DE INRICHTING VAN LOKALEN VOOR DE VOLKSSCHOOL,



Vergelijkbare documenten
Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Wet van 25 mei 1937, tot het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten

Een woord (wer e^'»^ keeraiide der ont?el"tins^ uil clr

Or, W. J, LEYDn /!Nnl«msJag 8J7. ,...c F \ '- EEN TEHUIS VOOR WEEZEN IN ZUID-AFRIKA 1!.

Wet voor het Natuurkundig Gezelschap te Middelburg. Vastgesteld den 13 december Artikel 1.

OVER HET WARMTETHEOREMA VANNERNST DOOR H. A. LORENTZ.

Rederlandschlndisde laatschappij

Thema: Waar religie en wetenschap elkaar ontmoeten, deel 2: de Bijbel als medicijn.

een ernstige belemmering voor de ontwikkeling van dit onderwijs dreigt te worden.

instellingen, maar al is de beteekenis van den invloed dier bijzondere personen groot, na eene periode van belangstelling en enthousiasme voor

WBÈBBÊB'''' 2/ IDA. 193Ö

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 1 t/m 4

-onderwijzers- Aan Zijne Excellentie den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te 's-gravenhage.

WAAHDMIER BET m DOOR G4SBH\\I)EHS

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

(Gelden voor de Kweekschool van Militaire Geneeskundigen).

Zijne.Excellentie don Minister van Onderwijs, Kunst en en Wetenschappen. .'..s-gravenhaga» leden -ß en 3der 1» O» we t %

Reglement ouderraad De Fontein Versie Pagina 1 van 5

Aan. de Tweede Kamer de Staten-Generaal.

PRIJSBEHEERSCHING IS ZELFBEHEERSCHING

Reglement Ouderraad De Peppels en De Canadas. Datum inwerkingtreding:

SJb Mei Maart 1938,Nr.1295,Afd.H.0. Wijziging en aanvulling der hooger-onaerwijswet#

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

64-1 GEMEENSCHAPPELIJK REGELING REGIONAAL ONDERWIJSBELEID WALCHEREN

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.


De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

Ethica van Spinoza. (vertaald door D. Burger)

PPJ6RAMMA èf kefiéigbèit vepeigch om tst de versehtkenée. met friejarigen' mnm voor meisjes te Batavia te wöpdeh teegelatee.

S.G. Waterland voor aangepast sporten. Statuten. Versie : 2.0 Datum : 21 mei 1984 Status : Definitief

meest gestelde vragen over De Proeftijd De Gier Stam &

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFKONDIGINGSBLAD VAN SINT MAARTEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Geconsolideerde tekst van de regeling

Orde voor de viering van het heilig Avondmaal

Statuten stichting tot het verstrekken van basisonderwijs op reformatorische grondslag STATUTEN

2. HUISHOUDELIJK REGLEMENT HUURDERSVERENIGING "DE VESTE".

BLOKHOOFDEN INSTRUCTIE LUCHTBESGHERMINGSDIENST 'S-GRAVENHAGE VOOR

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING VAN NL PENSIOEN OP HET TERREIN VAN PENSIOENEN EN EMPLOYEE BENEFITS

AAN DE BURGERS DER OORLOGVOERENDE STATEN

Statuten Soerens Belang

DE RAAD VAN BEROEP VOOR DE DIRECTE BELASTINGEN TE s-gravenhage,

Turbo-liquidatie en de bestuurder

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONAAL BUDGETBEHEER INGEVOLGE BESLUIT WONINGGEBONDEN SUBSIDIES VOOR DE REGIO ZEEUWSCH-VLAANDEREN 2006

AET De gebouwen mo9ten voorzien zijn van gasmeters, ten getale en ter plaatse door den Kommandant der Brandweer te bepalen*

Lyy^j^s, In het Algemeen Handelsblad van den 5 December 187G ko7nt het navolgend opstel voor:

UITSPRAAK. het College van Bestuur van Stichting C, gevestigd te B, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. J.A.

Bijbelteksten Feest van Genade

STAATSBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN.

TIJDSCHRIFT VOOR BUITENGEWOON ONDERWIJS. Redactie : P. H. SCHREUDER, G. J. VOS, Dr. D. HERDERSCHÊF.

Hoofdbedekking nog nodig vandaag?

Huishoudelijk reglement Ledenraad van DVAN (DVAN-HHR-LR pdf)

N 54. 'SGRAVENHAGE, den 10 October 1876.

Is het moeilijk voor de mensen om de opdrachten van Jezus uit te voeren? Zo ja, waarom, zo nee waarom niet?

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

ONDERWIJSRAAD. N l *%*& 'S ^0^^ 's-graat5nhage.ä.do.c.emb.er ÎÇ2 2. Zij ne...excellent ie...d. .Ond.er.wi ja, uns..t«n...en We t en schappen

Kennismaking met de bijbel

Beleidsregels WWB/IOAW/IOAZschriftelijke. verminderde verwijtbaarheid gemeente Tholen 2013

LEER HEM KENNEN 27 bewaarexemplaar. Wijkgemeente Ichthus Noordwijk. Ds. F. van Roest zondag 26 april

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING ALFISURE 1. ALGEMEEN.

Reglement van Orde van het college

Spreekbeurten.info Spreekbeurten en Werkstukken

STAATSBLAD 'VAN HET KONINGRIJK DER NEDERLANDEN.

GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING REGIONAAL HISTORISCH CENTRUM RIJNSTREEK EN LOPIKERWAARD

Is levensverzekering tegen den halven prijs levensvatbaar?

Welke les moesten de Egyptenaren leren?

Verordening Individuele Inkomenstoeslag 2015

Zondag 8 november 2015 Sint Maarten de oogst van ons leven

Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Heerenveen 2015

Algemene Subsidieregeling 2008

1 Tessalonicenzen 1. Begin van de brief

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

Het reglement van

Grondwet van de Tweede Republiek der Nederlanden Neerlandiæ

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer,

De stap tussen u en de genezing

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Bijbel open (12-10)

Statuten Stichting Actuarieel Instituut

Een nieuw lied, op de wonderlijke lotgevallen van een Haarlemsch weesmeisje in de Oost-Indiën.

STATUTEN VAN DE OUDERVERENIGING VAN DE KATHOLIEKE BASISSCHOOL SCHOOL OP DE BERG

Wie heeft niet weder Schinkel s kinematograaf bezocht? Neen maar, dringen en nog eens dringen om er in te komen.

leren omgaan met Diversiteit In je gemeente

4.De vierde Edele Waarheid is de waarheid van de weg, die leidt naar het beëindigen van het lijden.

Statuten Naam en zetel Artikel 1 1. De stichting draagt de naam: STICHTING FIBER OVERAL. 2. De stichting heeft haar zetel te Nijmegen.

ALGEMENE VOORWAARDEN ADVISERING JOHN VAN VLIET FINANCIEEL ADVIES OP HET TERREIN VAN VERZEKERINGEN, PENSIOENEN EN ANDERE EMPLOYEE BENEFITS

ALGEMENE VOORWAARDEN

Wet van 24 december 1927, houdende nadere regeling van de Collectieve Arbeidsovereenkomst

GEMEENTEBLAD 2002 nr. 121

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

In Katern 2 hebben we de volgende rekenregel bewezen, als onderdeel van rekenregel 4:

Verhaal: Jozef en Maria

Gemeentelijke Raad voor Ontwikkelingssamenwerking GRO..M Mechelen

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

Verordening voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden De raad van de gemeente Maasdriel;

Transcriptie:

.^./i%/(. ïj^^^'' DE INRICHTING VAN LOKALEN VOOR DE VOLKSSCHOOL, UKStJHOrWI) DUOH itr AJ/iEMEEI^R ()Nl)ERWIJZRRS-VKREE]\^TGINfi, gevestigd te Kotterdam, ROTTERDAM. I)..1. P. STOEM LOT'/. 1877.

.^^ DE INEICHTING VAN LOKALEN YOOE DE VOLKSSCHOOL, <V -;C: '^ ^ BESCHOUWD DOOK DE ALGEMEENE ONDERWIJZERS-VEREENIGING, gevestigd te Rotterdam. r-ndoaoooott ROTTERDAM^, D. J. P. STORM LOTZ. 1877. /

<tv In de vergadering der A Igemeene Onderwijzers-Vereeniging, gevestigd te Rotterdam, van 27 Januari 1.1., werd eene commissie benoemd, bestaande uit de leden J. DEN BROEDER, J. A. EGELIE, C. KAMERBEEK, F. W. MULS en P. RINGLEVER, om hetgeen in deze en een paar vorige vergaderingen omtrent de inrichting van schoollokalen was besproken, in den vorm van een verslag saam te vatten. Het werk dier Commissie, in de vergadering van 2 Juni besproken en goedgekeurd, wordt hiermede aangeboden aan allen die belang stellen in den bloei van het Volksonderwijs, en die invloed kunnen uitoefenen op het bouwen van schoollokalen.

Dat eene wet de zaak die zij regelen moet, in al hare onderdeelen op voldoende wijze regelt, is wel is waar mogelijk, maar toch uiterst zeldzaam. Dat onze Onderwijswet (van 1857) niet tot die uiterst zeldzame uitzonderingen behoort, behoeft zeker geen betoog in een tijd, waarin eerst het voorstel MOENS, daarna het wetsontwerp HEEMSKERK aan den onderwijskundigen hemel verrezen zijn, omstuwd, vooral het laatste, door een heirleger van commentaren, adressen, rapporten en adviezen. Wat echter, ondanks dat alles, nog niet overtollig blijft, is de aandacht te vestigen op de schraalheid de armoede zou men bijna zeggen van de bepalingen der wet omtrent de plaats waar het onderwijs gegeven wordt, d. i. tevens de plaats, waar een aantal onderwijzers een goed deel van hun leven, waar een veel grooter aantal kinderen, een goed deel hunner 'kindsheid doorbrengen. De bestaande wet bepaalt, dat scholen schadelijh voor de gezondheid'' en scholen r,van onvoldoende ruimte voor het aantal schoolgaande hinderen" door den schoolopziener kunnen en moeten afgekeurd worden. Zij regelt nu wel den verderen loop der beslissing, wanneer in die afkeuring niet wordt berust, maar zwijgt over het punt van uitgang, den grondslag van alles, door zelfs met geen vingerwijzing aan te duiden, hoedanige school, schadelijk voor de gezondheid is, wanneer de ruimte

4 onvoldoende wordt. Zij heeft daardoor niet slechte, maar afgekeurde schoolgebouwen tot zeldzaamheden gemaakt, tot nadeel van leerlingen en onderwijzers, tot smart van vele ouders, tot verdriet van vele schoolopzieners. Het wetsontwerp HEEMSKERK doet, omtrent deze zaak, meer dan één stap vooruit. Het maakt te recht onderscheid tusschen schadelijkheid voor de gezondheid en onvoldoende ruimte, regelt den loop van de beslissing omtrent het eerste punt beter, zij het ook al niet goed, en geeft voor het laatste een' vasten, duidelijken maatstaf aan. Maar het blijft zwijgen over de kenmerken en de elementen der schadelijkheid, het regelt, ja de verhouding tusschen ruimte en aantal leerlingen, maar laat dit laatste zelf weder geheel onbepaald. De tallooze beschouwingen en beoordeelingen eindelijk, over dit ontwerp, geven met eene zeer enkele uitzondering, op dit punt niets of althans niets beters dan algemeenheden. Zou men daaruit moeten besluiten, dat de gesteldheid der lokalen door den Wetgever, door het publiek en de onderwijzers, die, hetzij in corporatie, hetzij individueel in tal van adviezen hunne stem hebben doen hooren, als eene zaak van weinig belang beschouwd wordt? Zulk een besluit zou, meenen we, ongegrond en onbillijk zijn. Wat den Wetgever aangaat, bij hem moest en moet nog altijd wegen de bedenking, dat de wetenschap der schoolhygiene eene even moeilijke als speciale en daardoor nog schaarsch beoefende is, benevens

5 de vraag of gedetailleerde voorschriften te dien opzichte wel in de wet zelf behoorden. En het publiek? Als we bedenken hoeveel volwassenen met en zonder kinderen, nog onverschillig zijn voor schoolgaan in het geheel, hoeveel ouders meenen volkomen gerust te kunnen zijn als de kinderen maar schoolgaan, dan gelooven we dat het belang der gezondheid, vergelijkenderwijs door het publiek behoorlijk op prijs wordt gesteld en er misschien hier en daar, al zoo veel gevaar is voor éénzijdige schatting van de eischen des lichaams boven die van den geest, als omgekeerd. VV^erkelijk gevaar ontstaat waar men zich neerlegt bij het denkbeeld, dat het toch, in elk geval in onzen tijd, met al zijne nieuwe uitvindingen en toepassingen, veel beter met de schoollokalen gesteld is dan vroeger. Want dat is eene groote dwaling. Wij zullen nu slechts één zaak noemen, de verwarming. We spreken niet eens van den strijd, die in elke groote gemeente in Duitschland gevoerd wordt tegen het stelsel van verwarming met verhitte lucht, waardoor, d. i. door de wijze waarop dit daar toegepast wordt, niet enkele leerlingen, maar geheele klassen aan hoest, heeschheid en keelontsteking lijden. Wij spreken alleen van de in den winter onmisbare temperatuursverhooging, en herinneren hoe in Berlijn in sommige scholen, in den afgeloopen regenachtigen winter, de in een sousterrain geplaatste stooktoestellen door het grondwater overstroomd werden, hoe in andere, wijl met het zomer- _,.^^^w^ ^^_^

6 halfjaar de stoker der inrichting afgedankt wordt, in de koude dagen van April evenmin kon gestookt worden, zoodat werkelijk die scholen in de Keizerstad, nieuw gebouwd en van de nieuwste vindingen voorzien, ten opzichte van de warmte slechter waren dan de meest primitieve boerenschool. De fout ligt nu eens bij gemeentebesturen, die uit verkeerde zuinigheid alleen op de kosten zien en niet ook op hetgeen daarvoor verkregen wordt, dan bij bouwkundigen die, onkundig of onverschillig, die besturen voorthelpen maar bovenal hierin, dat algemeen geldende voorschriften voor het bouwen van scholen gemist worden benevens bevoegde mannen, bekleed met de macht die op verstandige wijs te doen naleven. Wat toch den onderwijzer aangaat, zeker hij beseft levendig genoeg het groot belang eener gezonde school, waarbij hij, meer dan publiek of autoriteiten persoonlijk geïnteresseerd is. Maar voor hem komen de hoedanigheden van het lokaal niet in de eerste plaats in aanmerking ; althans hij kan, vooral waar beperking noodig is, van het schoolvertrek zwijgen, zonder daarom geacht te mogen worden daarvoor onverschillig te zijn. Er komt bij, dat hij voor een goed deel een leek is op dat gebied: hij is noch architect, noch hygiënist, en de eisch van den onderwijzer, dat hjf zou moeten voorschrijven op welke wijze voor verlichting, verwarming en ventilatie moet gezorgd worden, zou al even dwaas zijn als een aanbod hem daartoe gedaan. lm-

7 mers de geneesheer vraagt den zieke niet welke geneesmiddelen hij hem voorschrijven zal? Maar wat de geneesheer den zieke wel vraagt, wat deze en beter dan iemand anders hem meedeelen kan is de werking der medicijnen. Even zoo is de onderwijzer de aangewezen persoon om, door zijne ervaring en waarnemingen, den grondslag te leveren voor een juist oordeel over de waarde der verschillende inrichtingen, door genees- en bouwkundigen uitgedacht of toegepast. Van die ervaring wordt misschien niet genoeg partij getrokken. Bovendien, en hiermede komen wij op de boven reeds genoemde hoofdfout terug, hoe moeilijk de wetenschap der schoolhygiène zij, het ontbreekt reeds nu niet aan het noodige licht om een nieuw schoolgebouw beter en veel beter te bouwen, dan nog maar al te dikwijls geschiedt. Uit het nog altijd uitmuntende Verslag, reeds in 1859 door de Gezondheidscommissie te Rotterdam aan Burgemeester en Wethouders aangeboden, en den voortreffelijken arbeid van de Vereeniging tot bevordering van volksgezondheid in 1866 te Utrecht opgericht, die in de bijlagen op haar Jaarverslag over 1873, eene compleete schoolhygiène leverde, zoude met weinig moeite een volledig stel voorschriften te maken zijn, die, wanneer slechts hunne naleving door eene voldoend krachtige autoriteit opgelegd kon worden, en hunne werking volgens de ervaring der onderwijzers gewijzigd werd, weldra eene weldadige hervorming zouden ten gevolge hebben, Terwijl wij dus, voor alles wat op

8 het hygiënisch gedeelte van bouw en inrichting der schoouokalen betrekking heeft, naar bovengenoemde stukken verwijzen, voegen wij er alleen den wensch bij, dat, als eenmaal eene nieuwe wet op het lager onderwijs wordt aangenomen, deze een aan die stukken ontleend programma voor het bouwen van scholen voorschrijve, even goed als een program voor de acte-examens. Toch zou, naar onze bescheiden meening, nog een zeer wezenlijk vereisehte daaraan ontbreken, eenige bepaling nl. omtrent de verdeeling der ruimte in verband met de Massificatie. Het schoolvertrek is toeh niet alleen de plaats, waar een aantal kinderen en volwassenen, door alle jaargetijden heen, een goed deel van den dag doorbrengen, het is ook de plaats waar onderwijs -moet gegeven worden, de plaats waar onverhinderd en onbelemmerd, goed onderwijs moet hunnen gegeven worden. Nu vallen vele eischen daaruit voortvloeiend, zaam met die welke de zorg voor de gezondheid van leerlingen of onderwijzer doet en bij het stellen en beoordeelen dier eischen heeft de laatste, zooals wij zagen slechts eene adviseerende stem. Maar meer dan dat moet de onderwijzer hebben bij het vormen en indeelen der klassen. Zal hij toch, zoo als van hem geeischt wordt, zoo als hij wegens zijne verantwoordelijkheid, zelf eischen moet, de ziel zijn van het geheel, dan moet bij de klassenvorming dier school zijne stem beslissend zijn. Vragen wij nu hoe het daarmede op dit oogenblik staat, dan moet het antwoord zijn: onge-

.9 regeld d, i. door geerie vaste, algemeen geldende regels belieerscht. Moet men de klassenvorming begrijpen onder het vage woord leerplan, dan zeker zou de zaak in Art. 20 van het wetsontwerp HEEMSKERK worden geregeld, maar en hier sluiten wij ons gaarne aan bij het gevoelen van de Afd. Amsterdam van het Ned. Ond. Gen. «op eene voor de zelfstandigheid des onderwijzers uiterst schadelijke wijze". En wie zelfstandigheid zegt, zegt verantwoordelijkheid. Genoemde Afd. begrijpt er dat echter niet onder; immers de eisch, die zij vervolgens stelt: «dat eene deugdelijke indeeling der school in klassen, die niet alleen rusten mag op het aantal leerlingen dat de school zal tellen, maar in overeenstemming moet zijn met den normalen leertijd, aan de regeling van den bijstand van den hoofdonderwijzer vooraf ga", die eisch levert een amendement op, niet op Art. 20 maar op Art. 21 van het Ontwerp, hetwelk de verhouding regelt tusschen het aantal der onderwijzers en der leerlingen. Zegt men nu, dat in de praktijk, de onderwijzer vrij is en wel altijd vrij blijven zal in zijne klassenvorming, dan moeten we toch vragen, wat er vati die vrijheid overblijft, wanneer hij geplaatst wordt voor eene school, voor wier bestek men uitgegaan is van een bepaald aantal leerlingen in ééne klasse, en door eene eenvoudige vermenigvuldiging de oppervlakte van het klassenlokaal verkregen heeft om dan, naar gelang van de uitgebreidheid en den vorm der ruimte zeker weinig pedagogische grondslagen óf 3 gelijk-

10 vorrnige lokalen achter elkander, óf 4 dergelijke lokalen in een vierkant, soms door eene bovenverdieping in aantal verdubbeld, te bouwen. Moet dan niet de onderwijzer zich schikken naar de ruimte die hij vindt en hare verdeeling? En zou dit in den grond wel heel veel verschillen van die andere redeneering: daar is het lokaal, naar de verlichting en ventilatie die er zijn aangebracht, moeten de eischen voor de gezondheid zich ook maar schikken? Inderdaad mag gezegd worden, dat in deze geheele zaak; van aantal leerlingen eener klasse, aantal der klassen, cijfer der schoolbevolking en aantal der onderwijzers, nog niets op pedagogischen grond geregeld is. Het getal 40, als maximum eener klasse, wordt ja door het Ontwerp HEEMSKERK aangenomen, maar als we niet kweekelingen voor onderwijzers willen houden, slechts voor scholen van niet meer dan 120 leerlingen vastgehouden. Voor talrijker scholen komt men, zooals door den Bode van Volksonderwijs is uiteengezet tot geheel andere getallen, terwijl voor scholen van meer dan 400 leerlingen alles aan de afwisselende meening van Gedeputeerde Staten wordt overgelaten. Dat getal 40 zelf, dat we als minimum beschouwen en als zoodanig aannemen, alleen met het oog op de schaarschte aan onderwijzend personeel, dreigt met een ander gevaar, dat men nml. dit als normaal getal eener klasse beschouwende, die klasse als eenheid zal gaan aannemen en meen en, dat men naar gelang van ruimte of wegens andere niet pedago-

11 zou zulk een toestand wenschen? Wie ziet niet in, dat waar de school een organisch geheel moet zijn, zal zij hare bestemming bereiken kunnen, zij ook de eenheid moet zijn, verdeeld in klassen, ja, maar niet saamgevoegd uit deze. Wat wij wenschen en wenschen waar het mogelyh is, met uitsluiting van scholen in dorpen en kleine gemeen- ten, waar het aantal kinderen in de schooljaren het cijfer j I fc J gische beschouwingen, een willekeurig aantal klassen tot eene school kan vereenigen. Hoe ver men daarmede komen kan, blijke uit hetgeen in Duitschland geschiedt, waar men werkelijk gewoon is het aantal klassen op te geven en als bijzaak het aantal scholen, waarin verschillende aantallen dier klassen zijn bijeen gevoegd, zoodat b. v. in Berlijn waar de 94 op scholen van lager onderwijs door elkander ruim 700 leerlingen ieder tellen, maar zij van 10 tot 20 klassen afv^risselen er verscheidene meer dan 1000, éene zelfs 1169 leerlingen telt. Welk onderwijzer der schoolbevolking van zelf bepaalt, en van scholen voor meer uitgebreid lager onderwijs, waarin men niet vasthoudt aan het getal van 40 leerlingen voor eene klasse; wat wij dus wenschen als mogelijk en zeer bevorderlijk voor de resultaten van het onderwijs, betreft den bouw van nieuwe scholen in groote gemeenten, waarin voldoende voorraad is van leerlingen om de klassenvorming oordeelkundig, pedagogisch te doen plaats hebben en rust op de volgende beginselen: 1. aantal leerlingen in ééne klasse, 40; 2. aantal leerjaren van 6 tot 12 of hooger, 6;

12 3. aanneming van leerlingen in de laagste klasse, en overplaatsing naar eene volgende, eenmaal per jaar; 4. voor elke klasse een afzonderlijk lokaal. Wat het aantal leerlingen eener klasse en het aantal leerjaren betreft, die nemen wij eenvoudig als bekende gegevens. Het aannemen eenmaal per jaar kan niet aldus worden aangenomen: het zal bij dezen of genen tegenstand ontmoeten en zeker bezwaren en bedenkingen uitlokken. Wanneer men echter maar even nadenkt over de voordeden voor den samenhang der klassen en den gang van het onderwijs, door het bijeenblijven van dezelfde leerlingen gedurende een jaar te verkrijgen, mits en we leggen veel nadruk op dit mits mits de onderwijzer zorge dat de leergang geen cursus en het onderwijzen geen doceeren worde; wie bedenkt, dat het alleen het opnemen in de laagste klasse geldt en de opneming, in dringende gevallen, van enkele leerlingen in de verschillende klassen, ook tusscheniijds mogelijk blijft, die zal met ons, vertrouwen we, erkennen dat het der moeite waard is over enkele bezwaren, die de praktijk bovendien voor een goed deel uit den weg zou ruimen, heen te stappen. Dat het ontslaan van leerlingen op de bewaarschool waar die bestaat daarmede in verband, en dus éénmaal per jaar zou moeten plaats hebben spreekt van zelf. Voor de afzonderlijke klassen wenschen wij afzonderlijke lokalen, om de stoornis te vermijden, die klas-

sen van 40 leerlingen, bij andere dan zoogenaamde stille werkzaamheden elkander moeten veroorzaken en de leerlingen te behoeden voor de afleiding, door het «luisteren naar of het letten op, hetgeen in eene andere klasse voorvalt. Zeer stellig wenschen wij die afzondering voor de laagste klassen, waarin de nog jeugdige kinderen nog groote behoefte hebben zich natuurlijk te kunnen uiten, èn met het oog op hunnen leeftijd, tot vermijding van onnatuurlijken dwang, èn met het oog j op de vruchten van het onderwijs, die door een minimum van beperking der algemeene deelneming zeker zullen gebaat worden. Wij vermelden dus alleen ter herinnering, den wensch van sommige onderwijzers, ook van één lid der commissie naar één, onverdeeld of minder verdeeld lokaal, dat we alleen voor scholen van geringe bevolking en minder talrijke klassen, zonder overwegend bezwaar kunnen achten. i Dat de grootte der lokalen in overeenstemming moet zijn met het maximum der klasse, dat de vorm eene goede plaatsing van de schooltafels in verband met het, liefst van het O. of W. invallend licht moet toelaten, dat buiten volstrekte onmogelijkheid, eene speelplaats of ten minste eene speelschool voor de jongste leerlin- - gen niet mag ontbreken, en dat, waar het niet buiten bovenverdiepingen kan, de verdieping gelijkvloers voor de jongste leerlingen moet blijven, spreekt zoo van zelf, dat we 't alleen aanstippen. En nu het aantal klassen en daaruit in verband met 13 l

14 hare talrijkheid het cijfer der schoolbevolking. Oogenschijnlijk zou dit door eene eenvoudige vermenigvuldiging: 40 leerlingen per klasse, maal 6 voor de leerjaren 240 bedragen. Zóó eenvoudig gelooven we echter de zaak niet. Welke bepahngen men ook make, ten opzichte van het bezoeken der school, steeds zullen er enkele leerlingen tusschentijds de klassen verlaten, wier plaats toevallig kan aangevuld worden door eventueele aanvragen tusschentijds, zonder dat er echter op gerekend mag worden. Hoe goed het onderwijs zij, steeds zullen er in elke klasse achterblijvers zijn, die bij de jaarlijksche overplaatsing zonder schade voor de klasse, en groote schade voor hen zelf, niet mede kunnen worden overgeplaatst. Om dus de hoogste klassen op haar normaal getal te houden moeten de laagste of aanvangsklassen talrijker zijn, om haar jaarlijksch contingent te kunnen leveren. Bedenkt men daarbij, van hoe groot belang juist het onderwijs aan die aanvangers is, wier vermogen van waarnemen en opnemen in zijne grootste kracht, wier leerlust nog frisch is, dan mogen die laagste klassen niet talrijker, dan moeten zij, dan verdienen zij, minder talrijk te zijn dan de daarop volgende hoogere klassen. Voor de eerste en tweede klassen wenschen wij dus 2 parallel klassen van 30 leerlingen ieder. Voor de geheele school zouden we dus krijgen 8 lokalen; 4 lokalen voor 30 leerlingen d. i, voor de twee laagste klassen en 4 lokalen voor 40 leerlingen, en te zamen 280 leerlingen als totaal cijfer.

15 Hier komen we nog met een enkel woord terug op de aanneming éénmaal per jaar. Bij eene halfjaarsaanneming zou, dat blijkt nu met een oogopslag de school 12 klassen, 16 lokalen en 560 leerlingen tellen moeten, hetgeen haar reeds daarom zou moeten doen afkeuren. Bovendien, het elk half jaar overplaatsen van een deel der klasse en de aanvulling dier klasse met ongeveer de helft nieuwe leerlingen moge verdragelijk zijn waar de omstandigheden niet anders toelaten, moge voor scholen van meer uitgebreid lager onderwijs, met langer leertijd en minder talrijke klassen, minder bezwaar hebben, voor de gewone volksschool, met klassen van 40 leerlingen zien wij in den tijd die er noodzakelijk mede verloopt, om 20 oud- en 20 nieuwe leerlingen tot ééne klasse te vormen, die slechts een halfjaar in het geheel bijeenblijft, een onoverkomelijk bezwaar om vruchten van het onderwijs te wachten, evenredig aan de inspanning van den onderwijzer en de kosten van het onderwijs. Deze beginselen want de bepaalde getallen geven wij, voor andere, door de ervaring als beter bewezen gaarne op deze beginselen van aanneming éénmaal per jaar en minder talrijke parallelklassen voor de laatste afdeelingen, achten wij de eenige zuivere grondslagen eener goede klassenvorming. Het kan zijn, dat er onder de bezwaren, die men maken wil, ook zijn zullen van financiëelen aard. Het

16 kan zijn, dat zoodanig ingerichte scholen en vooral zoo weinig talrijke scholen het onderwijs al weder duurder zullen maken. Wij kunnen het niet becijferen, wij kunnen nog minder combinaties uitdenken, om ze met behoud van het beginsel minder kostbaar te doen zijn. Als onderwijzers kunnen we alleen zeggen wat ons, wel bedacht, voor het onderwijs oorbaar A'oorkomt, Maar als onderwijzers en als Nederlanders kunnen we er iets bijvoegen. Een spreekwoord der Engelschen zegt: wat waard is gedaan te worden, is waard goed gedaan te worden en wij roemen het volk, dat die spreuk niet alleen in den mond heeft, maar ook in praktijk weet te brengen, en oordeelen, dat het een der elementen van Engelands kracht en grootheid is. En ons volk is beroemd geweest voor zijn onderwijs, en hoewel die roem, toen hij in de wolken begon te stijgen, getaand is en verminderd, we zijn overtuigd dat, ondanks overschatting en onderschatting, de grondslagen aanwezig gebleven zijn, om ons met billijken trots te verheffen op ons nationaal onderwijs, wanneer wij niet blijven stilstaan maar voortbouwen en, zelf doende wat wij in anderen prijzen, handelen naar de overtuiging, dat, als het onderwijs waard is betaald te worden, het ook waard is goed betaald te worden, d. i. met den prijs, waarvoor goed onderwijs mogelijk is.

Jèi