De Tumorprothese Binnenkort wordt bij u een tumorprothese geplaatst. Deze folder geeft u informatie over de operatieve behandeling met een tumorprothese. U krijgt informatie over de voorbereiding op de operatie, de operatie zelf en de nabehandeling. Inleiding Bijna 90% van de patiënten met een bottumor kan succesvol behandeld worden zonder een amputatie te ondergaan van een arm of been. De tumorprothese wordt gebruikt om een bot en gewricht te vervangen. De tumorprothese vervangt het gewricht waardoor uw functioneren zo goed mogelijk wordt. Een tumorprothese mag snel belast worden, het starten met mobiliseren wordt gedaan onder begeleiding van de fysiotherapeut. De tumorprothese is opgebouwd uit verschillende onderdelen:
Tumorprothese van knie en van heup. Voorbereiding op de operatie De operatie is zwaar en het herstel vraagt tijd, wilskracht en inspanning van u en uw familieleden. Een goede voorbereiding op de operatie is daarom belangrijk. Op de polikliniek bespreekt de behandelend arts de techniek, de risico s en het natraject van de operatie. Voorgaand aan uw opname krijgt u een afspraak voor het preoperatieve spreekuur van de verpleging en de anesthesie. Soms is deze afspraak aansluitend op uw afspraak met de arts, waar u te horen heeft gekregen dat u geopereerd gaat worden. U krijgt op dit spreekuur een informatiemap mee over de opname op afdeling orthopedie. Hierin zit een vragenlijst, die u zelf kunt invullen. Tijdens het spreekuur kunt u met de verpleegkundige de vragenlijst doorspreken en zaken bespreken die rond de opname van belang zijn. Indien mogelijk wordt u aansluitend aan dit bezoek, gezien door de anesthesist. De anesthesist bespreekt met u de vorm van verdoving en doet lichamelijk onderzoek. Er wordt onder meer bloedonderzoek verricht en er wordt eventueel een ECG (hartfilmpje) en een longfoto gemaakt. Wanneer aanvullend onderzoek nodig is van bijvoorbeeld de internist, longarts of cardioloog, krijgt u daar een verwijzing voor mee. De operatiedatum wordt gepland door de opnameplanning van de orthopedie.
Verdoving/ anesthesie De operatie gebeurt meestal onder complete narcose, soms met een ruggenprik. U kunt de mogelijkheden met de anesthesist bespreken. De operatie U moet 6 uur voorafgaand aan de operatie nuchter blijven. U hoort een dag voor de operatie van de verpleegkundige op de afdeling orthopedie wanneer u geopereerd wordt. U wordt in bed naar de operatiekamer gebracht. Vlak voor de operatie brengt de anesthesist een infuus in. Via dit infuus krijgt u ook antibiotica toegediend om de kans op infectie te verkleinen. De operatie duurt 3 tot 6 uur, inclusief de voorbereiding. Eerst wordt het aangedane weefsel en bot verwijderd. Hierbij moeten bloedvaten en zenuwbanen worden gespaard. In sommige gevallen opereert de plastische chirurg en/ of een vaatchirurg mee om een omleiding van een bloedvat of zenuwbaan te doen. Er worden soms spieren verlegd om een betere constructie te verkrijgen. De prothese wordt opgebouwd door een pen in het bot te plaatsen. Op die pen komt een metalen deel die het bot vervangt. Daarna wordt het gewricht geplaatst tussen de metalen delen. In sommige gevallen, bijvoorbeeld bij een tumorprothese rond de knie, wordt een spier verlegd rond de prothese om de genezing te bevorderen. U houdt aan de operatie een groot litteken over. Na de operatie Na de operatie gaat u naar de uitslaapruimte waar uw lichamelijke toestand gedurende de eerste uren bewaakt wordt. U mag naar de verpleegafdeling terug als de controles van uw hart, bloeddruk en pols goed zijn en de pijn onder controle is. U kunt door de narcose misselijk zijn. Wanneer dit zo is krijgt u hiervoor medicatie. U hebt nog steeds een infuus en bij de wond zit een slangetje (drain) om bloed en wondvocht af te voeren. Bij een operatie aan het been kan de pijnbestrijding worden gegeven door middel van een slangetje in uw rug (epidurale anesthesie) waardoor u een continue verdoving krijgt. Uw geopereerde been wordt hierdoor gevoelloos. Ook wordt vaak een morfinepomp gebruikt, die u zelf kan bedienen. Dit kan ook gebruikt worden bij een operatie aan een arm of schouder. De anesthesist zal soms kiezen voor een zenuwblock via de lies zenuw of okselzenuw. Dit kan meerdere dagen blijven zitten. Ook wordt de combinatie van een block en een morfinepomp gebruikt. Vaak wordt tijdelijk een blaaskatheter ingebracht. Dit is een slangetje in de blaas, waardoor de urine direct naar een opvangzak kan stromen. De katheter wordt verwijderd als de pijn onder controle is en de epidurale catheter in de rug verwijderd is en het gevoel in uw benen weer normaal is.
De eerste dagen na de operatie heeft u bedrust. De drain wordt na 1 of 2 dagen verwijderd afhankelijk van de productie. Als de wond het toelaat en de pijn onder controle is mag er gestart worden met mobiliseren. De tumorprothese mag snel belast worden, maar soms wordt er geadviseerd om tijdelijk gedeeltelijk te belasten. De fysiotherapeut komt tijdens de opname dagelijks langs om u te begeleiden met het bewegen. Bij een operatie aan het been of de heup krijgt u begeleiding bij het weer leren lopen. U moet dan met 2 elleboogkrukken leren lopen. Ook leert de fysiotherapeut u wat de beste manier is om in en uit bed te stappen, te liggen, zitten, opstaan, lopen en traplopen. Na de operatie krijgt u medicijnen om trombose te voorkomen. De bloedverdunnende middelen moet u tot 6 weken na de operatie gebruiken. Ontslag De opnameduur is ongeveer 10 tot 14 dagen. U kunt met ontslag als de wond goed genezen is en u goed weet hoe u mag bewegen. Als u thuis voldoende hulp heeft en er de nodige aanpassingen zijn gedaan, kunt u thuis verder herstellen. Soms is het nodig om op een afdeling van een revalidatie-instelling te herstellen. De verpleegkundige bespreekt dit al voor de opname met u. De overplaatsing wordt via de afdeling orthopedie geregeld. Na ongeveer 2 weken worden de hechtingen verwijderd. Dit gebeurt tijdens de opname of u krijgt een afspraak op de poli. Ook kan dit door de huisarts gedaan worden. Ongeveer 6 weken na de operatie komt u op de polikliniek orthopedie voor controle. Tot die controle moet u met twee krukken blijven lopen. Er wordt dan een röntgenfoto gemaakt van de prothese en dan wordt verdere uitbreiding van activiteiten besproken. Complicaties Ondanks alle zorg die besteed wordt aan de operatie kunnen er soms toch complicaties optreden. Complicaties die kunnen optreden zijn: Nabloeding Infectie Zenuwuitval Botbreuk Trombose Levensduur van de tumorprothese Een tumorprothese is een kunstgewricht en daardoor kwetsbaarder dan een natuurlijk gewricht. De levensduur van een tumor prothese is tegenwoordig 20-25 jaar. Materiaalslijtage en het losraken van prothesedelen kunnen voorkomen, waardoor de levensduur van de prothese wordt beperkt. Er is dan een nieuwe operatie nodig om het probleem te verhelpen.
Infectierisico Bij een tumorprothese blijft de kans op infectie ook na de herstelperiode bestaan. Licht uw huisarts, tandarts of specialist daarom in over de tumorprothese bij het trekken van tanden, kiezen, tandwortelbehandelingen operaties of andere inwendige ingrepen. U moet tijdens deze ingrepen beschermd worden met antibiotica om zo het gevaar van infectie te voorkomen. Revalidatieperiode Het volledige revalidatieproces kan een jaar in beslag nemen. U mag weer autorijden en fietsen als u geen krukken nodig heeft of in overleg met uw arts. Tot slot Mocht u na het lezen van deze folder nog vragen hebben, dan kunt deze stellen aan uw behandelend arts of de oncologieverpleegkundigen orthopedie: Email: vps@orth.umcg.nl Het telefonisch spreekuur is op woensdagochtend van 9.30 11.30 uur, telefoonnummer (050) 361 87 00.