PENSIOENREGLEMENT Stichting Pensioenfonds Remia.

Vergelijkbare documenten
PENSIOENREGLEMENT van Stichting Pensioenfonds Remia, voor de pensioenregeling van Remia C.V., almede B.V. Remia Handelsmaatschappij

PENSIOENREGLEMENT van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. voor de pensioenregeling van

PENSIOENREGLEMENT 2010 Basispensioenregeling. van Stichting VVV-Pensioenfonds

FONDSREGLEMENT van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Herwinning Grondstoffen

PENSIOENREGLEMENT MIDDELLOON 65 1 JANUARI 2007

PENSIOENREGLEMENT INZAKE ONREGELMATIGHEIDSTOESLAG 1 JANUARI 2007

Pensioenreglement 2015 Stichting Pensioenfonds Rockwool

Pensioenreglement 2014 Stichting Pensioenfonds Smurfit Nederland

Van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

REGLEMENT OUDERDOMSPENSIOEN COLLECTIEF TOEGEZEGDE BIJDRAGE

voor de prepensioenregeling van TBI Holdings B.V. en de met haar gelieerde ondernemingen zoals in de statuten omschreven

PENSIOENREGLEMENT EINDLOON 62 1 JANUARI 2007

Pensioenreglement-II 2007 van Stichting Pensioenfonds Rockwool,

PENSIOENREGLEMENT-I 1 JANUARI 2007 (voor deelnemers geboren voor )

FONDSREGLEMENT B. van SPNG: de Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel

voor de prepensioenregeling van TBI Holdings B.V. en de met haar gelieerde ondernemingen zoals in de statuten omschreven

van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

van Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel, voor de pensioenregeling van aangesloten ondernemingen bij het pensioenfonds

Betreft: Startbrief in verband met toetreding tot de pensioenregeling

PENSIOENREGLEMENT-II 1 JANUARI 2007 (voor deelnemers geboren vanaf )

PENSIOENREGLEMENT-II 1 JANUARI 2007 (voor deelnemers geboren vanaf )

PENSIOENREGLEMENT-I 1 JANUARI 2007 (voor deelnemers geboren voor )

voor de pensioenregeling van Henkel Nederland B.V. gevestigd te Nieuwegein

PENSIOENREGLEMENT 2010 prepensioenregeling op basis van Niveaupensioen. van Stichting VVV-Pensioenfonds

PENSIOENREGLEMENT 2015 ANW hiatenpensioen. van Nationale Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V. voor de pensioenregeling van

PENSIOENREGLEMENT. van Stichting Pensioenfonds Rockwool, voor de pensioenregeling van Rockwool B.V.

Addendum op het op 1 januari 2007 in werking getreden pensioenreglement 2007 van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

Reglement Anw-hiaatpensioen

Stichting Metro Pensioenfonds. ANW Hiaatreglement. 28 oktober 2008

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

van Stichting Pensioenfonds TBI, voor de pensioenregeling van de aan TBI Holdings B.V. gelieerde ondernemingen zoals in de statuten omschreven.

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (hoog)

van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

Reglement Anw-hiaatpensioen

HAGEMEYER REGELING 2015

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR DE AGRARISCHE EN VOEDSELVOORZIENINGSHANDEL. Postbus GC Rijswijk.

de rechtspersoonlijkheid bezittende Betaald Voetbal Organisaties (BVO) in Nederland

Bijlage A2 PENSIOENREGLEMENT a.s.r.

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Reglement Regeling Vervroegd Uittreden voor werknemers die na 30 juni 1937 en voor 1 januari 1950 zijn geboren

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2016

Samenvatting DEPF reglementen Per 1 januari 2015

REXEL NEDERLAND REGELING 2014

PENSIOENREGLEMENT l 2007

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedek- kingsbedrijven (Bpf-Bitumen)

Aanvullend reglement Pensioenopbouw boven salarisgrens (laag)

Toelichting. Uniform Pensioenoverzicht Uitkeringsovereenkomst

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 jan 2017 pagina 1 van 47

HAGEMEYER REGELING 2014

van Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V.

de rechtspersoonlijkheid bezittende Betaald Voetbal Organisaties (BVO) in Nederland

REGLEMENT voor Anw-hiatenpensioen. van. Stichting Pensioenfonds Haskoning. Nijmegen. Reglement ANW-hiatenpensioen, versie januari 2012

PENSIOENREGLEMENT D. Pensioenreglement D van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 juli 2015 pagina 1 van 47

REGLEMENT AANVULLEND PENSIOEN STICHTING PENSIOENFONDS ALLIANCE

Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze- en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven

Inhoudsopgave. Rexel Nederland Regeling

Regeling voor vrijwillig individueel pensioensparen (pensioenleeftijd 67)

Stichting Pensioenfonds Trespa. Brochure Pensioenregeling

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht Wat heeft u aan het Uniform Pensioenoverzicht? Welke gebeurtenissen beïnvloeden uw pensioen?

Reglement arbeidsongeschiktheidspensioen Stichting Voorzieningsfonds Getronics

PENSIOENREGLEMENT 2013 zoals geldend vanaf 1 januari van Stichting Pensioenfonds AZL

PENSIOENREGLEMENT 2013 zoals geldend vanaf 1 januari 2016

Aanvullend reglement. Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag) Reglement Pensioenopbouw boven Salarisgrens (laag)

Samenvatting DEPF reglementen

Aanvulling 3 op het Pensioenreglement 2011

Factorenboek Comfort Pensioen

Addendum op het pensioenreglement van 1 januari 1988, versie 8

TOELICHTING Uniform Pensioenoverzicht 2017 Actieve deelnemers

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Aanvullend reglement Extra Pensioenopbouw Boven de Salarisgrens 2015

Oudedagregelingen. 6b.19 6b.20 6b.21 6b.22 6b.23 6b.24 6b.25 6b.26 6b.27 6b.28 6b.29. 6b.30 6b.31. 6b.32. 6b.33 6b.34 6b.35

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

AANVULLEND PENSIOENREGLEMENT EINDLOON

ANW- Hiaat Reglement 2015

Stichting Pensioenfonds Ford Nederland Pensioenreglement

Uw pensioen bij Stichting Bedrijfstakpensioenfonds. Waterrecreatie en de Kunststoffen en Houten Jachtbouw

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

Toelichting Uniform Pensioenoverzicht

Pensioenreglement. van AEGON Levensverzekering N.V. voor de werknemers op wie van toepassing was de pensioenregeling van:

PENSIOENREGLEMENT C. Pensioenreglement C van Stichting Pensioenfonds Protector per 1 januari pagina 1 van 50

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS HAGEMEYER REGELING 2018

Stichting St. Stichting Pensioenfonds Avery Dennison. Presentatie over het. Uniform Pensioen Overzicht 15 mei 2013

ANW- Hiaat Reglement De Stichting Kuwait Petroleum Pensioenfonds Nederland

PENSIOENREGLEMENT V OVERGANGSREGELING VOOR DEELNEMERS GEBOREN OP OF NA 1 JANUARI 1950

STICHTING BEDRIJFSTAK- PENSIOENFONDS VOOR DE MEUBELINDUSTRIE EN MEUBILERINGSBEDRIJVEN PENSIOEN- REGLEMENT

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS REXEL NEDERLAND REGELING 2018

Addendum 2 bij het Pensioenreglement Sanoma 2009 pensioenregeling, van Stichting Pensioenfonds Sanoma Nederland, contractnummer

STICHTING PENSIOENFONDS CHEMOURS NEDERLAND

Prepensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Jacobs Nederland. versie 1 oktober 2014

Factorenboek Comfort Pensioen

Pensioenreglement 2006A, Stichting Pensioenfonds Interpolis

Pensioenreglement 2006B Stichting Pensioenfonds Interpolis,

Stichting Pensioenfonds Sligro Food Group. Pensioenreglement 2015

Factorenboek Comfort Pensioen

Wat krijgt u in onze pensioenregeling?

Transcriptie:

PENSIOENREGLEMENT 2015.

Toelichting bij pensioenbegrippen afkoop arbeidsongeschiktheid deelnemer dispensatie franchise geregistreerd partnerschap gewezen deelnemer gezamenlijke huishouding indexcijfers (loonindex of prijsindex) jaarsalaris notariële samenlevingsovereenkomst partner Een pensioenuitvoerder heeft de mogelijkheid om kleine pensioenen af te kopen. Het pensioenbedrag moet dan blijven beneden een wettelijk bepaalde grens (die ieder jaar wijzigt). De pensioenaanspraken vervallen dan, maar de pensioenuitvoerder keert in plaats daarvan een bedrag ineens, de afkoopwaarde, uit aan de pensioengerechtigde. Iemand is arbeidsongeschikt indien hij een uitkering krachtens de WIA (Wet inkomen naar arbeidsvermogen) ontvangt. De voorliggende periode van ziekengeld wordt voor de arbeidsongeschiktheid niet meegeteld. De werknemer die deelneemt in de pensioenregeling. De werkgever kan onderscheid maken wie voor de pensioenregeling in aanmerking komt, bijvoorbeeld onderscheid naar verschillende categorieën personeel of een leeftijdsgrens van 21 jaar. In sommige bedrijfstakken is een pensioenfonds ingesteld waar in principe alle werknemers uit die bedrijfstak bij aangesloten zijn. Maar als de werkgever bij een ander pensioenfonds of een verzekeraar een gunstiger pensioenregeling kan verzekeren, kan hij onder bepaalde voorwaarden vrijgesteld worden van aansluiting bij het bedrijfstakpensioenfonds. Dat heet dispensatie. Dispensatie is ook mogelijk als de werkgever eerst zelf al een pensioenregeling had en daarna pas het fonds voor de bedrijfstak is ingesteld. Bij pensioenopbouw wordt verondersteld dat de deelnemer van de overheid de AOW zal ontvangen. Bij de vaststelling van de pensioenen wordt daarmee rekening gehouden door het salaris eerst te verminderen met een bedrag, de franchise. Het geregistreerd partnerschap komt net als het huwelijk tot stand via de ambtenaar van de burgerlijke stand. Het geregistreerd partnerschap komt in veel opzichten overeen met het huwelijk. De (ex-)werknemer van wie het deelnemerschap in de pensioenregeling is beëindigd, bijvoorbeeld door ontslag. Volgens een pensioenregeling kan er partnerpensioen voor nietwettelijke partnerrelaties bestaan. Hiervoor is onder andere een gezamenlijke huishouding op één adres vereist. Dus LAT-relaties komen niet in aanmerking voor partnerpensioen. Soms worden bedragen aangepast aan de hand van de ontwikkeling van de lonen of de prijzen. Hulpmiddel zijn dan indexcijfers (loonindexcijfers of prijsindexcijfers) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Door vergelijking van CBS-cijfers uit verschillende jaren, wordt de ontwikkeling over die periode vastgesteld. In de pensioenberekening speelt het jaarsalaris een centrale rol. In het pensioenreglement is opgenomen welke salariscomponenten meetellen. Als ongehuwd samenwonenden onderlinge (financiële) afspraken maken, kunnen ze die in een overeenkomst door een notaris laten vastleggen. Natuurlijk kunnen ze ook hun afspraken zelf op papier zetten zonder dat er een notaris aan te pas komt (of ze kunnen helemaal niets opschrijven) In de Pensioenwet wordt de term partner gebruikt voor degene die

aanspraak kan maken op partnerpensioen. Onder partner wordt verstaan de gehuwde en de geregistreerde partner. pensioendatum Pensioenfonds pensioengerechtigde kinderen Pensioengevend jaarsalaris pensioenjaren pensioenoverzicht risico (pensioen op risicobasis; pensioen met risicokarakter) scheiding toeslagen In het pensioenreglement kan opgenomen zijn dat er ook partnerpensioen is voor de ongeregistreerde partner (samenwonend). In het pensioenreglement is een en ander uitgewerkt. De datum waarop het pensioen zal ingaan volgens de normale uitgangspunten uit het pensioenreglement, of de datum waarop het pensioen na een keuze tot verschuiving van de pensioendatum feitelijk ingaat. Stichting pensioenfonds Remia De kinderen van de deelnemer komen in aanmerking voor wezenpensioen. Dat zijn niet alleen de biologische kinderen waarvoor de deelnemer als ouder wordt aangemerkt, maar ook de adoptiekinderen en pleegkinderen. Als de deelnemer een partner heeft met kinderen die niet kind van de deelnemer zijn, komen ook die kinderen voor wezenpensioen in aanmerking, mits zij maar behoren tot het gezin of de gezamenlijke huishouding van de deelnemer en de partner. Het pensioengevend salaris is gelijk aan het jaarsalaris, maar er geldt een wettelijk maximum dat jaarlijks door de overheid wordt bepaald. Per 1 januari 2015 is dit maximum gesteld op 100.000,00. In de pensioenberekening zijn vaak pensioenjaren van belang. In het reglement staat vanaf wanneer ze geteld worden. Dat kan het moment van toetreding tot de pensioenregeling zijn, maar ook kunnen er voorliggende dienstjaren worden meegeteld. De jaren lopen door tot de pensioendatum. Als een deelnemer tijdens het dienstverband overlijdt, wordt het partner- en wezenpensioen bepaald mede aan de hand van de pensioenjaren die nog doorgebracht hadden kunnen worden tot de pensioendatum. Door waardeoverdracht kunnen er extra jaren zijn toegekend. Een pensioenuitvoerder moet aan de deelnemers in de pensioenregeling een overzicht sturen van de actuele stand van hun pensioenen. Dit overzicht vermeldt ook de uitgangspunten waarop de pensioenen berekend zijn, zoals het jaarsalaris en een parttimepercentage. De pensioenen op risicobasis worden jaar voor jaar uiterlijk tot ontslag of pensionering vastgesteld voor het geval het risico zich zal voordoen in dat jaar. Doet zich het risico niet voor, dan heeft deze pensioenaanspraak geen waarde. Het hier bedoelde risico kan zijn overlijden of intreden van arbeidsongeschiktheid. Bij pensioenen met een risicokarakter volgt er geen pensioenuitkering als de deelnemer eerst met ontslag gaat en daarna het risico zich voordoet. Uit elkaar gaan van partners heeft verschillende juridische varianten. Welke pensioenrechten de ex-partner houdt, is wettelijk apart geregeld voor ouderdoms- en voor partnerpensioen. Zie hiervoor het pensioenreglement. Bij scheiding behouden de kinderen van de deelnemer gewoon aanspraak op wezenpensioen. Een werkgever of een pensioenfonds kan beslissen om door middel

uitkeringsovereenkomst uitvoeringsovereenkomst verevening WIA-grenssalaris van toeslagen te proberen de pensioenen waardevast of welvaartsvast te houden. Een uitkeringsovereenkomst is een pensioenafspraak waarbij het te verkrijgen pensioen wordt vastgesteld in concrete jaarlijkse pensioenbedragen. Wettelijk is voorgeschreven dat een werkgever die een pensioenregeling heeft, die moet onderbrengen bij een pensioenfonds of een verzekeraar. Daarvoor moet een overeenkomst gesloten worden, de uitvoeringsovereenkomst. Als één partner van een gehuwd stel ouderdomspensioen ontvangt, zullen in de praktijk beide echtgenoten daarvan genieten. De wetgever vindt het daarom logisch dat bij scheiding het ouderdomspensioen ook over beide partners verdeeld wordt. Dat heet verevening van het ouderdomspensioen. Bij scheiding kunnen de echtgenoten andere afspraken maken. Soms is in de pensioenregeling het WIA-grenssalaris van belang. Dat is de salarisgrens tot waar de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen voorzieningen geeft. De WIA is de opvolger van de WAO.

Inhoudsopgave Hoofdstuk I Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Hoofdstuk II Artikel 4 Hoofdstuk III Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Hoofdstuk IV Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Hoofdstuk V Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Hoofdstuk VI Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Hoofdstuk VII Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Pensioenregeling en uitvoering Pensioenregeling en deelnemers Uitvoering van de pensioenregeling Informatie voor de deelnemers Berekeningsgrondslagen Berekeningsgrondslagen Pensioenaanspraken Ouderdomspensioen Levenslang en tijdelijk partnerpensioen bij overlijden voor de pensioendatum Partnerbegrip Wezenpensioen bij overlijden voor de pensioendatum Toeslagen Keuzemogelijkheden Verschuiving van de pensioendatum Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen Ruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden Bijzondere gebeurtenissen en situaties; verplichtingen deelnemer Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Waardeoverdracht Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen Pensionering Afkoop van kleine pensioenen Verplichtingen van de deelnemer Financiële bepalingen Financiering van de pensioenregeling Deelnemersbijdrage Uitkering van de pensioenen Overige bepalingen Fiscale maximering Beperkingen Wijzigingsvoorbehoud Onvoorziene gevallen Overgangs- en slotbepalingen Bijlagen Bijlage A Pensioenregeling voor aspirant-deelnemers Bijlage B Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonende deelnemers Bijlage C Partnerpensioen opgebouwd tot en met 31 december 2003 Bijlage D Afkoopfactoren voor kleine pensioenen

HOOFDSTUK I Artikel 1 PENSIOENREGELING EN UITVOERING Pensioenregeling en deelnemers 1. Remia C.V. gevestigd te Den Dolder hierna de werkgever genoemd, heeft voor zijn werknemers een pensioenregeling getroffen. Deze pensioenregeling is omschreven in dit pensioenreglement. De pensioenregeling wordt uitgevoerd door, verder het pensioenfonds genoemd. 2. Deelnemers in deze pensioenregeling zijn de werknemers van 21 jaar of ouder. Voor de werknemer die in dienst is op de 1 e van de maand waarin hij/zij 21 jaar wordt, vindt opname in de regeling plaats op die 1 e van de maand. Voor werknemers die op latere leeftijd in dienst treden, gebeurt dit op de datum van indiensttreding. Geen deelnemer is werknemer die door de overname van Van Dijk Foods werknemer van Remia C.V. geworden is en deelnemer is gebleven in de pensioenregeling van Van Dijk Foods. 3. Ook andere werknemers kunnen als deelnemer opgenomen worden. Dit kan alleen als de werkgever en de werknemer dat uitdrukkelijk hebben afgesproken en het pensioenfonds de werknemer heeft geaccepteerd. Indien de werkgever als gevolg van overname van of fusie met een andere onderneming (die al vóór de overname/fusie een pensioenovereenkomst gesloten heeft met de werknemers van die onderneming) een arbeidsovereenkomst aangaat, dan kan de werkgever met bedoelde werknemers afspreken dat zij geen deelnemer worden in de pensioenregeling bij het pensioenfonds. 4. Het deelnemerschap eindigt a. door het overlijden van de deelnemer; b. op de pensioendatum; c. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever vóór de pensioendatum (ontslag). Het deelnemerschap eindigt niet als bij het einde van het dienstverband de pensioenopbouw vanwege arbeidsongeschiktheid wordt voortgezet zoals genoemd in artikel 16. Het deelnemerschap wordt dan voortgezet in de mate waarin de voortgezette pensioenopbouw bestaat en duurt zolang dat recht bestaat. Als de deelnemer onbetaald verlof heeft, blijft de aanspraak op partner- en wezenpensioen voor maximaal 18 maanden ongewijzigd in stand. Wat de gevolgen van onbetaald verlof zijn voor de overige pensioenen, bepalen de werkgever en de werknemer in overleg. Artikel 2 Uitvoering van de pensioenregeling 1. De werkgever heeft de uitvoering van de pensioenregeling ondergebracht bij het pensioenfonds. Het pensioenfonds is de pensioenuitvoerder van de pensioenregeling. 2. Het pensioenfonds heeft bij Nationale-Nederlanden, hierna de verzekeraar genoemd, pensioenverzekeringen gesloten voor de pensioenverplichtingen uit het pensioenreglement. Zolang de pensioenen bij de verzekeraar zijn verzekerd, zijn op de pensioenen ook de algemene en bijzondere verzekeringsvoorwaarden van toepassing. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de pensioenverzekeringsovereenkomst die tussen het pensioenfonds en de verzekeraar voor deze pensioenregeling is gesloten. 3. Het pensioenfonds heeft administratieve werkzaamheden van de pensioenregeling uitbesteed aan de verzekeraar. Deze werkzaamheden zijn beschreven in de pensioenverzekeringsovereenkomst. De verzekeraar is bereikbaar via postbus 93604, 2509 AV Den Haag. Artikel 3 Informatie voor de deelnemers 1. Op verzoek stelt het pensioenfonds dit reglement en een exemplaar van de laatst vastgestelde

statuten van het pensioenfonds beschikbaar voor de deelnemer. 2. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemers elk jaar schriftelijk: a. een opgave van de verworven pensioenaanspraken; b. een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken; c. informatie over toeslagverlening; en d. een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van Pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepaling. 3. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemers bij beëindiging van het deelnemerschap: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken op grond van artikel 14 "tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap"; b. informatie over toeslagverlening; c. informatie die voor de deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging relevant is; en d. omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het pensioenfonds. 4. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer ten minste één keer in vijf jaar: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken; en b. informatie over toeslagverlening. Het pensioenfonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging. 5. Het pensioenfonds verstrekt degene die gewezen partner wordt en een aanspraak verkrijgt op bijzonder partnerpensioen: a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraak op partnerpensioen; b. informatie over toeslagverleningen; en c. overige informatie die voor de gewezen partner specifiek van belang is. Tevens ontvangt de gewezen partner ten minste één keer in de vijf jaar: d. een opgaven van de opgebouwde aanspraak op partnerpensioen op grond van sub a; e. informatie over toeslagverlening. Het pensioenfonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging. 6. Het pensioenfonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt: a. een opgave van het pensioenrecht; b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de Pensioenregeling daarin voorziet; en c. informatie over toeslagverlening. Tevens ontvangt de pensioengerechtigde jaarlijks: d. een opgave van het pensioenrecht; e. een opgave van de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen wanneer de pensioenregeling daarin voorziet; en f. informatie over toeslagverlening. Het pensioenfonds informeert de gewezen deelnemer binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging. 7. Op verzoek verstrekt de werkgever of het pensioenfonds de uitvoeringsovereenkomst ter inzage. Op verzoek verstrekt het pensioenfonds de pensioenverzekeringsovereenkomst. 8. Het pensioenfonds heeft een klachtenprocedure. Eventuele klachten kunnen worden toegezonden aan pensioenfonds. Het adres hiervan is postbus 10, 3734 ZG Den Dolder.

HOOFDSTUK II BEREKENINGSGRONDSLAGEN Artikel 4 Berekeningsgrondslagen 1. Voor de hoogte van het ouderdomspensioen, het partnerpensioen en het wezenpensioen zijn de pensioenjaren en de pensioengrondslag van de deelnemer bepalend. 2. Pensioenjaren zijn de jaren die liggen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de pensioendatum. Ook tellen als pensioenjaren mee de extra jaren die zijn vastgesteld aan de hand van de waarde van de pensioenaanspraken die de deelnemer heeft opgebouwd bij een vorige werkgever. Deze waarde is dan bij de aanvang van het deelnemerschap overgedragen aan het pensioenfonds. Het aantal jaren dat voor de pensioenberekening in aanmerking komt, wordt afgerond op jaren en volle maanden. Hierbij wordt een overblijvend gedeelte van een maand verwaarloosd. Perioden gedurende welke een deelnemer gebruik maakt van een regeling van ouderschapsverlof, sabbatsverlof, studieverlof of loopbaanonderbreking als bedoeld in artikel 7.1 onder a van de Wet arbeid en zorg, worden geacht te zijn begrepen onder pensioenjaren zoals hiervoor omschreven. Gedurende zo'n periode wordt de pensioenopbouw voortgezet op basis van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag en de laatstelijk geldende voltijd- of deeltijdaanstelling. 3. De pensioengrondslag is gelijk aan het jaarsalaris, verminderd met een franchise. De pensioengrondslag wordt bij opname in de pensioenregeling vastgesteld. Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld. Wijzigingen op andere data worden niet in aanmerking genomen. 3. Het jaarsalaris is gelijk aan 12 maal het vaste maandsalaris van de deelnemer, inclusief de ploegentoeslag en de persoonlijke toeslag en vermeerderd met de vakantietoeslag. Een eventuele bijdrage van de werkgever voor een levensloopregeling telt hierbij niet mee. Het jaarsalaris dat maximaal voor pensioenberekening in aanmerking komt, is het maximum bedrag volgens artikel 18 ga van de Wet op de loonbelasting 1964. Voor het jaar 2015 is dit 100.000,00. 4. Verhogingen van de pensioengrondslag tellen volledig mee in de pensioenberekening zolang het jaarsalaris van de deelnemer niet hoger is dan het WIA-grenssalaris per 1 januari van dat jaar. Het WIA-grenssalaris is het bedrag op basis waarvan de maximum premie volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) wordt geheven. Als het jaarsalaris van de deelnemer hoger is dan het WIA-grenssalaris of stijgt boven het WIAgrenssalaris, wordt het pensioen alleen verhoogd voor zover de verhoging van de pensioengrondslag niet meer bedraagt dan 30% van de pensioengrondslag in het voorgaande jaar. Wanneer het jaarsalaris stijgt boven het WIA-grenssalaris, komt bij de vaststelling van de pensioengrondslag echter minimaal de salarisstijging tot het WIA-grenssalaris in aanmerking. 5. De franchise is per 1 januari 2015 gelijk aan 16.135,00. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari herzien, voor het eerst per 1 januari 2016. Dit gebeurt door het laatst geldende franchisebedrag aan te passen met hetzelfde percentage als waarmee de CAO-lonen sinds de voorgaande 1 januari zijn aangepast. De franchise wordt naar beneden op hele euro s afgerond. 6. Als een deelnemer parttime werkt, - wordt de pensioengrondslag op fulltimebasis vastgesteld; - wordt ieder pensioenjaar waarin parttime is gewerkt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige pensioenjaren wordt in dit verband aangenomen dat het laatste parttimepercentage tot de pensioendatum gelijk blijft.

HOOFDSTUK III PENSIOENAANSPRAKEN Artikel 5 Ouderdomspensioen. 1. Het ouderdomspensioen gaat in op de 1 e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 wordt. Het loopt door tot en met het einde van de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt. 2. Het ouderdomspensioen wordt, opgebouwd op grond van het middelloonsysteem. Dit betekent dat: a. Het jaarlijkse ouderdomspensioen is gelijk aan 1,75% van de pensioengrondslag van de deelnemer op de datum van opname in de pensioenregeling, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren en, b. Bij een wijziging van de pensioengrondslag wordt het jaarlijkse ouderdomspensioen verhoogd of verlaagd met 1,75% van deze verhoging of verlaging, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren dat ligt na deze wijziging. Deelnemers die al vóór 1 januari 2015 deelnamen aan deze pensioenregeling behouden het deel van het ouderdomspensioen (met pensioenleeftijd 65 jaar) dat tot die datum is opgebouwd. De opbouw van het ouderdomspensioen (met pensioenleeftijd 67 jaar) vanaf die datum bedraagt 1,75% van de pensioengrondslag van de deelnemer op 1 januari 2015, vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren vanaf die datum. Bij een latere wijziging van de pensioengrondslag wordt toegepast wat onder b staat. 3. Het ouderdomspensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Artikel 6 Levenslang en tijdelijk partnerpensioen 1. Het levenslange partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum gaat in op de 1 e van de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het loopt door tot en met het einde van de maand waarin de partner overlijdt. Het tijdelijk partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum gaat in op de 1 e van de maand waarin de deelnemer overlijdt. Het loopt door tot de 1 e van de maand waarin de partner 67 jaar wordt of tot de eerdere 1 e van de maand waarin voor de partner de AOW ingaat. Als de partner eerder overlijdt, loopt het pensioen door tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt. 2. Het levenslange partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum bedraagt 70% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioendatum - bij ongewijzigde voortzetting van het deelnemerschap - zou gaan ontvangen. Hierbij is inbegrepen het tot en met 31 december 2003 opgebouwde levenslange partnerpensioen als bedoeld in artikel 29 lid 3 sub d. Er wordt een lager partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum berekend: - als voor de deelnemer twee verschillende pensioendatums gelden (leeftijd 65 en leeftijd 67), en - de eerste pensioendatum is al bereikt en - op dat moment heeft de deelnemer een deel van het ouderdomspensioen geruild om partnerpensioen te krijgen (zie artikel 12). Dan telt alleen nog de pensioenjaren tussen 1 januari 2015 en de 1 e van de maand waarin de deelnemer 67 wordt. Het tijdelijke partnerpensioen bedraagt 10% van het laatstvastgestelde jaarsalaris en bedraagt niet meer dan het gezamenlijke bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering. 3. Het partnerpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dit betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Dit pensioen kent een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde. 4. Bij overlijden na einde van de deelname in deze pensioenregeling volgt er geen uitkering.

Artikel 7 Partnerbegrip 1. De partner in dit pensioenreglement is: a. De echtgenote/echtgenoot van de (gewezen) deelnemer. b. De geregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer. Dit is de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde (gewezen) deelnemer volgens de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek een geregistreerd partnerschap is aangegaan. Het geregistreerd partnerschap wordt gelijkgesteld aan het huwelijk. Deze partner wordt hieronder 'geregistreerde partner' genoemd. c. De ongeregistreerde partner van de (gewezen) deelnemer. Dit is de ongehuwde persoon: - met wie noch de (gewezen) deelnemer, noch een andere persoon dan de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan; en - die niet in de rechte lijn aan de (gewezen) deelnemer verwant is. Verder geldt het volgende: - de partner en de (gewezen) deelnemer moeten minimaal vijf jaar een gezamenlijke huishouding op eenzelfde adres voeren; of - de partner en de (gewezen) deelnemer moeten minimaal een half jaar een gezamenlijke huishouding op eenzelfde adres voeren èn zij moeten een notariële samenlevingsovereenkomst hebben gesloten (zie bijlage Partnerpensioen voor ongehuwd samenwonende deelnemers). De samenlevingsovereenkomst moet minimaal de volgende gegevens bevatten: de naam, de geboortedatum en de burgerlijke staat van de deelnemer en de partner, de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding en enige vermogensrechtelijke bepalingen. Deze partner wordt 'ongeregistreerde partner' genoemd en deze partnerrelatie 'ongeregistreerd partnerschap'. Een huwelijk, geregistreerd partnerschap of ongeregistreerd partnerschap dat tot stand komt na de pensioendatum geeft geen recht op partnerpensioen volgens deze pensioenregeling. 2. Als de gehuwde deelnemer of de deelnemer die een geregistreerd partnerschap is aangegaan, ook een ongeregistreerde partner heeft, is er alleen aanspraak op partnerpensioen voor de echtgenote/echtgenoot of de geregistreerde partner. De ongehuwde deelnemer die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan, maar die meer ongeregistreerde partners heeft, kan slechts één van hen aanwijzen als partner in de zin van deze pensioenregeling, conform het bepaalde in Bijlage B. Bij een later huwelijk, het later aangaan van een geregistreerd partnerschap of bij latere aanwijzing van een andere ongeregistreerde partner, beschouwt het pensioenfonds voor uitvoering van deze regeling de partnerrelatie met de eerder aangewezen ongeregistreerde partner als beëindigd. Artikel 8 Wezenpensioen 1. Het wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de 1 e van de maand waarin de deelnemer overlijdt, mits dit overlijden plaats vindt voor de pensioendatum. Uitkering van het wezenpensioen loopt door tot en met het einde van de maand waarin de 21 ste verjaardag van het kind valt. Als het kind studeert of invalide is, loopt de uitkering van het wezenpensioen door tot en met het einde van de maand waarin de 27 e verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt, ophoudt met studeren of niet meer invalide is, loopt de uitkering door tot en met het einde van de betreffende maand. Een studerend kind is een kind dat recht heeft op studiefinanciering, of dat studerend is volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. De toets of een kind invalide is, gebeurt volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet. 2. Het wezenpensioen bedraagt per pensioengerechtigd kind 14% van het ouderdomspensioen (zie artikel 5). Het wezenpensioen wordt verdubbeld als de (gewezen) deelnemer overlijdt zonder een partner na te

laten of met ingang van de dag waarop de partner overlijdt. 3. Pensioengerechtigd zijn: kinderen die tot de (gewezen) deelnemer in familierechtelijke betrekking staan; kinderen die tot de partner in familierechtelijke betrekking staan, die behoren tot de gezamenlijke huishouding en voor wie de (gewezen) deelnemer of de partner een uitkering ontvangt op grond van de Algemene Kinderbijslagwet of die studeren of invalide zijn; pleegkinderen van de (gewezen) deelnemer (volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet). Niet pensioengerechtigd zijn kinderen die na de pensioendatum zijn geboren of geadopteerd, of kinderen die na de pensioendatum de status van pleegkind van de gewezen deelnemer hebben gekregen of tot het huishouden van de gewezen deelnemer zijn gaan behoren. 4. Het wezenpensioen heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen. Dit pensioen kent een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde. Bij overlijden na einde van de deelname in deze pensioenregeling volgt er geen uitkering. Artikel 9 Toeslagen 1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van maximaal de prijsindex voor gewezen deelnemers en maximaal de loonindex voor deelnemers. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald, maar deze wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Meer in het bijzonder geldt voor de toeslagverlening het in de volgende leden van dit artikel bepaalde. Toeslagen van maximaal de prijsindex 2. Het pensioenfonds streeft er naar om jaarlijks toeslagen te verlenen op: - ingegane pensioenen; - nog niet ingegane pensioenen waarop gewezen deelnemers recht hebben volgens artikel 14; - het opgebouwde gedeelte van pensioenaanspraken van deelnemers. Het partner- en wezenpensioen voor deelnemers wordt daarna afgeleid van het verhoogde ouderdomspensioen. 3. De toeslag op de ingegane pensioenen en de nog niet ingegane pensioenen waarop de gewezen deelnemers recht hebben volgens artikel 14, is gelijk aan de stijging van het prijsindexcijfer tussen de maand oktober van het voorgaande jaar ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar. De toeslag op het opgebouwde deel van de pensioenaanspraken van deelnemers is gelijk aan maximaal de helft van de stijging van het prijsindexcijfer tussen de maand oktober van het voorgaande jaar en het lopende jaar. Het hier bedoelde prijsindexcijfer is het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens afgeleid, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Bij vervallen van dat indexcijfer of bij wijziging in de berekening daarvan, zal de toeslagverlening daaraan naar billijkheid worden aangepast. 4. In beginsel zal het pensioenfonds de mate van de toeslagverlening laten afhangen van de dekkingsgraad en wel als volgt: - geen toeslag wanneer de dekkingsgraad minder is dan 110%; - bij een hogere dekkingsgraad wordt de toeslag maximaal vastgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen. Onder de bovengenoemde dekkingsgraad wordt verstaan het op enig moment bestaande quotiënt van het voor pensioenen aanwezige vermogen van het pensioenfonds enerzijds en de voorziening pensioenverplichtingen anderzijds, beide gewaardeerd volgens de bestaande wet- en regelgeving. 5. De in de leden 2 tot en met 4 bedoelde toeslag is een voorwaardelijke toeslag in de zin van de Pensioenwet.

Aan een toeslag in een jaar en aan de verwachtingen voor komende jaren, kunnen de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden geen rechten ontlenen voor toekomstige toeslagen. Aanvullende toeslagen voor deelnemers 6. Aanvullend op de in de voorgaande leden bedoelde toeslagen verleent het pensioenfonds jaarlijks per 1 januari toeslagen op het tot 1 januari opgebouwde gedeelte van de pensioenaanspraken van de deelnemers. Het partner- en wezenpensioen op risicobasis voor deelnemers wordt daarna afgeleid van het verhoogde ouderdomspensioen. 7. De aanvullende toeslag op de in lid 6 genoemde pensioenen is gelijk aan het percentage algemene loonstijging dat is overeengekomen in het CAO-overleg Margarine- en Spijsvettenindustrie van het voorafgaande jaar minus 50% van het stijgingspercentage van het consumentenprijsindexcijfer als bedoeld in lid 3. 8. Het pensioenfonds betaalt jaarlijks aan de verzekeraar een koopsom die voldoende is voor de financiering van de aanvullende toeslagen.

HOOFDSTUK IV KEUZEMOGELIJKHEDEN Artikel 10 Verschuiving van de pensioendatum 1. De (gewezen) deelnemer kan op verzoek de pensioendatum vervroegen. Dit verzoek moet minimaal zes maanden voor de beoogde pensioendatum bij het pensioenfonds zijn ingediend. Vervroeging is alleen mogelijk in hele maanden. De deelnemer moet bij vervroeging het dienstverband beëindigen. Als de deelnemer een deel van het pensioen vervroegt (deeltijdpensioen), moet hij/zij het dienstverband met hetzelfde percentage verminderen. Voor degene die op het moment van de vervroeging nog deelnemer is in de pensioenregeling, wordt het ouderdomspensioen eerst verlaagd door toepassing van de bepalingen over tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap. Pas daarna wordt het pensioenbedrag omgerekend. Het ouderdomspensioen wordt omgerekend op basis van onderstaande factoren: beoogde pensioenleeftijd resterend ouderdomspensioen in percentage van het pensioen op de normale pensioendatum voor het pensioen met pensioenleeftijd 67 pensioenleeftijd 65 66 91,0 65 83,2 64 76,4 91,9 63 70,4 84,6 62 64,9 78,0 61 59,9 72,0 60 55,5 66,7 In geval van pensioenvervroeging tot vóór de AOW-datum, heeft de (gewezen) deelnemer de mogelijkheid om een deel van het levenslange ouderdomspensioen om te zetten in een AOWoverbruggingspensioen. Dit laatste pensioen is bedoeld om de AOW te overbruggen in de periode van de vervroegde pensioendatum tot de 1e van de maand waarin de AOW voor de (gewezen) deelnemer ingaat. De ruilfactoren hiervoor zijn afhankelijk van de ingangsdatum en de einddatum van de tijdelijk hogere uitkering. Op verzoek geeft de verzekeraar het resultaat op. 2. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de pensioendatum telkens voor de duur van één jaar worden uitgesteld. De ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan niet worden uitgesteld naar een tijdstip gelegen na de 70 e verjaardag van de (gewezen) deelnemer. Als de werknemer bij het bereiken van de oorspronkelijke pensioendatum nog deelnemer is in de pensioenregeling, moet hij/zij bij uitstel van de pensioendatum het dienstverband met de werkgever voortzetten. Degene die bij het bereiken van de oorspronkelijke pensioendatum al gewezen deelnemer in de pensioenregeling is, moet bij uitstel van de pensioendatum een dienstverband hebben met een andere werkgever. De gewezen deelnemer moet elk jaar aan het pensioenfonds bewijsstukken leveren waaruit blijkt dat er tijdens de uitstelperiode sprake is van een actief dienstverband bij die werkgever. Als de deelnemer een deel van het pensioen uitstelt (deeltijdpensioen), moet er een dienstverband zijn waarvan de omvang overeenkomt met het uitgestelde gedeelte van het pensioen. 3. Bij uitstel wordt het ouderdomspensioen omgerekend op basis van de volgende factoren:

uitstel pensioenleeftijd van 65 naar 66 jaar 109,5 66 naar 67 jaar 109,8 67 naar 68 jaar 110,3 68 naar 69 jaar 110,7 69 naar 70 jaar 111,2 hoogte ouderdomspensioen in percentage van het pensioenbedrag dat voorheen gold 4. Voor degene die bij het bereiken van de oorspronkelijke pensioendatum nog deelnemer in de pensioenregeling is, wordt het ouderdomspensioen eerst herzien op basis van het aantal pensioenjaren dat tot de nieuwe ingangsdatum kan worden bereikt (met inachtneming van het maximum aantal). Daarna wordt het pensioenbedrag omgerekend. Het partnerpensioen wordt alleen aangepast op basis van het hogere aantal pensioenjaren. 5. Als gevolg van fiscale bepalingen zijn er maxima gesteld aan de pensioenen die verkregen kunnen worden. Wanneer (verder) uitstel van de pensioendatum pensioenen oplevert die hoger zijn dan de maxima zoals omschreven in artikel 25, is (verder) pensioenuitstel niet mogelijk. Het ouderdomspensioen zal dus ingaan zodra dit maximum wordt bereikt. Bij toepassing van deze maxima blijven overschrijdingen daarvan buiten beschouwing als deze het gevolg zijn van oorzaken die zijn omschreven in artikel 18d van de Wet op de loonbelasting 1964. Artikel 11 Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen De (gewezen) deelnemer heeft de keuze om vanaf de pensioendatum eerst een aantal jaren - maximaal 10 - een hoog pensioen te ontvangen en daarna een laag. Of juist eerst een aantal jaren - maximaal 10 - een laag pensioen te ontvangen en daarna een hoog. Hierbij gaat het om hele jaren. Het lage pensioen mag niet lager zijn dan 75% van het hoge pensioen. Als het lage pensioen 75% bedraagt van het hoge, dan is het hoge pensioen gelijk aan het hieronder genoemde percentage van het oorspronkelijke pensioen. Er gelden verschillende percentages voor pensioen met pensioenleeftijd 67 en pensioen met pensioenleeftijd 65): duur hoog resp. laag voor het pensioen met pensioenleeftijd 67 voor het pensioen met pensioenleeftijd 65 eerst hoog eerst laag eerst hoog eerst laag 1 jaar 129,5 102,3 129,7 102,1 2 jaar 126,1 104,5 126,5 104,2 3 jaar 123,0 106,7 123,6 106,3 4 jaar 120,3 108,9 121,0 108,3 5 jaar 117,8 111,0 118,6 110,3 6 jaar 115,6 113,0 116,4 112,2 7 jaar 113,6 115,0 114,5 114,1 8 jaar 111,8 116,9 112,7 115,9 9 jaar 110,2 118,7 111,1 117,6 10 jaar 108,8 120,4 109,7 119,3 Artikel 12 Ruil van ouderdomspensioen naar partnerpensioen 1. De (gewezen) deelnemer kan op de pensioendatum of bij tussentijds einde van het deelnemerschap besluiten om het ouderdomspensioen te combineren met een partnerpensioen. Hij kan dan een zodanig deel van het ouderdomspensioen ruilen dat de verhouding tussen het ouderdomspensioen (na ruil) en het partnerpensioen 100:70 bedraagt. Een partnerpensioen is mogelijk voor de partner zoals omschreven in artikel 7. Bij ruil naar een partnerpensioen zal het ouderdomspensioen bij de pensioenleeftijd van 67 worden omgerekend op basis van onderstaande factoren:

Voor pensioenrechten die vóór 1 januari 2015 zijn opgebouwd in deze pensioenregeling, geldt de tabel voor pensioenleeftijd 65 jaar. leeftijdsklasse op ruilmoment bij ruil van 100,00 ouderdomspensioen naar een combinatie van ouderdoms- en partnerpensioen is het resterend ouderdomspensioen voor pensioen met pensioenleeftijd 67 67 (pensioendatum) 75,25 65 en 66 73,75 65 (pensioendatum) 77,00 60 tot en met 64 70,50 74,50 55 tot en met 59 66,75 71,00 50 tot en met 54 64,00 68,50 45 tot en met 49 62,50 67,00 40 tot en met 44 61,50 66,00 35 tot en met 39 60,75 65,25 30 tot en met 34 60,25 64,75 25 tot en met 29 59,75 64,50 jonger dan 25 59,50 64,25 voor pensioen met pensioenleeftijd 65 Het te verkrijgen partnerpensioen is 70% van het volgens de tabel bepaalde resterende ouderdomspensioen. Als de ruil plaats vindt bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap, wordt het ouderdomspensioen eerst verlaagd door toepassing van de bepalingen hierover (zie artikel 14). 3. Er is geen ruil mogelijk van het partnerpensioen en ouderdomspensioen waarop een gewezen partner recht heeft behouden als gevolg van de artikelen 17 en 18. Artikel 13 Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden 1. Bij een combinatie van keuzemogelijkheden bepaalt het pensioenfonds zo nodig de volgorde van de verschillende keuzes. 2. Bij de toepassing van keuzemogelijkheden mogen er geen pensioenaanspraken ontstaan of overblijven die lager zijn dan de grens voor afkoop van kleine pensioenen. Zie artikel 20. Dit betekent het volgende: - Bij vervroeging van het ouderdomspensioen moet het nieuwe ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijven. - Bij variatie in hoogte van het ouderdomspensioen moet het lage pensioen boven de afkoopgrens blijven. - Bij ruil van een gedeelte van het ouderdomspensioen naar extra partnerpensioen moet het resterende deel van het ouderdomspensioen boven de afkoopgrens blijven, en moet het nieuwe partnerpensioen ook boven de afkoopgrens blijven. 3. Bij de toepassing van de ruilverhoudingen is de leeftijd van de (gewezen) deelnemer in jaren en maanden bepalend. Voor leeftijden die niet in de voorgaande artikelen zijn genoemd, stelt het pensioenfonds de ruilverhouding op een zelfde wijze vast. 4. Als de pensioenverzekeringsovereenkomst die het pensioenfonds met de verzekeraar heeft gesloten, eindigt per 31 december 2016 en er al dan niet een nieuwe overeenkomst wordt gesloten - kan het pensioenfonds een andere ruilverhouding toepassen dan genoemd in de vorige artikelen. In dat geval brengt het pensioenfonds de deelnemers hiervan op de hoogte.

HOOFDSTUK V BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES; VERPLICHTINGEN DEELNEMER Artikel 14 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap Als het deelnemerschap - anders dan door overlijden - eindigt vóór de pensioendatum, behoudt de gewezen deelnemer recht op het ouderdomspensioen dat tot de datum van beëindiging is opgebouwd. Het pensioen dat tot de beëindigingsdatum is opgebouwd is het pensioen dat berekend is op grond van de pensioenjaren tot de beëindigingsdatum. De aanspraken op partner- en wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum vervallen. Als een deelnemer aansluitend op het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, houdt de gewezen deelnemer gedurende die periode aanspraak op een partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum. De hoogte van dit partnerpensioen wordt vastgesteld aan de hand van het aantal pensioenjaren tot het einde van het deelnemerschap. Dit artikellid geldt alleen als recht op grond van de Werkloosheidswet ontstaat op of na 1 januari 2008. Artikel 15 Waardeoverdracht 1. Bij opname in de pensioenregeling heeft de deelnemer het recht de waarde van pensioenen die opgebouwd zijn in een of meer vorige dienstverbanden over te laten dragen naar het pensioenfonds. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het pensioenfonds de extra aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. De extra aanspraken worden vervolgens op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd. Het recht op waardeoverdracht bestaat niet als de pensioenopbouw in het desbetreffende vorige dienstverband is beëindigd vóór 8 juli 1994. Waardeoverdracht is in dit geval alleen mogelijk wanneer de betrokken werkgevers en de betrokken pensioenuitvoerders bereid zijn aan de waardeoverdracht mee te werken. 2. Als de gewezen deelnemer gaat deelnemen in de pensioenregeling van een volgende werkgever, heeft hij/zij het recht de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken over te laten dragen naar de pensioenuitvoerder van die nieuwe werkgever. Door de overdracht vervallen de aanspraken die op grond van dit reglement zijn verkregen. 3. In de wet staan uitzonderingen op het recht op waardeoverdracht in verband met de financiële positie van de werkgever of de pensioenuitvoerder. Artikel 16 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid Als de deelnemer tijdens het deelnemerschap voor 35% of meer arbeidsongeschikt wordt en recht heeft op een WIA-uitkering, dan heeft hij/zij ook recht op gehele of gedeeltelijke voortgezette opbouw van de pensioenaanspraken. De voortgezette opbouw loopt dan ook door na een eventuele beëindiging van het dienstverband. klasse als (en zolang) de deelnemer recht heeft op een WIA-uitkering die gebaseerd is op een arbeidsongeschiktheid van 1 80% - 100% 100% 2 65% - 80% 72,5% 3 55% - 65% 60% 4 45% - 55% 50% 5 35% - 45% 40% 6 minder dan 35% n.v.t. wordt de pensioenopbouw voortgezet voor Als de deelnemer na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband volledig revalideert stopt de voortgezette pensioenopbouw.

Als de deelnemer na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband revalideert tot een mate van arbeidsongeschiktheid die in een andere klasse valt, vermindert of vervalt de voortgezette pensioenopbouw. Als de mate van arbeidsongeschiktheid daarna weer toeneemt tot een percentage dat valt in een andere klasse, wordt de voortgezette pensioenopbouw vermeerderd tot maximaal het percentage dat gold op de datum van beëindiging van het dienstverband, maar alleen als de mate van arbeidsongeschiktheid minimaal 35% is gebleven. Voortgezette pensioenopbouw vindt plaats op basis van de verzekerde bedragen tot het moment waarop de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden. Als het jaarsalaris verlaagd is in verband met ziekte, wordt die verlaging genegeerd. Voortzetting van de pensioenopbouw vindt alleen plaats voor de soorten pensioen waarop de deelnemer al vóór de beëindiging van het dienstverband aanspraak had. Voor dat tijdstip mogen hierop ook niet de bepalingen over tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap zijn toegepast. Op de voortzetting van pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid zijn de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar van toepassing (zie artikel 2 lid 2). In deze voorwaarden is onder meer het volgende geregeld: a. De pensioenopbouw wordt niet voortgezet als de deelnemer op ingangsdatum van de verzekering (of de verhoging daarvan) al recht heeft op een WIA- of WAO-uitkering. b. De pensioenopbouw wordt niet voortgezet als de deelnemer op ingangsdatum van de verzekering door ziekte of ongeval zijn/haar normale werk niet of niet volledig kan doen en aansluitend recht krijgt op een WIA-uitkering. c. De hiervoor genoemde uitsluitingen vervallen zodra de deelnemer vier weken aaneengesloten geen recht heeft op een WIA- of WAO-uitkering respectievelijk zijn/haar normale werk volledig kan doen. d. Onder voorwaarden gelden de hiervoor genoemde uitsluitingen niet als de deelnemer bij een vorige pensioenuitvoerder al arbeidsongeschikt was en hij/zij in deze regeling bij het pensioenfonds de resterende arbeidscapaciteit benut. De voortgezette opbouw omvat dan de toename in de mate van arbeidsongeschiktheid. e. De (gewezen) deelnemer is verplicht bij arbeidsongeschiktheid er aan mee te werken dat de verzekeraar kan bepalen of er nog sprake is van arbeidsongeschiktheid en, zo ja, in welke mate. f. Als de normale pensioendatum van de deelnemer later ligt dan diens AOW-datum en de deelnemer is tot die datum arbeidsongeschikt geweest wordt de premievrije opbouw voortgezet tot de AOW datum. stelt de verzekeraar vanaf die AOW-datum vast in welke mate de deelnemer arbeidsongeschikt is. Als de deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum te vervroegen, vervalt de voortgezette opbouw op de vervroegde pensioendatum. Voor de deelnemers die vóór 1 januari 2009 ziek zijn geworden en onder de dekking van de WAO/WIA vallen, blijven de bepalingen van het pensioenreglement over pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid dat van toepassing was tot 1 januari 2009, van kracht. Recht op voortgezette pensioenopbouw is er ook als de deelnemer ziek is bij einde van het deelnemerschap en hij/zij aansluitend recht krijgt op een WIA-uitkering wegens 35% of meer arbeidsongeschiktheid. Artikel 17 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen 1. Onder beëindiging van de partnerrelatie wordt in dit pensioenreglement verstaan echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partners; beëindiging van het ongeregistreerd partnerschap door beëindiging van de gezamenlijke huishouding. Onder beëindiging van de partnerrelatie in de zin van dit pensioenreglement valt niet de situatie dat de partners aansluitend aan de ene vorm van de relatie - huwelijk, geregistreerd partnerschap of

ongeregistreerd partnerschap - met elkaar een andere van deze relatievormen aangaan. 2. Bij beëindiging van de partnerrelatie tijdens het deelnemerschap vervalt voor de gewezen partner de aanspraak op partnerpensioen. 3. Als de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt op de wijze zoals omschreven in lid 1, en bij het einde van het deelnemerschap ouderdomspensioen is geruild naar partnerpensioen (volgens artikel 12), wordt bij het overlijden van die gewezen deelnemer de gewezen partner als partner beschouwd. Hij/zij houdt dan recht op het partnerpensioen dat bij het einde van het deelnemerschap was vastgesteld. 4. De bepalingen in lid 2 en 3 zijn niet van toepassing als: de echtgenoten of de geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen; bij beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap de partners schriftelijk anders overeenkomen. Het pensioenfonds moet hiermee instemmen. 5. In geval van beëindiging van de partnerrelatie van een gewezen deelnemer wordt voor de verdubbeling van het wezenpensioen de gewezen partner die aanspraak heeft behouden op partnerpensioen, als partner beschouwd. Artikel 18 Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen 1. In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap, kan de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding (WVPS). (Pensioenverevening is niet aan de orde bij omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap of omgekeerd, en ook niet bij beëindiging van een ongeregistreerd partnerschap.) Er is geen recht op verevening als het bedrag van de verevening lager is dan de wettelijke grens. 2. De hoofdregel van de WVPS is dat het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerde partnerschap is opgebouwd, voor de helft toekomt aan de gewezen partner. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken. 3. Het recht op verevening kan alleen rechtstreeks bij het pensioenfonds geldend gemaakt worden als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij het pensioenfonds is ingediend. Dit moet gebeuren met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven. 4. Partijen kunnen op grond van artikel 5 van de WVPS er voor kiezen om het vereveningsrecht, samen met het partnerpensioen van de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner, om te zetten naar een eigen ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenote/echtgenoot of geregistreerde partner. Het pensioenfonds stelt bij deze conversie de eis dat de pensioendatum wordt bepaald volgens de regels van dit reglement; ook de overige regels van dit reglement moeten zoveel mogelijk worden gevolgd. Artikel 19 Pensionering 1. De pensioendatum is de 1 e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 67 jaar wordt. Voor het ouderdomspensioen dat is opgebouwd vóór 1 januari 2015 is de pensioendatum de 1 e van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 65 jaar wordt. Dit is niet het geval als hij/zij gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioendatum te verschuiven. 2. Als de (gewezen) deelnemer niet heeft laten weten dat hij/zij de pensioendatum wil verschuiven, zal het pensioenfonds hem/haar enkele maanden voor de pensioendatum hierover informeren. Artikel 20 Afkoop van kleine pensioenen

1. Het pensioenfonds heeft twee jaar na de beëindiging van het deelnemerschap, gedurende zes maanden, eenzijdig het recht tot afkoop van de pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioendatum jaarlijks lager is dan de wettelijke grens (in 2015 is dat 462,88 ouderdomspensioen). Bij een eventuele afkoop past het pensioenfonds sekseneutrale afkoopfactoren toe. De afkoopfactoren worden aangepast als er wijzigingen optreden in de uitgangspunten van het tarief die het pensioenfonds en de verzekeraar hebben afgesproken. 2. Na de periode van twee en een half jaar kan het pensioenfonds deze pensioenaanspraken uitsluitend afkopen, indien hiertoe toestemming is verkregen van de gewezen deelnemer en de hoogte van het ouderdomspensioen jaarlijks per 1 januari van dat jaar lager is dan de in het eerste lid genoemde wettelijke grens. 3. Indien de pensioendatum binnen de termijn van twee jaar valt, kan het pensioenfonds eenzijdig overgaan tot afkoop van de pensioenaanspraken op de pensioendatum, voor zover het ouderdomspensioen op jaarbasis de in het eerste lid genoemde wettelijke grens niet te boven gaat. 4. Het pensioenfonds heeft het eenzijdige recht om het partnerpensioen en eventuele andere pensioenrechten, binnen zes maanden na de ingangsdatum af te kopen, indien het partnerpensioen op jaarbasis de in het eerste lid genoemde wettelijke grens niet te boven gaat. 5. Het pensioenfonds heeft het eenzijdige recht om binnen zes maanden na de melding van de scheiding het bijzonder partnerpensioen af te kopen, indien het pensioen op jaarbasis de in het eerste lid genoemde wettelijke grens niet te boven gaat. 6. Als een deelnemer bij einde van het deelnemerschap er voor heeft gekozen om ouderdomspensioen te ruilen naar partnerpensioen (zie artikel 12), dan heeft het pensioenfonds bij einde van de partnerrelatie een vergelijkbaar recht tot afkoop van de aanspraken op partnerpensioen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de gewezen partner. Artikel 21 Verplichtingen van de deelnemer 1. De deelnemer moet de werkgever direct informeren over: huwelijk en echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed; het aangaan van een geregistreerd partnerschap en beëindiging van het geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of ontbinding van het geregistreerd partnerschap; de totstandkoming van een ongeregistreerd partnerschap en de beëindiging daarvan (zie lid 2 en 3 van dit artikel); het overlijden van de echtgenote/echtgenoot, de geregistreerde partner of de ongeregistreerde partner. 2. Als de deelnemer in aanmerking wil komen voor partnerpensioen voor de ongeregistreerde partner (met wie hij/zij een gezamenlijke huishouding voert), dan moet de deelnemer kunnen aantonen dat voldaan is aan de eisen die aan een partnerrelatie worden gesteld in dit pensioenreglement. Zie artikel 7 lid 1 onder c. - Een deelnemer (of de partner daarvan) die minimaal vijf jaar een gezamenlijke huishouding voert op eenzelfde adres, moet dit kunnen aantonen met uittreksels uit de gemeentelijke basisadministratie. Als dat niet mogelijk is, dan kunnen ook andere bewijsstukken geaccepteerd worden. De verzekeraar beoordeelt dit bij het overlijden of bij een eerder einde van de partnerrelatie. - Een deelnemer (of de partner daarvan) die een notariële samenlevingsovereenkomst heeft, moet kunnen aantonen dat sprake is van minimaal een half jaar samenwonen op eenzelfde adres. Hiervoor geldt hetzelfde als hiervoor is weergegeven, of het moet blijken uit de notariële samenlevingsovereenkomst. Verder moet de samenlevingsovereenkomst in ieder geval de volgende gegevens bevatten: de naam en geboortedatum en burgerlijke staat van de deelnemer