Woningbouw Merellaan te Capelle aan den IJssel projectnr. 201716 revisie 02 mei 2011 Auteur ing. S. M. O. Krutzen Opdrachtgever Gemeente Capelle aan den IJssel Afdeling Stedelijke Ontwikkeling Postbus 70 2900 AB Capelle aan den IJssel datum vrijgave beschrijving revisie 02 goedkeuring vrijgave mei 2011 definitief drs. M. de Jonge ing R. H. van Trigt
Inhoud Blz. 1 Inleiding 2 1.1 Doel quickscan externe veiligheid 2 2 Beleidskader externe veiligheid 3 3 Inventarisatie risicobronnen 4 3.1 Inrichtingen 4 3.2 Transportmodaliteiten 5 3.3 Hogedruk aardgasleidingen en K1,K2,K3-vloeistofleidingen 7 4 Conclusies 8 blad 1 van 9
1 Inleiding In opdracht van de gemeente Capelle aan den IJssel heeft Ingenieursbureau Oranjewoud b.v. een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheid ten behoeve van de nieuwbouw van 23 woningen aan de Merellaan te Capelle aan de IJssel. In het vigerende bestemmingsplan is de voorgenomen ontwikkeling niet toegestaan. Om deze strijdigheid weg te nemen, wordt een postzegelbestemmingsplan conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgesteld. De gemeente Capelle aan den IJssel heeft Oranjewoud gevraagd een quickscan uit te voeren naar de belemmeringen vanuit de externe veiligheid voor de herontwikkeling van het plangebied. Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Google Maps) 1.1 Doel quickscan externe veiligheid Het doel van deze quickscan externe veiligheid is het inventariseren welke risicobronnen in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Vervolgens wordt per risicobron geanalyseerd of deze in het kader van externe veiligheid beperkingen op kan leggen aan de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. Hierbij wordt ook geanalyseerd of nader onderzoek naar een specifieke risicobron noodzakelijk is. blad 2 van 9
2 Beleidskader externe veiligheid Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het beleid voor transportmodaliteiten staat beschreven in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (crvgs). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt. Plaatsgebonden Risico (PR) Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde. Groeprisico (GR) Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR kan niet op de kaart worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fn-curve. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): de afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Verantwoordingsplicht In het Bevi en de crvgs is een verplichting tot verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Deze verantwoordingsplicht houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag. Hierbij geeft het bevoegd gezag aan of het groepsrisico in de betreffende situatie aanvaardbaar wordt geacht. In het Bevi en de crvgs zijn bepalingen opgenomen waaraan deze verantwoording dient te voldoen. Hogedruk aardgasleidingen en K1,K2,K3 Op dit moment is de overheid bezig de circulaire "Zonering langs hoge druk aardgasleidingen"uit 1984 en de circulaire "bekendmaking van voorschriften ten behoeve van zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1, K2, en K3 categorie" uit 1991 aan te passen in een nieuwe AMvB. Hierdoor zal het toetsingskader voor deze buisleidingen ook conform de systematiek met PR en GR gaan werken. Gemeenten worden geadviseerd om op dit beleid te anticiperen. blad 3 van 9
3 Inventarisatie risicobronnen Oranjewoud heeft geïnventariseerd welke risicobronnen in de omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Daarbij is gekeken naar de aanwezigheid van de volgende risicovolle activiteiten: 1. Inrichtingen, welke onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen. 2. Transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het water. 3. Hogedruk aardgasleidingen en K1,K2,K3-vloeistofleidingen. Voor de inventarisatie van de risicobronnen is gebruik gemaakt van de volgende bronnen: Actuele tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer, (2007). Risicoatlas vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2003). Risicoatlas hoofdvaarwegen Nederland, ministerie van Verkeer en Waterstaat (2003). prognose vervoer gevaarlijke stoffen per spoor, ProRail (2007) Gemeente Capelle aan den IJssel. Risicokaart provincie Zuid-Holland via www.risicokaart.nl. 3.1 Inrichtingen In Figuur 3.1is een uitsnede van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland weergegeven. Met een blauwe cirkel is de ligging van het plangebied aangegeven. Figuur 3.1 Uitsnede risicokaart Zuid-Holland: ligging plangebied ten opzichte van de risicobronnen (bron: www.risicokaart.nl) blad 4 van 9
Na bestudering van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland en navraag bij de gemeente Capelle aan den IJssel blijkt dat in de buurt van het plangebied binnen een straal van 1,5 km twee Bevi-inrichtingen zijn gelegen. Het betreft de volgende inrichtingen: Gebr. Jongste BV (Avia), LPG tankstation aan de Couwenhoekseweg gelegen ten noorden van het plangebied op circa 300 meter afstand. Shell verkoopmaatschapij b.v., LPG tankstation aan de Abram van Rijckevorselweg gelegen ten zuidwesten van het plangebied op circa 1450 meter afstand. Volgens het Revi bedraagt het invloedsgebied van een LPG-tankstation 150 meter. Het LPG Shell tankstation is gelegen op 1450 meter van het plangebied. Het LPG Avia tankstation is gelegen op 300 meter van het plangebied. Het plangebied is niet gelegen in de invloedsgebieden van de LPG-tankstations. De LPG-tankstations vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. De overige bedrijven, binnen een straal van 1.500 meter vanaf het plangebied, die op Figuur 3.1 met rode stippen aangeduid zijn, zijn geen Bevi-inrichtingen. Formeel gezien hoeven ze daarom niet beschouwd te worden. Uit ervaring weten we dat het risico van deze inrichtingen zodanig klein is dat ze geen invloed zullen hebben op de ontwikkeling van het plangebied. De gemeente heeft aangegeven dat zich verder geen andere relevante risicovolle inrichtingen in de omgeving van het plangebied bevinden. 3.2 Transportmodaliteiten Spoor Het plangebied ligt op circa 2.150 meter afstand van het spoortraject Rotterdam - Gouda. Over deze spoorlijn worden conform prognose vervoer gevaarlijke stoffen per spoor (2007) gevaarlijke stoffen vervoerd. De intensiteiten zijn terug te vinden in Tabel 3.1. Het invloedsgebied van twee van de vervoerde stoffen ligt over het plangebied. Het spoor vormt om deze reden een belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Tabel 3.1 Vervoer gevaarlijke stoffen spoortraject Rotterdam - Gouda Stof Categorie Soort stof Aantal wagons A Brandbaar gas 4.030 300 B2 Toxisch gas 1.090 1.500 B3 Toxisch gas 200 5.000 C3 Brandbare vloeistof 6.740 30 D3 Toxische vloeistof 1.290 250 D4 Toxische vloeistof 280 3.000 bron: prognose vervoer gevaarlijke stoffen per spoor, ProRail (2007) Weg A20 Op circa 2.900 meter ten noorden van het plangebied loopt de rijksweg A20. Uit de tellingen van 2007 van Rijkswaterstaat blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De intensiteiten van vervoerde gevaarlijke stoffen zijn weergegeven in Tabel 3.2. Het plangebied ligt binnen één van de invloedsgebieden van de vervoerde gevaarlijke stoffen. De rijksweg A20 speelt een rol bij de ontwikkeling van het plangebied. blad 5 van 9
Tabel 3.2 Vervoer gevaarlijke stoffen Rijksweg A20 (knooppunt Terbregseplein - Nieuwekerk a/d IJssel) tellocatie Z 51 Stof Categorie Soort stof Aantal wagens LF1 Brandbare vloeistof 8.940 58 LF2 Brandbare vloeistof 21.143 58 LT1 Toxische vloeistof 131 760 LT2 Toxische vloeistof 372 950 GF2 Brandbaar gas 49 240 GF3 Brandbaar gas 7.318 325 GT4 Toxisch gas 3 >4.000 bron: Actuele tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer (2007). A16 Op circa 3.550 meter ten westen van het plangebied loopt de rijksweg A16. Uit de tellingen van 2007 van Rijkswaterstaat blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De intensiteit van het vervoer van gevaarlijkste stoffen is weergegeven in Tabel 3.3. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee van de vervoerde gevaarlijke stoffen. De A16 is relevant voor de ontwikkeling van het plangebied. Tabel 3.3 Vervoer gevaarlijke stoffen Rijksweg A16 (knooppunt Terbregseplein - Rotterdam centrum) Tellocatie Z 54 Stof Categorie Soort stof Aantal wagens LF1 Brandbare vloeistof 5.856 58 LF2 Brandbare vloeistof 8.471 58 LT1 Toxische vloeistof 156 760 LT2 Toxische vloeistof 319 950 LT3 Toxische vloeistof 99 >4.000 GF2 Brandbaar gas 99 240 GF3 Brandbaar gas 7.632 325 GT4 Toxisch gas 33 >4.000 bron: Actuele tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer (2007). N219 Op circa 160 meter ten noorden van het plangebied loopt de N219 (Abram van Rijckevorselweg). Uit de tellingen van 2007 van Rijkswaterstaat blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De intensiteiten van vervoerde gevaarlijke stoffen zijn weergegeven in Tabel 3.4. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van één van de vervoerde gevaarlijke stoffen. De N219 is relevant voor de ontwikkeling van het plangebied. Tabel 3.4 Vervoer gevaarlijke stoffen N219 (Capelle a/d IJssel - Nieuwerkerk a/d IJssel) Tellocatie Z 40 Stof Categorie Soort stof Aantal wagens LF1 Brandbare vloeistof 811 58 LF2 Brandbare vloeistof 593 58 GF3 Brandbaar gas 234 325 bron: Actuele tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer (2007). blad 6 van 9
N210 Voor de N210 zijn twee trajecten van belang. Het éne traject is de Abram van Rijckevorselweg (de N210 tussen de A16 en het Capelseplein) en het andere traject is de Algeraweg (N210 tussen het Capelseplein en de brug over de Hollandse IJssel). Uit de tellingen van 2007 van Rijkswaterstaat blijkt dat over deze weg gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De intensiteit van het vervoer van gevaarlijkste stoffen is weergegeven in tabel Tabel 3.5 en Tabel 3.6. Beide trajecten liggen op een afstand van tenminste 1.900 meter van het plangebeid. Het plangebied ligt buiten de invloedsgebieden van de vervoerde gevaarlijke stoffen over beide trajecten. De N210 vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. Tabel 3.5 Vervoer gevaarlijke stoffen Rijksweg N210 (afrit A16 en het Capelseplein) tellocatie Z108 Stof Categorie Soort stof Aantal wagens LF1 Brandbare vloeistof 1.461 58 LF2 Brandbare vloeistof 3.547 58 LT1 Toxische vloeistof 164 760 LT2 Toxische vloeistof 66 950 GF2 Brandbaar gas 33 240 GF3 Brandbaar gas 197 325 bron: Actuele tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer (2007). Tabel 3.6 Vervoer gevaarlijke stoffen N210 (Capelseplein en de brug over de Hollandse IJssel) Tellocatie Z59 Stof Categorie Soort stof Aantal wagens LF1 Brandbare vloeistof 562 58 LF2 Brandbare vloeistof 580 58 GF3 Brandbaar gas 132 325 bron: Actuele tellingen van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, RWS Adviesdienst Verkeer en Vervoer (2007). Water Op circa 1.000 meter van het plangebied bevinden zich de Hollandse IJssel. Uit de Risicoatlas hoofdvaarwegen Nederland (2003) blijkt dat over deze vaarweg brandbare vloeistoffen (LF1) worden vervoerd. Deze stof heeft een invloedsgebied van 25 meter. Het invloedsgebied ligt niet over het plangebied. De Hollandse IJssel stelt geen beperkingen aan de ontwikkeling van het plangebied. 3.3 Hogedruk aardgasleidingen en K1,K2,K3-vloeistofleidingen Naar aanleiding van de Risicoatlas blijkt dat in de buurt van het plangebied geen hogedruk aardgasleidingen of K1, K2, K3-vloeistofleidingen liggen. blad 7 van 9
4 Conclusies Naar aanleiding van de uitgevoerde quickscan moet geconcludeerd worden dat vanuit externe veiligheid de rijksweg A16, A20 en de spoorlijn Rotterdam - Gouda een rol spelen bij de ontwikkeling van het plangebied. Ten aanzien van de A16 geldt dat het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van >4.000 meter dat geldt voor toxische vloeistoffen (LT3) en toxisch gas (GT4). Ten aanzien van de A20 geldt dat het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van >4.000 meter dat geldt voor toxisch gas (GT4). Daarnaast speelt ook het spoortraject Rotterdam - Gouda een rol bij de ontwikkeling van het plangebied. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van 5.000 meter dat geldt voor vervoer van het toxische gas Chloor (B3) en binnen het invloedsgebied van 3.000 meter voor de toxische vloeistof Ammoniak (D4). De overige geïnventariseerde risicobronnen vormen geen belemmering voor de geplande ontwikkeling. Nader onderzoek rijksweg A16, A20 en spoortraject Rotterdam - Gouda Uit ervaring weten wij dat de uitvoering van een kwantitatieve risicoberekening voor de ontwikkeling van een plangebied als deze, geen zichtbare toename van het groepsrisico zal laten zien. De achterliggende argumentatie hiervoor bestaat uit: de afstand tussen de A16 en het plangebied van 3.440 meter; de afstand tussen de A20 en het plangebied van 2.910 meter; de afstand tussen de spoorlijn en het plangebied van 2.180 meter; de beperkte omvang van het transport over de weg van de vervoerde stofcategorie LT3 (toxisch vloeistoffen) en GT4 (toxisch gas); de beperkte omvang van het transport over spoor van de vervoerde stofcategorie B3 en D4 (toxische vloeistoffen en gassen); de aard van effecten van calamiteiten met toxische stoffen; bevolkingsdichtheid van de omgeving. Wel kan sprake zijn van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Gezien de situatie is het uitvoeren van een risicoberekening echter niet zinvol. Conform de 'circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' dient bij een significante toename van het groepsrisico als gevolg van de ruimtelijke ontwikkeling of bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde invulling te worden gegeven aan de wettelijk verplichte verantwoording van het groepsrisico. In deze situatie valt een overschrijding van de oriëntatiewaarde niet uit te sluiten. Gezien de situatie kiest de gemeente ervoor volledigheidshalve te voldoen aan de invulling van de verantwoordingsplicht. Invulling verantwoordingsplicht: toepassing CHAMP Methodiek De provincie Zuid-Holland heeft een methodiek ontwikkeld voor de toetsing van ruimtelijke plannen op het aspect externe veiligheid. Deze methodiek heet de CHAMP-methodiek: C van Communicatie. Communicatie over risicos in huidige en toekomstige situaties met de omgeving. blad 8 van 9
H van Horizon. Zicht geven op ontwikkelingen in de toekomst en de geplande activiteiten binnen de horizon beoordelen. A van Anticiperen. Inbouwen van maatregelen die effecten van een mogelijk incident beperkt houden. M van Motiveren. Motiveren waarom de toename van een risico noodzakelijk is. P van Preparatie. Goed voorbereid zijn op een incident. In het kader van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi ) dient het groepsrisico te worden verantwoord. Het groepsrisico kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde als ijkpunt. Bij deze verantwoording zijn de verplichte onderdelen van het Bevi, artikel 13, lid 1, als uitgangspunt genomen. Hierbij wordt gebruikgemaakt van de motivatieplicht conform de CHAMP-methodiek van de provincie Zuid-Holland. Hierna wordt elk onderdeel van de CHAMP-methodiek kort belicht. Communicatie over het plan gebeurd op de voor de gemeente gangbare wijze. Gelet op de grote afstanden van de geïdentificeerde risicobronnen kan hiermee volstaan. Aan de Horizonplicht is invulling gegeven door rekening te houden met de ontwikkelingen binnen en buiten het plangebied bij de risicobronnen en aanwezige personen. In de plannen en de ontwerpen wordt rekening gehouden met een eventuele ramp (Anticipatie) in de vorm van maatregelen en door aandacht te besteden aan de aspecten beheersbaarheid en zelfredzaamheid. Aan het aspect Preparatie wordt invulling gegeven door het informeren van de nieuwe bewoners van de woningen. Door middel van deze verantwoording is invulling gegeven aan de Motivatieverplichting volgens de CHAMP-methodiek. Samenvatting De gemeente heeft bij de invulling van de verantwoordingsplicht zijn de volgende aspecten overwogen. De ontwikkeling van het plangebied laat geen significante toename van het groepsrisico zien. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde behoort tot de mogelijkheden, maar gezien de afstand tussen de risicobronnen en het plangebied is de bijdrage van het plangebied aan het groepsrisico verwaarloosbaar. Vanwege het toxische scenario dat van toepassing is, biedt een modern gebouw voldoende bescherming. De bestrijdbaarheid van een calamiteit is niet afhankelijk van de invulling van het plangebied. De risico's vanuit de externe veiligheid wegen niet op tegen de voordelen van de herontwikkeling van het plangebied. Een sterke toename van één van de risicobronnen wordt niet verwacht. Gezien de situatie zijn geen risicobeperkende maatregelen noodzakelijk is het restrisico acceptabel. blad 9 van 9