Bron van energie Maatschappelijk Verslag 2003



Vergelijkbare documenten
Energie in Samenwerking

Ondergrondse opslag van aardgas. Locaties Grijpskerk en Langelo

Hierbij doe ik u toekomen het Jaarverslag 2010, Delfstoffen en aardwarmte in Nederland en het Jaarverslag 2010 van Energie Beheer Nederland B.V.

Vermilion Oil & Gas Netherlands BV Aardgas productie Oppenhuizen. MFC t Harspit Oppenhuizen 26 mei 2015

Vermilion Informatieavond aardgasproductie Langezwaag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

28 januari Duurzaam Ameland van start. 24 januari Start offshore boring L09-FA-102

OPLEGNOTITIE OVER GEVOLGEN VAN HET ONTWERPBESLUIT VAN HET KABINET OP AARDBEVINGEN

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Een luisterend oor. Maatschappelijk Verslag Inleiding

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maatschappelijk Verslag Duurzame dialoog

Notitie bijvangst koolwaterstoffen bij aardwarmte

Eigendom bijvangst koolwaterstoffen bij aardwarmte

Persinformatie. Uitdagende marktomgeving biedt ook kansen. Nieuwe directievoorzitter wil groei voortzetten

Achtergrond en doel presentatie

GASWINNING IN STEENWIJKERLAND

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Geachte mevrouw Franke,

energie in WAARBORG VOOR ZEKERHEID energie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Corus in IJmuiden TRUST. Corus bouwt aan moderne energievoorziening voor de toekomst

Datum 26 januari 2017 Betreft Beantwoording vragen over de plannen van NAM om de put Vries-10 in Assen op te starten

CO2 prestatieladder niveau 5

DIEP IN DE ONDERGROND HERMAN DAMVELD LEZING BIBLIOTHEEK ASSEN

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG. Datum 11 oktober 2018 Betreft Methaanemissie bij gaswinning

Minder gaswinning, versterkingspakket voor Groningen

Vermilion Energy Netherlands BV. Plaatselijk belang Skoatterwâld 9 februari 2017

Datum 3 november 2017 Betreft Beantwoording vragen over verontreiniging door lekkages van NAM in Rossum

Milieumanagementsysteem Avebe Foxhol

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Leeswijzer Actualisatie Winningsplan Bergen II

ADVIES VOOR DE M.E.R.-BEOORDELING OVER DE PRODUCTIE VAN PRIMAIR ALUMINIUM BIJ ALUMINIUM DELFZIJL 28 MEI 2001 INHOUDSOPGAVE

Herafweging verwerking productiewater Schoonebeek

Wijzer worden van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NAM IN NOARDEAST FRYSLAN RAADSVRAGEN KLEINE GASVELDEN IN NOARDEAST FRYSLAN PRODUCTIECIJFERS REGIONALE GASVELDEN

Datum 18 juni 2018 Betreft Beantwoording vragen naar aanleiding van ontwerpinstemmingsbesluit winningsplan Pieterzijl Oost

CO 2 Reductie doelstellingen

BRON VAN ONZE ENERGIE

Rotterdam CCUS Project Porthos: transport en opslag van CO2

Groene warmte uit houtpellets Ervaringen met houtpellets voor stadsverwarming

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat De heer E.D. Wiebes Inspraakpunt winningsplan Waalwijk-Noord Postbus AE VOORSCHOTEN

Een proefboring op zee, wat houdt dat in?

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage. Datum 25 januari 2013 Betreft Gaswinning Groningen-veld

: Nota van Beantwoording inspraak- en overlegreacties voorontwerp bestemmingsplan Leidingtracés NAM, gemeente De Wolden

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Alles van waarde beschermen en behouden

Branchetoetsdocument: Milieuzorg 2

Herafweging verwerking productiewater Schoonebeek

Vermilion Oil & Gas Netherlands BV Uitbreiding productie Langezwaag. De Knipe 27 januari 2015

SPREKER DR. HENK DUYVERMAN, DIRECTEUR CUADRILLA

Uitstel investeringsbesluit stikstofinstallatie

Hierbij bieden wij u het rapport Recent developments on the Groningen field in 2015 aan (rapportnummer TNO-2015 R10755, dd. 28 mei 2015).

Vermilion Oil & Gas Netherlands BV Uitbreiding productie Langezwaag. De Knipe 27 januari 2015

Energiezorgplan Van Dorp installaties bv Versie 3.0 (Summary)

Maatschappelijk Jaarverslag 2012

Ministerie van Economische Zaken. De Minister van Economische Zaken. Directie Energie en Omgeving. Postbus EK DEN HAAG

Addendum Waterinjectie Management Plan

Datum 10 juni 2016 Betreft Nadere informatie over afspraken uit 2005 met Shell en ExxonMobil in relatie tot de gaswinning in Groningen

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2017

MJA-Sectorrapport 2012 Nederlandse olie- en gasproducerende industrie

Toelichting milieuneutrale verandering Abbott Healthcare Products B.V.

Monitoring scope 1 en 2

Arnold Maassen Holding BV. Voortgangsrapportage scope 1 en 2 1e halfjaar 2014

Instituut voor Toegepaste Milieu-Economie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

9 januari Start G50-jaar

Learnshop. EN16001: Het kader voor uw energiemanagementsysteem? Nimaris b.v. Paul van Wezel Hertog van Brabantweg EA Loon op Zand

Voortgangsrapportage 4 CO 2 -Prestatieladder

Ministerie van Economische Zaken Directie Energiemarkt T.a.v. de heer P. Jongerius Postbus EC DEN HAAG 2500EC. Geachte heer Jongerius,

Energie management actieplan. Newae B.V.

Voortgangsrapportage 3 CO 2 -Prestatieladder

PROEFTUIN VOOR HET EUROPESE ENERGIESYSTEEM VAN DE TOEKOMST

Energie management actieplan. Copier Groep B.V.

Toepassing van wet- en regelgeving voor de diepe ondergrond

Datum : energiemanagement & kwaliteitsmanagement

energiemanagement & kwaliteitsmanagement

CO₂-prestatieladder. Nieuwsbrief

CO2 reductiedoelstellingen niveau 5

Wij brengen energie. Waar mensen licht en warmte nodig hebben

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2016

Tussentijdse halfjaarlijkse rapportage CO2 prestatieladder, niveau 3

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA 's-gravenhage

Milieubarometer

Figuur 1 Zuiveringsinstallatie

Limburg. De partij zal sociale windmolens actief stimuleren, ook solitair staande sociale molens.

LEZING SCHALIEGAS,NEW EMMERGY, EMMEN, HENK DUYVERMAN, CUADRILLA NL

Datum 22 mei 2017 Betreft Beantwoording vragen over de winning van hoog- en laagcalorisch gas

Onderstaand worden de verschillende functies welke betrokken zijn bij de projectfasen nader gedetailleerd.

CO2 prestatieladder niveau 5

Voortgangsrapportage CO 2 reductie 1 e helft 2014

Jos van der Graaf Holding B.V.

Re-use & decommissioning rapport

Ketenanalyse project Kluyverweg. Oranje BV. Conform de CO 2 -Prestatieladder 3.0. Versie : Versie 1.0 Datum :

Westvoorne CO 2 - uitstoot

CO2 prestatieladder. Ordina stoot in 2020 ten opzichte van % minder CO2 uit.

PEOPLE STAKEHOLDER(S) PEOPLE STAKEHOLDER(S)

Monitoring waterinjectie Borgsweer jaarrapportage 2015

Waarom inzicht in de energieketen noodzakelijk is.

Transcriptie:

Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. Schepersmaat 2 9405 TA Assen Postbus 28000 9400 HH Assen Telefoon 0592-369111 Fax 0592-362200 Website www.nam.nl Bron van energie Maatschappelijk Verslag 2003 Directeur R.J. Platenkamp (tevens algemeen procuratiehouder) Procuratiehouders R.J. de Roos A.J.F.M. van Nieuwland J.K.G. van Heijningen Raad van Commissarissen namens Shell Nederland B.V. T.M. Botts M.K. O' Callaghan K.J.P. Stigter Raad van Commissarissen namens Esso Holding Company Holland Inc. W.L. Richter J.M. van Roost A.P. Swiger

Bedrijfsprofiel NAM : Bron van Energie De Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) is sinds 1947 actief met het opsporen en winnen van aardolie en met name aardgas in Nederland en het Nederlandse deel van het Continentaal Plat. Na de ontdekking van het olieveld Schoonebeek en de vondst van gas bij Coevorden (1948) werd in 1959 door de NAM het grote en wereldberoemde Groningen-gasveld aangeboord. Sinds 1977 wint de NAM eveneens gas uit de Noordzee-bodem. NAM s hoofdkantoor is gevestigd in Assen. Bij het gehele bedrijfsproces wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de belangen van alle betrokkenen. De veiligheid voor eigen personeel en omwonenden, zorg voor het milieu en de energievoorziening gaan daarbij hand in hand. De NAM is verreweg de grootste gasproducent van Nederland met een jaarlijkse productie van ongeveer 50 miljard m 3. Hiermee is het bedrijf verantwoordelijk voor ongeveer 75% van de totale aardgasproductie in ons land. De totale olieproductie in Nederland bedraagt ruim 2 miljoen m 3 per jaar. Hiervan produceert de NAM ruwweg een kwart. Bij de NAM werken circa 1950 mensen, verdeeld over ongeveer 35 verschillende nationaliteiten. Op dagbasis werken bovendien nog eens vele duizenden mensen direct of indirect voor de NAM, bijvoorbeeld via aannemers. Het zoeken naar gas en olie begint met seismologisch onderzoek van de bodem. Met een proefboring en puttesten wordt aansluitend vastgesteld of er inderdaad gas of olie aanwezig is en wordt de hoeveelheid en kwaliteit getest. Wanneer de hoeveelheid economisch winbaar blijkt, worden in veel gevallen aanvullende productieputten geboord en behandelingsinstallaties aangelegd. Voor al deze fasen van het bedrijfsproces zijn verschillende vergunningen nodig. In de productiefase worden het gas en de olie naar de oppervlakte gebracht, behandeld en op afleveringsspecificatie gebracht. Het gas wordt verkocht aan de Gasunie. De olie en het bij de gasproductie vrijkomende condensaat worden na behandeling verkocht aan de petrochemische industrie van onder meer Shell en Exxon/Mobil, de twee aandeelhouders van de NAM. Om de continuïteit in de gaslevering (bijvoorbeeld bij zeer lage temperaturen) te kunnen garanderen wordt sinds enkele jaren ondergrondse opslag van gas toegepast. Dit gebeurt in gasvelden bij Norg en Grijpskerk, die bij een piekvraag als extra producent worden gebruikt. In perioden van laagverbruik worden de reservoirs weer gevuld. Na beëindiging van de productie of bij een niet succesvolle proefboring worden de locaties en installaties in overleg met de betrokkenen, zoals omwonenden, belangengroepen en de overheid, ontmanteld en verwijderd. Op land wordt de locatie geschikt gemaakt voor de bestemming die zij voorheen had of krijgt een nieuwe functie. Colofon Het maatschappelijk verslag geeft een indruk van de interactie tussen bedrijf en samenleving in het kalenderjaar 2003. Dit verslag is een terugkoppeling van activiteiten op de gebieden economie, milieu en sociaal/mensen. Veel van de elementen uit het internationale Global Reporting Initiative (GRI) voor een uniforme duurzame verslaglegging zijn in dit verslag geadresseerd. De rode draad in dit verslag is de aanwezigheid van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (NAM) in Nederland - in al haar facetten. Naast de eigen medewerkers is er geen specifieke doelgroep geïdentificeerd: het verslag richt zich op iedereen die zich op de hoogte wil stellen van de activiteiten van de NAM. De cijfermatige onderbouwing gebeurt aan de hand van de jaarcijfers van 2003. Als referentiedata zijn over het algemeen de jaren 1998 tot en met 2002 opgenomen. Indien van toepassing zijn ten aanzien van milieu tevens de doelstellingen of verwachtingswaarden voor 2004 vermeld. Cijfers en feiten die niet in de hoofdtekst staan, zijn samen met de bijbehorende grafieken, opgenomen in hoofdstuk 9. Het verslag vormt de basis voor de jaarlijkse voortgangsrapportage rond het Bedrijfsmilieuplan, maar is geen overheidsverslag in termen van de Wet Milieubeheer (Besluit milieuverslaglegging). Uitgegeven door de NAM, mei 2004 Afdelingen External Affairs, Human Resources en Health, Safety and Environment Fotografie: Marco Kuis Hans Banus Sky Pictures Bert Vennik NAM-archief Ontwerp en drukwerk: Koninklijke Van Gorcum, Assen

Inhoudsopgave Voorwoord Roelof Platenkamp 1. Visie en aanpak 3 2. Economisch belang 6 3. Kwaliteit en waarde voor klanten 10 4. Bescherming natuur en milieu 13 5. Beheer van grondstoffen en energie 19 6. Respect voor mensen 23 7. Voordeel voor de samenleving 28 8. Werken met belanghebbenden 30 9. Monitoring: grafieken en cijfers 33 Concessiekaart 1

Voorwoord Veilig naar het werk veilig weer naar huis. Dit is een van de belangrijkste uitgangspunten in de bedrijfsvoering van de NAM. Deze zorg voor onze medewerkers en de collega s van onze aannemers heeft een zeer hoge prioriteit. Wat veilig werken betreft, werd in 2003 het recordaantal van zes miljoen uren zonder ongeval met verzuim gehaald. Wel vonden relatief veel kleine ongevallen zonder verzuim plaats. Via gerichte acties en voorlichting wordt intensief aandacht besteed aan het voorkomen van incidenten. Een mooi voorbeeld van een zeer veilig project bij de NAM is het zogenaamde Groningen Long Term -project (GLT). Ook in ander opzicht werd vorig jaar de schijnwerper op Groningen gericht. December 2003 markeerde namelijk veertig jaar gasproductie uit het Groningen-veld. Dit gasveld heeft de afgelopen decennia unieke prestaties geleverd. Ik noem de ongekende stroom aardgas die de basis vormt voor de Nederlandse voorzieningszekerheid van energie, maar ik wijs ook graag op de vele miljarden euro s opbrengst in de vorm van aardgasbaten voor de schatkist van ons land. Groningen is een ongekend flexibel veld dat bij uitstek geschikt is om onder alle omstandigheden aan de vraag naar aardgas te voldoen. Met gepaste trots wijs ik er graag op dat de renovatie van de productiefaciliteiten van het Groningen-gasveld al jaren één van de grotere projecten van ons land is. GLT moet ervoor zorgen dat ook in de toekomst de productiecapaciteit van het Groningenveld op peil blijft. Met dit project is een investering van ruim 2 miljard euro gemoeid, in een tijdsbestek van ongeveer 15 jaar. Groningen Long Term levert in deze periode circa 10.000 manjaren aan directe werkgelegenheid op. Daarmee is GLT een goed voorbeeld van NAM s continue investerings- en werkgelegenheidsinspanningen in ons land. De snel veranderende markt stelt voortdurend nieuwe en hogere eisen aan de bedrijfsvoering van Exploratie en Productie-bedrijven. Tegen die achtergrond stond 2003 voor een belangrijk deel in het teken van een herstructurering van de organisatie. Per 1 oktober werden de activiteiten van de NAM in Nederland en die van gelieerde maatschappijen in Noorwegen, Groot-Brittannië, Ierland, Italië, Denemarken, Duitsland en Oostenrijk ondergebracht in één Europees organisatorisch samenwerkingsverband: EP Europe. Hiermee is een netwerk ontstaan van Shell-dochters en joint ventures die over en weer kunnen putten uit een gezamenlijk reservoir van specialisten en kennis. Die samenwerking maakt het mogelijk kosten te verminderen en elders ontwikkelde technologieën sneller toe te passen. Dit is bevorderlijk voor de ontwikkeling van kleine velden, maar maakt ons ook slagvaardiger en efficiënter in de snel veranderende arena van de Europese energiemarkten. De nieuwe organisatie heeft een sterke aanwezigheid in Assen, waarbij de NAM het Europese centrum is voor aardgasoperaties. Daarnaast vindt vanuit Assen aansturing plaats van de offshore-operaties in de zuidelijke Noordzee, inclusief het Britse gedeelte hiervan. Ook deze concentratie in Assen is goed voor de Noordelijke economie. Deze nieuwe route biedt ons bedrijf grote kansen en nieuwe uitdagingen tegen een bredere horizon. In dit kader zijn ook de aanbevelingen van de Adviesgroep Waddenzeebeleid van groot belang. Deze commissie onder leiding van W. Meijer ontwierp een offensief totaalconcept voor de Waddenzee: bescherming en tegelijkertijd investering in de natuurwaarden met begrensde mogelijkheden voor menselijke acitviteiten zoals gaswinning. 2003 was dus een jaar met veranderingen en ontwikkelingen. Groningen-veld, nieuwe organisatie, kleine-veldenbeleid, Waddenzee het onderstreept nog eens de dynamiek die het werken in de energiesector met zich meebrengt. Een industrie die een onafgebroken ritme kent van 24 uur per dag zeven dagen per week. Eén onderwerp houden we echter graag heel constant: veilig naar het werk en veilig weer naar huis. Roelof Platenkamp, directeur NAM 2 NAM Maatschappelijk Verslag 2003

1 [ De NAM tracht mee te helpen aan een meer duurzame samenleving in Nederland ] Visie en aanpak Inleiding Maatschappelijk verantwoord ondernemen ziet de NAM als een combinatie van het eigen werk steeds duurzamer uitvoeren en het bijdragen aan het zoeken naar oplossingen van bredere maatschappelijke (energie)problemen (zie onderstaande figuur). Op deze manier tracht de NAM mee te helpen aan een meer duurzame samenleving in Nederland. In dit maatschappelijk verslag zijn allerlei gegevens en voorbeelden opgenomen van de effecten van de verschillende NAM-activiteiten in 2003. In de missie van de NAM is het maatschappelijk verantwoord ondernemen terug te vinden: De NAM heeft als missie het op duurzame wijze opsporen en exploiteren van gas- en olievoorkomens binnen Nederland en het Nederlandse deel van het Continentaal Plat. Daarnaast streven wij ernaar, op basis van onze specifieke kennis en assets, bij te dragen aan duurzame ontwikkeling van de Nederlandse samenleving en in het bijzonder aan de transitie naar een duurzame energiehuishouding. verwacht vereist verzoeken gewenst Voldoen aan wet- en regelgeving Economische verantwoordelijkheid nemen Winstgevend opereren Bron: GoodCompany Nabuurschap Maatschappelijke betrokkenheid Duurzamer ondernemen Maatschappelijk verantwoordelijk Maatschappelijk verantwoord Ondernemen De aanpak van de NAM In een zevental hieronder genoemde punten wordt beschreven op welke manier in onze bedrijfsvoering en plannen de missie van de NAM in praktijk wordt gebracht. Deze activiteiten zijn op zowel economische, milieu- als sociale aspecten gebaseerd. De onderstaande punten zijn opgenomen in de strategie van de NAM en vastgelegd in het Management Systeem. 1. Steeds verdergaande integratie van de duurzame ontwikkelingsprincipes in de bedrijfsvoering. Dit komt onder andere tot uiting in de diverse fases van NAM s activiteiten: investeringsbeslissingen, impactstudies voor nieuwe locaties en/of projecten en formele reviews van projectvoortgang. Dit maatschappelijk verslag over 2003 is opgezet vol- Visie en aanpak 3

gens de zeven door Shell en de NAM gebruikte duurzaamheidsprincipes. Deze principes zijn: Economisch belang Kwaliteit en waarde voor klanten Bescherming van natuur en milieu Beheer van grondstoffen en energie Respect voor mensen Voordeel voor de gemeenschap Werken met belanghebbenden Het fundament van de duurzaamheidsprincipes zijn de pijlers Economie (Profit), Milieu (Planet) en Sociale Verantwoordelijkheid (People). 2. Het vergroten van competenties en motivatie van medewerkers met betrekking tot duurzame ontwikkeling, onder andere door de tweedaagse training Duurzame Ontwikkeling en een netwerk van DO-focal points. 3. Het zoeken naar voortdurende verbetering van onze bijdrage aan duurzame ontwikkeling door het gebruik maken van systeem- en ketendenken. Concrete voorbeelden hiervan zijn een compensatieproject in Hooghalen (zie elders in dit verslag) en een studie naar verbetering van de procesvoering in de gasketen (van put tot pit). 4. Het voeren van een actieve dialoog met belanghebbenden in de samenleving. Steeds vroeger in een project start de NAM met de externe communicatie. Sinds 1989 produceert de NAM jaarlijks een extern milieujaarverslag en sinds 2000 is dit opgenomen in het maatschappelijk verslag. 5. Goede prestaties worden beloond, ook op milieu- en duurzaamheidsgebied. Met behulp van balanced scorecards worden mensen en afdelingen niet alleen op financiële prestaties beoordeeld maar ook op andere zaken zoals bijvoorbeeld bereikte projectdoelen, veiligheidsprestaties en klanttevredenheid. 6. Focus op projecten en activiteiten die een belangrijke invloed op NAM s duurzaamheidsprestaties kunnen hebben. Om de kans op succes vanuit het oogpunt van maatschappelijk verantwoord ondernemen te vergroten, wordt prioriteit gegeven aan projecten waar meer resultaat kan worden geboekt. Een voorbeeld in 2003 was de bouw van het platform K7-Bravo (zie hoofdstuk Beheer van grondstoffen en energie ). 7. Actief bijdragen aan het zoeken naar oplossingen voor maatschappelijke problemen op basis van onze kennis, activiteiten en nabuurschap. Hierin wordt prioriteit gegeven aan duurzaamheidsissues die zowel voor de NAM als voor de maatschappij belangrijk zijn. Op basis van een interne en externe dialoog zijn drie duurzaamheidsissues naar voren gekomen waar de NAM zich actief bij betrokken voelt: De transitie naar een duurzame energiehuishouding, Ruimtebeslag en Het beheer van de Nederlandse gasvoorraden. Het VGWM-beleid Eén van de doelstellingen van de NAM is een bedrijf te zijn dat op het gebied van Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu (VGWM) aantoonbaar op wereldniveau staat. De strategie om hierop toonaangevend te zijn bestaat uit deze aspecten: Ervoor zorgen dat VGWM-normen en -gedrag in het hoofd én in het hart van de mensen zitten; Aan VGWM in elke fase van de levenscyclus van 4 NAM Maatschappelijk Verslag 2003

assets tijdig en voldoende aandacht schenken; Vooruitgang laten zien met betrekking tot VGWM-prestaties. Het VGWM-beleid van de NAM is gericht op het voorkomen van alle incidenten, van schade aan gezondheid en welzijn van personen en van negatieve effecten op het milieu. Verder is in het VGWMbeleid vastgelegd dat er efficiënt gebruik wordt gemaakt van grondstoffen en energie bij de productie en dienstverlening. De uitgangspunten van het VGWM-beleid sluiten nauw aan bij bovenstaande punten van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In de volgende hoofdstukken staat een aantal voorbeelden van hoe de NAM deze uitgangspunten en principes in de praktijk brengt. Compensatieproject weidevogels Hooghalen In 2003 is begonnen met de bouw van de exploratielocatie Hooghalen nabij Assen. Om de invloed op weidevogels te neutraliseren is in overleg met de lokale werkgroep Weidevogels Hooghalen een compensatieregeling getroffen. Er zullen geen werkzaamheden worden uitgevoerd in het broedseizoen en de werkgroep krijgt van de NAM een financiële vergoeding om elders in het gebied weidevogel-vriendelijk beheer mogelijk te maken. Dit bestaat voornamelijk uit een aangepast maaibeleid. Omvang van het te compenseren gebied en hoogte van de vergoeding zijn bepaald aan de hand van de subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer van het ministerie van LNV. Voor het eerst heeft de NAM in Hooghalen gebruikgemaakt van deze regeling op één van haar locaties. De afspraken met lokale belanghebbenden zijn mogelijk gebleken, doordat begrip voor elkaars belangen kon worden opgebracht. De oplossing betekent dat de NAM haar werk kan doen en dat tegemoet wordt gekomen aan de bezwaren van de werkgroep. En uiteindelijk zijn de vogels de grote winnaars door een aangepast maaibeleid. Visie en aanpak 5

2 [ Met het rendabel produceren van kleine gasvelden wordt blijvend invulling gegeven aan het kleine-veldenbeleid van de overheid ] Het economisch belang Cijfers en Feiten Seismiek In 2003 heeft de NAM seismische activiteiten uitgevoerd in de provincie Groningen. Het betrof hier een 2D-seismisch onderzoek. Voor 2004 zijn geen activiteiten gepland. Exploratieboringen In 2003 zijn zes exploratieboringen uitgevoerd (2002: zeven), waarvan twee op land (Norg-3 en Oude Pekela) en vier op zee (K15-FG-105, G14-2A, K08-15 en G16-6). Met de boringen K15-FG-105 en G14-2A zijn economisch winbare gasvondsten gedaan, terwijl de commercialiteit van de put Norg- 3 nog bewezen moet worden middels een productietest die begin 2004 is uitgevoerd. De Oude Pekelaboring, direct ten zuiden van het Groningen-veld, leverde geen winbaar gasvoorkomen op. Geschat wordt dat de winbare reserves uit de twee nieuwe winbare gasvelden samen circa 8 miljard m 3 bedragen. Productie De totale aardgasproductie van de NAM bedroeg in 2003 50,9 miljard m 3. In 2002 was de productie 51,6 miljard. Met de term totale aardgasproductie wordt bedoeld: het totaal van de aardgasproductie, bij 0 graden Celsius en 1,01325 bar, uit de door de NAM geopereerde gasvelden én het NAM-aandeel in de productie uit velden die door andere mijnbouwondernemingen worden geopereerd. De productie uit het Groningen-gasveld bedroeg 29,0 miljard m 3 (2002: 27,0 miljard). De productie uit de overige gasvelden was afgerond 21,9 miljard m 3 (2002: 24,6 miljard). Hiervan was afgerond 13,1 miljard m 3 afkomstig uit de velden op land en 8,8 miljard uit de velden op het Nederlands deel van het Continentaal Plat en het Ameland-veld. Met de productie van aardgas is eveneens ruim 644 duizend m 3 condensaat (een benzineachtige, lichte olie) als bijproduct gewonnen, evenals 1547 ton zwavel. De totale olieproductie van de NAM (bij 15 graden Celsius en 1 atmosfeer) in 2003 was 0,601 miljoen m 3 (2002: 0,672 miljoen). Uit de velden in West-Nederland werd 0,416 miljoen m 3 geproduceerd (2002: 0,439 miljoen). Op zee werd 0,185 miljoen m 3 geproduceerd (2002: 0,233 miljoen) uit het F3-FB-veld. In 2003 werden, net als in 2002, geen evaluatieboringen verricht. Er werden dertien gasproductieputten afgerond, waarvan acht op land en vijf offshore. Eén productieput werd geabandonneerd (Middelie- 100). Investeringen De investerings- en operationele uitgaven (mede namens de joint venture partners) van de NAM bedroegen in 2003 1,56 miljard. Een aantal van de belangrijkste investeringen wordt hieronder toegelicht. Annerveen-veld De installaties op het gasveld Annerveen, met de clusters Annerveen, Wildervank en Zuidlaarderveen, zijn in 2003 ingrijpend gerenoveerd. Doel van de verbouwing was het maximaliseren van de opbrengst 6 NAM Maatschappelijk Verslag 2003

van het veld, het reduceren van de bedrijfskosten en een vermindering van de emissies. Het Annerveenveld is in productie sinds 1973. Van de oorspronkelijke reserves is inmiddels negentig procent geproduceerd. De gemiddelde dagproductie is gedaald van 18 miljoen m 3 per dag in de eerste jaren tot 2,5 miljoen m 3 per dag in 2002. Het belangrijkste deel van de renovatie betrof het ontmantelen van de installaties op de clusters Annerveen en Zuidlaarderveen. Op deze locaties wordt het geproduceerde gas niet meer behandeld, maar direct getransporteerd naar Wildervank, waar het gas gereed wordt gemaakt voor levering aan de Gasunie. Het materiaal dat afkomstig is van de installaties in Annerveen en Zuidlaarderveen is deels hergebruikt of verkocht aan derden voor hergebruik. Het resultaat van het ombouwproject is aanzienlijk: 0,7 miljard m 3 extra gas kan geproduceerd worden, een kostenreductie van 1,3 miljoen per jaar en een te verwachten emissiereductie van 75%. K7-Bravo De constructie van het K7-FB-satellietplatform is in 2003 voltooid en op 27 december 2003 begon de gasproductie. Het mini-satellietplatform is onderdeel van de ontwikkeling van het K8-FA-1-productiesysteem. Meer over deze bijzondere satelliet is te vinden in het hoofdstuk Beheer van grondstoffen en energie. Groningen Long Term In het kader van het GLT-project is in 2003 de renovatie van de locaties Schaapbulten, Zuiderpolder en Oudeweg afgerond. De installaties zijn inmiddels weer in gebruik genomen. Op de locaties Leermens, Ten Post en Overschild zijn de renovatiewerkzaamheden in 2003 gestart. Bij de modernisering en renovatie van deze installaties worden onder andere compressoren geïnstalleerd om het gas te kunnen blijven winnen, ondanks teruglopende druk in het veld. Ook in de komende jaren zal het GLT-project een belangrijk aandeel hebben in de investeringen van de NAM. Kleine-veldenbeleid De overheid heeft in de jaren zeventig het kleineveldenbeleid ingevoerd. Kleine gasvelden worden daarbij met voorrang opgespoord en in productie genomen. Het kleine-veldenbeleid is zeer succesvol geweest. Inmiddels is aan volumes een half Groningen-veld aan kleine velden gevonden. De kleine velden voorzien momenteel in ongeveer tweederde van de jaarlijkse Nederlandse gasproductie. De totale productie uit kleine velden loopt echter wel terug. Door efficiëntiemaatregelen en technologische innovaties, naast fiscale maatregelen die onder andere in NOGEPA-verband bij de overheid worden bepleit, beoogt de NAM de rendabele opsporing en winning van kleine velden te bevorderen. Voorzieningszekerheid Het kunnen blijven voorzien in de eigen energiebehoefte is in 2003 nadrukkelijker op de Nederlandse politieke agenda gekomen. De verminderde productie uit en vondsten van kleine velden heeft duidelijk gemaakt dat het bevorderen van exploratie- en pro- Het economisch belang 7

ductie-activiteiten van belang is om ook in de toekomst in de eigen energiebehoefte te kunnen blijven voorzien. De Europese Commissie heeft in 2003 een voorstel ingediend om vanuit Brussel meer zeggenschap te krijgen over de productie van het Groningen-veld om de energievoorziening voor Europa beter te kunnen waarborgen. De Nederlandse overheid is van mening dat het beheer van de eigen bodemschatten valt onder de nationale soevereiniteit en heeft zich met succes tegen het voorstel gekeerd. Afschaffing willekeurige afschrijving In 2002 is door de overheid besloten om de regeling voor de willekeurige afschrijvingen van offshore-projecten per 1 januari 2003 te beëindigen. De regeling bood bedrijven in de olie- en gasindustrie de mogelijkheid om investeringen in offshore-projecten versneld af te schrijven, hetgeen het investeringsrisico voor met name kleine, vaak marginale velden reduceerde. Zeker in de huidige fase van het kleine-veldenbeleid, waarin nieuw ontdekte gasvoorraden veelal klein en/of technisch complex te ontwikkelen zijn, is een dergelijke fiscale regeling essentieel. De afschaffing van willekeurige afschrijving betekent een aanzienlijke verslechtering van het mijnbouwklimaat in Nederland. Gevolgen zullen zijn een vermindering aan investeringen, verlies aan werkgelegenheid en een miljardenderving aan aardgasbaten voor de overheid. De NAM pleit daarom, met een aantal andere maatschappelijke organisaties, voor herinvoering van deze fiscale maatregel. Fakkel Zuidlaarderveen Na dertig jaar trouwe dienst werd in juni de fakkelpijp op de locatie Zuidlaarderveen neergehaald. Zo n 200 inwoners en scholieren uit de nabij gelegen dorpen Zuidlaarderveen en Oud- Annerveen waren op uitnodiging van de NAM getuige van het ontmantelen van de flare. De Zuidlaarderveen-locatie is een van de drie gasbehandelingsinstallaties op het gasveld Annerveen. De installaties ondergingen vorig jaar een grondige renovatie omdat na de productie van 65 miljard m 3 gas de druk in het veld zo ver was gedaald dat extra maatregelen nodig waren om het resterende gas te winnen. De NAM greep deze ombouw aan om de fakkelpijpen op twee locaties te verwijderen. Hiermee werd een aanzienlijke vermindering van de uitstoot van broeikasgassen gerealiseerd. De fakkelpijp op de derde locatie blijft wel staan, maar is zo aangepast dat ook daar emissies naar de lucht sterk zijn afgenomen. Cost reduction -project In 2003 is de NAM een project gestart om te komen tot een reductie van kosten bij het boren van putten en het inrichten van nieuwe satelliet-locaties. Kenmerk is een nieuw ontwerp van put en locatie. Doel van het project is het rendabel kunnen produceren van gasvelden met een geringe omvang, zodat hiermee tevens invulling kan worden gegeven aan het kleine-veldenbeleid van de overheid. 8 NAM Maatschappelijk Verslag 2003

Het opnieuw ontwerpen en inrichten van locaties volgens het Cost reduction -project levert namelijk een aanzienlijke kosten- en materiaalbesparing op. De nieuwe putten en de aanleg van nieuwe satellietlocaties kunnen in de toekomst wellicht een kostenbesparing van 50% opleveren. Bijkomende voordelen zijn minder ruimtegebruik (een reductie van 1,3 ha tot 0,2 ha) en minder geluidsoverlast, doordat kleinere boortorens nodig zijn. Het is de bedoeling dat in 2005 de eerste locatie volgens de nieuwe ontwerpfilosofie zal worden neergezet. N.B. De op dit hoofdstuk van toepassing zijnde grafieken zijn weergegeven in hoofdstuk 9. Het economisch belang 9

[ 24 uur per dag, zeven dagen per week worden kwaliteit 3 en kwantiteit van het gas op alle locaties geregistreerd ] Kwaliteit en waarde voor klanten Kwaliteit en waarde voor klanten worden vergroot door duidelijkheid en zekerheid te creëren: duidelijkheid over mogelijkheden en verwachtingen, zekerheid over plannen en productie. Bij de NAM is in 2003 hieraan vormgegeven door onder andere de oprichting van het Dutch Dispatching Centre. Dutch Dispatching Centre De NAM heeft in 2003 een grote stap gezet in het optimaliseren van de afstemming van vraag en aanbod van gas door de oprichting van het in Assen gevestigde Dutch Dispatching Centre (DDC). Dit Centre werd in december door Commissaris der Koningin in de provincie Drenthe Ter Beek geopend. In het DDC worden de bestellingen van klanten geregistreerd en wordt de productie op korte en langere termijn daarop afgestemd. Tot voor kort waren drie aparte controlekamers verantwoordelijk voor deze afstemming. De interne organisatie rondom productie, transport en verkoop is nu zo ingericht dat het gas op een zo efficiënt mogelijke manier aan de klanten kan worden aangeboden. Ook kan op deze manier 24 uur per dag en zeven dagen per week de kwaliteit en kwantiteit van het geleverde gas op alle locaties worden geregistreerd. Het DDC speelt ook een belangrijke rol in de leveringszekerheid van gas door de NAM. Met de Gasunie, die een zeer belangrijke klant is, wordt intensief contact gehouden. Zo kunnen in geval van extreme pieken in (verwachte) gasvraag, bijvoorbeeld bij langdurige koude, snel maatregelen worden genomen. Maar ook andere klanten, die gebruik maken van transport- of opslagfaciliteiten van de NAM, profiteren van de nieuwe werkwijze van het DDC. Er is veel internationale belangstelling voor deze manier van werken en de hoogstaande technologie achter dit Centre, waarmee de NAM haar rol als centrum voor gasoperaties in Europa bevestigd ziet. Winningsplannen Op 1 januari 2003 is de nieuwe Mijnbouwwet in werking getreden. In deze wet is onder meer opgenomen dat de winning van delfstoffen alleen is toegestaan als een winningsplan door de minister van Economische Zaken is goedgekeurd. In het kader daarvan moet de NAM voor alle nieuwe productieplannen een winningsplan opstellen en indienen. Ook moesten in 2003 winningsplannen worden ingediend voor al bestaande winningen en opslagplannen voor een tweetal bestaande gasopslagen. De winningsplannen bestaan uit twee delen: het planmatig beheer van delfstoffen en de kans op schade door bodembeweging. In het eerste onderdeel wordt per voorkomen beschreven hoeveel gas of olie oorspronkelijk aanwezig was, hoeveel er naar verwachting gewonnen gaat worden en waar en hoe dat wordt uitgevoerd. Het plan voorziet ondermeer ook hoeveel putten er zijn of worden geboord, tot op welke diepte, hoe lang de productie naar verwachting zal duren en welke hulpstoffen bij de productie worden gebruikt. In het tweede deel wordt ingegaan op de te verwach- 10 NAM Maatschappelijk Verslag 2003

ten bodembeweging. Hierin is de historische en de verwachte bodemdaling opgenomen. Ook wordt ingegaan op het risico van lichte aardbevingen door de olie- en gaswinning. In 2003 is in het kader van de winningsplannen voor alle onshore-velden van de NAM uitgebreid onderzoek gedaan op het gebied van bodembeweging om de huidige situatie te kunnen bepalen en zo betrouwbaar mogelijke voorspellingen voor de toekomst te kunnen doen. Voor offshore-locaties is het tweede deel van de winningsplannen niet verplicht. De overheid krijgt door de winningsplannen van alle productieve voorkomens inzicht in omvang, aard, samenstelling en productie van diepe delfstoffen in Nederland. Hierdoor wordt het mogelijk energiebeleid te ontwikkelen en vast te stellen en het parlement daarover te informeren. Ondergrondse gasopslag Zowel bij Norg als bij Grijpskerk wordt gas in de ondergrond opgeslagen. In Grijpskerk is circa 15 procent van de capaciteit beschikbaar voor andere partijen dan de NAM/Gasunie. Nadat in 2002 de eerste externe partij een deel van deze capaciteit opvulde, zijn in 2003 met meerdere partijen contracten afgesloten om gas tijdelijk op te slaan in de ondergrond van Grijpskerk. NOGAT-leiding Een van de belangrijkste aanlandingsroutes van gas in Nederland is via de NOGAT-leiding, die bij Den Helder aan land komt. In 2003 is door NOGAT (waarvan de NAM voor 30% eigenaar is en tevens als operator fungeert) een contract gesloten met twee Deense bedrijven voor het transporteren van gas vanaf het Tyra-veld op de Noordzee naar Den Helder. Op deze manier wordt nog efficiënter gebruikgemaakt van de beschikbare transportcapaciteit van de NOGAT-leiding. Het eerste Deense gas zal halverwege 2004 door de leiding stromen. Olieproductie De NAM produceert olie op de offshore-locatie F3 en op de onshore-locaties Rotterdam, Berkel en Pernis-West. De geproduceerde olie wordt verkocht aan de raffinaderijen van Shell en Esso. Er bestaan plannen om de olieproductie in Schoonebeek nieuw leven in te blazen. Een studie hierover heeft uitgewezen dat deze mogelijkheid technisch haalbaar lijkt, door een combinatie van lage-drukstoominjectie en horizontale putten. Op de economische haalbaarheid wordt nader gestudeerd. Hierover zal naar verwachting in 2005 een definitief besluit worden genomen. Verkoop D15 In 2003 heeft de NAM opnieuw een stap gezet in de optimalisatie van haar portfolio. Een aantal vergunningen (in combinatie met installaties en kennis ) is overgegaan naar een andere eigenaar. Deze vergunningen betreffen één reeds producerend veld (D12/D15-A) en de nog niet ontwikkelde velden D12-A, D18-FA, E17-FA en K2-FA, alsmede het Nederlandse deel van het Britse Minke-veld. De NAM heeft hiermee al haar activiteiten in de offshore Carboon-velden verkocht en richt zich op Rotliegend en Triassic-velden. Deze strategie sluit onverkort aan bij het kleine-veldenbeleid. Kwaliteit en waarde voor klanten 11

Opruimen locatie Wimmenum In de duinen bij Egmond aan Zee is eind 2003 de NAM-locatie Wimmenum opgeruimd. Deze locatie is sinds begin jaren 60 gebruikt voor gaswinning. Nadat het beschikbare gas was geproduceerd, werd besloten om de locatie op te ruimen en terug te geven aan de oorspronkelijke eigenaar. Het opruimen van deze locatie past binnen het natuurherstelproject Starrevlak van het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN), dat zich bezighoudt met natuur- en duinbeheer en drinkwatervoorziening. Het duingebied rondom de NAM-locatie is jaren lang gebruikt voor onder andere aardappel- en bollenteelt. Deze voormalige duinlandjes grenzend aan het NAM-terrein zijn recentelijk teruggebracht tot een natuurgebied, zoals het er in de 17e en 18e eeuw uitzag. Door de ontmanteling van de NAMlocatie kon dit nieuwe natuurgebied, een natte duinvallei, nog worden vergroot. Dit project zal een positieve invloed hebben op de ontwikkeling van de flora en fauna. De ontwikkelingen zullen door PWN worden gevolgd. Op bijgaande foto s, gemaakt door PWN, is de locatie Wimmenum te zien voor en na verwijdering van de installaties en het asfalt. 12 NAM Maatschappelijk Verslag 2003

4 [ Een volledig programma is uitgevoerd om de continuering van het ISO14001-certificaat zeker te stellen ] Bescherming natuur en milieu Het voorkomen van ongewenste effecten op mens, dier en milieu is opgenomen in het bedrijfsbeleid. Investeringen in techniek en menskracht leveren innovatieve oplossingen op en zorgen ervoor dat de ongewenste invloed op het milieu wordt beperkt. Milieuzorgsysteem Het milieuzorgsysteem van de NAM is al enige jaren gecertificeerd volgens de ISO14001-norm, eerst door koppeling van afzonderlijke business unit-certificaten, en na de reorganisatie in 2000 door integratie van het milieuzorgsysteem in het Management System van de NAM. Eind 2001 is het geïntegreerde milieuzorgsysteem van de NAM door KPMG gecertificeerd. Gedurende 2003 is een volledig programma van activiteiten uitgevoerd om de continuering van het certificaat zeker te stellen. Er is ruime aandacht besteed aan de beheersing van de geïdentificeerde significante milieuaspecten. Interne audits hebben plaatsgevonden, onder andere om het voldoen aan de milieuvergunningen te verifiëren. Tevens zijn er projecten uitgevoerd om de negatieve invloed op het milieu, zoals gasvormige emissies en energieverbruik, te verminderen. Het opgestelde Bedrijfsmilieuplan 2003-2006 (BMP-3) is volledig ingericht om alle belangrijke milieu-aspecten te adresseren. Eind 2003 is de jaarlijkse controle-audit van het milieuzorgsysteem uitgevoerd door KPMG Certification. Er zijn geen kritische afwijkingen gevonden, zodat het ISO14001-certificaat met een jaar is verlengd. Plannen en instrumenten Bedrijfsmilieuplan Iedere vier jaar verschijnt, als onderdeel van het Milieuconvenant tussen de overheid en de olie- en gaswinningsindustrie, een Bedrijfsmilieuplan (BMP). In 2002 is gewerkt aan het opstellen van het derde BMP, dat loopt vanaf 2003 tot en met 2006. Het BMP-2 richtte zich voornamelijk op gasvormige emissies naar de lucht, omdat in die periode daar de meeste milieuwinst te behalen is. Een aantal reductiemaatregelen uit het BMP-2 is uitgesteld en wordt meegenomen in het BMP-3. In het nieuwe plan wordt nauw aangesloten bij het ISO 14001 gecertificeerde milieuzorgsysteem van de NAM. In het kader van dit zorgsysteem is vastgelegd welke milieuaspecten relevant zijn bij de verschillende NAMactiviteiten. In het BMP-3 wordt per milieu-aspect aangegeven wat de huidige stand van zaken is, wat de wettelijke kaders zijn en welke maatregelen worden genomen. Het derde BMP-3 is begin 2003 gereedgekomen en in september 2003 definitief goedgekeurd door de overheid. Milieu Invloed Rapportage In 2003 zijn elf Milieu Invloed Rapportages (MIR) gemaakt. Sinds 1989 gebruikt de NAM met succes het MIR-proces. Het is één van de belangrijkste interne instrumenten geworden voor het identificeren van de milieu-invloed die voortkomt uit de voorgenomen activiteiten van de NAM. Het MIR-proces levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het verbeteren van de milieuprestaties van de NAM. Bescherming natuur en milieu 13

Het MIR-proces is bestemd voor intern gebruik binnen de NAM, hoewel de resultaten kunnen worden gebruikt bij het voorbereiden van externe trajecten zoals het opstellen van een Milieu Effect Rapportage (MER) of bij de vergunningverlening. Door het opstellen van de MIR kunnen alle omgevingsaspecten van een project volwaardig worden meegewogen met de bedrijfseconomische aspecten in de besluitvorming. De MIR bevat een toetsing aan de belangrijke criteria voor Duurzame Ontwikkeling. Het MIR-proces wordt in een zo vroeg mogelijke fase van het project uitgevoerd, omdat dan nog de meeste en vergaande keuzemogelijkheden (bijvoorbeeld alternatieve technologieën, installaties of locaties) voor implementatie in aanmerking kunnen komen. In 2003 is het MIR-proces zoals dat de afgelopen jaren bij de NAM heeft plaatsgevonden onderzocht. Resultaat van dit onderzoek is dat een aantal verbeteringen is doorgevoerd, dat tevens is opgenomen in een standaarddocument ten aanzien van de MIR. Milieu Effect Rapportage (MER) Voor een drietal toekomstige activiteiten zijn startnotities gemaakt of in voorbereiding. Het betreft de mogelijke ontwikkelingen van het West Beemsterveld, Spijkenisse Fase II en het Schoonebeek-olieveld. Milieu-uitgaven en -investeringen In 2003 is 90,9 miljoen besteed aan de beheersing van de verschillende milieu-aspecten. De milieuuitgaven vormen bijna zeven procent van de totale uitgaven en zijn verdeeld over operationele kosten (42 procent) en kapitaalsinvesteringen (58 procent). De milieu-uitgaven zijn met 7 procent gedaald ten opzichte van 2002. Deze daling wordt met name veroorzaakt door de sterke afname van de kosten ter voorkoming van waterverontreiniging op zee. In 2002 waren de (kapitaals)investeringen op dit gebied relatief hoog, door onder andere de installatie van een MPPE-unit. Dit is een zuiveringsunit voor productiewater dat vanaf de platforms wordt geloosd. De operationele uitgaven ten aanzien van waterbehandeling zijn tot en met 2002 onder overig gerapporteerd. Voor 2003 zijn deze kosten specifiek weergegeven. Voor inpassing in de natuur en compensatie is in 2003 ongeveer 10 miljoen uitgegeven. Dit is bijvoorbeeld besteed aan het inpassen van locaties in de natuurlijke omgeving of het verminderen van zichthinder voor omwonenden. Prestaties Gasvormige emissies De in dit verslag gerapporteerde cijfers over de gasvormige emissies zijn bepaald met behulp van een programma genaamd EIS (Environmental Information System). Via EIS worden de gasvormige emissies van alle locaties binnen de NAM bepaald. De bepaling van gasvormige emissies in EIS is gebaseerd op gedetailleerde informatie van de gascomposities op de locaties. Het effect van de gasvormige emissies wordt niet alleen uitgedrukt in tonnages (zie cijferbijlage), maar tevens doorgerekend in zogenoemde Environmental Impact Units (EIU). Deze EIU s zijn gebaseerd op een methode die de 14 NAM Maatschappelijk Verslag 2003

hoeveelheid uitgestoten componenten omrekent naar hun bijdrage aan de milieubelasting. Het totaal aan gasvormige emissies is met 11% gedaald ten opzichte van 2002, tot 1,57 miljoen EIU s. Deze reductie is met name toe te schrijven aan de afgenomen productie via de installaties op zee, onder andere door de uitgelopen onderhoudsperiodes, reservoirproblemen bij de installaties L9, Ameland en F3, de installatie van Low NO x compressoren op enkele installaties offshore en het afblazen van types gas met een relatief hoog methaangehalte en minder VOS (Vluchtige Organische Stoffen). Voor 2004 wordt een verdere daling tot 1,50 miljoen EIU s verwacht. De vermindering in EIU s wordt grotendeels veroorzaakt door een daling in de emissies van VOS en methaan (CH 4 ). De geplande reductie van VOS en CH 4 in 2004 moet onder andere gerealiseerd worden bij de reductie van ventemissies bij offshore installaties (vapour recovery) en door het Groningen Long Term-project, waarbij de oude fornuizen worden vervangen worden door een nieuw type. Deze zorgen ervoor dat de restgasverbranding wordt geoptimaliseerd en dat de hierbij vrijkomende warmte nuttig wordt gebruikt in het gasbehandelingsproces. Verder dienen in 2004 voorbereidingen te worden getroffen voor de handel in CO 2 -emissies, zoals vastgelegd in de Nederlandse wetgeving als resultaat van de Europese richtlijnen en de overeenkomsten van Kyoto. Bij de NAM vallen ongeveer tien installaties binnen het emissiehandelsprogramma. Deze inrichtingen hebben meer dan twintig Mwatt geïnstalleerd thermisch vermogen. In 2004 dienen speciale vergunningen voor deze inrichtingen te worden verkregen, om de handel in emissies in 2005 mogelijk te maken. Water Bij de productie van aardolie en aardgas op de Noordzee wordt het meegeproduceerde water ter plekke ontdaan van de minerale olie en vervolgens met het hemelwater en ander afvalwater geloosd op de zee of geïnjecteerd in de diepe ondergrond. Deze waterstromen worden aangeduid als overboordwater. In 2003 is 144.000 m 3 overboordwater geloosd vanaf installaties op zee, waarbij de gemiddelde olieconcentratie 17,1 mg/l was. Tevens is 30.000 m 3 water geïnjecteerd in de diepe ondergrond via putten bij de installaties Ameland-Westgat en K81-FA-1. Wat betreft de lozing in zee was op alle afzonderlijke locaties de concentratie gedurende het gehele jaar onder de wettelijke limiet van 40 mg/l. Ten opzichte van 2002 is in 2003 minder water geloosd (2002: 281.000 m 3 ), omdat in 2002 bij het platform F3-FB- 1 een waterdoorbraak in het reservoir heeft plaatsgevonden. Het installeren van de MPPE-unit in 2002 op platform K15-FA-1 heeft voor een verdere vermindering van de hoeveelheid geloosde olie gezorgd. Eind 2003 is op het platform K15-FB-1 een tweede MPPE-unit geïnstalleerd. Een studie is gaande of op andere installaties een dergelijke unit zal worden geplaatst. Een andere recente maatregel die resulteert in een vermindering van de lozing van overboordwater in zee is de injectie van productiewater in de diepe ondergrond via een put bij het platform K8-FA-1. Deze injectie is sinds eind 2002 operationeel. In Bescherming natuur en milieu 15

2003 is door technische en operationele omstandigheden circa 30 % van de totale hoeveelheid productiewater op K8-FA-1 geïnjecteerd. Vanaf januari 2004 wordt echter volledig gebruikgemaakt van deze injectiecapaciteit. Ook zal het productiewater van het platform K7-FA-1 via K8-FA-1 worden geïnjecteerd, omdat K7 onderdeel gaat uitmaken van het K8-systeem. Daarmee wordt een verdere reductie van de lozing van alifaten en aromaten bereikt. Bodem In 2003 waren 54 bodemsaneringsprojecten in uitvoering, waarvan er twaalf werden beëindigd. Bij deze saneringsprojecten is 112.000 ton grond afgegraven en afgevoerd en 0,9 miljoen m 3 grondwater onttrokken en gezuiverd. De hoeveelheid ontrokken en gezuiverd grondwater is ten opzichte van 2002 sterk afgenomen (2002: 1,8 miljoen m 3 ). Dit wordt met name veroorzaakt door de afname van sanering in Groningen, waar een overgang van saneren naar beheren plaatsvindt. In toenemende mate worden bodemsaneringen uitgevoerd door middel van in-situ reiniging van de grond. Dit betekent dat de verontreinigde grond niet wordt afgegraven, maar ter plekke wordt gereinigd. De aanpak van bodemsanering gebeurt conform het EPE Soil Reference Plan (voorheen NAM Raamplan Bodem ), dat in 2003 tot stand is gekomen. Aan het eind van 2003 waren er nog 380 historische gevallen van bodemverontreiniging. Naast het opsporen en schoonmaken van verontreinigde bodem, wordt ook veel aandacht gegeven aan het voorkomen van nieuwe verontreiniging. De campagne Going for zero is bijvoorbeeld niet alleen gericht op veiligheid, maar met name ook op het voorkomen van negatieve effecten op het milieu zoals verontreiniging van de bodem door morsingen. Toch ontstaan ten gevolge van lekkages en morsingen nog nieuwe gevallen van bodemverontreiniging (62 in 2003). Dit zijn zogenaamde zorgplichtgevallen, die onverwijld en volledig worden gesaneerd. Productie van aardgas en aardolie kan bodemdaling en soms ook lichte aardbevingen tot gevolg hebben. In oktober en november 2003 zijn bijvoorbeeld in de Groningse gemeente Loppersum in ruim een maand tijd drie keer aardtrillingen opgetreden. Zie hiervoor ook het aparte kader elders in dit verslag. Afvalstoffen Binnen de NAM wordt analoog aan de geldende wetgeving onderscheid gemaakt tussen drie categorieën afval: afvalwater, bedrijfsafval en gevaarlijk afval. Het afvalwater is nog onder te verdelen in water dat bij productie ontstaat en weer wordt geïnjecteerd in de diepe ondergrond en water dat wordt geloosd op het riool. In 2003 is 1,5 miljoen ton water geïnjecteerd en 202.000 ton geloosd op het riool. Er is 222.000 ton bedrijfsafval geproduceerd, onder andere het huishoudelijk afval op alle locaties (kantoren en gaslocaties) van de NAM en bouw- en sloopafval dat ontstaat bij abandonnering en renovatie van productielocaties. In 2003 is in totaal 28.000 ton gevaarlijk afval geproduceerd. Dit is aanzienlijk minder dan wat er in 2002 is verwijderd (2002: 77.000 ton). Oorzaak van deze sterke afname is de verbeterde indeling van vervuilde grond afkomstig 16 NAM Maatschappelijk Verslag 2003

van saneringen en renovaties. Vóór 2003 werd vaak een ruwere inschatting gemaakt of de grond gevaarlijk afval was of niet. Er werd een ruime marge genomen bij deze inschatting om uit te sluiten dat als niet-gevaarlijk bestempeld afval alsnog als gevaarlijk zou worden beoordeeld. In 2003 is deze inschatting sterk verbeterd, veelal gebaseerd op meer nauwkeurige metingen. De verwerking van afval vindt plaats op basis van de in de wetgeving vastgelegde voorkeursverwijderingsvolgorde. Ruim 85% van het geproduceerde afval wordt hergebruikt of elders nuttig toegepast. Slechts 2% van het afval wordt uiteindelijk gestort. De fractie anders dan storten bestaat onder andere uit boorgruis en spoeling op waterbasis dat in zee wordt geloosd. kader van de actie Going for zero een campagne gestart om het aantal milieu-incidenten te reduceren. In 2003 zijn 37 klachten ontvangen ten aanzien van NAM-activiteiten. Dit is aanzienlijk meer dan in 2002 (19 klachten). Met name de geluidsklachten zijn in 2003 toegenomen. Dit wordt vooral veroorzaakt doordat boor- en constructiewerkzaamheden in 2003 meer in de nabijheid van woongebieden hebben plaatsgevonden. Te denken valt hierbij aan de boorwerkzaamheden te Rotterdam en de constructiewerkzaamheden op de Groningen-installaties (Leermens, Ten Post) ten behoeve van het Groningen Long Term-project (GLT). Milieu-incidenten en klachten In 2003 hebben zich 267 milieu-incidenten voorgedaan. Hierbij betrof het 62 incidenten waarbij de bodem en of het grondwater vervuild raakten, tien incidenten met morsingen naar het oppervlaktewater en 63 niet-geplande emissies naar de lucht van met name aardgas. Daarnaast hebben zich 132 milieuincidenten voorgedaan, die evenwel geen gevolgen hebben gehad voor het milieu. Deze niet-geplande lozingen werden opgevangen binnen de noodvoorzieningen, zoals bijvoorbeeld de lekbakken van de installaties. Het aantal milieu-incidenten is ten opzichte van 2002 (249) toegenomen. Licht positief punt hierbij is dat de toename in zijn geheel is toe te schrijven aan de lekkages die zijn opgevangen door de noodvoorzieningen. Deze lekkages zijn dus niet in het milieu terechtgekomen. In 2003 is in het Bescherming natuur en milieu 17

Lichte aardbevingen in Groningen In oktober en november trilde de aarde in de Groningse gemeente Loppersum in ruim een maand tijd drie keer. Deskundigen zijn het erover eens dat de gasproductie uit het Groningen-veld de bodemtrillingen heeft veroorzaakt. Deze snelle opeenvolging van trillingen is volgens het KNMI toeval, maar onder de bewoners van het gebied ontstond toch een zekere onrust. Tijdens een informatie-avond in Middelstum gaf de NAM aan zich de bezorgdheid van de bewoners goed te kunnen voorstellen. Door open en transparant informatie te verstrekken probeert de NAM die zorgen weg te nemen. Het bedrijf kent bovendien een schaderegeling in geval van lichte aardbevingen. Sinds 1997 zijn in Noord-Nederland ongeveer 700 claims in behandeling genomen. In bijna alle gevallen zijn de NAM en de betrokkenen het samen eens geworden. N.B. De op dit hoofdstuk van toepassing zijnde grafieken zijn weergegeven in hoofdstuk 9. 18 NAM Maatschappelijk Verslag 2003