Inzicht in bedrijven die hun eerste. werknemer aantrekken. Haalbaarheid van een volwaardige dataset. S. Vollebregt W.H.J.

Vergelijkbare documenten
R Inzicht in bedrijven die hun eerste. werknemer aantrekken. Creëren van een dataset. Sjaak Vollebregt Wim Verhoeven

M Nieuwe werkgevers in 2004: De stap naar het aannemen van personeel. Guido Brummelkamp Wim Verhoeven Sjaak Vollebregt

M Beperkte groei werkgelegenheid in het MKB

9. Werknemers en bedrijfstakken

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

Waar zijn allochtone werknemers in dienst?

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Arbeidsmarktstructuur in 2005 Uitkomsten en toelichting. Karin Hagoort en Luuk Schreven

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Allochtonen op de arbeidsmarkt

werkwillendheid eid van ouderen (50-64 jaar) in 2007

OSB Statistisch Onderzoek voor brancheverenigingen OSB - Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten

Diversiteit binnen de loonverdeling

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Bijlage B3. Eerste treden op de arbeidsmarkt. Ans Merens

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

Kengetallen ondernemerschap

Lonen van niet-westers allochtone vrouwen bij de overheid

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Banenverlies tot staan gekomen. Voor het eerst in twee jaar geen banenverlies

Totaal Totaal 100,0 41,7 23,88 100,0 58,3 30,99 100, ,1

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Januari 2013

M Opleidingsniveau in MKB stijgt

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Voorpublicatie Diversiteit in cijfers 2005

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

Rapport. Maatwerk voor brancheverenigingen. FHI federatie van technologiebranches

Belasting over de winst verdeeld naar sector en grootteklasse

Arbeidsparticipatie icipatie Almere 2006

Toelichting bij _Arbeidsmarktaanbod_studierichting_onderwijssoort_regio.csv

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Aantal banen in Nederland daalt. Banenverlies bedrijfsleven loopt steeds sterker op

September Vrijwel evenveel WW-uitkeringen als in augustus

Vormgevers in Nederland (verdieping) Uitkomsten en toelichting

Artikelen. Tijdelijke en langdurige banen, A.W.F. Corpeleijn 1)

Oktober 2012 WW-uitkeringen vooral toegenomen in seizoensgevoelige sectoren Meer dan een half miljoen niet-werkende werkzoekenden (NWW)

Arbeidsmigratie en verschuivingen op de arbeidsmarkt

Locatie van banen, opleiding van niet werkend werkzoekenden, in- en uitstroom van uitkeringen

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Werkgelegenheidsonderzoek 2010

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Maart 2013

Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (

Presentatie WAI database November Hoe ziet het werkvermogen van de Nederlandse werkende beroepsbevolking eruit?

Internationale Benchmark 2009 Extra landen

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. December 2012

Maatwerk voor brancheverenigingen

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar bedrijfstak en regio, december 2016 pilot Barometer culturele diversiteit

April 2012 Minder niet-werkende werkzoekenden (NWW) Aantal WW-uitkeringen opnieuw licht gedaald

Onderwijs en arbeidsmarkt in cijfers

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar bedrijfstak en uurloon, 2017 pilot Barometer culturele diversiteit

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

Onderwijs en arbeidsmarkt in cijfers

Jong en oud op de arbeidsmarkt,

Migratieachtergrond van werkzoekenden naar regio, beroep en opleidingsniveau, 2017 pilot Barometer culturele diversiteit

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarapportage 2008

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Regio Flevoland oktober 2018

Augustus 2012 Aantal WW-uitkeringen boven de Bijna werkzoekenden (NWW) meer dan in juli

Werk en vestigingen in Nederland, CBS-regiobase en LISA vergeleken

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

Artikelen. Banen, lonen en arbeidsduur van werknemers, Wilmie Weltens

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Financiering in het MKB

Voortijdig schoolverlaters en Citotoets-gegevens,

November 2012 WW-uitkeringen bijna verdubbeld sinds begin crisis eind 2008 Niet-werkende werkzoekenden (NWW) met ruim 30.

Vergrijzing MKB-ondernemers zet bedrijfsprestaties onder druk

Fact sheet. Ondernemerschap in Noord. In stadsdeel Noord zijn er in ves gekeken of de gemiddelde bedrijfsgrootte van

ECONOMISCHE MONITOR EDE 2015 I

5. Onderwijs en schoolkleur

Werkgelegenheidsonderzoek 2011

Fact sheet Ondernemerschap in Zuidoost Ondernemers in Zuidoost, 2010 Ondernemers in Amsterdam, 2010

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Mei 2007

Juni 2012 Meer werkzoekenden (NWW) dan een jaar geleden Aantal WW-uitkeringen in een jaar tijd met gestegen

Maart 2012 Niet-werkende werkzoekenden (NWW) gedaald Minder WW-uitkeringen

Rapportage WW 50plus. Januari 2016

Mei 2012 Minder niet-werkende werkzoekenden (NWW) Aantal WW-uitkeringen iets afgenomen

Duurzaamheid van werk binnen de banenafspraak

Artikelen. Organisatiegraad van werknemers, Jo van Cruchten en Rob Kuijpers

Beroepsbevolking en opleidingsniveau De Deventer beroepsbevolking nader belicht

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Havo 5, Wiskunde A. Computertoets beroepsbevolking. Inleiding

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

SNELINFORMATIE ARBEIDSMARKTREGIO ZEELAND

Maatwerk voor brancheverenigingen

Snapshots van de regionale economie

Fact sheet. Ondernemerschap in Oost. Ondernemerschap in Oost. Het aantal vestigingen in stadsdeel Oost groeit sterk. november 2011

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Vooral minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Haaglanden en Zuid-Holland Centraal, augustus 2017

Arbeidsdeelname van paren

JONGE MOEDERS EN HUN WERK

KvK-barometer provincie Utrecht

Februari 2012 Niet-werkende werkzoekenden (NWW) gestegen Meer WW-uitkeringen

BIJLAGEN A EN C. Bijlage A Het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het CBS... 2 Bijlage C Bijlage bij hoofdstuk Beperkt aan het werk

Banen van jongeren. Centraal Bureau voor de Statistiek. Maartje Rienstra en Mathilda Copinga. Centrum voor Beleidsstatistiek

Transcriptie:

Inzicht in bedrijven die hun eerste werknemer aantrekken Haalbaarheid van een volwaardige dataset S. Vollebregt W.H.J. Verhoeven Zoetermeer, juni 2010

Dit onderzoek maakt deel uit van het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap, dat wordt gefinancierd door het Ministerie van Economische Zaken. Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij EIM bv. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van EIM bv. EIM bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.

Inhoudsopgave 1 Inleiding 5 2 Gehanteerde aanpak 7 3 Analyse van het bestand 11 3.1 Bedrijven 11 3.2 Banen 13 3.3 Kenmerken 15 4 Conclusies deel 1 23 5 Kenmerken van de ondernemer 27 5.1 Verdeling banen DGA s naar leeftijd bedrijf en sector 27 5.2 Kenmerken 28 6 Aanvullende kenmerken van werknemers/banen 35 6.1 Opleidingniveau 35 6.2 Beroepsniveau 36 7 Conclusies deel 2 39 Bijlagen I Sectorafbakening volgens sbi93 41 3

1 Inleiding In 2008 is een pilot project uitgevoerd om te bezien in hoeverre het mogelijk is om met behulp van micro data van het CBS een (geaggregeerde) dataset samen te stellen met aspecten van ondernemingen die hun eerste personeelslid hebben aangetrokken. Het onderzoek heeft een schat aan informatie over dit type ondernemingen opgeleverd. Het blijkt haalbaar een dataset over dit onderwerp op te zetten, waarbij voor 20 sectoren inzicht wordt verkregen in de verdelingen naar dienstverband, geslacht, leeftijd, nationaliteit en etniciteit (van het eerste personeelslid). Naast de rapportage naar aanleiding van de pilot werd in 2009 tevens een minirapportage gewijd aan dit onderwerp. 1 Naar aanleiding van de aanbevelingen uit de pilot, is voorgesteld in 2009 een vervolgproject uit te voeren. Het vervolgproject moet leiden tot een volwaardige dataset m.b.t. het aannemen van het eerste personeelslid door ondernemingen, die we vervolgens periodiek actualiseren. Gezien het belang van deze groep voor de werkgelegenheid van het MKB, willen we deze groep ondernemingen binnen MKB en Ondernemerschap kunnen blijven volgen. We verwachten dat in 2010 de data beschikbaar komen ten behoeve van een actualisatie over 2006 en 2007. Deze actualisatie maakt geen onderdeel uit van dit projectvoorstel, maar zal naar verwachting als voorstel worden ingediend in de 1e tranche 2010. In bijlage 1 wordt een overzicht gepresenteerd van de onderscheiden sectoren en bijbehorende sbi indeling 1993. 1 drs. W.H.J. Verhoeven, J.A.C. Vollebregt, drs. G.W. Brummelkamp, Nieuwe werkgevers in 2004; de stap naar het aannemen van personeel, 2009 5

2 Gehanteerde aanpak Het vervolgproject uit 2009 heeft de volgende doelstellingen: 1 Het toetsen en vergelijken van de uitkomsten uit de pilot (ontwikkeling 2004/2005) met een 'benchmarkjaar', 2002/2003, om de robuustheid van de uitkomsten te analyseren en de verschillen in de tijd te kunnen duiden. Voor het benchmarkjaar moest een data-aanvraag aan het CBS gedefinieerd worden. Het gaat hierbij om ABR bestanden van 2002 en 2003 en de SSB banen bestanden voor dezelfde jaren. De aangevraagde data worden door EIM verwerkt in de CEREM omgeving van het CBS. Voorlopig wordt ervan uitgegaan dat voor de verwerking gebruik gemaakt kan worden van de ontwikkelde programmatuur ten behoeve van het pilot-project. In het kort betekent het bovenstaande: het verwerken van ABR en SSB banen en koppelen tot een analysebestand. Het analysebestand dient vervolgens vergeleken te worden met het pilotbestand over de jaargang 2005. 2 Het bewerkstelligen van een verbreding en verdieping van de pilot, door enerzijds kenmerken van de ondernemer toe te voegen en anderzijds van de kenmerken van de werknemers een beter beeld te krijgen, door een koppeling aan te brengen met het EBB (Enquête Beroeps Bevolking) van het CBS. Concreet betekent het bovenstaande dat geprobeerd wordt aan de resultaten van de pilot over kenmerken van werknemers(j2004/2005), kenmerken van ondernemers toe te voegen met behulp van het SSB-zelfstandigen. Voorts wordt getracht een koppeling aan te brengen tussen de kenmerken van werknemers uit de pilot (leeftijd, geslacht, etniciteit) met de kenmerken uit de EBB 2005, zoals dienstverband, maar tevens positie in de werkkring en opleiding. Voor deze exercitie zal de programmatuur uitgebreid moeten worden zodat de benodigde bestanden gekoppeld kunnen worden en er sprake is van een analysebestand. Vervolgens wordt het zo uitgebreide bestand nader geanalyseerd met als beoogd resultaat een verbreding en verdieping van het pilotbestand. 3 Verslaglegging van de uitkomsten van de analyses in een korte rapportage en ontsluiten van de data op www.ondernemerschap.nl. Tevens dient bepaald te worden welke data ontsloten worden op basis van de analyses die zijn uitgevoerd onder stap 1 en stap 2 en hoe de data aangeleverd dienen te worden teneinde te kunnen ontsluiten. 7

DEEL I: Benchmark 2002/2003 9

3 Analyse van het bestand 3.1 Bedrijven Uit het ABR zijn die bedrijven geselecteerd, die in 2002 geen personeel hadden, maar in 2003 wel. Het kan hierbij gaan om bedrijven die in die periode gestart zijn, maar tevens om reeds bestaande bedrijven. In de selectie van bedrijven die in 2003 hun eerste personeelslid aannamen werden bijna 20.000 opgenomen, die verdeeld zijn naar sector en grootteklasse (zie tabel 1). Hierbij is een indeling gemaakt voor 20 sectoren, 5 grootteklassen en het totaal. Ter vergelijking: in de pilotstudie over 2004/2005 werden 22.350 bedrijven getraceerd die hun eerste personeel aantrokken. Tabel 1 Aantal bedrijven met in 2003 wel personeel en in 2002 geen personeel sectoren 2002 bedrijfsomvang in 2003 Totaal 1 wn 2-<5 wn 5-<10 wn 10-<20 wn 20 wn Landbouw en visserij 384 258 96 16 10 4 Delfstoffen 10 4 3 0 2 1 Voedingsmiddelenindustrie 94 53 25 8 5 3 Overige industrie 495 375 77 15 20 8 Olie-industrie en chemie 56 36 11 2 4 3 Metaalindustrie 433 293 88 17 26 9 Nutsbedrijven 8 6 1 0 0 1 Bouwnijverheid 1477 1126 247 54 44 6 Autobedrijven 576 447 88 24 14 3 Groothandel 1772 1264 353 83 53 19 Detailhandel 2346 1864 358 68 38 18 Horeca 1751 1245 368 87 39 12 Transport 805 564 161 46 27 7 Communicatie 158 107 32 12 2 5 Bank- en verzekeringswezen 1143 739 256 76 60 12 Onroerend goed 704 436 183 41 41 3 Zakelijke diensten 4586 2972 927 310 235 142 Overheid 21 7 9 3 1 1 Zorg 951 442 346 102 54 7 Overige diensten 2214 1490 501 148 61 14 Totaal selectie 19984 13728 4130 1112 736 278 bron:cbs/abr De grootteklasseindeling is gebaseerd op het aantal werknemers gemeten in arbeidsjaren. Tabel 1 laat zien dat er in 2003 in totaal 19.984 bedrijfseenheden waren die overgingen tot het aannemen van hun eerste personeelslid. Dit komt neer op ruim 5.5% van de populatie van bedrijven zonder personeel per 1-1- 2003. Tabel 2 geeft de procentuele verdeling van de geselecteerde bedrijven die in 2003 hun eerste personeelslid aannamen weer. De zakelijke dienstverlening en de detailhandel scoren met ca. 23% respectievelijk bijna 12% vrij hoog. Bijna 11

Niet minder dan 69% van de selectie betreft bedrijven die niet meer dan één personeelslid aangetrokken hebben. Vergelijking met het totaal van alle bedrijven in Nederland met een of meer werknemers op 1 januari 2003 (laatste kolom tabel 2) laat zien dat bij de procentuele verdeling van het geselecteerde bestand een aantal sectoren sterker vertegenwoordigd zijn. Het betreft de sectoren horeca, transport, communicatie, bank en verzekering, onroerend goed, zakelijke diensten en overige diensten. Ten aanzien van de grootteklassen blijkt oververtegenwoordiging van het geselecteerde bestand in de grootteklasse 1-5 werknemers (zie vergelijking met laatste rij van tabel 2). De overige grootteklassen zijn behoorlijk ondervertegenwoordigd. Dit beeld lijkt ons logisch voor bedrijven, die voor het eerst een personeelslid (of soms meerdere) aantrekken. Tabel 2 Procentuele verdeling van selectie sectoren Totaal waarvan: Alle bedrijven 1 wn 2-<5 5-<10 10-<20 20 wn wn wn wn Landbouw en visserij 1,9 1,3 0,5 0,1 0,1 0,0 6,7 Delfstoffen 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Voedingsmiddelenindustrie 0,5 0,3 0,1 0,0 0,0 0,0 1,2 Overige industrie 2,5 1,9 0,4 0,1 0,1 0,0 3,4 Olie-industrie en chemie 0,3 0,2 0,1 0,0 0,0 0,0 0,5 Metaalindustrie 2,2 1,5 0,4 0,1 0,1 0,0 3,4 Nutsbedrijven 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 Bouwnijverheid 7,4 5,6 1,2 0,3 0,2 0,0 9,1 Autobedrijven 2,9 2,2 0,4 0,1 0,1 0,0 3,8 Groothandel 8,9 6,3 1,8 0,4 0,3 0,1 9,3 Detailhandel 11,7 9,3 1,8 0,3 0,2 0,1 13,8 Horeca 8,8 6,2 1,8 0,4 0,2 0,1 8,4 Transport 4,0 2,8 0,8 0,2 0,1 0,0 3,7 Communicatie 0,8 0,5 0,2 0,1 0,0 0,0 0,3 Bank- en verzekeringswezen 5,7 3,7 1,3 0,4 0,3 0,1 2,3 Onroerend goed 3,5 2,2 0,9 0,2 0,2 0,0 1,4 Zakelijke diensten 22,9 14,9 4,6 1,6 1,2 0,7 13,5 Overheid 0,1 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 1,0 Zorg 4,8 2,2 1,7 0,5 0,3 0,0 7,5 Overige diensten 11,1 7,5 2,5 0,7 0,3 0,1 10,6 Totaal selectie 100,0 68,7 20,7 5,6 3,7 1,4 100,0 Alle bedrijven 1 werknemer 67,4* 13,1 8,8 10,6 100,0 * betreft grootteklasse 1-<5 werknemers Bron:CBS/ABR Vergelijking van het selectiebestand met het analysebestand uit de eerder uitgevoerde pilot 2004/2005 naar sector, laat één opvallend verschil zien: de sector landbouw en visserij. In de pilot over 2004/2005 was sprake van 979 bedrijven (4,4%), in het selectiebestand van 2002/2003 slechts 384 bedrijven (1,9%). Indien de verdeling naar grootteklasse wordt vergeleken dan is het effect in de landbouw en visserij vooral zichtbaar in de grootteklasse 1 werknemer. Daarnaast heeft de sector zakelijke diensten een opvallend hoog aandeel in de groot- 12

teklasse meer dan 20 werknemers. Voor het overige komt de structuur van het selectie- en het pilotbestand naar sector en grootteklasse redelijk overeen. 3.2 Banen Door koppeling van de geselecteerde bedrijven die in 2003 hun eerste personeelslid aannamen aan de SSB-kernbestanden, wordt het mogelijk om een analyse te doen op de bijbehorende banen en algemene kenmerken daarvan. Het ABR biedt tevens de mogelijkheid om een wat grove koppeling te maken met de registratiedatum van het ontstaan en het opheffen van een (lokale) bedrijfseenheid. De eerste match tussen een bedrijfsidentificatienummer en het startjaar van een bedrijfseenheid wordt beschouwd als een indicatie van het startjaar van de onderneming. In tabel 3 worden de resultaten gepresenteerd. In totaal konden bijna 66.000 banen gekoppeld worden. Ter vergelijking in de pilotstudie over 2004/2005 konden 77.000 banen worden gekoppeld. Tabel 3 Procentuele verdeling banen van selectie naar startjaar (lokale) bedrijfseenheid sectoren vóór 1990 tussen 1990 en 2000 2000 2001 2002 2003 Totaal Landbouw en visserij 10 34 39 7 10 0 100 Delfstoffen 0 50 19 31 0 0 100 Voedingsmiddelenindustrie 16 44 16 13 11 0 100 Overige industrie 3 42 16 30 9 1 100 Olie-industrie en chemie 1 40 41 10 9 0 100 Metaalindustrie 4 36 25 14 22 0 100 Nutsbedrijven 0 0 0 100 0 0 100 Bouwnijverheid 4 37 22 19 18 0 100 Autobedrijven 7 32 18 25 18 0 100 Groothandel 7 40 19 23 10 0 100 Detailhandel 9 29 14 25 25 0 100 Horeca 12 24 24 24 16 0 100 Transport 9 28 35 18 9 0 100 Communicatie 2 18 29 48 2 0 100 Bank- en verzekeringswezen 3 25 18 25 29 0 100 Onroerend goed 4 33 29 18 15 1 100 Zakelijke diensten 1 25 38 17 18 1 100 Overheid 0 16 8 75 1 0 100 Zorg 3 11 22 26 30 7 100 Overige diensten 8 28 52 8 4 0 100 Totaal selectie 4 27 34 18 16 1 100 Bronnen:CBS/ABR/SSB Opgemerkt dient te worden dat er met enige voorzichtigheid met de resultaten moet worden omgegaan, met name daar waar het kleine populaties betreft en sectoren met een hoog personeelsverloop. Daarnaast dient men zich ervan bewust te zijn dat uit het Sociaal Statistisch Bestand stroomgegevens worden afgeleid, waarbij bijvoorbeeld alle banen die in de loop van het jaar zijn ingestroomd en/of uitgestroomd worden meegeteld. Doordat alle banen meetellen, ongeacht het aantal dagen dat de baan heeft bestaan, komt het totaal aantal banen veel 13

hoger uit dan het gemiddeld aantal banen, waarop de Arbeidsrekeningen gebaseerd zijn. Bijna 36.500 van het totaal aantal banen bij bedrijven die in 2003 personeel hebben aangenomen, zijn te vinden in de zakelijke dienstverlening. Hiervoor lijken vooral de uitzend- en reclamebureaus verantwoordelijk. Andere sectoren die een behoorlijk aandeel hebben zijn de detailhandel (circa 3.500 banen), horeca (bijna 6.300 banen) en overige diensten (ongeveer 6.000 banen). Wordt naar het startjaar van bedrijfseenheden gekeken, dan dan blijkt dat bijna 70% van de banen wordt gecreëerd door bedrijven die 4 jaar of minder oud zijn. Dit komt overeen met het analysebestand uit de eerdere pilot. In tabel 4 wordt de verdeling van het aantal banen behorend bij de selectie bedrijven die in 2003 hun eerste personeelslid aannamen per sector gepresenteerd. Met andere woorden hoe is de verdeling van de bijna 66.000 gevonden banen van de selectie naar sector. Tabel 4 Procentuele verdeling van banen naar 20 sectoren sectoren selectie 2002/2003 pilot 2004/2005 Landbouw en visserij 1,7 3,8 Delfstoffen 0,0 0,0 Voedingsmiddelenindustrie 0,9 0,6 Overige industrie 0,8 0,7 Olie-industrie en chemie 0,2 0,2 Metaalindustrie 1,2 1,2 Nutsbedrijven 0,0 0,0 Bouwnijverheid 2,5 2,5 Autobedrijven 0,9 0,8 Groothandel 4,4 4,3 Detailhandel 5,3 6,1 Horeca 9,5 8,4 Transport 2,1 3,3 Communicatie 0,8 0,6 Bank- en verzekeringswezen 1,4 1,9 Onroerend goed 1,1 1,2 Zakelijke diensten 55,4 54,3 Overheid 0,1 0,1 Zorg 2,3 3,3 Overige diensten 9,1 6,9 Totaal 100,0 100,0 Totaal aantal banen 66.000 77.000 Bronnen:CBS/ABR/SSB Wat voor de bedrijven geldt (opvallend verschil in de sector landbouw en visserij tussen selectie- en pilotbestand) gaat eveneens op voor het banenbestand. Het andere opvallende aspect in deze tabel is het aandeel van de sector overige diensten in totaal aantal banen. Dit percentage is behoorlijk hoger in het selectiebestand dan in het analysebestand van de eerder gehouden pilot. 14

3.3 Kenmerken Beleidsmatig zijn niet alleen de aantallen van belang, maar ook de kenmerken van het aangenomen personeel. Het SSB kernbestand laat eveneens toe om de gemaakte selectie te koppelen aan een aantal kenmerken van banen. Er is gekozen voor de navolgende kenmerken: dienstverband, geslacht, leeftijd, nationaliteit en een indeling in westers/niet-westers. Zoals reeds eerder gememoreerd bestaat de gemaakte selectie uit stroomgegevens en wordt er alleen op hoofdlijnen een vergelijking gemaakt met bijvoorbeeld de gegevens in de Arbeidsrekeningen van de Nationale Rekeningen. Niet alle banen konden voor alle kenmerken gekoppeld worden, waardoor de kenmerken met verschillende randtotalen gepubliceerd en besproken worden. 3.3.1 Dienstverband Voor ruim 44.500 waarnemingen beschikken wij over een verdeling naar voltijd en deeltijd dienstverband. In tabel 5 worden de resultaten getoond naar grootteklasse voor het totaal en de zakelijke diensten. Tabel 5 Procentuele verdeling van selectie naar dienstverband en grootteklasse Totaal sectoren wv Zakelijke diensten grootteklasse voltijd deeltijd voltijd deeltijd 1 werknemer 30,5 69,5 26,2 73,8 2-<5 werknemers 33,0 67,0 34,3 65,7 5-<10 werknemers 33,9 66,1 32,7 67,3 10-<20 werknemers 33,3 66,7 36,9 63,1 20 werknemers 32,8 67,2 43,9 56,1 totaal 32,3 67,7 35,7 64,3 Bronnen:CBS/ABR/SSB De Arbeidsrekeningen van de Nationale Rekeningen heeft informatie over banen van werknemers naar dienstverband. Van 2002 naar 2003 laten de cijfers een verschuiving in de verhouding voltijd:deeltijd zien van 54/46 naar 53/47, wat betekent dat het aandeel deeltijd toegenomen is. De grootste toename vindt plaats in de sector zorg en overige dienstverlening. De verhouding voltijd/deeltijd in de gebruikte selectie ligt op 32/68, waarbij de grootteklasse 1 werknemer het hoogste aandeel deeltijd heeft. Het hogere percentage deeltijders in de selectie lijkt plausibel, omdat het aannemen van personeel een hele stap is, waarbij door de werkgever voorzichtigheid wordt betracht. De sector zakelijke diensten wijkt niet heel erg veel af van het geschetste beeld voor het totaal van de selectie, echter de grootteklassen bedrijven met 1 werknemer en bedrijven met 20 of meer werknemers tonen wel een afwijkende verdeling. Wel is het opvallend dat het aandeel deeltijd in de zakelijke diensten lager is dan dat van het totaal van de 20 sectoren. In het analysebestand van de pilot 2004/2005 is het aandeel deeltijd in de zakelijke diensten juist 8 procentpunten hoger dan gemiddeld over alle sectoren. 3.3.2 Vast/flexibel Met behulp van het bovenstaande gegevens over het dienstverband en de beschikbare gegevens over oproep/afroep/invalkrachten is het eveneens mogelijk uitspraken te doen over de verhouding vast/flexibel. Naast de ruim 44.500 waarnemingen over vast dienstverband (=voltijd en deeltijd) hebben bijna 26.500 waarnemingen het kenmerk flexibel (oproep/afroep/inval). 15

Tabel 6 Procentuele verdeling van selectie naar vast/flexibel en grootteklasse Totaal sectoren wv Zakelijke diensten grootteklasse vast flexibel vast flexibel 1 werknemer 76,7 23,3 59,9 40,1 2-<5 werknemers 74,9 25,1 63,6 36,4 5-<10 werknemers 69,3 30,7 60,9 39,1 10-<20 werknemers 51,9 48,1 32,5 67,5 20 werknemers 46,8 53,2 32,8 67,2 totaal 62,7 37,3 44,6 55,4 Bronnen:CBS/ABR/SSB Door de beschikbaarheid van de Enquête Werkgelegenheid en Lonen (EWL) en het Loonstructuuronderzoek (LSO) is het mogelijk een vergelijk met de selectiecijfers te maken. Zowel het laatst beschikbare LSO (2002) als het EWL gemiddelde over 2003, laten een aandeel flexibel in totaal aantal banen van bijna 10% zien. De gemaakte selectie (bedrijven die in 2003 hun eerste personeelslid aannamen) wijkt daar sterk van af met een aandeel flexibel van ruim 35%. In de EWL heeft de sector onroerend goed en zakelijke diensten een aandeel van circa 25% aan flexibele banen waarvan een groot gedeelte voorkomt bij de uitzendbureaus. De sector zakelijke diensten in het selectiebestand heeft eveneens een hoger aandeel flexibel, namelijk 55%. Zoals tabel 6 weergeeft is het aandeel flexibel in de sector zakelijk diensten voor iedere grootteklasse hoger dan voor het totaal van de sectoren. Vergelijking van het aandeel vast personeel in het selectiebestand met de EWL gegevens laat zien dat voor vrijwel alle sectoren het aandeel vast in het selectiebestand lager is dan in het EWL bestand. Opvallende uitzondering daarop vormt de sector detailhandel. 3.3.3 Geslacht Vooraf dient opgemerkt te worden dat de koppeling naar geslacht plaats vindt via de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Onderzoek heeft uitgewezen dat deze koppeling voor circa 90% dekkend is, de overige 10% krijgt het predikaat onbekend. In de Enquete Werkgelegenheid en Lonen (EWL) worden cijfers gepresenteerd over de verdeling van het gemiddeld aantal banen per jaar naar geslacht. Daaruit blijkt dat in 2003 mannen een aandeel van 55% hebben in het totaal aantal banen van ruim 7,0 miljoen. In het selectiebestand (ruim 61.000 waarnemingen) is het aandeel vrouwen ongeveer 40%%. In tabel 7 wordt een vergelijking per sector gepresenteerd naar geslacht, waarbij de EWL gegevens en de selectiegegevens naast elkaar staan. De sectoren transport en communicatie en onroerend goed en zakelijkde diensten zijn in de tabel gecombineerd. 16

Tabel 7 Procentueel aandeel vrouwen per sector EWL Selectiebestand sectoren aandeel vrouwen aandeel vrouwen Landbouw en visserij 27 28 Delfstoffen 13 29 Voedingsmiddelenindustrie 32 48 Overige industrie 26 37 Olie-industrie en chemie 21 46 Metaalindustrie 14 15 Nutsbedrijven 17 33 Bouwnijverheid 8 9 Autobedrijven 18 20 Groothandel 29 42 Detailhandel 64 64 Horeca 53 49 Transport en communicatie 26 22 Bank- en verzekeringswezen 45 46 Onroerend goed en zakelijke diensten 42 37 Overheid 46 49 Zorg 82 81 Overige diensten 52 43 Totaal 44 40 Bronnen:CBS/ABR/SSB/EWL De sectoren delfstoffen en nutsbedrijven hebben weinig waarnemingen in het selectiebestand, waardoor een vergelijking met EWL niet reëel is. Voor de sectoren voedingsmiddelenindustrie, overige industrie, olie-industrie en chemie en groothandel is het aandeel vrouwen in het selectiebestand behoorlijk groter dan volgens de EWL. In de sector overige diensten is het omgekeerde aan de hand, namelijk een groter aandeel mannen ten opzichte van de EWL gegevens. Het selectiebestand biedt eveneens de mogelijkheid om te kijken naar verschillen per grootteklasse. Alle grootteklassen hebben een groter aandeel mannen dan vrouwen. Bovendien wijkt de verhouding mannen: vrouwen in die grootteklassen niet sterk af van de verhouding voor het totaal van het selectiebestand. 3.3.4 Leeftijd Het selectiebestand van bedrijven die in 2003 hun eerste personeelslid aannamen, laat ten aanzien van het kenmerk leeftijd van de werknemers een scheve verdeling zien ten opzichte van vergelijkbare gegevens uit de EWL. Bedrijven die voor het eerst personeel hebben aangenomen, hebben vooral jong personeel in dienst, terwijl het totale bedrijfsleven een meer evenwichtige leeftijdsverdeling van het personeel hebben. De leeftijd is daartoe in tabel 8 in drie leeftijdsklassen met aan- en uitloop ingedeeld. 17

Tabel 8 Procentuele verdeling van werknemers in selectie en EWL naar leeftijd EWL Selectiebestand wv Zakelijke diensten leeftijd tot 20 jaar 6,0 21,2 19,8 20 tot 35 jaar 35,3 50,7 51,2 35 tot 50 jaar 38,7 21,2 22,4 50 tot 65 jaar 19,5 6,2 6,2 ouder dan 65 jaar 0,5 0,7 0,5 totaal 100,0 100,0 100,0 Bronnen:CBS/ABR/SSB/EWL Naast het feit dat bijna 70% van de banen wordt gecreëerd door bedrijven die 4 jaar of minder oud zijn, is ruim 70% van de aangetrokken werknemers jonger dan 35 jaar, dus minder dan 30% is ouder dan 35 jaar. In de EWL gegevens ligt deze verhouding rond de 40/60. Iets meer dan de helft van de werknemers in het selectiebestand vindt emplooi in de zakelijke diensten. Vooral in de leeftijdsklasse 20 tot 35 jaar is het aandeel van de zakelijke diensten meer dan proportioneel. In het selectiebestand is tevens de verdeling van leeftijden per grootteklasse bekend. In tabel 9 is voor de zakelijke diensten hiervan een overzicht gemaakt. Tabel 9 Procentuele verdeling van leeftijd en naar grootteklasse voor zakelijke diensten leeftijd Zakelijke diensten waarvan: 1 wn 2-<5 wn 5-<10 wn 10-<20 wn 20 wn tot 20 jr 17,8 11,9 18,0 21,9 17,8 19,8 20 tot 35 jaar 54,2 56,7 52,2 56,0 57,7 51,2 35 tot 50 jaar 21,4 24,3 21,7 16,9 18,9 22,4 50 tot 65 jaar 6,0 6,6 6,7 5,0 5,1 6,2 ouder dan 65 0,6 0,5 1,4 0,3 0,5 0,5 jaar totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 Bronnen:CBS/ABR/SSB De leeftijdsklasse werknemers van 20-<35 jaar heeft in alle grootteklassen een aandeel van 50% of meer van het randtotaal. Wat tevens opvalt is het lage aandeel van de grootteklasse 1 werknemer in de leeftijdsklasse werknemers tot 20 jaar en het relatief hoge aandeel in de grootteklasse 2-<5 werknemers van de leeftijdsklasse werknemers 65 jaar. De grootteklasse 1 werknemer heeft het hoogste aandeel (ruim 30%) van werknemers ouder dan 35 jaar. 3.3.5 Nationaliteit In deze paragraaf wordt het kenmerk nationaliteit behandeld, waarbij onderscheid in Nederlands en niet-nederlands gemaakt wordt. De Nederlandse nationaliteit hebben personen die Nederlander zijn volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap, maar eveneens personen die worden behandeld als Nederlander. Hierbij doet zich het probleem voor van de tweede en derde generatie allochtonen en/of de dubbele nationaliteiten. Voorzichtigheid is dus geboden bij de interpretatie van de gegevens. Zoals tabel 10 toont heeft van het selectiebestand meer dan 80% de Nederlandse nationaliteit. Bijna de helft hiervan heeft emplooi gevonden in de zakelijke diensten (23.000 van de in totaal circa 49.000 werknemers met een Nederlandse nationaliteit). 18

Tabel 10 Procentuele verdeling van selectie naar nationaliteit en sector sectoren Nederlands Niet-Nederlands Landbouw en visserij 80,7 19,3 Delfstoffen 71,4 28,6 Voedingsmiddelenindustrie 67,5 32,5 Overige industrie 84,9 15,1 Olie-industrie en chemie 91,7 8,3 Metaalindustrie 82,9 17,1 Nutsbedrijven 83,3 16,7 Bouwnijverheid 87,5 12,5 Autobedrijven 90,6 9,4 Groothandel 77,3 22,7 Detailhandel 90,7 9,3 Horeca 85,7 14,3 Transport 84,0 16,0 Communicatie 91,2 8,8 Bank- en verzekeringswezen 89,4 10,6 Onroerend goed 91,8 8,2 Zakelijke diensten 74,5 25,5 Overheid 85,5 14,5 Zorg 88,0 12,0 Overige diensten 88,5 11,5 Totaal 80,2 19,8 Bronnen:CBS/ABR/SSB Van alle werknemers met een niet-nederlandse achtergrond (12.100), heeft bijna vijfenzestig procent (ruim 7.800) een baan in de zakelijke diensten. In de zakelijke diensten, delfstoffen, voedingsmiddelenindustrie en de groothandel hebben niet-nederlanders een aandeel van meer dan 20%. De sectoren olieindustrie en chemie, autohandel, detailhandel, communicatie en onroerend goed scoren laag indien gekeken wordt naar het aandeel per sector. In tabel 11 wordt de verdeling van etniciteit van de werknemers naar grootteklasse voor het totaal en de zakelijke diensten gepresenteerd. Opvallende zaken in deze tabel zijn de volgende: 1 Het hogere aandeel niet-nederlanders voor alle grootteklassen in de zakelijke diensten ten opzichte van het totaal. 2 Zowel voor het totaal als voor de zakelijke diensten is in de grootteklasse 1 werknemer het aandeel niet-nederlands het laagst en in de grootteklasse 10- <20 werknemers het hoogst. Tabel 11 Procentuele verdeling van selectie naar nationaliteit en grootteklasse Totaal wv Zakelijke Diensten Nederlands Niet- Nederlands Nietgrootteklasse Nederlands Nederlands 1 werknemer 84,1 15,9 79,2 20,8 2-<5 werknemers 82,6 17,4 77,8 22,2 5-<10 werknemers 82,1 17,9 76,6 23,4 10-<20 werknemers 75,2 24,8 68,6 31,4 20 werknemers 76,0 24,0 72,4 27,6 totaal 80,2 19,8 74,5 25,5 Bronnen:CBS/ABR/SSB 19

3.3.6 Westers/Niet-westers In deze paragraaf wordt het onderscheid Westerse/niet-Westerse allochtonen besproken. Westerse allochtonen zijn allochtonen met als herkomst (=geboorteland) Europa (exclusief Turkije), Canada en de VS, Australië, Nieuw-Zeeland, Indonesië en Japan. Niet-westerse allochtonen hebben als herkomst alle andere landen. Autochtonen zijn personen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren. Vooraf is een waarschuwing op zijn plaats. De begrippen autochtoon en Nederlandse nationaliteit zijn niet zonder meer vergelijkbaar. Veel allochtonen hebben inmiddels de Nederlandse nationaliteit. Het percentage Nederlander is voor alle sectoren dan ook hoger dan het percentage autochtoon. Vooral in de sector zakelijke diensten komt het verschil in definiëring sterk aan het licht. Lees hiervoor ook de geplaatste opmerkingen in de vorige paragraaf. Tabel 12 Procentuele verdeling van selectie naar autochtoon/allochtoon per sector sectoren Autochtoon Westers Allochtoon Niet-westers Landbouw en visserij 72,3 5,5 22,2 Delfstoffen 71,4 14,3 14,3 Voedingsmiddelenindustrie 52,5 11,6 35,9 Overige industrie 75,3 9,0 15,7 Olie-industrie en chemie 76,9 10,2 13,0 Metaalindustrie 71,8 10,4 13,0 Nutsbedrijven 66,7 33,3 0,0 Bouwnijverheid 78,4 7,3 14,3 Autobedrijven 80,4 8,7 10,9 Groothandel 65,3 11,7 23,1 Detailhandel 79,7 9,0 11,3 Horeca 74,2 9,7 16,1 Transport 75,2 8,3 16,5 Communicatie 78,2 10,7 11,1 Bank- en verzekeringswezen 80,2 8,1 11,7 Onroerend goed 82,8 8,5 8,7 Zakelijke diensten 61,0 10,7 28,3 Overheid 81,9 10,8 7,2 Zorg 77,9 8,3 13,8 Overige diensten 75,0 15,3 9,7 Totaal 67,8 10,6 21,6 Bronnen:CBS/ABR/SSB Het aandeel niet-westerse allochtonen is in veel sectoren gelijk of groter dan het aandeel westerse allochtonen, wat voor het totaal resulteert in een verhouding 1/2. De sectoren landbouw en visserij, voedingsmiddelenindustrie, groothandel en zakelijke diensten hebben een groter dan gemiddeld aandeel niet-westerse allochtonen. Bij de zakelijke diensten spelen vermoedelijk de uitzendbureaus en schoonmaakbedrijven hierbij een belangrijke rol. De sector nutsbedrijven heeft een opvallend aandeel Westerse allochtonen. In tabel 13 wordt de verdeling autochtoon/allochtoon naar grootteklasse gepresenteerd. Wat hierbij opvalt is het hogere aandeel allochtonen in de zakelijke diensten voor alle grootteklassen ten opzichte van het totaal naar grootteklassen. Het aandeel allochtoon is in de grootteklasse 1 werknemer in de zakelijke diensten het laagst. 20

Deze bevindingen verschillen niet veel met die van het in de vorige paragraaf besproken kenmerk nationaliteit. Tabel 13 Procentuele verdeling van selectie naar etniciteit per grootteklasse Totaal wv Zakelijke diensten Autochtoon Allochtoon Autochtoon Allochtoon grootteklasse Westers Nietwesters Westers Nietwesters 1 werknemer 73,4 9,9 16,7 66,3 10,6 23,0 2-<5 werknemers 70,8 9,3 19,9 64,3 9,0 26,8 5-<10 werknemers 70,6 10,6 18,8 64,3 10,9 24,8 10-<20 werknemers 61,8 11,3 27,0 54,3 12,4 33,3 20 werknemers 61,4 11,9 26,6 58,5 10,5 31,0 totaal 67,8 10,6 21,6 61,0 10,7 28,3 Bronnen:CBS/ABR/SSB 21

4 Conclusies deel 1 Aan de eerste doelstelling van het vervolgproject het toetsen en vergelijken van de uitkomsten uit de pilot (jaargang 2005) met een 'benchmarkjaar' (jaargang 2002), om de robuustheid van de uitkomsten te analyseren en de verschillen in de tijd te kunnen duiden is ruimschoots voldaan. In de loop van 2002 heeft ruim 5,5% van de bedrijven die op 1 januari 2002 zonder personeel waren de stap naar werkgeverschap gezet. Het gaat daarbij om bijna 20.000 bedrijven. Uit de pilot van 2004/2005 kwam een aantal van ongeveer 22.300 bedrijven naar voren, wat neerkwam op een aandeel onder bedrijven zonder personeel in 2004 van 5,4%. In totaal ontstonden bij de bedrijven uit de selectie 2002/2003 bijna 66.000 banen. Uit de pilot van 2004/2005 kwam een aantal banen van ruim 77.000 naar voren. De meest opvallende resultaten van de beide analyses van deze werkgevers en de banen die zij creëerden zijn: De meeste bedrijven die in de loop van 2002 voor het eerst personeel hebben aangenomen zijn jong. Zeventig procent was niet ouder dan vier jaar. Uit de pilot kwam naar voren dat van de bedrijven die in de loop van 2004 personeel aannamen, 78% niet ouder was dan 4 jaar. Uit de selectie van 2002/2003 komt naar voren dat een meerderheid (55%) van de 66.000 banen werd gecreëerd in de zakelijke dienstverlening, een sector met een grote baandynamiek hetgeen wil zeggen dat banen ook snel weer verdwijnen. In de pilot van 2004/2005 was dit aandeel 64%. Bijna 70% van de banen uit de selectie van 2002/2003 zijn op part-time basis (minder dan 32 uur per week). In de pilot 2004/2005 was dit aandeel 69%. In de selectie 2002/2003 is ruim 70 % van de aangetrokken werknemers jonger dan 35 jaar. In de pilot 2004/2005 is dit aandeel 71%. Het aandeel van vrouwen in de banen die in de loop van 2002 zijn gecreëerd ligt op ongeveer 40%. In de pilot 2004/2005 lag het aandeel vrouwen eveneens op 40%. In de selectie van 2002/2003 wordt bijna 70% van de banen ingenomen door autochtonen, dat wil zeggen door mensen die in Nederland zijn geboren en waarvan de ouders ook in Nederland zijn geboren. In de pilot van 2004/2005 lag dit aandeel op 69%. De algemene conclusie is dat de cijfers stabiel zijn en daarmee een goede beschrijving van de bedrijven die voor het eerst personeel aannemen. 23

DEEL 2: Verdere verdieping 2004/2005 25

5 Kenmerken van de ondernemer In de pilotstudie over 2004/2005 zijn kenmerken van de banen nader onderzocht. Het betrof hier aspecten, zoals leeftijd, geslacht, voltijd/deeltijdarbeid, flexibel/vast contract, nationaliteit en etniciteit. In dit hoofdstuk kijken we in hoeverre de DGA-ondernemers (directeurgrootaandeelhouders die niet verzekerd zijn voor de werknemersverzekeringen) hiervan afwijken. DGA s worden hiervoor binnen het SSB afgezonderd met het criterium soortinkomenbaan. Van de ruim 77.000 banen uit de pilot 2004/2005 konden 400 banen als DGA gedefinieerd worden. 1 De cijfers zijn door de kleine aantallen vooral indicatief. 5.1 Verdeling banen DGA s naar leeftijd bedrijf en sector Allereerst is naar het startjaar van de lokale bedrijfseenheid (vestiging) gekeken. Zowel het totaal aantal banen van de pilot, als de banen van DGA s zijn hiervoor naar startjaar verdeeld in tabel 14. Tabel 14 Procentuele verdeling totaal aantal banen en banen DGA s naar leeftijd bedrijf, 2005 jaar totaal aantal banen 2005 DGA s in 2005 in pilot vóór 2000 15% 34% 2000 4% 8% 2001 10% 7% 2002 25% 19% 2003 26% 14% 2004 19% 18% 2005 1% 1% Bronnen:CBS/ABR/SSB De DGA s zijn oververtegenwoordigd in de oudere bedrijven (> 5 jaar oud). In afwijking van de pilot, waarbij 81% van de banen gecreëerd wordt door bedrijven die vóór 2001 zijn opgericht, is er bij DGA s sprake van een percentage van 58% over dezelfde periode. In tabel 1 wordt de verdeling van het aantal banen behorend bij de pilot van bedrijven die in 2005 hun eerste personeelslid aannamen per sector gepresenteerd. In de kolom erna staan de gegevens van de DGA s over dezelfde periode. Om te bezien of de verdeling plausibel is, is ook naar de verdeling van het aantal DGA s in 2004 gekeken. Deze zijn in de laatste kolom toegevoegd. 1 Van veel banen die binnen het SSB worden getraceerd, is het op dit moment (nog) niet mogelijk deze te koppelen aan het criterium soortinkomenbaan. 27

Tabel 15: Procentuele verdeling van totaal aantal banen pilot en banen DGA s naar 20 sectoren sectoren aantal banen pilot aantal banen DGA s 2005 2005 2004 Landbouw en visserij 3,8 1,3 3,8 Delfstoffen 0,0 0,0 0,0 Voedingsmiddelenindustrie 0,6 0,3 0,7 Overige industrie 0,7 2,3 3,0 Olie-industrie en chemie 0,2 0,3 0,7 Metaalindustrie 1,2 2,3 4,1 Nutsbedrijven 0,0 0,0 0,0 Bouwnijverheid 2,5 7,0 8,8 Autobedrijven 0,8 1,5 3,4 Groothandel 4,3 14,3 14,3 Detailhandel 6,1 5,5 6,5 Horeca 8,4 4,3 2,8 Transport 3,3 2,5 3,2 Communicatie 0,6 0,0 0,3 Bank- en verzekeringswezen 1,9 15,3 13,0 Onroerend goed 1,2 4,5 4,1 Zakelijke diensten 54,3 30,3 24,2 Overheid 0,1 0,3 0,6 Zorg 3,3 3,3 3,8 Overige diensten 6,9 5,0 2,6 Totaal 100,0 100,0 100,0 Bronnen:CBS/ABR/SSB/EIM De opvallende verschillen in de verdeling naar sectoren tussen het aantal banen van DGA s en het totaal aantal banen in de pilot zijn gelegen in de overige industrie, metaalindustrie, bouwnijverheid, groothandel, horeca, bank- en verzekeringswezen, onroerend goed, zakelijke diensten en overige diensten. Of deze verschillen plausibel zijn is onderzocht het bestand met aantallen DGA s naar sector uit 2005 te vergelijken met het aantal in 2004. De sectoren met een hoog aandeel DGA s, zoals groothandel, bank- en verzekeringswezen en zakelijke diensten zijn ook in de selectie goed vertegenwoordigd. 5.2 Kenmerken Beleidsmatig zijn niet alleen de aantallen van belang, maar eveneens kenmerken van het aangenomen personeel. Het SSB kernbestand laat het toe om de gemaakte selectie te koppelen aan een aantal kenmerken van banen. Er is gekozen voor de navolgende kenmerken: dienstverband, geslacht, leeftijd, nationaliteit en een indeling in westers/niet-westers. Niet alle banen konden voor alle kenmerken gekoppeld worden, waardoor de kenmerken met verschillende randtotalen gepubliceerd en besproken worden. Dienstverband Voor de bijna 400 waarnemingen DGA s beschikken wij over een verdeling naar voltijd en deeltijd dienstverband. In tabel 16 worden de resultaten getoond naar grootteklasse voor het totaal en de zakelijke diensten. 28

Tabel 16 Procentuele verdeling van DGA s naar dienstverband en grootteklasse Totaal sectoren wv Zakelijke diensten grootteklasse voltijd deeltijd voltijd deeltijd 1 wn 70 30 74 26 2-<5 wn 80 20 90 11 5-<10 wn 65 35 20 80 10-<20 wn 71 29 88 13 =>20 wn 50 50 - - totaal 72 28 75 25 Bronnen:CBS/ABR/SSB De Arbeidsrekeningen van de Nationale Rekeningen heeft informatie over banen van werknemers naar dienstverband. Van 2004 naar 2005 laten de cijfers een verschuiving in de verhouding voltijd/deeltijd zien van 52/48 naar 50/50, wat betekent dat het aandeel deeltijd behoorlijk toegenomen is. De grootste toename vindt, zoals verwacht, plaats in de financiële- en zakelijke dienstverlening en de sector zorg en overige dienstverlening. De verhouding voltijd/deeltijd bij DGA s ligt op 72/28, waarbij de grootteklasse bedrijven met 20 of meer werknemers het hoogste aandeel deeltijders heeft. Het hoge percentage voltijders bij DGA s lijkt plausibel, omdat DGA s beschouwd mogen worden als ondernemers die hun salaris uit het bedrijf betaald krijgen en daarvoor meer uren wensen te maken. De sector zakelijke diensten wijkt als totaal niet heel veel af van het geschetste beeld voor het totaal van de 20 sectoren, echter de grootteklasse bedrijven met 5-<10 werknemers en 10-<20 werknemers tonen wel een afwijkende verdeling. Vast/flexibel Met behulp van het bovenstaande gegevens van DGA s over het dienstverband en de overige beschikbare gegevens is het eveneens mogelijk uitspraken te doen over de verhouding vast/flexibel. Tabel 17: Procentuele verdeling van DGA s naar vast/flexibel en grootteklasse Totaal sectoren wv Zakelijke diensten grootteklasse vast flexibel vast flexibel 1 werknemers 99 1 98 2 2-<5 werknemers 100 0 100 0 5-<10 werknemers 100 0 100 0 10-<20 werknemers 85 15 89 11 20 werknemers 67 33 0 100 totaal 98 2 97 3 bronnen:cbs/abr/ssb Door de beschikbaarheid van de Enquête Werkgelegenheid en Lonen (EWL) en het Loonstructuuronderzoek (LSO) is het mogelijk een vergelijking met de DGAcijfers te maken. Zowel het laatst beschikbare LSO (2002) als de EWL over 2005, laten een aandeel flexibel in het totaal aantal banen van bijna 10% zien. Zoals te verwachten was, is het aandeel flexibel bij DGA s gemiddeld genomen laag: bijna 2%. In de EWL heeft de sector onroerend goed en zakelijke diensten een aandeel van circa 25% aan flexibele banen waarvan een groot gedeelte voorkomt bij de uitzendbureaus. De zakelijke diensten in het DGA bestand heeft eveneens een hoger aandeel flexibel, namelijk ruim 3%. Zoals tabel 17 weergeeft, is het aandeel flexibel in de sector zakelijk diensten vooral in de grootteklasse bedrijven 29

met 1 werknemer en 20 werknemers hoger dan voor het totaal van de sectoren. Geslacht Vooraf dient opgemerkt te worden dat de koppeling naar geslacht plaats vindt via de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA). Onderzoek heeft uitgewezen dat deze koppeling voor circa 90% dekkend is, de overige 10% krijgt het predikaat onbekend. In de Enquête Werkgelegenheid en Lonen (EWL) worden cijfers gepresenteerd over de verdeling van het gemiddeld aantal banen per jaar naar geslacht. Daaruit blijkt dat in 2005 mannen een aandeel van 55% hebben in het totaal aantal banen van bijna 7.0 miljoen. In het DGA bestand (bijna 400 waarnemingen) is het aandeel vrouwen ongeveer 32%. In tabel 18 wordt een vergelijking per sector gepresenteerd naar geslacht, waarbij de EWL gegevens en de DGA gegevens naast elkaar staan. De sectoren transport en communicatie zijn in de tabel gecombineerd. Tabel 18: Procentuele verdeling van DGA s naar geslacht en sectoren EWL DGA s sectoren % vrouwen % vrouwen Landbouw en visserij 28 20 Delfstoffen 14 Voedingsmiddelenindustrie 32 0 Overige industrie 26 56 Olie-industrie en chemie 21 100 Metaalindustrie 14 53 Nutsbedrijven 20 Bouwnijverheid 9 25 Autobedrijven 18 33 Groothandel 29 29 Detailhandel 63 41 Horeca 53 47 Transport en communicatie 26 60 Bank- en verzekeringswezen 45 26 Onroerend goed 46 17 Zakelijke diensten 41 34 Overheid 48 0 Zorg 83 23 Overige diensten 52 25 Totaal 45 32 bronnen:cbs/abr/ssb/ewl De sectoren delfstoffen en nuts hebben geen waarnemingen in het DGA bestand, waardoor een vergelijking met EWL niet reëel is. Voor de sectoren overige industrie, Olie-industrie en chemie, metaalindustrie, bouwnijverheid, autobedrijven en transport en communicatie is het aandeel vrouwen in het DGA bestand behoorlijk groter dan volgens de EWL (alle werknemers). In de overige sectoren, met uitzondering van de groothandel, is veelal het omgekeerde aan de hand, namelijk een groter aandeel mannen in het DGA bestand ten opzichte van de EWL gegevens. 30

Het DGA bestand biedt eveneens de mogelijkheid om te kijken naar verschillen per grootteklasse. Alle grootteklassen hebben een groter aandeel mannen dan vrouwen. Bovendien wijkt de verhouding mannen: vrouwen in een aantal grootteklassen niet sterk af van de verhouding voor het totaal van het DGA bestand (68:32). Uitzonderingen hierop vormen de grootteklassen 5-<10 werknemers en 20 werknemers. Een waarschuwing voor het geringe aantal waarnemingen per sector/grootteklasse combinatie is in deze wel op zijn plaats. Leeftijd Het gekoppelde DGA bestand van bedrijven die in 2005 hun eerste personeelslid aannamen, laat ten aanzien van het kenmerk leeftijd een scheve verdeling zien ten opzichte van vergelijkbare gegevens uit de EWL (alle werknemers). De leeftijd is daartoe in tabel 19 in drie leeftijdsklassen met aan- en uitloop ingedeeld. Tabel 19: Procentuele verdeling van DGA s naar leeftijd EWL DGA s wv Zakelijke diensten leeftijd tot 20 jaar 5 1 2 20 tot 35 jaar 34 24 26 35 tot 50 jaar 40 47 44 50 tot 65 jaar 21 26 27 ouder dan 65 jaar <1 2 1 Totaal 100 100 100 bronnen:cbs/abr/ssb/ewl Wat direct opvalt is dat de DGA s die in 2004/2005 hun eerste personeelslid aannamen, gemiddeld ouder zijn dan de doorsnee werknemer. Naast het feit dat slechts bijna 65% van de banen wordt gecreëerd door bedrijven die 5 jaar of minder oud zijn, is bijna 75% van de DGA s ouder dan 35 jaar, dus ongeveer 25% jonger dan 35 jaar. In de EWL gegevens ligt deze verhouding rond de 60:40. Ongeveer 30% van de banen in het DGA bestand vindt zijn oorsprong in de zakelijke diensten. De aandelen naar leeftijdsklasse wijken niet sterk af van het totaal DGA bestand. In het DGA bestand is tevens de verdeling van leeftijden per grootteklasse bekend. In tabel 20 is hiervan voor het DGA bestand een overzicht gemaakt. Tabel 20 Procentuele verdeling van leeftijden naar grootteklasse voor DGA bestand Totaal waarvan: leeftijd 1 wn 2-<5 wn 5-<10 wn 10-<20 wn 20 wn tot 20 jr 1,0 1,1 0,0 0,0 5,0 0,0 20 tot 35 jaar 24,1 21,1 37,5 10,0 25,0 66,7 35 tot 50 jaar 47,2 47,0 48,6 50,0 50,0 0,0 50 tot 65 jaar 25,6 28,7 12,5 35,0 20,0 33,3 ouder dan 65 2,0 2,2 1,4 5,0 0,0 0,0 jaar totaal 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 100,0 bronnen:cbs/abr/ssb De leeftijdsklasse 35-<50jr heeft in vier grootteklassen een aandeel van bijna 50% van het randtotaal. Opvallend is het grote aandeel jongeren bij de bedrijven van 20 of meer werknemers (67%). 31

Nationaliteit In deze paragraaf wordt het kenmerk nationaliteit behandeld, waarbij onderscheid in Nederlands en niet-nederlands gemaakt wordt. De Nederlandse nationaliteit hebben personen die Nederlander zijn volgens de Rijkswet op het Nederlanderschap, maar eveneens personen die worden behandeld als Nederlander. Het geboorteland is gebruikt als benadering van de nationaliteit. Hierbij doet zich het probleem voor van de tweede en derde generatie allochtonen en/of de dubbele nationaliteiten. Voorzichtigheid is dus geboden bij de interpretatie van de gegevens. Zoals tabel 21 toont heeft van het totaal DGA bestand meer dan 90% de Nederlandse nationaliteit. Tabel 21 Procentuele verdeling van DGA s naar nationaliteit en sector Sectoren Nederlands niet-nederlands Landbouw en visserij 100 0 Delfstoffen Voedingsmiddelenindustrie 100 0 Overige industrie 78 22 Olie-industrie en chemie 100 0 Metaalindustrie 89 11 Nutsbedrijven Bouwnijverheid 93 7 Autobedrijven 100 0 Groothandel 89 11 Detailhandel 86 14 Horeca 82 18 Transport 100 0 Communicatie Bank- en verzekeringswezen 90 10 Onroerend goed 94 6 Zakelijke diensten 92 9 Overheid 100 0 Zorg 92 8 Overige diensten 95 5 Totaal 91 9 bronnen:cbs/abr/ssb Dit percentage ligt 10 procentpunten hoger dan het aandeel werknemers met een Nederlandse nationaliteit in de pilot (zie deel 1). De overige industrie, metaalindustrie, groothandel, detailhandel en horeca hebben een aandeel niet- Nederlanders van meer dan 10%. De sectoren landbouw en visserij, voedingsmiddelenindustrie, Olie-industrie en chemie, autohandel, transport en de overheid scoren laag indien gekeken wordt naar het aandeel niet-nederlanders per sector. In tabel 22 wordt de verdeling van nationaliteiten naar grootteklasse voor het totaal en de zakelijke diensten gepresenteerd. In grote lijnen is het beeld in de zakelijke dienstverlening niet anders dan voor het totaal. Een uitzondering vormt de grootteklasse 10-<20 werknemers, waar iedereen de Nederlandse nationaliteit heeft. 1 1 De populatie is echter klein. 32

Tabel 22 Procentuele verdeling van DGA s naar nationaliteit en grootteklasse Totaal wv Zakelijke Diensten Nederlands Nederlands Niet- Niet- grootteklasse Nederlands Nederlands 1 werknemer 91 9 91 9 2-<5 wn 96 4 94 6 5-<10 wn 8 20 80 20,0 10-<20 wn 85 15 100 0 =>20 wn 100 0 100 0 totaal 91 9 96 9 bronnen:cbs/abr/ssb Westers/Niet-westers In deze paragraaf wordt het onderscheid Westerse/niet-Westerse allochtonen besproken. Westerse allochtonen zijn allochtonen met als herkomst (= geboorteland) Europa (exclusief Turkije), Canada, de VS, Australië, Nieuw-Zeeland, Indonesië en Japan. Niet-westerse allochtonen hebben als herkomst alle andere landen. Autochtonen zijn personen van wie beide ouders in Nederland zijn geboren. Vooraf is een waarschuwing op zijn plaats. De begrippen autochtoon en Nederlandse nationaliteit zijn niet zonder meer vergelijkbaar. Het percentage Nederlander is voor alle sectoren hoger of gelijk aan het percentage autochtoon. Lees hiervoor ook de geplaatste opmerkingen in de vorige paragraaf. Door de kleine populatie is geen onderscheid aangebracht tussen eerste en tweede generatie allochtonen. Tabel 23 Procentuele verdeling van DGA s naar autochtoon/allochtoon per sector Autochtoon Allochtoon sectoren Westers Niet-westers Landbouw en visserij 100 0 0 Delfstoffen Voedingsmiddelenindustrie 0 100 0 Overige industrie 78 0 22 Olie-industrie en chemie 0 100 0 Metaalindustrie 89 0 11 Nutsbedrijven Bouwnijverheid 89 7 4 Autobedrijven 100 0 0 Groothandel 78 13 9 Detailhandel 86 5 9 Horeca 82 0 18 Transport 80 0 20 Communicatie Bank- en verzekeringswezen 82 10 8 Onroerend goed 94 6 0 Zakelijke diensten 78 14 8 Overheid 0 0 100 Zorg 69 31 0 Overige diensten 95 5 0 Totaal 82 10 8 bronnen:cbs/abr/ssb 33

Het beeld over de sectoren is, zoals tabel 23 laat zien, heel divers, wat uiteindelijk voor het totaal resulteert in een verhouding 10westerse allochtonen ten opzichte van 8 niet-westerse allochtonen. Vooral de voedingsmiddelenindustrie, Olie-industrie en chemie en zorg hebben een hoog percentage westerse allochtonen. In tabel 24 wordt de verdeling autochtoon/allochtoon naar grootteklasse gepresenteerd. Wat hierbij opvalt is het hogere aandeel westerse allochtonen in de zakelijke diensten voor alle grootteklassen t.o.v. hetzelfde aandeel in het totaal naar grootteklassen. Het aandeel allochtoon is in de grootteklasse 2-<5 wn en 10-<20 wn in de zakelijke diensten het hoogst. De verdeling naar autochtoon/allochtoon wijkt in de zakelijke diensten in de grootteklasse 2-<5 wn het sterkst af van de verdeling voor het totaal per grootteklasse. Tabel 24 Procentuele verdeling van DGA s naar autochtoon/allochtoon per grootteklasse Totaal wv Zakelijke diensten Autochtoon Allochtoon Autochtoon Allochtoon Westers Nietwesterwesters Westers Niet- grootteklasse 1 wn 82 11 7 80 13 7 2-<5 wn 82 11 7 71 24 6 5-<10 wn 80 0 20 80 0 20 10-<20 wn 65 10 25 67 11 22 20 wn 100 0 0 100 0 0 totaal 82 10 8 78 14 8 bronnen:cbs/abr/ssb 34

6 Aanvullende kenmerken van werknemers/banen In dit hoofdstuk kijken we naar het opleidingsniveau het de beroepen die behoren bij de gecreëerde banen. Hiervoor is een koppeling gemaakt tussen de banen uit de pilot en kenmerken uit de Enquête Beroepsbevolking (EBB). De drie belangrijkste kenmerken worden hierna besproken en betreffen beroepsniveau, beroepsrichting en opleidingsniveau. Van de ruim 77.000 banen uit de pilot konden er bijna 600 gekoppeld worden naar beroepsniveau en beroepsrichting. Voor het kenmerk opleidingsniveau zijn ongeveer 825 gekoppelde waarnemingen beschikbaar 1.De cijfers zij door de kleine aantallen vooral indicatief. 6.1 Opleidingniveau Voor bijna 825 waarnemingen bleek het mogelijk een koppeling te maken naar opleidingsniveau. De indeling vindt plaats naar de publicatie-indeling Standaard Onderwijs Indeling (SOI) 2006 naar hoogst behaalde opleiding. Onderscheid wordt daarbij gemaakt naar lager, middelbaar en hoger. Lager onderwijs zijn opleidingen op niveau 1, 2 en 3 van de SOI. Dit omvat het gehele basisonderwijs en de eerste fase van het voortgezet onderwijs: lbo/ vbo/ vmbo, mulo/ mavo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo (en hun voorgangers) en het laagste niveau van het beroepsonderwijs, vergelijkbaar met de huidige assistentenopleiding (mbo kwalificatieniveau 1). Middelbaar onderwijs zijn opleidingen op niveau 4 van de SOI, dat wil zeggen de tweede fase van het voortgezet onderwijs: bovenbouw havo/vwo en opleidingen vergelijkbaar met mbo 2, 3 en 4. Hoger onderwijs zijn opleidingen op niveau 5, 6 en 7 van de SOI: hbo- en universitaire opleidingen en oudere en beroepsopleidingen die daarmee vergelijkbaar zijn. Tabel 25 Procentuele verdeling van opleidingsniveau naar grootteklasse voor gekoppeld EBB bestand Totaal waarvan: 1 wn 2-<5 wn 5-<10 wn 10-<20 wn 20 wn opleidingsniveau lager 37 41 39 37 35 29 middelbaar 43 41 41 32 47 53 hoger 16 15 15 31 13 17 onbekend 4 4 5 0 5 2 totaal 100 100 100 100 100 100 bronnen:cbs/abr/ssb/ebb De grootteklassen 5-<10 werknemers en 20 en meer werknemers wijken het meest af van de verdeling van het opleidingsniveau voor het totaal. In de grootteklasse 5-<10 werknemers trekt vooral het aandeel hoger de aandacht. De 1 Van de 77.000 banen uit deel 1, konden er 600 teruggevonden worden in de steekproef van de EBB met betrekking tot het beroepsniveau en -richting. Bij het opleidingsniveau zaten 825 banen in de steekproef. 35

grootteklasse 20 en meer werknemers heeft een andere verdeling van de aandelen lager en middelbaar. Statline geeft op basis van het totale EBB-bestand een verdeling van de beroepsbevolking naar opleidingsniveau. Hierbij zijn de gegevens afzonderlijk beschikbaar voor werknemers en zelfstandigen. In tabel 30 wordt een vergelijking met werknemers gemaakt. Tabel 26 Procentuele verdeling EBB bestand vs. Statline EBB gekoppeld Statline opleidingsniveau lager 37 24 middelbaar 43 44 hoger 16 31 onbekend 4 1 totaal 100 100 Bron: CBS/ABR/EBB Wat opvalt is de afwijking in het EBB bestand van de opleidingsniveaus lager en hoger ten opzichte van de statline-informatie. Het EBB bestand kent een behoorlijk hoger aandeel lager opleidingsniveau (37 t.o.v. 24), maar daarnaast een fors lager aandeel hoger opleidingsniveau (16 t.o.v. 31). 6.2 Beroepsniveau Het beroepsniveau is ingedeeld in elementair, lager, middelbaar, hoger en wetenschappelijk. De indeling naar beroep is overeenkomstig de Standaard Beroepenclassificatie 1992 (SBC 1992). Voor het vaststellen van het beroep worden de volgende gegevens gebruikt: de beroepsomschrijving, de voornaamste werkzaamheden, de leiding geven, de leidinggevende werkzaamheden en het aantal mensen waaraan leidinggegeven wordt, de omschrijving van het soort bedrijf. In tabel 25 wordt het beroepsniveau naar grootteklasse gepresenteerd. Tabel 27 Procentuele verdeling van beroepsniveau naar grootteklasse voor EBB bestand Totaal waarvan: 1 wn 2-<5 wn 5-<10 10-<20 20 wn beroepsniveau wn wn elementair 19 23 19 18 15 19 lager 44 47 34 40 45 51 middelbaar 25 20 30 24 32 20 hoger 10 9 14 18 5 9 wetenschappelijk 2 1 2 0 3 1 totaal 100 100 100 100 100 100 bronnen:cbs/abr/ssb/ebb Alhoewel de verwachting is dat er sprake is van enige spreiding naar beroepsniveau per grootteklasse zijn de verschillen toch behoorlijk. De grootteklasse 1 werknemer en 20 en meer werknemers hebben het grootste aandeel elementair en lager namelijk 70%. De grootteklasse 2-<5 werknemers het laagste, iets meer dan 50%. Indien de belangrijkste sector, de zakelijke diensten, met het bovenstaande vergeleken wordt dan wijkt die sector hiervan niet veel af. Alleen de grootteklasse 5-<10 werknemers heeft eveneens een aandeel elementair en lager opgeleid van circa 50%. 36