WATERWET Ontwerpbeschikking

Vergelijkbare documenten
Waterwet. Beschikking

De maaiveldhoogte is ca. NAP +0,5 m. In tabel 1 is een globale schematisatie van de bodemopbouw gegeven.

WATERWET Ontwerpbeschikking

Waterwet. Ontwerpbeschikking Waterwet

WATERWET Ontwerpbeschikking

WATERWET Beschikking

VERGUNNING VOOR GRONDWATERONTTREKKING OP GROND VAN DE WATERWET

Effectenstudie. Onderwerp: WKO woontoren HAUT te Amsterdam Datum: Referentie: 16BB128

WATERWET Ontwerpbeschikking

Effectenstudie. Onderwerp: Bodemenergiesysteem Hudson Bay Amstelveen Datum: Referentie: 16BB161

(ONTWERP) VERGUNNING VOOR GRONDWATERONTTREKKING OP GROND VAN DE WATERWET

Notitie. 1. Inleiding

Waterwet. Beschikking Waterwet

Waterwet. Beschikking

Besluit Watervergunning

Waterwet. Ontwerpbeschikking

Effectenstudie bodemenergiesysteem

Effectenstudie bodemenergiesysteem

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Waterwet. Beschikking

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Dienst Water en Milieu

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

BESLUIT ALS BEDOELD IN ARTIKEL

Open en gesloten WKO systemen. Open systemen

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

BESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN DRENTHE INZAKE VERGUNNING OP BASIS VAN DE WATERWET

omgevingsdienst HAAGLANDEN

DNB Cashcentrum Zeist Effectenstudie open bodemenergiesysteem

De duiker bevindt zich globaal op de volgende coördinaten: X = en Y =

1 Inleiding en projectinformatie

MS_0100_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken. Quartair Aquifersysteem Maassysteem Maas.

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Het centrum van het bouwrijp te maken gebied ligt op de coördinaten: X = , Y =

omgevingsdienst HAAGLANDEN

DNB Cashcentrum Zeist Geohydrologisch vooronderzoek bodemenergie

Effectenstudie open bodemenergiesysteem. G-pier op Schiphol

Waterwet. Beschikking

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Ontwerp besluit ingevolge de Grondwaterwet / Verordening Waterhuishouding Limburg 1997

Berekening van effecten voor WKO systemen tot 50 m³/uur. Begeleidingscommissie BUM Bodemenergie provincies 17 Januari 2012

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Ontwerpbeschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Energieopslag De Monnikenberg te Hilversum

Besluit Watervergunning

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

CVS_0400_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

CVS_0160_GWL_1. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

Besluit Watervergunning

BESLUIT WATERWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

KPS_0120_GWL_2. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

omgevingsdienst HAAGLANDEN

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = en Y =

Projectnummer: D Opgesteld door: Ons kenmerk: Kopieën aan: Kernteam

Beschikking van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord Brabant

Schiphol Nederland b.v. De heer B.E. Harder Postbus ZG Schiphol. Betreft: Besluit Waterwet wijziging vergunning Terminal 3 PNH1606

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

ENZA Zaden Enkhuizen. Effectenstudie open bodemenergiesysteem

voor het onttrekken van grondwater op de locatie Eerste Helmersstraat 130 in Amsterdam.

Besluit Watervergunning

:Bodemenergiesysteem aan Laan van Schuylenburch 10, 7064AL Silvolde Verlenen/weigeren : verlenen vergunning

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Besluit Watervergunning

Vergunningverlening. Besluit

De globale locatie van het energieopslagsysteem is ca. X = en Y =

WKO-coach Drenthe Kansen gemeente Westerveld in beeld. Rutger Wierikx IF Technology 9 februari 2012

Besluit ingevolge de Grondwaterwet / Verordening Waterhuishouding Limburg 1997

omgevingsdienst HAAGLANDEN

SS_1300_GWL_4. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. Karakteristieken

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Energieopslag First te Rotterdam

ONTWERPBESLUIT VASTSTELLING ERNST EN SPOEDEISENDHEID VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT WATERWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

1.2 Adres van de initiatiefnemer Naam bedrijf/instelling: Geomec4p realisatie en exploitatie bv Rietgorsweg 6, 3356 LJ Papendrecht

Vaanster XII B.V. de heer H. Krebbers Rembrandtlaan AC Bilthoven. Betreft: Besluit Waterwet bodemenergiesysteem, Hudson Bay PNH1647

Het centrum van het gebied is gelegen op de coördinaten: X = en Y =

Deze bodemsanering is uitgevoerd op de locatie kadastraal bekend als: Kadastrale gemeente Sectie Nummer De Bilt D 7723

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

{ PRINT "&l0s \* MERGEFORMAT } Dienst Water en Milieu

BESLUIT WATERWET VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Voor het onttrekken van grondwater tijdens funderingsherstel ter hoogte van De Lairessestraat 15 in Amsterdam.

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

SS_1300_GWL_3. Stroomgebiedbeheerplan - informatie per grondwaterlichaam. aquiferkenmerken. Sokkel+Krijt Aquifersysteem (depressietrechter)

Besluit Intrekking Watervergunning

Deze toelichting op de meldingenprocedure bestaat uit twee delen:

: Bodemenergiesysteem aan de Batavierenweg 25 te Arnhem, 6841 HN Arnhem Verlenen/weigeren : verlenen vergunning

WET ALGEMENE BEPALINGEN OMGEVINGSRECHT BESLUIT Ambtshalve wijziging vergunning (artikel 2.31 lid 2b Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

omgevingsdienst HAAGLANDEN

Transcriptie:

Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99 Fax 038 425 48 88 www.overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle 3973 41 121 1/16 Inlichtingen bij Huub Verresen tel 038 499 76 36 fax 038 425 75 00 HMG.Verresen@overijssel.nl Zaaknummer Z-WATER_AWB-2011-003673 09-05-2011 WATERWET Ontwerpbeschikking Aanvrager Adviseur van de aanvrager Onderwerp Woningstichting SWZ t.a.v. dhr. D. Wierstra Postbus 40040 8004 DA Zwolle Telefoon: 038-4680123 IF Technology ter attentie van mevr. L.A. Kuil 6824 BE Arnhem Telefoon: 038-4680123 Waterwet; verlening van een vergunning aan Woningstichting SWZ, Lijnbaan 6 te Zwolle. Kadastraal bekend Gemeente Zwolle, Sectie E, nummer 5001 X-/Coördinaten X: 202365, Y: 502925 Doel Onttrekking en retournering van grondwater ten behoeve van koeling en/of verwarming van een appartementencomplex aan de Lijnbaan 6 te Zwolle Hoeveelheid 228500 m 3 Onderbouwing Energieopslag Ahoed te Zwolle. Effectenstudie grondwatersysteem. kenmerk 24.325/60474/PW, 4 mei 2011. IF Technology. Datum ontvangst 9-5-2011 provincie 2011/0090827 aanvraag Datum verzoek provincie aanvulling aanvraag Datum ontvangst aanvulling aanvraag provincie Bijlagen Datum verzending

De aanvraag Op 9 mei 2011 hebben wij een aanvraag om vergunning voor het onttrekken en infiltreren van grondwater ontvangen van Woningstichting SWZ. De aanvraag betreft het voornemen om een energieopslagsysteem toe te passen op de locatie Lijnbaan 6 te Zwolle. In deze beschikking geven wij ons besluit met de daaraan verbonden voorschriften en onze overwegingen. Het besluit Gelet op het bepaalde in de Waterwet, de Provinciewet, de Algemene wet bestuursrecht, en de Omgevingsverordening Overijssel 2009, hebben wij op uw aanvraag besloten: 2/16 I. a. II. b. c. d. aan Woningstichting SWZ vergunning te verlenen voor het onttrekken en/of infiltreren van maximaal: 55 m 3 grondwater per uur; 1.320 m 3 grondwater per dag; 40.920 m 3 grondwater per maand; 228.500 m 3 grondwater per jaar. de vergunning te verlenen voor onbepaalde tijd. de vergunning te verlenen voor de locatie, die kadastraal bekend staat als Gemeente Zwolle, Sectie E, nummer 5001. dat het grondwater mag worden onttrokken en geïnfiltreerd voor het koelen en verwarmen van het appartementencomplex; aan deze beschikking de voorschriften te verbinden die in bijlage 1 vermeld zijn. Overwegingen De overwegingen die tot dit besluit met de daaraan verbonden voorschriften hebben geleid, zijn gebaseerd op het bij de aanvraag behorende rapport Energieopslag Ahoed te Zwolle. Effectenstudie grondwatersysteem. kenmerk 24.325/60474/PW, 4 mei 2011. IF Technology. De overwegingen zijn beschreven in bijlage 2 van deze beschikking. Procedure De aanvraag is behandeld volgens afdeling 3.4 (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) van de Algemene wet bestuursrecht. Deze procedure is beschreven in bijlage 3 van deze beschikking. Hierin staat onder meer beschreven welke wettelijke adviseurs zijn geraadpleegd, de procedures ten aanzien van de terinzagelegging, de mogelijkheid van een hoorzitting en het indienen van zienswijzen of het instellen van beroep. GS., Bijlagen: 1 a 1 b 1 c Voorschriften; Parameters uitgebreide analyse grondwatermonsters; Parameters verkorte analyse grondwatermonsters; 2 Overwegingen 3 Procedure

VOORSCHRIFTEN BIJLAGE 1a Ontwerp en aanleg van het systeem 3/16 Voorschrift 1. a. De inrichting mag uit niet meer dan 2 bronnen bestaan. De bronnen dienen geplaatst te worden op de locaties zoals aangegeven in het onderbouwende rapport. b. Het grondwater mag op een diepte tot 78 meter beneden maaiveld aan de bodem worden onttrokken en geretourneerd. De filters van de koude bron mogen worden geplaatst in het traject tussen 25 en 78 m-mv. De filters van de warme bron mogen worden geplaatst in het traject tussen 25 en 78 m-mv. c. Op verzoek van de vergunninghouder kan door Gedeputeerde Staten van Overijssel toestemming verleend worden om af te wijken van voorschrift a. en b. Voorwaarde hierbij is dat door de afwijking geen schade ontstaat aan andere, bij het grondwater betrokken, belangen. d. De bronnen moeten worden aangelegd volgens NEN 5119, of een opvolger van deze norm. Er moet een gedetailleerde boorbeschrijving bijgehouden worden (ten minste één beschrijving per geboorde meter). Een afschrift van de boorbeschrijving moet worden toegezonden aan TNO Bouw en Ondergrond 1 en Gedeputeerde Staten van Overijssel. De doorboorde scheidende lagen moeten worden afgedicht met zwelklei. e. In het boorgat voor de bronnen of in aparte boorgaten nabij de bronnen moeten ter hoogte van het filtertraject peilfilters worden geplaatst die geschikt zijn voor monstername van het grondwater in het bepompte watervoerend pakket. f. Tijdens de aanleg van de bronnen moeten maatregelen worden genomen ter voorkoming van het vrijkomen van verontreinigd grondwater. Het voorstel voor de te nemen maatregelen moet tenminste 4 weken voor de start van de boorwerkzaamheden ter goedkeuring aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel worden toegezonden. De maatregelen zullen mede worden beoordeeld door de Gemeente Zwolle. g. Tenminste 2 weken voor de start van de werkzaamheden met betrekking tot de boring moet dit per mail worden gemeld aan Gedeputeerde Staten van Overijssel via meldpunt@overijssel.nl ter attentie van de toezichthouder grondwaterbescherming. h. Bij de inrichting moet een (eventueel digitaal) logboek aanwezig zijn waarin wijzigingen aan de installatie en de in deze voorschriften genoemde gegevens worden bijgehouden. i. De vergunninghouder draagt er zorg voor dat de vergunning of een afschrift daarvan berust bij diegene die binnen het bedrijf verantwoordelijk is voor de onttrekking. Op verzoek van een controlerende ambtenaar moet deze persoon de vergunning, het logboek en de in de voorschriften genoemde ijkingen en analyseresultaten kunnen overleggen. Meten en vastleggen van de onttrokken hoeveelheid grondwater Voorschrift 2. a. De onttrokken hoeveelheid grondwater wordt (op een directe of indirecte manier) zo gemeten dat het meetresultaat in enige maand niet meer dan vijf procent afwijkt van de werkelijk onttrokken hoeveelheid. b. De meetinstrumenten voor het meten van de onttrokken hoeveelheid worden op een goed toegankelijke plaats geïnstalleerd, zodanig dat ze goed afleesbaar zijn. c. De vergunninghouder zorgt ervoor dat de meetinstrumenten vóór aanvang van de onttrekking/retournering zijn geijkt. De vergunninghouder zorgt vervolgens voor de instandhouding en goede werking van de instrumenten, zodanig dat de volgens 1 TNO Bouw en Ondergrond, afdeling Grondwater, ter attentie van de heer Ottema, Postbus 80015, 3508 TA Utrecht.

4/16 voorschrift a. vereiste nauwkeurigheid gewaarborgd blijft. De meetinstrumenten worden daartoe eens per jaar opnieuw gekalibreerd. Bij gebruik van elektromagnetische flowmeter(s) kan volstaan worden met kalibratie eens in de 10 jaar, mits evaluatie om de 5 jaar positief is. Het resultaat van de verrichte controles wordt, onder vermelding van de datum, in het logboek vermeld. d. De onder voorschrift a. genoemde meetresultaten worden maandelijks geregistreerd op een meetstaat. Bij vervanging van een meetinstrument wordt zowel de eindstand van het oude meetinstrument als de beginstand van het nieuwe meetinstrument geregistreerd. Op de meetstaat wordt, onder opgave van de datum, eveneens melding gemaakt van voorvallen die van invloed kunnen zijn op de meting. De meetstaten worden minstens vijf jaar voor Gedeputeerde Staten van Overijssel beschikbaar gehouden. e. Jaarlijks wordt in de maand januari een registratieformulier met de in het voorgaande jaar maandelijks onttrokken hoeveelheid grondwater ingevuld en aan Gedeputeerde Staten van Overijssel toegezonden. Na beëindiging van de onttrekking moet binnen een maand worden opgegeven hoeveel grondwater per kwartaal tot aan de beëindiging is onttrokken. Kwaliteit van het grondwater en het te retourneren water Voorschrift 3. a. Aan het te retourneren water mogen geen stoffen worden toegevoegd. De concentratie van stoffen mag, in vergelijking met het opgepompte water, niet door een bewerking zijn toegenomen. b. Voorafgaand aan de ingebruikname van het energieopslagsysteem moet het grondwater in beide bronfilters worden bemonsterd. De vergunninghouder is verplicht de monsters te analyseren op de parameters zoals aangegeven in bijlage 1b van deze beschikking. Het analyserapport wordt tenminste vier weken voorafgaand aan de ingebruikname van de inrichting toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. c. Vervolgens moet na ingebruikname van het KWO systeem één keer per jaar een monster genomen worden van het water in het koude filter. Indien de meetwaarden van de parameters van de eerste twee jaar overeenkomen met de waarden uit de referentiemeting, mag in dit specifieke geval de meetfrequentie, na goedkeuring door of namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, worden verlaagd tot één keer per drie jaar. De vergunninghouder is verplicht het genoemde monster te analyseren op de parameters zoals aangegeven in bijlage 1c van deze beschikking en daarnaast op milieuvreemde stoffen die, gelet op het energie-opslagproces, in het te infiltreren water terecht kunnen zijn gekomen. d. Als de vergunninghouder constateert of het vermoeden heeft dat de kwaliteit, behoudens de temperatuur, van het te infiltreren grondwater verschilt van het onttrokken grondwater moet hij de infiltratie direct staken. Van het staken van de infiltratie moet de vergunninghouder de Gedeputeerde Staten van Overijssel op de hoogte stellen. Verdere verontreiniging van het ontvangende grondwater dient te worden voorkomen en een eventueel al veroorzaakte verontreiniging dient te worden gesaneerd. e. Als een voorval zoals bedoeld in voorschrift 3.d. zich voordoet, moet de vergunninghouder onmiddellijk een onderzoek verrichten conform voorschrift 3.b. Voorkomen en signaleren van lekkage Voorschrift 4. a. Het grondwatercircuit moet fysiek volledig gescheiden zijn van het gebouwcircuit. Bij gebruik van vloeistoffen in het gebouwcircuit, anders dan leidingwater zonder toevoegingen, moet een dubbelwandige warmtewisselaar worden gebruikt voor de scheiding met het grondwatercircuit. b. Het systeem moet op zodanige wijze worden uitgevoerd dat vloeistof uit het

gebouwcircuit niet in de bodem terecht kan komen en voorzien worden van een controlesysteem waarmee lekkage geconstateerd kan worden. c. In het gehele grondwatercircuit moet een zodanige overdruk gehandhaafd worden dat stoffen van buiten dit grondwatercircuit niet kunnen binnendringen. d. Het grondwatercircuit moet zodanig worden uitgevoerd dat geen beluchting kan optreden. e. Één keer per jaar moet op lekkages gecontroleerd worden door het systeem (inclusief de leidingen) grondwaterzijdig af te persen. Geconstateerde gebreken moeten worden hersteld, voordat de warmtewisselaar weer in gebruik wordt genomen. Verrichte controles worden geregistreerd in het logboek. Temperatuur van het te retourneren water en de energiebalans 5/16 Voorschrift 5. a. De temperatuur van het te retourneren water mag niet hoger zijn dan 25 C. b. De hoeveelheid energie die wordt onttrokken en/of geïnfiltreerd wordt automatisch geregistreerd en tenminste dagelijks vastgelegd. c. Na afloop van elk jaar wordt de hoeveelheid in de bodem gebrachte energie (warmte) en uit de bodem onttrokken energie (koude) bepaald. Deze hoeveelheden worden gelijktijdig met het registratieformulier (voorschrift 2.e.) toegestuurd aan de Gedeputeerde Staten van Overijssel. d. In een aaneengesloten periode van vijf jaar dient de cumulatieve balans van de totale hoeveelheid in de bodem gebrachte energie en onttrokken energie minimaal eenmaal gelijk aan 0 (nul) te zijn. Regeneratie van de bronnen Voorschrift 6. a. Het onderhoud aan de putten moet zoveel mogelijk mechanisch uitgevoerd worden. Chemische regeneratie is alleen toegestaan wanneer vooraf goedkeuring is verleend door Gedeputeerde Staten van Overijssel. Chemische regeneratie moet zodanig worden uitgevoerd dat er geen restverontreiniging achterblijft in de bodem. Het water dat wordt opgepompt tijdens het chemisch regenereren, mag niet worden geretourneerd in de bodem. Evaluatie van energieopslagsystemen Voorschrift 7. a. De vergunninghouder moet vijf jaar na ingebruikname van de inrichting en daarna eens per vijf jaar een evaluatie verrichten. Doel van deze evaluatie is inzicht te krijgen in de effecten van het energieopslagsysteem op andere belangen en in de chemische en thermische gevolgen voor de bodem. b. In de evaluatie moet minimaal aandacht worden besteed aan: de maandelijkse hoeveelheid onttrokken en geretourneerd water; de per maand gemiddelde temperatuur van het onttrokken en geretourneerde water; een overzicht van de maandelijks in de bodem opgeslagen en uit de bodem onttrokken hoeveelheid energie; een berekening van de energiebalans per zomer- en winterseizoen van de afgelopen periode en de procentuele afwijking van de eindbalans; alle analyseresultaten van de monstername van grondwater; een overzicht van alle opgetreden calamiteiten, een toelichting op de oorzaak hiervan, de genomen maatregelen en de effecten van de genomen maatregelen; een evaluatie van de thermische en chemische effecten van de onttrekking en

retournering en de gevolgen voor andere, bij het grondwater, betrokken belangen. c. Binnen een half jaar na het verstrijken van de vijfjaarlijkse periodes wordt het evaluatierapport toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. Beëindiging van de onttrekking/retournering 6/16 Voorschrift 8. a. Beëindiging van de onttrekking en retournering moet tenminste twee maanden voor de beëindiging aan Gedeputeerde Staten van Overijssel worden gemeld. b. Bij beëindiging van de onttrekking en infiltratie moet de vergunninghouder een onderzoek naar de grondwaterkwaliteit verrichten conform voorschrift 3.b. Binnen een maand na beëindiging van de winning moeten de resultaten van het onderzoek aan Gedeputeerde Staten van Overijssel worden toegestuurd. Indien uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat de bodem- en/of de grondwaterkwaliteit tot boven de wettelijke normen negatief is beïnvloed, dient deze verandering ongedaan te worden gemaakt. Het saneringsplan dient te worden goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Overijssel. c. Bij beëindiging van de winning moet de vergunninghouder een evaluatie verrichten conform voorschrift 7.a. en 7.b. Het evaluatierapport wordt binnen een half jaar na beëindiging van de winning toegezonden aan Gedeputeerde Staten van Overijssel. d. Na beëindiging van de onttrekking moeten de weerstandbiedende lagen in overeenstemming met het bepaalde in de Omgevingsverordening Overijssel 2009 of opvolgende regelingen worden hersteld.

PARAMETERS UITGEBREIDE ANALYSE GRONDWATERMONSTERS BIJLAGE 1b Parameter Eenheid Parameter Eenheid Algemene parameters Zware Metalen Elektrisch geleidingsvermogen (EC) Ms/m Arseen (As) μg/l Kleur (455 nm) mg/l Cadmium (Cd) μg/l Watertemperatuur oc Chroom (Cr) μg/l Zuurstof (O2) mg/l Koper (Cu) μg/l Zuurgraad ph Kwik (Hg) μg/l Lood (Pb) μg/l 7/16 Anorganische parameters Nikkel (Ni) μg/l Anionen Meq/l Zink (Zn) μg/l Kationen Meq/l Ionenbalans % Organische parameters Ammonium (NH4) mg/l Dissolved organic carbon (DOC) μg/l Chloride (Cl) Nitraat (NO3) Nitriet (NO2 ) Sulfaat (SO4) Totaal fosfaat (PO4) Waterstofcarbonaat (HCO3) Calcium (Ca) Natrium (Na) Kalium (K) Silicium (Si) Magnesium (Mg) Aluminium (Al) IJzer (Fe) Mangaan (Mn) mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l μg/l mg/l mg/l

PARAMETERS VERKORTE ANALYSE GRONDWATERMONSTERS BIJLAGE 1c Algemene parameters Zuurstof O2 mg/l Zuurgraad Ph Elek. Gel. Vermogen Ms/m Watertemperatuur C Anorganische macroparameters 8/16 Waterstofcarbonaat HCO3 mg/l Chloride Cl mg/l Sulfaat SO4 mg/l Natrium Na mg/l Kalium K mg/l Calcium Ca mg/l Magnesium Mg mg/l Ammonium NH4 mg/l Nitraat NO3 mg/l Anorganische microparameters IJzer Fe mg/l Mangaan Mn mg/l Aluminium Al μg/l

OVERWEGINGEN BIJLAGE 2 1. Inleiding Aan deze beschikking met bijbehorende voorschriften liggen een aantal overwegingen ten grondslag. Deze overwegingen zijn gebaseerd op het bij de aanvraag behorende rapport Energieopslag Ahoed te Zwolle. Effectenstudie grondwatersysteem. kenmerk 24.325/60474/PW, 4 mei 2011. IF Technology. Dit rapport is de onderbouwing van, toelichting bij en onderdeel van de aanvraag. 2. De aanvraag De Woningstichting SWZ te Zwolle is voornemens bij het appartementencomplex aan de Lijnbaan 6 gebruik te maken van grondwater voor de koeling en verwarming van het gebouw. 9/16 Voor de energievoorziening zal gebruik gemaakt gaan worden van een duurzaam energieopslagsysteem volgens het principe van koude- en warmteopslag. In de winter zal grondwater onttrokken worden vanuit de warme bron en, na afgifte van de warmte, met een lagere temperatuur via de koude bron in het watervoerende pakket geretourneerd worden. In de zomer zal grondwater onttrokken worden vanuit de koude bron en, na afgifte van de koude, met een hogere temperatuur via de warme bron in het watervoerende pakket geretourneerd worden. Door het toepassen van dit duurzame energiesysteem wordt in vergelijking met conventionele koeling en verwarming een besparing gerealiseerd op het gebruik van elektriciteit en gas. Volgens berekeningen wordt een besparing voor verwarming en koeling samen van totaal 56 % gerealiseerd. De reductie van het energieverbruik heeft een vermindering van uitstoot van 60 ton koolstofdioxide (CO 2 ) en 80 kg Stikstofoxide (NOx) op jaarbasis tot gevolg. 3. Systeembeschrijving Voor de verwarming en koeling wordt gebruik gemaakt van een doublet systeem bestaande uit 1 warme bron en 1 koude bron, met een onderlinge afstand van circa 90 meter. De filters zullen worden geplaatst in het eerste watervoerende pakket in het traject tussen 25 en 78 m-mv. Omdat er op locatie naar verwachting een redox-grens aanwezig is (tussen 10 en 15 meter beneden maaiveld) worden de bronfilters zo diep mogelijk in het watervoerende pakket geplaatst. De effectieve filterlengte van zowel het koude filter als het warme filter bedraagt minimaal 30 meter. De plaats en maximale diepte van de bronfilters zijn vastgelegd in voorschrift 1.a. en b. van deze beschikking. De vergunninghouder kan echter een verzoek doen om het ontwerp van het systeem aan te mogen passen. In het veld kan blijken dat het plaatsen van een bron op deze locatie of diepte praktisch gezien toch niet mogelijk is. Ook kan de bron verstopt raken en op een andere locatie vervangen moeten worden. Gedeputeerde Staten van Overijssel zullen dan instemmen met een afwijking van voorschrift 1.a. en 1.b., mits de aanpassing van het ontwerp geen gevolgen heeft voor de bij het grondwater betrokken belangen. Het systeem is gedimensioneerd op een gemiddeld debiet van 75.500 m 3 zowel in de winter- als in de zomerperiode. Op het formulier van de vergunningsaanvraag zijn hogere waterhoeveelheden opgegeven. Deze grotere hoeveelheden kunnen voorkomen in de eerste paar jaar van de energieopslag. De bodem rond de bronnen is dan nog niet voldoende afgekoeld c.q. opgewarmd, zodat meer grondwater moet worden verplaatst om een bepaalde hoeveelheid koeling of verwarming te leveren. Ook tijdens extreme klimatologische omstandigheden (zoals strenge winters en hete zomers) kan door een tijdelijk grotere energievraag meer grondwater worden verplaatst dan gemiddeld. Het jaarlijkse waterbezwaar bedraagt gemiddeld 151.000 m 3 en maximaal 226.500 m 3. In de winterperiode wordt grondwater onttrokken uit het warme filter, gebruikt voor verwarming van het pand en met een temperatuur van gemiddeld 9,5 C teruggebracht in de bodem via het koude filter. Het waterbezwaar in de winterperiode bedraagt gemiddeld 75.500 m 3. Het maximale debiet bedraagt 113.250 m 3. In de zomerperiode wordt grondwater onttrokken uit het koude filter, gebruikt voor koeling van

het pand en via het warme filter weer in de bodem teruggebracht met een temperatuur van gemiddeld 12,5 C. Het waterbezwaar in de zomerperiode bedraagt ook gemiddeld 75.500 m 3 en maximaal 113.250 m 3. Jaarlijks wordt op deze manier circa 265 MWh th energie in de bodem gebracht en uit de bodem onttrokken. 3.1. Bodemopbouw Het maaiveld bevindt zich ter plaatse op circa 2 meter boven NAP. De bodem is opgebouwd uit goed- en slechtdoorlatende lagen. De bodemopbouw in de directe omgeving van de locatie is beschreven op basis van de volgende gegevens: De Grondwaterkaart van Nederland; Regionaal Geohydrologisch Informatie Systeem (REGIS); boorbeschrijvingen uit het archief van TNO Bouw en Ondergrond via DINOLoket; informatie afkomstig van energieopslagsystemen in de omgeving en het boorarchief van AquaNed. In onderstaande tabel is de schematisatie van de bodemopbouw weergegeven. 10/16 Geohydrologische schematisatie diepte [m-mv] Lithologie geohydrologie doorlaatvermogen [m 2 /d] of weerstand [d] 0 4 fijn zand met een klei laagje deklaag 50 d rond 2 á 3 m 4-78 voornamelijk grof zand, grind-houdend (gestuwd) 1 e watervoerende pakket 2.430 m 2 /d 78-110 klei, leem, slibhoudend zand 1 e scheidende laag 1.500 d 3.2. Grond- en oppervlaktewater Grondwater De lokale grondwaterstroming is naar verwachting noordwestelijk gericht en heeft een lage stroomsnelheid van circa 0-5 m jaar meter per jaar. De gemiddelde stijghoogte van het eerste watervoerende pakket waarin het energieopslagsysteem zal worden toegepast bedraagt circa 2,5 m - mv meter beneden NAP. Grondwatertemperatuur De natuurlijke temperatuur van het grondwater bedraagt circa 11 C. Zoet-zout grensvlak De grens tussen zoet en brak grondwater bevindt zich volgens de Grondwaterkaart op een diepte van circa 100-200 m-mv meter beneden NAP. Redox Uit waterkwaliteitsmetingen in een straal van 1.000 m rondom de projectlocatie blijkt dat een redoxgrens zich bevindt tussen de 10 en 15 m-mv. Oppervlaktewater Ruim 120 m ten oosten en 360 m ten noordnoordoosten van de projectlocatie bevindt zich de grachtengordel van Zwolle en het Zwarte Water. Doordat de gracht en het Zwarte Water een lage uittreedweerstand hebben zullen de grondwaterstandveranderingen ten gevolge van de energieopslag worden gedempt. 4. Effecten van het systeem 4.1. Hydrologisch Voor de bepaling van de hydrologische effecten is gebruik gemaakt van de berekeningen met het grondwatermodel MLU.

4.1.1 Schematisatie De schematisatie voor het grondwatermodel is gebaseerd op de eerder beschreven bodemopbouw. 11/16 Diepte toelichting Doorlaatvermogen [m2/d] Weerstand [d] [m-mv] 2,8 bovenrand - 500 2,8-3 fictief freatisch watervoerend pakket 0,7-3-4 deklaag - 5 4-25 deel 1e watervoerende pakket boven 630 - bronfilter 25-25 fictieve scheidende laag - 3,4 25-55 deellaag 1e watervoerende pakket 900 - (opslagpakket) 55-55 fictieve scheidende laag - 4 55-78 deel 1e watervoerende pakket onder 900 - bronfilter >78 hydrologische basis - 4.1.2 Effecten Uitgangspunten Deklaag De grondwaterstandveranderingen in de deklaag zijn berekend door voor het fictief freatisch watervoerende pakket een doorlaatvermogen van 0,7 m^/d in te voeren. Het doorlaatvermogen is gelijk aan het geschatte doorlaatvermogen in de deklaag. Eerste watervoerende pakket Omdat de filters van de bronnen slechts een gedeelte van het watervoerende pakket beslaan, is het pakket met behulp van fictieve scheidende lagen in een aantal sublagen onderverdeeld. Door het onderverdelen van het eerste watervoerende pakket in een aantal sublagen moet per sublaag een doorlaatvermogen worden ingevoerd. Deze is bepaald door de gemiddelde doorlatendheid van het totale watervoerende pakket te vermenigvuldigen met de dikte van de sublaag. De weerstanden van de fictieve scheidende lagen zijn berekend met de formule: weerstand = D/kv, waarbij D de som is van de helft van de dikten van de boven- en onderliggende lagen en kv de verticale doorlatendheid. De verticale doorlatendheid in het eerste watervoerende pakket bedraagt circa 25 % van de horizontale doorlatendheid. In de omgeving van de locatie is oppervlaktewater aanwezig. In het grondwatermodel is een bovenrand gedefinieerd met een drainageweerstand van 500 d. Uitkomsten In de onderstaande tabel zijn stijghoogte- en grondwaterstandveranderingen en de grootte van de invloedsgebieden in de wintersituatie weergegeven. De contouren van de maatgevende verlaqingslijnen (0,05 m) zijn weergegeven in figuur 4.1 en 4.2 in de effectenstudie. Watervoerende laag Eenheid Grondwaterstand- / Stijghoogteveranderingen Grootte invloedsgebied Freatisch m 0,09 1 e watervoerende pakket m 1,26 120 Deklaag m 100 In de zomer- en wintersituatie zijn de grondwater- en stijghoogteveranderingen even groot, maar tegengesteld.

4.2. Hydrothermisch Voor de bepaling van de hydrothermische effecten is gebruik gemaakt van de berekeningen met het model HstWin-2D. Uitgangspunten De randvoorwaarden in het HstWin-2D-model zijn gebaseerd op de geohydrologische beschrijving in hoofdstuk 3. HstWin-2D simuleert de grondwaterstroming en het warmtetransport in één laag. De dikte van deze laag is gelijk gekozen aan de lengte van het filtertraject (worstcase, berekend op 30 m). In deze berekening Is het watervoerende pakket als afgesloten beschouwd (geen verticale voeding). Wel vindt warmte-uitwisseling met boven- en onderliggende lagen plaats door middel van geleiding. 12/16 In onderstaande tabellen zijn de belangrijkste geohydrologische en geothermische invoerparameters opgenomen die bij de berekeningen zijn gebruikt. laagnaam dikte[m] horizontale verhang warmte- volumetrische doorlatend [ ] geleidings- warmtecapaciteit heid [m/d] coëfficiënt [MJ/(m 3 K)] [W/(mK)] geleidende toplaag - - - 2,4 2,5 opslagpakket 30 30 0,005 2,4 2,5 geleidende onderlaag - - - 1,7 2,5 seizoen bedrijfstoestand onttrekken infiltreren Waterhoeveel- Infiltratieuit in Heid [m3/jaar] temperatuur [ C] winter warmtelevering W K 113.250 9,5 lente rust - - - - zomer koudelevering K W 113.250 12,5 herfst rust - - - - Uitkomsten De koude bel is gedefinieerd als het gebied waarbinnen de grondwatertemperatuur in het opslagpakket minimaal 0,5 C lager is dan de natuurlijke grondwatertemperatuur. De warme bel is gedefinieerd als het gebied waarbinnen de grondwatertemperatuur in het opslagpakket minimaal 0,5 C hoger is dan de natuurlijke grondwatertemperatuur. De natuurlijke grondwatertemperatuur van het opslagpakket bedraagt 11 C. Na 20 jaar is een temperatuurverandering van 0,5 C in het opslagpakket mogelijk tot maximaal 60 m vanaf de bronnen. Dit is in figuur 5.1 van de effectenstudie weergegeven. Het gehanteerde contourinterval is 0,5 C. 5. Invloed op bij het grondwater betrokken belangen De berekende verlagingen en verplaatsingen van het grondwater kunnen gevolgen hebben voor andere, bij het grondwater betrokken belangen. Voor de volgende belangen wordt een overweging gegeven: - Verontreinigingen; - Natuurgebieden; - Landbouwgebieden; - Bouwwerken; - Overige grondwateronttrekkingen; - Archeologische monumenten; - Grondwaterkwaliteit. Het gebied waarbinnen deze belangen mogelijk kunnen spelen en worden beoordeeld in het hydrologische en hydrothermische invloedsgebied. Deze gebieden worden respectievelijk bepaald door de 5-cm verlagings- en of verhogingslijn in het freatische pakket en door de 0,5 C verlagings- en verhogingslijn. Voor de bovengenoemde belangen wordt vastgesteld of deze

voorkomen in dit gebied en in welke mate er sprake is van beïnvloeding, of dit toelaatbaar is en welke maatregelen eventueel noodzakelijk zijn om deze bezwaren te ondervangen, hetzij een belemmering zijn voor het realiseren van het KWO-systeem. De effectgebieden zijn weergegeven in de figuren in bijlage 4.1 en 5.1 van de effectenstudie. 5.1. Verontreinigingen Grondwaterverontreinigingen kunnen door onttrekkingen aangetrokken of verplaatst worden, waardoor de verontreiniging over een groter gebied verspreid wordt. 13/16 Ten behoeve van de vergunningaanvraag is contact gelegd met de gemeente Zwolle. Uit contact met de gemeente Zwolle en de provincie Overijssel op 20 april is gebleken dat ter plaatse van het projectgebied na sanering van grond en grondwater (periode 2007-2009) nog een restverontreiniging in het grondwater is achtergebleven. De restverontreiniging bevindt zich ondermeer ter plaatse van de voorgestelde positie van de koude bron. Het grondwater is daar tot minimaal 3,5 meter beneden maaiveld sterk verontreinigd met naftaleen en minerale olie. De gehalten overschrijden 4,5 maal de interventiewaarde (meest recente meting: september 2010). De gemeente venwacht dat de energieopslag geen nadelig effect heeft op de restverontreiniging in het grondwater. Daarom ziet de gemeente geen aanleiding om aanvullende monitoringseisen voor te stellen met betrekking tot de voorgenomen energieopslag. Wel geeft zij aan dat tijdens de aanleg van met name de koude bron aandacht dient te worden besteed aan de mogelijkheid van het vrijkomen van verontreinigd grondwater. Hiertoe is voorschrift 1f opgenomen 5.2. Natuurgebieden Verlaging of verhoging van de freatische grondwaterstand of wijziging van kwelstromen als gevolg van de werking van het KWO-systeem kan invloed hebben op de natuurwaarden. Natuurwaarden hebben bijzondere aandacht in de gebieden aangewezen voor de Ecologische Hoofdstructuur, Natura 2000-, en Vogel- en Habitatrichtlijn-gebieden. De projectlocatie ligt in de bebouwde kom. Daarom er is geen sprake van beïnvloeding van natuurgebieden 5.3. Landbouwgebieden Door verandering van de freatische grondwaterstand kan bij landbouwgebieden mogelijk opbrengstvermindering optreden. Of dit daadwerkelijk optreedt, is afhankelijk van het bodemtype en de grondwatertrap van het betreffende perceel, de periode van het jaar waarin bemalen wordt en de meteorologische omstandigheden. Binnen het invloedsgebied liggen geen landbouwgebieden. 5.4. Bouwwerken Een verlaging van de grondwaterstand in veen, klei of leemlagen kan in het algemeen zetting veroorzaken aan bebouwing. Indien de grondwaterstand in het verleden laag is geweest, zal de zetting al opgetreden zijn en zal de bodem niet verder inklinken. Bij infiltratie kan verhoging van de grondwaterstand in het algemeen ook leiden tot het onderlopen van bijvoorbeeld kelders. De mogelijke zetting van de bodem is berekend met de formule van Koppejan. Via deze methode wordt een eindzetting berekend, dat wil zeggen een zetting die zal optreden bij een onttrekking van oneindig lange duur. Om de eindzetting op een locatie te kunnen berekenen dienen de ter plaatse optredende grondwaterstand- en stijghoogteveranderingen in de formule te worden ingevoerd. Deze zijn voor de verschillende lagen berekend met MLU bij het maximale debiet. De veranderingen zijn voor een stationaire situatie berekend. In werkelijkheid zal het systeem niet continu op maximaal debiet draaien. Bovendien zal een bron nooit langer dan een halfjaar als onttrekkingsbron fungeren (in de andere helft van het jaar is het een infiltratiebron). De berekende eindzetting is daarom een overschatting van de werkelijk optredende zetting. Op basis van de bovengenoemde uitgangspunten Is een eindzetting van 2 mm berekend voor het gebied direct naast de bronnen (zie bijlage 2). Aan de rand van het berekende hydrologische

invloedsgebied bedraagt de berekende eindzetting 1 mm. In de directe nabijheid van de bronnen (binnen 10 m rondom de bronnen) is er geen zettingverhang. Deze geringe zetting en de daarmee gepaard gaande verschilzetting veroorzaakt geen schade aan de gebouwen (o.a. het monumentale woonhuis), funderingen, wegen, constructies of de spoorweg (500 m ten zuiden van de locatie). 5.5. Overige grondwateronttrekkingen Het maximale hydrologische invloedsgebied is berekend op circa 120 m. Binnen dit invloedsgebied zijn geen onttrekkingen geregistreerd bij waterschap en provincie. De locatie bevindt zich ook niet nabij een waterwingebied. Daarom is een ongewenste wisselwerking tussen de onttrekking voor een ondergronds energieopslagsysteem enerzijds en waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden anderzijds niet aan de orde. 14/16 5.6. Archeologische monumenten Binnen het invloedsgebied liggen geen gebieden of objecten waar een archeologische waarde aan toegekend is. Daarom zal beïnvloeding van archeologische door effecten van het KWO-systeem niet optreden. 5.7. Grondwaterkwaliteit De structurele temperatuurverandering van het grondwater als gevolg van het energieopslagsysteem bedraagt na 20 jaar op een afstand van circa 60 meter 0,5 C. Door deze geringe veranderingen en door de voorgeschreven bovengrens van de temperatuur van het geretourneerde grondwater van 25 C zal de chemische en microbiologische samenstelling van het grondwater niet significant wijzigen. Beïnvloeding van het zoet-zout grensvlak De filters van het systeem worden aangelegd op een diepte van circa 25 78 m-mv. Het grondwater is op deze diepte zoet. De grens tussen zoet en brak grondwater (chloridegehalte van 150 mg/l) bevindt zich op een diepte van circa 100-200 m-mv, in of onder de slecht doorlatende laag. De opwaartsgerichte verticale grondwaterstroming uit deze basis zal als gevolg van het KWO-systeem minimaal zijn. Hierdoor wordt geen invloed op de ligging van het zoet - zout grensvlak verwacht. 6. Afweging De provincie staat positief tegenover de toepassing van KWO-systemen vanwege de energiebesparing en daarmee reductie van de uitstoot van broeikasgassen. Het beleid van de provincie is er op gericht om de toepassing van KWO te stimuleren. Uit de effectstudie blijkt dat het KWO-systeem nauwelijks merkbare gevolgen zal hebben in een beperkt (invloeds-)gebied met betrekking tot verandering in freatische grondwaterstanden, - kwaliteit en temperatuur. Er is wel een aspect dat bijzondere aandacht vraagt. Er bevindt zich ter plaatse van de positie van de koude bron nog een restverontreiniging in het grondwater. Het grondwater is daar tot minimaal 3,5 meter beneden maaiveld sterk verontreinigd met naftaleen en minerale olie. De gehalten overschrijden 4,5 maal de interventiewaarde (meest recente meting: september 2010). Tijdens de aanleg van met name de koude bron dient aandacht te worden besteed aan de mogelijkheid van het vrijkomen van verontreinigd grondwater. Hiertoe is voorschrift 1f in de beschikking opgenomen.

Met betrekking tot de overige bij het grondwater betrokken belangen concluderen wij dat er geen sprake is van natuur- en landbouwgebieden of archeologische waarden binnen het invloedsgebied. Schade aan bouwwerken als gevolg van zettingen is zowel vanwege de kleine kans als wel van de beperkte zettingen in een klein gebied geen wezenlijk risico. 7. Monitoring De monitoring dient plaats te vinden op de werking van het energieopslagsysteem, waarbij expliciet aandacht moet worden besteed aan het bereiken en in stand houden van een voldoende temperatuur- en energiebalans in de bodem. Tevens dient de kwaliteit van het grondwater te worden bewaakt. Hiertoe zijn voorschriften opgenomen bij deze beschikking. 15/16 8. Conclusie Wij zijn van mening dat op basis van de bij de aanvraag behorende rapportage en overwegingen de voorgenomen onttrekking op een verantwoorde wijze kan worden uitgevoerd op basis van verleende vergunning met voorschriften.

PROCEDURE BIJLAGE 3 N.B. De aanvraag om Waterwetvergunning hebben wij behandeld conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Een exemplaar van deze ontwerpbeschikking hebben wij gezonden aan: Woningstichting SWZ Postbus 40040 8004 DA ZWOLLE Burgemeester en Wethouders van Zwolle Postbus 10007 8000 GA ZWOLLE Het dagelijks bestuur van Waterschap Groot Salland Postbus 60 8000 AB ZWOLLE Vitens N.V. Postbus 1090 8200 BB LELYSTAD IF Technology Velperweg 37 6824 BE Arnhem 16/16 Terinzagelegging Deze ontwerpbeschikking ligt vanaf 28 juli 2011 tot 8 september 2011 (gedurende zes weken) ter inzage in het gemeentehuis/informatiecentrum van de gemeente Zwolle, Lübeckplein 2 te ZWOLLE. Daarnaast ligt de ontwerpbeschikking ter inzage bij de eenheid Economie, Milieu en Toerisme van de provincie Overijssel, Luttenbergstraat 2 te Zwolle. Voor inzage in de stukken bij de provincie Overijssel kunt u contact opnemen met de behandelend ambtenaar die in het briefhoofd is vermeld. De stukken zijn in te zien tijdens kantooruren. Zienswijzen Een ieder kan gedurende de periode van terinzagelegging zienswijzen tegen deze ontwerpbeschikking inbrengen. Dit kan zowel schriftelijk als mondeling. Degene die zijn of haar bedenkingen schriftelijk wil inbrengen, kan deze richten aan het College van Gedeputeerde Staten van Overijssel, Postbus 10078, 8000 GB Zwolle, onder vermelding van kenmerk 1511875 Beroep Alleen belanghebbenden, die tijdig zienswijzen tegen het ontwerp van de beschikking hebben ingebracht, kunnen later beroep tegen de definitieve beschikking instellen. Daarnaast bestaat eveneens de gelegenheid tot beroep voor degenen die zienswijzen hebben tegen eventuele wijzigingen die bij het nemen van het besluit ten opzichte van het ontwerp zijn aangebracht, alsmede belanghebbenden die aantonen dat zij redelijkerwijs niet in staat zijn geweest tijdig zienswijzen in te brengen tegen het ontwerp van de beschikking.