep-17 1.2 1.2 38 18-sep-17 1.3 1.3 39 25-sep-17 1.4 1.4 40 2-okt-17 1.5 1.5 41 9-okt-17 1.6 1.6 42 16-okt-17 herfstvakantie 14 t/m 22 oktober 43 23-okt-17 1.7 1.7 44 30-okt-17 1.8 1.8 45 6-nov-17 1.9 1.9 46 13-nov-17 2.1 1.10 47 20-nov-17 2.2 1.11 48 27-nov-17 2.3 1.12 49 4-dec-17 2.4 1.13 50 11-dec-17 2.5 1.14 51 18-dec-17 2.6 1.15 52 25-dec-17 kerstvakantie Kerstmis, maandag 25 + dinsdag 26 december 1 1-jan-18 kerstvakantie Nieuwjaar, maandag 1 januari 2018 2 8-jan-18 2.7 1.16 3 15-jan-18 2.8 1.17 4 22-jan-18 2.9 1.18 5 29-jan-18 2.10 1.19 6 5-feb-18 3.1 2.1 Start 2 e semester. International Week 2018 7 12-feb-18 voorjaarsvakantie Carnaval 11 t/m 13 februari 8 19-feb-18 3.2 2.2 9 26-feb-18 3.3 2.3 10 5-mrt-18 3.4 2.4 11 12-mrt-18 3.5 2.5 12 19-mrt-18 3.6 2.6 World Social Work Day: dinsdag 20 maart 13 26-mrt-18 3.7 2.7 Goede vrijdag, 30 maart 14 2-apr-18 3.8 2.8 Pasen, zondag 1 + maandag 2 april 15 9-apr-18 3.9 2.9 16 16-apr-18 3.10 2.10 17 23-apr-18 4.1 2.11 Koningsdag, vrijdag 27 april 18 30-apr-18 meivakantie 28 april t/m 6 mei; Bevrijdingsdag 5 mei 19 7-mei-18 4.2 2.12 Hemelvaartsdag, donderdag 10 mei + vrijdag 11 mei 20 14-mei-18 4.3 2.13 21 21-mei-18 4.4 2.14 Pinksteren, zondag 20 + maandag 21 mei 22 28-mei-18 4.5 2.15 23 4-jun-18 4.6 2.16 24 11-jun-18 4.7 2.17 25 18-jun-18 4.8 2.18 26 25-jun-18 4.9 2.19 27 2-jul-18 4.10 2.20 28 9-jul-18 afsluit Jaarafsluiting 1 Diploma-uitreikingen / jaarafsluiting 29-33 16-jul-18 zomervakantie Zomervakantie 14 juli t/m 19 augustus 34 20-aug-18 Start 1 Herkansingen / opstart 11

Hoofdstuk 3 Doelen van de opleiding 3.1 Waar de Hogere Sociale Studies in het domein Sociaal Werk voor opleiden 1 De HAN verzorgt 4 opleidingen voor sociale professionals in het domein sociaal werk: Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijke werk en Dienstverlening (MWD), Sociaal Pedagogische hulpverlening (SPH) en Pedagogiek. Grofweg zijn deze HAN-opleidingen als volgt te kenmerken 2 : CMV, MWD en SPH hebben een lange traditie als sociaal-agogische ofwel social work-opleidingen. Later heeft pedagogiek zich daarbij gevoegd. Deze 4 opleidingen leiden op tot bachelor of social work. Zij horen bij de sector hogere sociale studies (hss) 3 : In de beroepspraktijk kunnen afgestudeerden van de Sociale Studies van de HAN te maken krijgen met onderwerpen op het brede terrein van de zorg en welzijn in diverse settingen, van straathoek, sportclub, wijkcentrum en arbeidsorganisaties tot instellingen voor langdurige zorg en (psychiatrische) ziekenhuizen. Regelmatig zullen zij samenwerken met werkers die zijn opgeleid bij studies op het terrein van de (para)medische gezondheidszorg. Sociale professionals richten zich op het bevorderen van de kwaliteit van leven van mensen in hun sociale omgeving: gezin/familie, vrienden, buurt, en samenleving. De internationale definitie van sociaal werk uit juli 2014 4 stelt het zo: Sociaal Werk is een praktijkgerichte professie en een academische discipline die maatschappelijke verandering en ontwikkeling, sociale cohesie en de emancipatie en zelfstandigheid van de mensen bevordert. Principes van sociale rechtvaardigheid, mensenrechten, collectieve verantwoordelijkheid en respect voor diversiteit staan centraal in het sociaal werk. Versterkt door theorieën van sociaal werk, sociale wetenschappen, geesteswetenschappen en relevante lokale kennis, stimuleert het sociaal werk mensen en instituties om uitdagingen in het leven aan te gaan en het welzijn van individu en samenleving te verbeteren. 5 De sector zorg & welzijn is voortdurend in beweging onder invloed van maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. In het tweede decennium van de 21 e eeuw voltrekken zich in Nederland een aantal ingrijpende veranderingen, die zijn vastgelegd in vier wetten: de WMO (Wet Maatschappelijke Ondersteuning), de Wet Langdurige Zorg, de Participatiewet en de Wet op de Jeugdzorg. Veranderingen in de samenleving en de noodzaak om sociale ondersteuning en hulpverlening betaalbaar te houden hebben geleid tot deze wetten, die het einde van de verzorgingsstaat betekenen. Het streven is zo groot mogelijke zelfregie en volwaardige participatie voor alle mensen. Daarbij wordt een groter beroep gedaan op de zelfredzaamheid en onderlinge ondersteuning in de eigen omgeving. In de (para)medische gezondheidszorg zien we soortgelijke ontwikkelingen om mensen zo min mogelijk afhankelijk te maken van professionele zorgverlening. Preventie, ofwel: voorkomen dat mensen zorg of ondersteuning nodig hebben, is een steeds belangrijker aandachtsgebied waarop de sociale en (para)medische professionals samenwerken. 1 Bronnen: Gezondheidsraad (2014). Sociaal werk op solide basis. Den Haag: Gezondheidsraad. Publicatie nr. 2014/21. International Federation of Social Work (2014). Definition of Social Work. Ontleend aan: http://ifsw.org/policies/definition-of-social-work/ Verkenningscommissie HSAO (2014). Meer van Waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs. Den Haag: Vereniging Hogescholen. 2 Verkenningscommissie hsao (2014). Meer van Waarde. Kwaliteitsimpuls en ontwikkelrichting voor het hoger sociaal agogisch onderwijs. Den Haag: Vereniging Hogescholen, pp. 13-14. 3 Naast CMV, MWD, Pedagogiek en SPH vallen ook de opleidingen Creatieve Therapie en Toegepaste Psychologie onder de sector hogere sociale studies (hss). 4 Global Definition of the Social Work Profession, zoals die door de International Federation of Social Workers (IFSW) en de International Association of Schools of Social Work (IASSW) is geformuleerd: Social work is a practice-based profession and an academic discipline that promotes social change and development, social cohesion, and the empowerment and liberation of people. Principles of social justice, human rights, collective responsibility and respect for diversities are central to social work. Underpinned by theories of social work, social sciences, humanities and indigenous knowledge, social work engages people and structures to address life challenges and enhance wellbeing. 5 Deze definitie kan nader ingevuld worden binnen de nationale of regionale context. 12

De bedoelingen van de nieuwe wetten passen bij de uitgangspunten van sociale professionals zoals die verwoord zijn in de internationale definitie van sociaal werk. Als deskundigen op het gebied van interactie tussen mensen en hun omgeving hebben sociale professionals de opdracht om deze bedoelingen te realiseren. Sociale professionals weten dat zij oog moeten hebben voor de mogelijkheden en de grenzen van de nieuwe werkwijzen. Ontwikkelingen in de samenleving kunnen voor individuen en groepen mensen verschillend uitpakken, al naar gelang hun mogelijkheden en beperkingen, hun gezondheid, hun sociale en economische omstandigheden en hoe zij geleerd hebben daarmee om te gaan. Door internet en sociale media zijn kennis en informatie steeds makkelijker bereikbaar voor steeds meer mensen. Veel mensen worden mondiger en willen meer zeggenschap over hun eigen leven en nemen zelf kleinschalige sociale initiatieven in buurt of wijk, zoals bijvoorbeeld: - het opzetten van onderlinge uitruil van diensten, bijvoorbeeld klusjes in huis, boodschappen, invullen van formulieren, gezelschap, advies bij opvoedingsvragen; - het opzetten van een ontmoetingsplek of een sportmiddag voor jongeren; - initiatieven die buurtgenoten met elkaar in contact brengen zoals een buurtquiz, een telefooncirkel, een wandeling of excursie. - vrijwilligerswerkplaatsen voor het opdoen van werkervaring voor (langdurig) werklozen; - coaching door vrijwilligers voor vroegtijdige schoolverlaters, voor mensen met schulden of voor exgedetineerden; - lotgenotencontacten tussen (psychisch) zieken of verslaafden. De rol van de sociale professional die in de wijk werkzaam is, is veranderd van de organisator van dergelijke activiteiten naar ondersteuner van groepen mensen die zelf sociale initiatieven uitvoeren. Een minder gewenst effect van de huidige maatschappelijke ontwikkelingen is dat technologische veranderingen en het grotere beroep op zelfregie de samenleving ook ingewikkelder en complexer maken. Voor kwetsbare mensen is het daardoor lastiger om volwaardig mee te doen wat betreft opleiding, betaald werk, (openbaar) vervoer en culturele voorzieningen. Zij worden minder zelfredzaam en moeten meer beroep op anderen doen. Als het hen niet lukt om deze hulp in hun eigen omgeving te krijgen kunnen zij niet volwaardig meedoen en lopen kans te vereenzamen. In deze gevallen is individuele professionele hulp nodig om aansluiting bij de eerder genoemde buurt- en wijkinitiatieven te vinden. Soms krijgen mensen te maken met een opeenstapeling van problemen waarvoor onderlinge hulp in de buurt niet toereikend is. Ook dan speelt professionele ondersteuning een rol, waarbij zoveel mogelijk zelfregie en onafhankelijkheid van die professionele ondersteuning het doel blijft. Deze sociale ondersteuning is gericht op het tijdig signaleren van problemen, op een snelle aanpak en op voorkomen van erger. Gaat het om complexe gezins- en opvoedingsproblemen dan is het motto: één gezin, één plan, één regisseur, om te zorgen dat de verschillende problemen in samenhang worden aangepakt. Deze sociale ondersteuning speelt zich vooral af in buurten en wijken, vanuit sociale wijkteams of andere voorzieningen. De sociale professionals schakelen daarbij zoveel mogelijk de mensen uit de eigen omgeving in. Het kan gaan om tijdelijke ondersteuning, maar ook om langer durende ondersteuning, bijvoorbeeld nazorg om terugval te voorkomen of ondersteuning bij chronische problematiek. Als de complexiteit van de problematieken het vraagt, zal de professional uit het wijkteam doorverwijzen naar gespecialiseerde hulp, bijvoorbeeld bij ernstige beperkingen of (geestelijke) gezondheidsproblemen. Ook bij gespecialiseerde hulp is het streven deze zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving te laten plaatsvinden, bijvoorbeeld aangehaakt aan een wijkteam, een huisartsenpraktijk of een (behandel)team dat in de wijk werkt. Alleen als het niet anders kan vindt de hulp geheel of gedeeltelijk plaats in een vervangende leefomgeving. Sociale ondersteuning of behandeling is meestal vrijwillig, maar kan ook in een gedwongen kader plaatsvinden, bijvoorbeeld bij gedwongen opname in de psychiatrie of bij justitiële maatregelen. 3.2 De toekomst: naar één opleiding Sociaal Werk in 2018 In het voorjaar 2015 zijn er afspraken gemaakt over een landelijke koers voor de herijking van het onderwijs- en opleidingsaanbod in de sociale studies 6. Om aan te sluiten op de veranderingen in het sociale werkveld heeft de HAN het voornemen om per 1 september 2018 de 3 opleidingen Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV), Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) en Sociaal Pedagogische Hulpverlening (SPH) samen te voegen tot één nieuwe opleiding: Sociaal Werk. De opleiding 6 Vereniging Hogescholen (2015). Koers voor de hogere sociale studies (voorheen hsao). Den Haag: Vereniging Hogescholen. 13

Pedagogiek (PED) blijft in ieder geval tot 1 september 2019 als zelfstandige opleiding bestaan. Het is nog niet duidelijk of Pedagogiek daarna ook deel gaat uitmaken van de opleiding Sociaal Werk. 3.3 Dublindescriptoren: Internationale onderwijsnormen Welke opleiding je op de HAN ook volgt, tijdens je studieloopbaan ontwikkel je je beroepscompetenties in ieder geval tot het niveau dat is vastgelegd in de zogeheten Dublindescriptoren (DD), de internationale normen voor het hoger onderwijs. In je opleiding zijn deze descriptoren verwerkt in de beoordelingscriteria van de verschillende competenties. Descriptor 1: Kennis en inzicht Kennis en inzicht hebben in het vakgebied waarin je wordt opgeleid. Kennis hebben van recente ontwikkelingen op je vakgebied. Descriptor 2: Toepassen van kennis en inzicht Kennis en inzicht op je vakgebied op professionele wijze kunnen toepassen. Argumentaties voor het oplossen van complexe problemen op je vakgebied kunnen opstellen en verdiepen. Descriptor 3: Oordeelsvorming Relevante gegevens (op je vakgebied) kunnen verzamelen en interpreteren. Relevante sociaal-maatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten kunnen afwegen in je oordeelsvorming. Descriptor 4: Communicatie Informatie, ideeën en oplossingen kunnen overbrengen op zowel specialisten als leken op je vakgebied. Sociaal en communicatief handelen. Multidisciplinair samenwerken. Descriptor 5: Leervaardigheden De leervaardigheden bezitten om je zelfstandig verder te ontwikkelen en te scholen. Reflecteren op je eigen handelen. 14

3.4 Het beroep maatschappelijk werker De missie van het maatschappelijk werk is kort gezegd: bevorderen dat mensen in onze samenleving tot hun recht komen, als mens en als burger. Als maatschappelijk werker streef je ernaar dat mensen zich zo goed mogelijk kunnen ontplooien, naar hun eigen aard, behoeften en opvattingen, in wisselwerking met hun sociale omgeving en rekening houdend met de anderen met wie zij samenleven. 7 Maatschappelijk werkers begeleiden mensen bij psychosociale problemen. Zij zijn gericht op het versterken van de eigen kracht van mensen en hun omgeving. Als maatschappelijk werker ondersteun je mensen bij het oplossen van problemen en verstoringen in hun functioneren in de sociale omgeving. Dat kan op het niveau van het gezin of de buurt zijn, maar de problemen kunnen zich ook voordoen in de relatie tot maatschappelijke instituties zoals onderwijs, gezondheidszorg en overheidsdiensten. De vraagstukken waarmee je als maatschappelijk werker te maken krijgt, zijn veelal samengesteld en complex. De mensen voor wie jij je inzet kampen vaak met combinaties van problemen op materieel, psychisch en sociaal gebied. Je neemt die problemen niet over, maar werkt altijd samen met je cliënt aan het oplossen van zijn problemen en aan het vergroten van zijn mogelijkheden. De hulp die je als maatschappelijk werker biedt is in principe vrijwillig, in overleg met de cliënt stel je doelen vast die concreet en haalbaar zijn. Niet-vrijwillige hulpverlening komt echter in toenemende mate voor. Soms treed je zelfs in de verhouding tussen persoon en staat, bijvoorbeeld bij vraagstukken die samenhangen met de toepassing van het recht. Daarbij ben je je voortdurend bewust van de (beroeps)ethische vragen die dergelijke situaties oproepen. Maatschappelijk werkers zijn professionals op hbo-niveau. Zij werken systematisch, procesmatig, gefaseerd en doelgericht. Je kunt daarbij kiezen uit verschillende methodische benaderingen, gebaseerd op inzichten uit de sociale wetenschappen en vaak in combinatie met elkaar: groepsmaatschappelijk werk, materiële hulpverlening, netwerkbenadering, outreachend werk, ervaringsgerichte psychosociale hulpverlening, systeemgerichte benadering, taakgerichte hulpverlening en crisisinterventie. De problemen waarmee je wordt geconfronteerd zijn vaak onvoorspelbaar en niet met een routinematige aanpak op te lossen. Mede door de maatschappelijke dynamiek ontstaan steeds weer nieuwe problemen. Als maatschappelijk werker reflecteer je daarom systematisch op je professionele handelen en ben je voortdurend op zoek naar het creatieve mogelijkheden om de problemen effectief aan te pakken en tevens een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het beroep. 3.5 Waar kun je werken? Maatschappelijk werkers zijn werkzaam in allerlei organisaties die hulp en steun bieden aan mensen met lichamelijke, psychische, psychosociale problemen en materiële problemen. Ze werken onder meer in teamverband met beroepsgenoten of in multidisciplinaire teams, bijvoorbeeld in de (geestelijke) gezondheidszorg, het onderwijs, de reclassering, de jeugdzorg, jeugdbescherming, de sociale zekerheid, maatschappelijke opvang, buurthuizen en revalidatiecentra; zij werken in het ziekenhuismaatschappelijk werk, als schoolmaatschappelijk werker of als bedrijfsmaatschappelijk werker of zijn zelfstandig gevestigd. Dit betekent dat de opleidingskwalificaties en de algemene beroepskwalificaties binnen specifieke werksituaties een eigen concretisering en inkleuring krijgen. 7 Landelijk Opleidingsoverleg MWD (2009). Herkenbaar en toekomstgericht 2.0. Landelijk opleidingsprofiel voor de HBO bacheloropleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. 15

3.6 Beroepstaken en competenties maatschappelijk werk Beroepstaken en competenties maatschappelijk werk Tijdens de opleiding ontwikkel je competenties in een realistische, praktijkbenaderende context: de beroepstaken. De beroepstaken die je verricht hebben betrekking op drie segmenten van de beroepsuitoefening: I. Werken met, namens en voor mensen in hun sociale omgeving. II. Werken in en vanuit een organisatie. III. Werken aan professionaliteit. Beroepstaken De 7 beroepstaken van de maatschappelijk werker zijn: Segment I. Werken met, namens en voor mensen in hun sociale omgeving. Beroepstaak 1. Psychosociale hulpverlening De maatschappelijk werker biedt psychosociale hulp aan individuen, systemen en groepen. Beroepstaak 2. Concrete en informatieve hulpverlening De maatschappelijk werker biedt concrete en informatieve dienstverlening aan individuen, systemen en groepen. Beroepstaak 3. Casemanagement De maatschappelijk werker werkt als casemanager met professionele en sociale netwerken rond de cliënt (individu, systeem en groep). Beroepstaak 4. Signalering en preventie De maatschappelijk werker verleent indirect hulp aan de cliënt (individuen, systemen, groepen en categorieën) d.m.v. signalering, belangenbehartiging, pleitbezorging en preventie. Segment II. Werken in en vanuit een organisatie. Beroepstaak 5. Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling De maatschappelijk werker draagt bij aan het beleid van de organisatie en aan de kwaliteit van de hulp- en dienstverlening. Segment III. Werken aan professionaliteit. Beroepstaak 6. Professionele ontwikkeling De maatschappelijk werker ontwikkelt voortdurend de eigen professionaliteit door reflectie op het eigen beroepsmatig handelen en door actief te zoeken naar nieuwe mogelijkheden en ontwikkelingen. Beroepstaak 7. Onderzoek en innovatie De maatschappelijk werker levert als professional door middel van praktijkgericht onderzoek een bijdrage aan de verbetering en innovatie van de beroepspraktijk. 16

Competentieprofiel Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Om de genoemde beroepstaken goed te kunnen uitvoeren heb je één of meerdere competenties nodig. De 10 competenties uit het competentieprofiel van de hbo-opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening zijn: I. Werken met, namens en voor mensen in hun sociale omgeving. Competentie 1. Contact leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren. Competentie 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen. Competentie 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren. Competentie 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen. II. Werken in en vanuit een organisatie. Competentie 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie. Competentie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie. Competentie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden. Competentie 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering. III. Werken aan professionaliteit. Competentie 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen. Competentie 10. Bijdrage leveren de ontwikkeling en profilering van het beroep. In de bijlagen bij deel 1 vind je een uitgewerkt overzicht van de MWD kennisgebieden en van de eindkwalificaties: competenties met beroepscontext op eindniveau. 17

Relatie tussen beroepstaken en competenties Beroepstaken en competenties kunnen in een matrix worden weergegeven. Daardoor kun je zien welke competenties je moet beheersen om de betreffende beroepstaken professioneel uit te kunnen voeren. COMPETENTIEMATRIX OPLEIDING MWD BEROEPSTAKEN Segment 1 Segment 2 Segment 3 Werken met, namens en voor mensen in hun sociale omgeving. Werken in en vanuit een organisatie Werken aan professionaliteit COMPETENTIES Psychosociale hulpverlening Signalering en preventie Concrete en informatieve hulpverlening Casemanagement Kwaliteitsverbetering en beleidsontwikkeling Professionele ontwikkeling Onderzoek en Innovatie Segment 1 Werken met, namens en voor mensen in hun sociale omgeving. 1.Contacten leggen en in dialoog met betrokkenen oriënteren en analyseren 2. In dialoog met betrokkenen een interventie ontwerpen 3. In dialoog met betrokkenen een interventie uitvoeren en evalueren 4. Signaleren, onder de aandacht brengen en actie ondernemen X X X X X X X X X X Segment 2 Werken in en vanuit een organisatie 5. Samenwerken met vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 6. Coördineren en werkbegeleiding geven aan vrijwilligers en medewerkers zowel binnen als buiten de arbeidsorganisatie 7. Beheren, rapporteren en organiseren van werkzaamheden. X X X X X X X X X X X X X X 8. Bijdragen aan beleidsontwikkeling en kwaliteitsverbetering X Segment 3 Werken aan professionaliteit 9. De eigen professionaliteit blijvend ontwikkelen 10. Bijdrage leveren aan de ontwikkeling en profilering van het beroep. X X X X X X X X X 18

Hoofdstuk 4 Opbouw van de opleiding De basisindeling van elke opleiding bestaat uit een major en een minor. De major is je hoofdrichting, waarin je je beroepscompetenties ontwikkelt. Dit deel omvat maximaal 210 studiepunten. Daarnaast krijg je in een minor (30 studiepunten) de ruimte om je interesses en capaciteiten te specialiseren of juist te verbreden. Het eerste jaar van je studie heet de propedeuse (officieel de propedeutische fase) en heeft een studielast van 60 studiepunten. De propedeuse heeft een drietal functies: een oriënterende, een verwijzende en een selecterende. Deze drie functies hangen nauw met elkaar samen. De propedeuse moet je een goed beeld geven van de hele studie. Gedurende dit eerste jaar word je in staat gesteld na te gaan of de opleiding aansluit bij je capaciteiten en interesses. Dit is de oriënterende functie van de propedeuse. In de loop van dit jaar kun je beslissen of je deze opleiding wilt blijven volgen, of voor een andere opleiding binnen of buiten de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen kiest. Studieadviezen in het midden en aan het eind van het propedeutisch jaar helpen bij die beslissing. Dit is de verwijzende functie van de propedeuse. Tot slot kent de propedeuse ook een selecterende functie. Die functie is tweeledig: aan de ene kant beoordeel je zelf of je geschikt bent voor de studie of niet. Anderzijds word je ook beoordeeld op basis van je studieresultaten, die steeds worden bezien in het licht van motivatie, studiehouding en persoonlijke omstandigheden. Studieadvies Uiterlijk aan het einde van het eerste jaar van de propedeutische fase krijg je een schriftelijk studieadvies, gebaseerd op het aantal behaalde studiepunten. Dat advies bepaalt of je je opleiding al dan niet kunt voortzetten. Je hoeft dat advies niet op te volgen, maar bent wel zelf verantwoordelijk voor de keuze die je maakt, tenzij het om een bindend negatief studieadvies (BNSA) gaat. In dit laatste geval word je direct uitgeschreven en kun je je voor dezelfde opleiding niet meer inschrijven. Het tweede t/m vierde studiejaar heet de hoofdfase (officieel de postpropedeutische fase) en heeft een studielast van 180 studiepunten (inclusief minor). In onderstaande tabel staat de opbouw van de opleiding voor wat betreft de major en minor (qua studiepunten). Indeling van een Major Minor Totaal opleiding in stp Propedeuse 60 60 Hoofdfase 150 30 180 Totaal 210 30 240 Je kiest zelf voor een minor als verbreding of verdieping van je studie. Het totale aanbod aan minoren vind je op insite. Het is van groot belang dat je je vroegtijdig verdiept in het maken van een minorkeuze. Voor sommige minoren gelden namelijk specifieke instapeisen. Een toelatingsvoorwaarde voor een minor kan bijvoorbeeld zijn dat je een specifiek soort stage hebt gelopen. Als je van plan bent om stage te gaan lopen in het buitenland en dus afwezig bent ten tijde van voorlichtingsactiviteiten is vroegtijdige oriëntatie en kiezen van belang. Zie ook paragraaf 4.5 Minoraanbod van de opleiding. Instroom september of februari Je kunt in september (september-instroom/september-route) of februari (februari-instroom/februariroute) starten met de opleiding. Studenten die in februari met de opleiding starten, hebben het voordeel dat ze daarmee niet tot september hoeven te wachten, maar dienen ook rekening te houden met de volgende kanttekening: de opleiding voor de februari-instroom kan - wegens organisatorische redenen - 4 jaar en 1 maand duren. In dat geval betekent dit, dat studenten van de februari-instroom 1 maand langer collegegeld betalen. 19

4.1 Onderwijsaanbod Maatschappelijk Werk en Dienstverlening De studie Maatschappelijk Werk en Dienstverlening (MWD) duurt vier studiejaren en elk jaar is verdeeld in vier periodes. Het eerste jaar, de propedeuse, wordt gevolgd door drie jaar die samen de hoofdfase vormen. De opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening wordt aangeboden in twee varianten: de voltijdvariant en de deeltijdvariant 8. De hele studie heeft een studielast van 240 studiepunten en bestaat uit een MAJOR van 210 studiepunten en een MINOR van 30 studiepunten. Voor de propedeuse en de hoofdfase zijn onderwijseenheden ontwikkeld. Je volgt ze om je een bepaalde beroepstaak eigen te maken. De competenties die je daarvoor nodig hebt, komen in deze onderwijseenheden aan bod. Het onderwijs vindt plaats in 4 periodes van elk 10 weken: 8 weken voor het onderwijs (uitgezonderd periode 1 van 7 weken) en 2 weken voor tentamens en integrale toetsen. Doelstellingen van de propedeuse De propedeuse bereidt je voor op de hoofdfase MWD en op een bewuste opleidings- en beroepskeuze. Deze doelstelling sluit aan bij de eisen die de wet aan het hoger beroepsonderwijs stelt. Daarin staat dat de propedeuse een oriënterende, selecterende en verwijzende functie moet vervullen. Deze drie functies zullen beknopt worden toegelicht. Oriënteren De oriënterende functie van de propedeuse houdt in dat de propedeuse de student in staat stelt om een weliswaar globaal, maar toch redelijk compleet beeld te krijgen van het toekomstige beroep en in samenhang daarmee ook van de hoofdfase. In de propedeuse oriënteer je je zowel op de inhoud (MWD) van de beroepsopleiding als op het niveau (hbo). Enerzijds komen daarom de voornaamste kenmerken van het beroep aan de orde. Anderzijds komen de voornaamste inhoudelijke (bijvoorbeeld sociaalwetenschappelijke) en didactische accenten in de hoofdfase van de jouw opleiding aan bod. Selecteren De selecterende functie van de propedeuse verschaft de opleiding en daarmee ook de student helderheid. Deze functie houdt namelijk in dat tijdens de propedeuse duidelijk moet worden of de student geschikt is voor het vervolg van de opleiding en het toekomstige beroep. De student kan alleen doorstromen naar de hoofdfase van de opleiding als gebleken is dat de student deze competenties in voldoende mate heeft ontwikkeld. Verwijzen De verwijzende functie kan worden begrepen als dienstverlening van de opleiding aan de student. Deze functie houdt namelijk in dat de opleiding ertoe bijdraagt dat de student zo snel mogelijk op het juiste spoor voor het vervolg van opleiding en/of beroep wordt gezet. Dit wordt met name gerealiseerd door studieloopbaanbegeleiding (zie hoofdstuk 5). Het zal duidelijk zijn dat de drie genoemde functies van de propedeuse wel onderscheiden maar niet gescheiden kunnen worden. Zo draagt studieloopbaanbegeleiding niet alleen bij aan de verwijzende, maar ook aan de oriënterende functie van de propedeuse. En de oriënterende functie in het onderwijsaanbod draagt er ook toe bij dat de propedeuse haar selecterende functie vervult. Doelstellingen en opbouw hoofdfase Aan het eind van de propedeutische fase word je geacht een beeld te hebben van het beroep en van de hoofdfase. Er wordt van uitgegaan dat je geschikt bent voor de vervolgopleiding en het toekomstig beroep en dat je het juiste spoor hebt gekozen voor het vervolg van je opleiding en/of beroep. De hoofdfase heeft een beroepsvormende en beroepsvoorbereidende functie. Na deze hoofdfase zul je immers daadwerkelijk het beroep gaan uitoefenen waarvoor je bent opgeleid. Om de hoofdfase af te ronden moet je 180 studiepunten hebben behaald voor (deel)tentamens en integrale toetsen. 8 De deeltijdopleiding van Maatschappelijk Werk en Dienstverlening is organisatorisch ondergebracht bij Sociale Studies deeltijd. Er is een apart opleidingstatuut voor de deeltijd inrichtingsvorm: Opleidingsstatuut deeltijd Maatschappelijk Werk en Dienstverlening 2017-2018. 20

De globale structuur van de hoofdfase is als volgt. In het tweede en derde jaar zul je in het algemeen werken aan de beroepstaken die al eerder aan de orde zijn gekomen. In het vierde jaar zullen de meeste studenten werken aan de beroepstaak Onderzoek en Innovatie. Naast het werken aan deze beroepstaak kun je in de hoofdfase een minor volgen (zie paragraaf 4.5). Niveau 2 van de major MWD (het 2 e studiejaar) omvat 1680 uur studiebelasting, dat wil zeggen 60 studiepunten. Niveau 3 van de major MWD (3 e en 4 e studiejaar) omvat in totaal 2520 uur studiebelasting, dat wil zeggen 90 studiepunten. De minor omvat 840 uur studiebelasting (30 studiepunten). Onderwijseenheden Voor elke onderwijseenheid (OWE) kun je studiepunten halen. Het aantal studiepunten kan per onderwijseenheid verschillen. Dit is afhankelijk van het aantal uren dat je gemiddeld genomen aan de onderwijseenheid moet besteden: het aantal studiebelastinguren (sbu). 1 studiepunt staat voor 28 studiebelastinguren. Een onderwijseenheid is meestal van één beroepstaak afgeleid. Je leert dan de beroepstaak, of onderdelen daarvan, uitvoeren. Je oefent met beroepshandelingen en je maakt beroepsproducten. Je ontwikkelt hierdoor competenties. Sommige onderwijseenheden zijn ondersteunend voor het werken aan meerdere beroepstaken. De onderwijseenheid leerlijn praktijkonderzoek is een voorbeeld van een dergelijke onderwijseenheid. In deze onderwijseenheid leer je kennis, vaardigheden en of een houding aan die bij het werken aan meerdere beroepstaken benut kan worden. In de uitwerking per onderwijseenheid in deel 3 zie je of de betreffende onderwijseenheid op één of meerdere beroepstaken betrekking heeft. 4.2 Drie opleidingsniveaus De onderwijseenheden zijn voorzien van een niveauaanduiding. Daarmee kun je inschatten of de onderwijseenheid aansluit bij de competenties die je al hebt ontwikkeld. We onderscheiden drie niveaus: hoofdfasebekwaam, afstudeerbekwaam en beroepsbekwaam. Niveau 1, hoofdfasebekwaam: Je kunt in opdracht een relatief eenvoudig beroepsproduct opleveren. Dit betekent dat je op dit niveau nog een behoorlijke mate van externe sturing kunt krijgen. De beroepsproducten die je in deze fase van je studie oplevert kunnen nog onder het niveau liggen dat van een afgestudeerde hbo er mag worden verwacht. Niveau 2, afstudeerbekwaam: Je kunt in belangrijke mate zelfstandig een redelijk complex beroepsproduct opleveren. Je wordt op dit niveau geacht methodisch een probleem te kunnen oplossen en dat te laten zien in een beroepsproduct. In de onderwijseenheden op niveau 2 neemt de complexiteit van de opdrachten toe en de externe sturing af. De beroepsproducten die je aflevert hoeven nog niet helemaal op hbo-niveau te zijn uitgewerkt, maar moeten wel aan hogere eisen voldoen dan die op niveau 1. Niveau 3, beroepsbekwaam: Je kunt zelfstandig een complex beroepsproduct opleveren. Als student krijg je op dit niveau nauwelijks nog sturing. Je bent zelf verantwoordelijk voor de vormgeving van het proces en de beroepsproducten waaraan je werkt. Alleen wanneer er nieuwe zaken worden aangesneden, kun je in het begin nog enige externe sturing verwachten. De beroepsproducten waaraan je werkt zijn complex en je wordt geacht problemen helder te identificeren, te onderzoeken en (strategisch) op te lossen. Ingangseisen Je kunt deelnemen aan een volgend opleidingsniveau als uit je leerresultaten in onderwijs en praktijk blijkt dat je je competenties op het voorafgaande niveau in voldoende mate hebt ontwikkeld. Voor de niveaus 2 en 3 zijn daartoe niveau-ingangseisen geformuleerd. 21