De publiek-private aanpak van de malafiditeit in de uitzendbranche

Vergelijkbare documenten
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Fraude en illegaliteit in de uitzendbranche

Flexibel personeel evenement & veiligheid. Van 2.0 naar 3.0 Risico s beperken

BIJLAGE brief vertrek werknemersorganisaties uit de Stichting SNA

Advieswijzer Personeel inlenen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Lentink Accountants/Belastingadviseurs brengt onder uw aandacht. Personeel inlenen. Voorkom aansprakelijkheid. Huizen, november 2013

Advieswijzer Personeel inlenen in 2018

Personeel inlenen Voorkom aansprakelijkheid

Foederer. Advieswijzer Personeel inlenen in 2016

Hoe scoort uw uitzendbureau

Overzicht van alle checkpunten

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Belangrijke informatie voor werkgevers die personeel inhuren of uitlenen

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Personeel inlenen. Zorg dat u de zaken goed geregeld heeft! whitepaper

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Personeel inlenen in 2019

Hoe scoort uw uitzendbureau

In- of uitlenen van arbeidskrachten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

1. Het SNA-keurmerk. 2. Versterking keurmerk

Overzicht van alle checkpunten

2513 AA1. De Voorziter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1A 2513 AA S GRAVENHAGE

No.W /III 's-gravenhage, 23 juni 2011

Personeel inlenen Voorkom aansprakelijkheid

Stichting Normering Arbeid. Dé norm voor betrouwbaarheid!

Advieswijzer Personeel inlenen in 2017

Wat doet de Inspectie SZW?

GELIJKE MONNIKEN GELIJKE KAPPEN. Afstudeeronderzoek door Marjolein Niewijk

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Wet Aanpak Schijnconstructies

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Postbus LV Den Haag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Informatieset over NEN 4400 en het Register Normering Arbeid

Overzicht van alle checkpunten

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Datum 10 december 2018 Betreft Kamervragen van de leden Van Weyenberg (D66) en Pieter Heerma (CDA)

Datum 13 april 2015 Betreft Kamervraag/vragen van de leden Kerstens en Van Dekken (beiden PvdA)

Projectverslag. Inspectie naleving Wet arbeid vreemdelingen en Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag Intermediairs 2010

Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag in verband met de invoering van bestuursrechtelijke handhaving

CAO voorlichting en handhaving in de uitzendbranche

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

PROTOCOL WAARNEMING TER PLAATSE (WTP)

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Wet aanpak schijnconstructies

ZAKENDOEN MET EEN UITZENDBUREAU. WAAR MOET U ALS ONDERNEMER OP LETTEN? Januari 2014

Wet aanpak schijnconstructies. Een nadere toelichting op de ketenaansprakelijkheid. mr. R.A. Scherpenisse

Bijlage 3: Verkenning meerwaarde vergunningplicht

Laat flexibiliteit voor u werken.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

INSPECTIERAPPORT NEN :2014 d.d

Laat flexibiliteit voor u werken

De wet aanpak schijnconstructies: ketenaansprakelijkheid. Law Alert Praktijkgroep Arbeidsrecht

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Inlenersaansprakelijkheid voor lonen

is namelijk iedere natuurlijke of rechtspersoon die anders dan in dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard uitvoert tegen een te betalen prijs.

Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Wat betekent de AVV loze periode voor mij als uitzendkracht?

INHUREN VAN PERSONEEL KAM INFRA DAG BOUWEND NEDERLAND

Wat betekent de AVV loze periode voor jou als uitzendkracht? Is jouw uitzendbureau lid van brancheorganisatie ABU of de NBBU?

Wat doet de Inspectie SZW?

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nieuwsbrief juli 2012

Stichting Normering Arbeid

INSPECTIERAPPORT SNA Keurmerk (NEN :2010 plus Handboek Normen) d.d

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 18 april 2016 Betreft Kamervragen hotels

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Dit artikel wordt u aangeboden door HR Rendement

Ook als de uitvoering van het werk plaatsvindt door een werknemer van degene die de opdracht heeft gegeven, geldt de ketenaansprakelijkheid niet.

2513 AA1XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

Werken met buitenlandse studenten 2017

1. Inleiding 2513AA22XA

Bijzondere Voorwaarden Wet Keten-/ Inleners aansprakelijkheid (2005)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

ABU leden Een uitzendbureau dat lid is van de ABU ondervindt per 5 november 2017 geen veranderingen als

Wat betekent de AVV loze periode voor mij als uitzendkracht?

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

Postbus AB Hardenberg

Wat betekent de AVV loze periode voor het uitzendbureau?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

SAMENWERKINGSCONVENANT

Boete, dwangsom en stillegging: bezwaar, beroep en betaling

Laat flexibiliteit voor u werken

Convenant inzake de samenwerking op grond van art. 64 Wet SUWI

De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel uitzendbedrijven naar schatting actief zijn in Nederland en hoeveel daarvan zijn gecertificeerd.

Checklist NEN voor de te inspecteren onderneming; Volledig en of Verkorte Inspectie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Wet aanpak schijnconstructies Papieren tijger of oplossing onderbetaling?

Het wetsvoorstel is op 3 maart 2015 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

Wetsvoorstel Aanpak Schijnconstructies

Bijlage: Transponeringstabel. Omschrijving beleidsruimte

Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS)

2. WAS - Civiele ketenaansprakelijkheid (loonbetaling)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

De publiek-private aanpak van de malafiditeit in de uitzendbranche Nina Hauer September 2012

De publiek-private aanpak van de malafiditeit in de uitzendbranche Nina Hauer September 2012 Begeleider: J.P.H. Zwemmer 1

Inhoudsopgave 1 Inleiding......4 2 Het Analysekader........5 2.1 De uitzendformule...........5 2.2 De uitgangssituatie........5 2.3 Het doel..........5 3 De ontwikkeling van de publieke aanpak....6 3.1 De CSV en de wet TBA..........6 3.2 De Invorderingswet 1990.....6 3.3 De Arbeidsvoorzieningenwet 1990...........7 3.4 De Arbeidsvoorzieningenwet 1996...........7 3.5 De WAADI.....8 3.6 De Wet Flexibiliteit en Zekerheid.......8 4 De ontwikkeling van de private aanpak......9 4.1 Begin van de zelfregulering......9 4.2 Herinvoering vergunningenstelsel......10 4.3 Motie Bruls.........10 4.4 Register Normering Arbeid....11 5 De ontwikkeling van de publiek-private aanpak..13 5.1 Versterking handhaving overheid...13 5.1.1 Wettelijke maatregelen.......13 5.1.2 Maatregelen ter versterking van de samenwerking en verbetering van de gegevensuitwisseling...13 5.1.3 Nieuwste ontwikkelingen...14 5.2 Ondersteuning zelfregulering branche....15 5.2.1 Maatregelen ter versterking van de samenwerking en verbetering van de gegevensuitwisseling...16 5.2.2 Wettelijke maatregelen................16 2

5.2.3 Nieuwste ontwikkelingen.........17 6 De evaluatie.......19 6.1 De zelfregulering........19 6.2 De ondersteuning van de zelfregulering door de overheid....21 6.2.1 Wettelijke maatregelen...........22 6.2.2 Maatregelen ter versterking van de samenwerking en verbetering van de gegevensuitwisseling...24 7 Conclusie.. 26 8 Gebruikte literatuur, kamerstukken en online bronnen......27 8.1 Literatuur..........27 8.2 Kamerstukken........28 8.3 Online bronnen.........29 3

1 Inleiding De directie Opsporing van de Inspectie SZW heeft vandaag samen met de politie Noord- Holland drie personen aangehouden uit de omgeving Alkmaar. Ze worden verdacht van arbeidsuitbuiting, mensensmokkel, valsheid in geschrifte en het witwassen van geld. De verdachten hebben via een uitzendbureau vermoedelijk personeel aan het werk gezet dat illegaal in Nederland verblijft. De werkzaamheden die de (illegale) werknemers verrichten werden deels niet in de bedrijfsadministratie van het uitzendbureau verantwoord. Er werd dus te weinig aan belastingen en premies betaald. 1 Er is momenteel veel te doen om de gebeurtenissen in de uitzendbranche. Zo staat er elke week wel een bericht zoals bovenstaand in de krant en is er onlangs weer een nieuwe wet met betrekking tot het ter beschikking stellen van arbeidskrachten ingevoerd. 2 Zowel in de media als in de politiek is de uitzendformule een hot issue. Niet gek ook want naast het feit dat uitzendwerk de oplossing is voor de toenemende behoefte van zowel werkgevers als werknemers aan flexibiliteit, is het systeem ook zeer gevoelig voor misbruik in de vorm van terbeschikkingstelling door malafide uitzendbureaus die zich schuldig maken aan uitbuiting van uitzendkrachten en fraude met belastingen en premies. Er zijn helaas nog steeds veel inleners die daarvan willen profiteren wat leidt tot concurrentievervalsing en onrust op de arbeidsmarkt. 3 Nu uitzendwerk niet meer valt weg te denken uit onze arbeidsmarkt is het zaak de aanpak van dit misbruik zo effectief mogelijk te maken. De regering wilde niet terug naar het oude vergunningenstelsel en heeft daarom voor een ander pakket aan maatregelen en voor regulering door de uitzendbranche zelf gekozen. 4 Met onder andere inlenersaansprakelijkheid en verplichte registratie van uitzendbureaus probeert de overheid malafide uitzendbureaus tegen te gaan. Beide op initiatief van de uitzendsector en op basis van een privaatrechtelijk certificeringsstelsel. Deze publiek-private aanpak van de problematiek in de uitzendbranche heeft een turbulente ontstaansgeschiedenis. De aanpak van malafide uitzendbureaus heeft zich over de jaren van het publiekrechtelijke terrein naar het privaatrechtelijke terrein verschoven en uiteindelijk is de huidige publiek-private aanpak ontstaan. Om deze huidige aanpak goed te kunnen begrijpen wordt in hoofdstuk 2 eerst in het kort het analysekader van deze scriptie beschreven. Daarbij komen de definitie van de uitzendformule, de problematiek ervan en het belang van een effectieve bestrijding van deze problematiek aan bod. In hoofdstuk 3 wordt de ontwikkeling van de publieke aanpak geschetst. Hoofdstuk 4 gaat in op de verschuiving van de publieke naar de private aanpak. In hoofdstuk 5 wordt de huidige aanpak uiteengezet. In hoofdstuk 6 wordt deze publiek-private aanpak geëvalueerd. Is deze aanpak de meest effectieve bestrijding van de malafiditeit in de uitzendbranche? 1 Aanhouding voor uitbuiting en illegale tewerkstelling, Inspectie SZW 24 januari 2012, www.inspectieszw.nl (zoek op aanhouding voor uitbuiting en illegale tewerkstelling ). 2 Kamerstukken II 2010-2011, 32 872 nrs. 2 & 3. 3 Smitskam 2010, p. 1. 4 Smitskam 2010, p. 1. 4

2 Het analysekader 2.1 De uitzendformule De uitzendovereenkomst, artikel 7:690 BW, is een bijzondere vorm van de arbeidsovereenkomst. Het bijzondere zit hem met name in het feit dat de werknemer, de uitzendkracht, zijn arbeid niet verricht voor zijn formele werkgever, maar door die werkgever, het uitzendbureau, bij een derde, de inlener, te werk wordt gesteld. Er is sprake van een tripartiete verhouding. 5 Een uitzendbureau is dus een intermediair bedrijf op de arbeidsmarkt. Het bemiddelt tussen mensen die (tijdelijk) werk zoeken en bedrijven die (tijdelijk) mensen nodig hebben. Naast de tripartiete verhouding is de meestal korte periode van werk ook een belangrijk kenmerk van de uitzendformule. De uitzendbureaus kunnen algemeen van aard zijn, maar er zijn er ook die zich specialiseren in een bepaald deelgebied van de arbeidsmarkt zoals de agrarische sector waarin veel gebruik wordt gemaakt van uitzendkrachten. 6 Uitzendkrachten schrijven zich bij uitzendbureaus in als werkzoekende. Ze treden in dienst bij een uitzendbureau zodra ze uit worden gezonden naar een bedrijf. De uitzendkracht wordt dus betaald door het uitzendbureau en niet door het inlenende bedrijf. De inlener betaalt het uitzendbureau meestal het salaris van de uitzendkracht met de wettelijke lasten, de loonsom, plus een toeslag. 7 2.2 De uitgangsituatie De uitzendwereld heeft te maken met een omvangrijke hoeveelheid wet- en regelgeving. Veel ondernemingen houden zich daar strak aan. Een deel van de uitzendbureaus ontplooit echter activiteiten die in strijd met de wet zijn. Het gaat hierbij om malafide praktijken die variëren van illegale tewerkstelling tot (financiële) uitbuiting. Vooral arbeidsmigranten uit Midden- en Oost- Europa, de zogenoemde MOE-landers, worden hier slachtoffer van. 8 Ook autochtone uitzendkrachten kunnen echter te maken krijgen met malafide praktijken zoals onderbetaling, afdracht-fraude (fraude met belastingen en premies) en overtreding van de Arbeidstijdenwet (ATW). 9 2.3 Het doel Niet alleen de slachtoffers van malafide bemiddelaars zijn gebaat bij een effectieve bestrijding van deze praktijken. Malafiditeit leidt tot oneerlijke concurrentie onder uitzendondernemingen waardoor uitzendbureaus die zich wel aan de wet houden onder druk komen te staan. Daarnaast schaden malafide praktijken het imago van de uitzendbranche en het imago van Nederland als bestemming voor arbeidsmigranten. 10 Een effectieve bestrijding van de malafide praktijken in de uitzendbranche is dus van algemeen belang. 5 Moolenaar 2002, p. 5. 6 Moolenaar 2002, p. 5. 7 Moolenaar 2002, p. 5. 8 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p 11. 9 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p. 12. 10 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p. 3. 5

3 De ontwikkeling van de publieke aanpak De uitzendformule is geen nieuw verschijnsel. Al in de negentiende eeuw werd de formule op grote schaal toegepast. In die tijd stelden ondernemers in de industrie een aantal personen aan die de rest van het personeel aantrokken. Ook in de landbouw was de zogenaamde koppelbaas destijds een bekend verschijnsel. 11 Een nieuwe ontwikkeling deed zich voor toen ook commerciële organisaties zich toe gingen leggen op het tot elkaar brengen van tijdelijke vraag naar en tijdelijk aanbod van arbeid. De eerste echte uitzendbureaus ontstonden in de jaren 40 maar het duurde tot de economische groei in de jaren zestig dat deze ondernemingen echt zichtbaar en belangrijk werden. 12 Het werd toen dan ook tijd dat er regelgeving kwam op dit gebied. 3.1 De CSV en de wet TBA De Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (CSV) van 1953 reguleerde al enigszins het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. Art. 16a CSV bepaalde dat degene die gebruikmaakte van hem door een ander ter beschikking gestelde arbeidskracht hoofdelijk aansprakelijk was voor de afdracht van premies en belastingen die verschuldigd waren over de met de inlening gemoeide loonsom. In gevallen waar een uitzendbureau bijvoorbeeld geen of een incorrecte loonheffing hanteerde en failliet ging, was de inlener verantwoordelijk voor de betaling van de loonheffingen. Deze zogenoemde inlenersaansprakelijkheid moest mogelijke fraude met premies en belastingen tegengaan. 13 In 1965 werd de wetgeving met betrekking tot het ter beschikking stellen van arbeidskrachten echter aangevuld met de Wet Ter Beschikkingstelling Arbeidskrachten (Wet TBA). Deze wet maakte het mogelijk om bij Algemene Maatregel van Bestuur het ter beschikking stellen van arbeidskrachten te verbieden, tenzij daarvoor een vergunning door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) was verleend. Op 10 september 1970 werd bij Koninklijk Besluit een dergelijk verbod afgekondigd. Ondernemingen mochten vanaf toen alleen nog maar arbeidskrachten ter beschikking stellen als zij daarvoor over de benodigde vergunning beschikten. De aan het verkrijgen van een vergunning verbonden voorschriften werden periodiek opnieuw vastgesteld. 14 De overheid streefde met de Wet TBA en het daaraan verbonden vergunningenstelsel naar beheersing van de allocatie van uitgezonden arbeidskrachten door private partijen. Het doel was voor werknemers onevenwichtige vormen van terbeschikkingstelling tegen te gaan. 15 3.2 De Invorderingswet 1990 In 1990 werd vervolgens de Invorderingswet 1990 (IW 1990) ingevoerd. Deze wet bevatte een aan het zojuist genoemde artikel 16 CSV parallelle bepaling, artikel 34 IW 1990. Een inlener die 11 Gorter 1977, p. 16. 12 Moolenaar 2002, p. 13. 13 Kamerstukken II, 1996/97, 25 264, nr. 3, p. 3 (MvT). 14 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 4. 15 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 4. 6

gebruik maakte van arbeidskrachten die hem door een vergunninghouder ter beschikking waren gesteld kon zich echter vrijwaren van de inlenersaansprakelijkheid. 16 De CSV is inmiddels vervallen maar de IW 1990 is in aangepaste vorm nog steeds van kracht. 3.3 De Arbeidsvoorzieningenwet 1990 In 1990 werd ook de Arbeidsvoorzieningenwet 1990 ingevoerd. Hoewel de Wet TBA daarmee werd ingetrokken, bleef het vergunningenstelsel gehandhaafd doordat deze in de nieuwe wet was opgenomen. Wel werd door het Centraal Bureau voor de Arbeidsvoorziening (CBA) een nieuw vergunningsbeleid vastgesteld. Het beleid richtte zich vooral op een maximale duur van de terbeschikkingstelling en de beloning van uitzendkrachten. 17 3.4 De Arbeidsvoorzieningenwet 1996 In 1996 werden de regels uit de Arbeidsvoorzieningenwet 1990 op het gebied van de terbeschikkingstelling van arbeidskrachten overgenomen in de nieuwe Arbeidsvoorzieningenwet 1996. Dit gebeurde impliciet in afwachting van een wetsvoorstel dat de afschaffing van het vergunningenstelsel beoogde. De bezwaren tegen het stelsel werden immers steeds manifester gevoeld. 18 Al in 1992 uitte de toenmalige Minister de Vries van SZW het voornemen om tot afschaffing van het vergunningenstelsel te komen. 19 Ook uit de vervolgens in 1993 verschenen nota Heroverweging vergunningenstelsels arbeidsbemiddeling en ter beschikking stellen van arbeidskrachten bleek dat het stelsel door de praktijk achterhaald was. Het toenmalige kabinet achtte het daarnaast onjuist regels in stand te houden die niet of slechts tegen aanzienlijke kosten te controleren en te handhaven waren. Uit de praktijk bleek dat verschillende onderdelen van de geldende regelingen in aanzienlijke mate werden overtreden of werden ontweken. Tegen geconstateerde overtredingen werd noch strafrechtelijk (tegen niet-vergunninghouders) noch bestuursrechtelijk (tegen vergunninghouders) stelselmatig opgetreden. Het vergunningenstelsel had hierdoor volgens het toenmalige kabinet in ernstige mate aan geloofwaardigheid ingeboet. 20 Daarop volgend kondigde het CBA in de zomer van 1994 aan dat het voortaan een maximale uitzendtermijn van twaalf maanden zou gedogen (waar de wet slechts zes maanden toestond). 21 In 1995 schreef de Minister van SZW, Melkert, nogmaals dat de regels inzake het ter beschikking stellen van arbeidskrachten om verschillende redenen aan herziening toe waren. Het vergunningsstelsel werkte volgens hem niet meer doelmatig en hij was van mening dat de doelstellingen die oorspronkelijk aan het stelsel ter grondslag lagen niet langer object van overheidsbeleid waren. 22 In 1996 sloot de Stichting van de Arbeid (STAR), dus de werknemers en de werkgevers, zich bij deze opvattingen aan. In het zogenoemde STAR-akkoord adviseerde de stichting dat wanneer de door Minister Melkert voorgestelde maatregelen ter verbetering van de rechtspositie van de werknemers werden ingevoerd het vereiste van een vergunning voor het ter beschikking stellen 16 Kamerstukken II, 1996/97, 25 264, nr. 3, p. 3 (MvT). 17 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 5. 18 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 5 & 6. 19 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 6. 20 Kamerstukken II, 1996/97, 25 264, nr. 3, p. 5 (MvT). 21 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 6. 22 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 6. 7

van arbeidskrachten alsmede de daarmee verbonden maximumtermijn voor het uitzenden van een arbeidskracht konden vervallen. 23 3.5 De WAADI Het verwachte wetsvoorstel werd uiteindelijk op 7 maart 1997 in de vorm van het wetsvoorstel WAADI (Wet Allocatie Arbeidskrachten door Intermediairs) ingediend. Met de inwerkingtreding van de WAADI op 1 juli 1998 was het einde van het vergunningenstelsel een feit. De vergunningsplicht voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten was daarmee immers vervallen. 24 De WAADI richt zich specifiek op de niet-openbare arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten. 25 3.6 De Wet Flexibiliteit en Zekerheid Met de afschaffing van de vergunningsplicht was de mogelijke duur van een uitzending onbeperkt geworden. Deze afbreuk aan de bescherming van de rechtspositie van de uitzendkracht werd echter gecompenseerd door de invoering van de Wet Flexibiliteit en Zekerheid (Flexwet) op 1 januari 1999. 26 Deze wet verduidelijkt onder andere de verantwoordelijkheden van de bij de uitzendformule betrokken partijen. Met de invoering van de wet werd in titel 7.10 BW (artikelen 7:690 en 7:691 BW) vastgelegd dat de uitzendovereenkomst als een arbeidsovereenkomst moet worden beschouwd. De uitzendkracht heeft hierdoor de status van werknemer gekregen en het uitzendbureau is daardoor als werkgever in de zin van titel 7.10 BW verantwoordelijk geworden voor de uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen. 23 STAR Nota Flexibiliteit en zekerheid, Publicatie nr. 2/96 (STAR-akkoord). 24 Houwerzijl & Peters 2010, p. 3. 25 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 105. 26 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 117. 8

4 De ontwikkeling van de private aanpak 4.1 Begin van de zelfregulering De inlenersaansprakelijkheid voor belastingen en premies was dus ingevoerd om fraude door malafide uitzendbureaus tegen te gaan. Tot de invoering van de WAADI en daarmee de afschaffing van het vergunningenstelsel voor uitzendbureaus in 1998 was degene die inleende van een uitzendbureau dat over een vergunning beschikte volledig gevrijwaard van deze aansprakelijkheid. 27 Een dergelijk uitzendbureau werd dan als bonafide beschouwd waardoor geen grond voor aansprakelijkheid bestond. Als gevolg van de afschaffing van het vergunningenstelsel kwam deze vrijwaring echter te vervallen. Er kon immers niet meer worden vastgesteld welk uitzendbureau bonafide was en welk uitzendbureau niet. 28 Om inleners toch de mogelijkheid te geven het risico om aansprakelijk gesteld te worden voor niet door uitzendondernemingen afgedragen premies en belastingen te beperken werd in de IW 1990 het systeem van de G-rekening opgenomen. Een G-rekening is een geblokkeerde rekening die door uitzendbureaus bij een speciale kredietinstelling kan worden aangehouden. Inleners kunnen daarop het bedrag aan loonbelasting of premies werknemersverzekeringen storten dat over het ingeleende werk betaald moet worden. Mits inleners aan een aantal administratieve voorwaarden voldoen zijn zij gevrijwaard van enige aansprakelijkheid tot het bedrag dat zij op de G-rekening hebben gestort. Dit systeem is voor de inlener echter vrij nadelig. Een deel van de financiële middelen moet apart worden gezet en het levert veel administratieve rompslomp op. 29 Daarnaast bestond er vóór de afschaffing van het vergunningenstelsel een absolute vrijwaringsmogelijkheid terwijl de G- rekening enkel de mogelijkheid biedt de aansprakelijkheid te beperken. Er blijft met het G- rekeningensysteem dus altijd een aansprakelijkheidsrisico bestaan. 30 Vertegenwoordigers van de uitzendbranche zijn op een gegeven moment dan ook rond de tafel gaan zitten om te kijken of zij een alternatief konden ontwikkelen. 31 Het resultaat was een vijftal registers waarin op basis van vastgelegde normen gecontroleerde ondernemingen werden opgenomen. 32 De controlesystematiek richtte zich op de inrichting van de personeels- en loonadministratie, de afdracht van sociale premies en belastingen en op het voorkomen van illegale tewerkstelling. Alleen goed beoordeelde uitzendondernemingen werden in de registers opgenomen. 33 De registers maakten inzichtelijk met welke uitzendondernemingen inleners kwalitatief goed en vooral betrouwbaar zaken konden doen. Dit zou voor hen de kans op naheffingen door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), de Belastingdienst en andere (overheids)instanties voor niet afgedragen premies en belastingen verkleinen. 34 27 Grapperhaus & Jansen 1999, p. 106. 28 Zwemmer 2010, p. 1. 29 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 6. 30 Bischot 1998, p. 261. 31 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 6. 32 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 6. 33 Van Velden, Zoon & Donker van Heel 2006, p. 19. 34 Van Velden, Zoon & Donker van Heel 2006, p. 18 & 19. 9

4.2 Herinvoering vergunningenstelsel Bij de invoering van de WAADI dacht de regering dat de keten- en inlenersaansprakelijkheid voor de afdracht van de loonbelasting en de sociale premies voldoende zou zijn om de fraude en illegaliteit in de uitzendbranche tegen te gaan. 35 Dit bleek echter tegen te vallen. Door de invoering van de WAADI en daarmee de afschaffing van het vergunningenstelsel was voor een ieder de drempel lager geworden om een uitzendonderneming te starten. Hierdoor ontstond er een groot aantal uitzendondernemingen dat niet of niet geheel volgens de regels werkten. 36 De overheid kon door de afschaffing op geen enkel moment meer controleren wie zich als uitzendbureau op de markt begaf. Zowel de inlener als de werknemer konden hiervan nadelige gevolgen ondervinden. 37 Er moest dus een nieuwe aanpak tegen de toenemende malafiditeit in de uitzendbranche komen en zo ontstond er in 2004 een discussie over een eventuele herinvoering van het vergunningenstelsel. Er werd een nieuw vergunningensysteem voorgesteld waarin alleen bedrijven met een exploitatievergunning werknemers aan derden ter beschikking mochten stellen. Een ondernemer die voor deze vergunning in aanmerking wilde komen moest beschikken over een verklaring van een bank of accountant, over een op de bedrijfssituatie toegespitste verklaring omtrent het gedrag, loonbelasting- en sociale verzekeringsnummers en over een verklaring van goed betalingsgedrag van de Belastingdienst. Daarnaast mocht de ondernemer tot een jaar voor de aanvraag van de vergunning niet in surseance van betaling of in staat van faillissement hebben verkeerd of in een wettelijke schuldsaneringsregeling natuurlijke personen zijn betrokken. Ook moest de ondernemer ter dekking van mogelijke belasting- en sociale premieschulden een waarborgsom van 75.000 op een geblokkeerde rekening storten. De Belastingdienst zou de controles op de aangifte- en betalingsverplichtingen en op illegale tewerkstelling gaan uitvoeren. Op basis van bepaalde geconstateerde signalen kon de vergunning weer worden ingetrokken. 38 4.3 Motie Bruls In maart 2005 werd echter door de toenmalige CDA-parlementariër Bruls een motie ingediend. 39 Volgens Bruls had het vergunningenstelsel zich niet bewezen als de krachtdadige en effectieve aanpak die nodig was om de illegale arbeid en fraude via uitzendbureaus tegen te gaan. Naar zijn mening moest niet een herinvoering van het vergunningenstelsel, maar een combinatie van handhavingsmaatregelen door de overheid en zelfregulering door de branche de voorkeur hebben. 40 Een belangrijk bezwaar tegen het voorgestelde nieuwe stelsel was het feit dat er geen groot draagvlak voor zou zijn omdat het systeem aan de branche zou worden opgelegd. Er was niet genoeg vertrouwen dat de gestelde eisen waaraan voor verkrijging van de vergunning voldaan moest worden voldoende bij de praktijk aan zouden sluiten omdat ze niet door de branche zelf waren opgesteld. 41 Zo werd gedacht dat de voorgestelde waarborgsom van 75.000 voor veel uitzendondernemingen een te hoge drempel voor toetreding tot de branche zou betekenen. Uit onderzoek naar het draagvlak voor het nieuwe vergunningenstelsel bleek dat de waarborgsom door uitzendondernemingen überhaupt niet als een effectief middel werd gezien om malafide 35 Houwerzijl & Peters 2010, p. 4. 36 Zuidam & Grijpstra 2004, p. 31. 37 Kamerstukken II 1996/97, 25 264, nr. 5, p. 13 (NV). 38 Van Velden, Zoon & Donker van Heel 2006, p. 53. 39 Kamerstukken II 2004/05, 17 050, nr. 287. 40 Kamerstukken II 24 maart 2005, TK 64-4123, p. 1. 41 Van Velden, Zoon & Donker van Heel 2006, p. 28. 10

ondernemers buiten de branche te houden. 42 Daarnaast was men het niet eens met de frequentie van de controles bij het voorgestelde systeem, naast de reguliere controles van de Belastingdienst zou er alleen een check bij de aanvraag van de vergunning gedaan worden. 43 Toen ervoor werd gekozen om het vergunningenstelsel af te schaffen leken daar genoeg redenen voor te bestaan. Waarom een aantal jaren later het systeem wel zou werken werd volgens Bruls onduidelijk en onvoldoende gemotiveerd. Ook zou de herinvoering van het vergunningenstelsel niet bij het voornemen van de overheid passen om de aanpak van de malafiditeit in de uitzendbranche meer en meer naar de private sector over te hevelen. In de motie Bruls werd gesteld dat er één systeem van vrijwillige certificering en periodieke keuring tot stand moest komen en werd de regering verzocht in overleg met betrokken partijen een dergelijk systeem van zelfregulering te bevorderen. 44 In 2004 was hierover al een overleg gestart tussen de bij de vijf bestaande registers betrokken partijen. De vijf registers controleerden allen met eigen normen die eigenlijk op hetzelfde neerkwamen. Het ontwikkelen van één systeem van normen lag dus voor de hand. 45 Het door Bruls voorgestelde systeem van zelfregulering door de branche in combinatie met handhavingsmaatregelen van de overheid leek kennelijk ook voor de regering veelbelovender. De motie werd in de Tweede Kamer aangenomen en het kabinet verklaarde zich bereid de motie uit te voeren. Daarmee was de herinvoering van het vergunningenstelsel van de baan. 46 4.4 Register Normering Arbeid De bestaande registers hebben vervolgens samen met het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) en de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën het initiatief verder vorm en inhoud gegeven. Het resultaat was een privaat systeem van certificering van uitzendbureaus met één systeem van normen (de NEN 4400-1 voor de in Nederland gevestigde uitzendbureaus of de NEN 4400-2 voor de in het buitenland gevestigde uitzendbureaus) en één register (Register Normering Arbeid) dat sinds 1 januari 2007 operationeel is. 47 Het Register Normering Arbeid is openbaar en wordt beheerd door de speciaal daarvoor opgerichte Stichting Normering Arbeid (SNA). 48 Het bevat alle uitzendondernemingen die op basis van de NEN 4400-1 of NEN 4400-2 een inspectiecertificaat hebben verkregen. Een inspectiecertificaat wordt verkregen als een objectieve en onafhankelijke inspectie een positief beeld oplevert. De onderneming krijgt dan het SNA-keurmerk en wordt in het register ingeschreven. 49 Bij de inspectie wordt gekeken naar de juiste en tijdige afdracht van loon- en omzetbelasting en sociale verzekeringspremies, de naleving van de regels met betrekking tot de tewerkstelling van vreemdelingen en het betalen van het wettelijk minimumloon en de minimumvakantiebijslag. 50 Evenals bij de eerdere vijf registers is het doel van het Register 42 Research voor Beleid, Maatregelen ter bestrijding van fraude en illegale bemiddeling in de uitzendbranche, een ex ante evaluatie, februari 2005, p. 24. 43 Van Velden, Zoon & Donker van Heel 2006, p. 28. 44 Kamerstukken II 2005/06, 17 050, nr 309, p. 1. 45 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 7. 46 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 7. 47 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 4. 48 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 4. 49 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 4. 50 Smitskam 2010, p. 2. 11

Normering Arbeid het beperken van het risico voor inleners op verhaal en boetes door de Belastingdienst, het UWV en andere (overheids)instanties. 51 Een gecertificeerd uitzendbureau, een uitzendbureau dat in het register is opgenomen, wordt in principe, tenzij er aanleiding is de frequentie te verhogen of te verlagen, twee keer per jaar gecontroleerd. 52 Er wordt daarbij gekeken of de onderneming nog steeds aan alle eisen van de norm voldoet. Wanneer er beperkte tekortkomingen worden geconstateerd, krijgt de organisatie dertig dagen de tijd om corrigerende maatregelen te nemen. Indien vervolgens nog niet aan de eisen wordt voldaan wordt het certificaat ingetrokken. Na intrekking is nieuwe aanmelding mogelijk, maar zal indien de onderneming weer in het register op wordt genomen, een hogere controlefrequentie worden toegepast. 53 51 Van Velden, Zoon & Donker van Heel 2006, p. 19. 52 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 34 & 35. 53 Informatieset over NEN 4400 en het Register Normering Arbeid 2010, p. 5. 12

5 De ontwikkeling van de publiekprivate aanpak Met het aannemen van de motie Bruls werd niet alleen gekozen voor zelfregulering, maar voor een combinatie van zelfregulering met handhavingsmaatregelen door de overheid. Vanaf 2005 zijn er dan ook, naast de ontwikkeling van de private certificering, verschillende publieke maatregelen ter bestrijding van de fraude en illegaliteit in de uitzendbranche genomen. Het gaat hierbij om een reeks wettelijke maatregelen én maatregelen ter versterking van de samenwerking en verbetering van de gegevensuitwisseling met als doel versterking van de handhaving door de overheid én ondersteuning van de zelfregulering door de branche. 54 5.1 Versterking handhaving overheid 5.1.1 Wettelijke maatregelen Het voornemen uit 2005 om de handhaving door de overheid met betrekking tot fraude en illegaliteit in de uitzendbranche te versterken wordt voorzichtig opgepakt. Er worden een aantal regelingen ingevoerd zoals een bestuurlijke boete bij betaling onder het minimumloon 55, maar deze regeling gaat de uitbuiting van elk soort werknemer tegen en heeft dus niet specifiek betrekking op de uitzendovereenkomst. Ook het op 1 januari 2008 ingetreden wetsvoorstel Versterking Fiscale Rechtshandhaving dat verschillende maatregelen ter versterking van de positie van de Belastingdienst in de heffings- en invorderingssfeer bevat is niet alleen speciaal voor de uitzendbranche ontwikkeld. De in het voorstel opgenomen uitbreiding van de toepassing van het anoniementarief van 52% en de introductie van de zesmaandenfictie in de Wet op de Loonbelasting (Wet LB) artikel 30a geven de Belastingdienst ruimere mogelijkheden om belasting te heffen in geval van illegale arbeid en het in loondienst hebben van zwartwerkers in welke branche dan ook. 56 Wettelijke maatregelen die enkel relevant zijn voor de bestrijding van de fraude en illegaliteit in de uitzendbranche laten dus nog op zich wachten. 5.1.2 Maatregelen ter versterking van de samenwerking en verbetering van de gegevensuitwisseling Naast de wet- en regelgeving die specifiek toeziet op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten bevat de wet- en regelgeving die ontwikkeld is voor de arbeidsovereenkomst in het algemeen ook rechten en verplichtingen die op uitzendbureaus, inleners en uitzendkrachten van toepassing kunnen zijn. Deze wetten, zoals de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) en de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet), richten zich allen op de regulering van de arbeidsmarkt en het opstellen van een kader van regels waarbinnen werkgevers en werknemers zich vrij kunnen bewegen. Ze creëren een situatie waarin bedrijven wel met elkaar kunnen concurreren, maar waarin werknemers niet gedwongen zijn zich zonder bescherming op de arbeidsmarkt te begeven. 57 54 Kamerstukken II 2008/09, 31 833, nr. 3, (MvT). 55 Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 27 april 2007, Directie Arbeidsverhoudingen, nr. AV/IR/2007/10159. 56 Kamerstukken II 2005-2006, 30 322, nr. 2. 57 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p. 45. 13

Er zijn een aantal overheidsinstanties die toezien op de juiste naleving van deze wet- en regelgeving. Zo controleert de Arbeidsinspectie bijvoorbeeld op illegale tewerkstelling. De Arbeidsinspectie bepaalt daarbij vooraf bij welke bedrijven de kans op illegaal werk en onderbetaling het grootst is. Dit gebeurt onder meer op basis van meldingen en risicoanalyses door de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD). 58 Een goede gegevensuitwisseling tussen de verschillende overheidsinstanties is essentieel voor de succesvolle aanpak van de misstanden op de arbeidsmarkt. In navolging van het in 2005 geuite voornemen de fraude en illegaliteit in de uitzendbranche te bestrijden hebben de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) in november 2007 dan ook een convenant gesloten om hun onderlinge samenwerking te formaliseren en te optimaliseren. 59 Ook de Arbeidsinspectie en de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) hebben hun samenwerking versterkt en de onderlinge gegevensuitwisseling verbeterd. 60 5.1.3 Nieuwste ontwikkelingen Ondanks de genomen maatregelen werd in 2008 geconstateerd dat het aantal malafide uitzendbureaus nog altijd hoog was. Er was derhalve aanleiding, voor de overheid en voor de branche, om door te gaan met het uitwerken van het beleid en maatregelen te nemen die specifiek voor de aanpak van de malafiditeit in de uitzendbranche bedoeld zijn. 61 De Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU) deed in het rapport Registratie en certificering tegen misbruik van uitzending, dat op 15 mei 2008 aan de Minister van SZW, Donner, werd aangeboden, dan ook een aantal voorstellen om de malafiditeit verder te verminderen. De branche richtte in het rapport haar pijlen met name op de inlener die bewust zaken doet met niet-geregistreerde of nietgecertificeerde uitzendbureaus. Werken met een niet-geregistreerd of niet-gecertificeerd bureau leidde in de voorstellen tot groot financieel risico voor de inlener. Voor een aantal van de voorstellen werd nadrukkelijk de medewerking van de overheid gevraagd. 62 Zo ook voor het op 2 september 2011 door Minister van SZW, Kamp, en staatssecretaris van Financiën, Weekers, die een aantal van de ABU voorstellen hadden opgepakt, naar de Tweede Kamer gestuurde wetsvoorstel Wet registratieplicht intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen. 63 Het voorstel dat op 6 maart 2012 door de Tweede Kamer aangenomen is, verplicht sinds 1 juli 2012 uitzendbureaus zich als uitzendbureau te registreren in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (KvK). Wie dat niet doet of samenwerkt met een uitzendbureau dat niet geregistreerd is krijgt een flinke boete. 64 De KvK geeft de informatie over de geregistreerde onderneming door aan de SNA. De stichting nodigt de geregistreerde onderneming vervolgens uit voor certificering. De Arbeidsinspectie en de Belastingdienst gebruiken de informatie over niet-registratie of niet-certificering bij hun risicoanalyse. Ondernemingen waarvan duidelijk is dat ze zich niet laten registeren bij de KvK dan wel zich niet laten certificeren bij de SNA komen bij de overheid onder het vergrootglas te liggen. 65 58 Illegaal werk blijft probleem bij uitzendbureaus, Inspectie SZW 30 november 2011, www.inspectieszw.nl (zoek op illegaal werk blijft probleem bij uitzendbureaus ). 59 Integrale Rapportage Handhaving 2008, p. 15. 60 Smitskam 2010, p. 2. 61 Kamerstukken II 2008/09, 31 833, nr. 3, (MvT). 62 Kamerstukken II 2005/06, 17 050 & 29 407, nr. 358, p. 6. 63 Kamerstukken II 2010-2011, 32 872 nrs. 2 & 3. 64 Registratieplicht werkgevers voor uitlenen arbeidskrachten per 1 juli in werking, Rijksoverheid 29 juni 2012, www.rijksoverheid.nl (zoek op registratieplicht werkgevers voor uitlenen arbeidskrachten per 1 juli in werking ). 65 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 23. 14

Het heeft even geduurd, maar het lijkt erop dat de regering niet langer enkel voorzichtig probeert haar voornemen de fraude en illegaliteit in de uitzendbranche te bestrijden waar te maken, maar de strijd nu keihard aangaat. De in 2008 door de ABU voorgestelde registratieplicht is inmiddels ingevoerd en in januari 2012 gaf Kamp tijdens de startbijeenkomst van de Inspectie SZW, de inspectiedienst waarin de Arbeidsinspectie, SIOD en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) zijn samengegaan, aan dat het zijn streven is om het aantal malafide uitzendbureaus in twee jaar tot nul terug te brengen. Het samengaan van de drie instanties betekent dat misstanden op het gebied van sociale zaken en werkgelegenheid slimmer en beter kunnen worden aangepakt. Door een brede risicoanalyse zijn mensen in te zetten waar ze het hardst nodig zijn en zou een keiharde aanpak van de malafide uitzendbureaus mogelijk moeten zijn. 66 Het streven van Kamp om in de periode tot 21 december 2013 echt eens forse klappen uit te delen aan het malafide deel van de uitzendbranche komt waarschijnlijk voort uit het op 29 september 2011 uitgebrachte rapport van de tijdelijke commissie Lessen uit Recente Arbeidsmigratie (LURA). Één van de aanbevelingen die de commissie LURA deed was het aantal malafide uitzendbureaus aan te pakken. 67 Kamp heeft deze uitdaging opgepakt en is, naast zijn missie de registratieplicht in te voeren, het project Aanpak Malafide Uitzendbureaus (AMU) gestart. In het project wordt samengewerkt met andere ministeries zoals Financiën, gemeenten, de Kamers van Koophandel, de Belastingdienst, werkgevers- en werknemersorganisaties en de private partijen die zich bezighouden met de handhaving in de branche zoals de SNA. 68 Één van de onderdelen van het project AMU is het Meldpunt AMU waar sinds maart 2012 wantoestanden in de uitzendbranche met betrekking tot illegale arbeid, uitbuiting en belastingfraude kunnen worden gemeld. Het meldpunt is er niet alleen voor de slachtoffers van illegale arbeid en uitbuiting, maar ook voor goede ondernemers die zich oneerlijk beconcurreert voelen. Een aspect van het project is ook het versterken van de internationale samenwerking tussen de Inspectie SZW en instanties in andere EU-lidstaten. 69 In dit kader hebben Kamp en zijn Vlaamse collega minister van Werk Philippe Muyters onlangs een intentieverklaring ondertekend om de grensoverschrijdende fraude bij malafide uitzendbureaus tussen Nederland en Vlaanderen intenser aan te pakken. 70 Een ander project in de strijd tegen de fraude en illegaliteit in de uitzendbranche dat nog loopt is het wetsvoorstel Aanscherping, handhaving en sanctiebeleid SZW. Met het voorstel wordt het preventief opleggen van een dwangsom of stilleggen van werkzaamheden bij recidive aan het sanctie-instrumentarium voor de arbeidswetten en dus ook voor de WAADI toegevoegd. 71 Het voorstel is op 5 juli 2012 door de Tweede Kamer aangenomen en de Eerste Kamer zal er voor 25 september 2012 over stemmen. 72 5.2 Ondersteuning zelfregulering branche 66 Malafide uitzendbureaus: een van speerpunten nieuwe inspectie, Inspectie SZW 1 januari 2012, www.inspectieszw.nl (zoek op malafide uitzendbureaus: een van speerpunten nieuwe inspectie ). 67 Kamerstukken II 2011/12, 32 680, nr. 4. 68 Brief over de aanpak van malafide uitzendbureaus, O/AMU/2012/3697, p. 1. 69 Brief over de aanpak van malafide uitzendbureaus, O/AMU/2012/3697, p. 3. 70 Uitzendsector verheugd over nieuwe intentieverklaring, ABU 10 oktober 2011, www.abu.nl (zoek op nieuwe intentieverklaring ). 71 Nota naar aanleiding van het verslag, Wet registratieplicht intermediairs die arbeidskrachten ter beschikking stellen, 32 872, p. 5. 72 www.eerstekamer.nl, (zoek op aanscherpingen ). 15

5.2.1 Maatregelen ter versterking van de samenwerking en verbetering van de gegevensuitwisseling De in 2005 aangekondigde ondersteuning van de zelfregulering van de uitzendbranche door de overheid werd in 2007 onderstreept door drie convenanten die dat jaar tussen de SNA en het Ministerie van Financiën werden afgesloten. Het eerste convenant, dat op 24 mei 2007 werd afgesloten, betreft de elektronische aanlevering van verklaringen omtrent het betalingsgedrag met betrekking tot de loon- en omzetbelasting en de sociale verzekeringspremies van de gecertificeerde ondernemingen in het register. De Belastingdienst dient deze verklaringen vier keer per jaar door te geven aan de SNA. Met de verklaringen kan de stichting tussen de reguliere inspecties door volgen of de gecertificeerde ondernemingen nog steeds netjes hun betalingsverplichtingen nakomen. Gebleken betalingsachterstanden zijn een risicosignaal dat het certificaat mogelijk moet worden ingetrokken. 73 Het tweede convenant, dat op 12 november 2007 werd afgesloten, houdt in dat in Nederland gevestigde ondernemingen die in het register staan gebruik kunnen maken van een versnelde procedure voor het aanvragen van sofinummers voor buitenlandse werknemers. 74 Het derde convenant, dat ook op 12 november 2007 werd afgesloten, heeft betrekking op (buitenlandse) werknemers en/of ZZP ers die in Nederland door buitenlandse uitzendondernemingen tewerk worden gesteld. 75 Bij een inspectie voor het SNA-register vraagt een inspectie-instelling naar eventuele controle- en onderzoeksrapporten van de Belastingdienst en de Arbeidsinspectie. De door die instanties in dit kader opgelegde boetes kunnen voor de stichting belangrijke signalen vormen die consequenties kunnen hebben voor de registratie in het register. Een ander voorbeeld van de ingezette ondersteuning is dat de Arbeidsinspectie sinds 2008 bij haar inspecties rekening houdt met het NEN-certificaat. Gecertificeerde uitzendbureaus worden sindsdien alleen nog maar gecontroleerd indien daar aanleiding toe bestaat. Ondernemingen die vervolgens volgens de Arbeidsinspectie niet aan de wettelijke vereisten voldoen worden door de SNA uit het register verwijderd. Ook heeft de Arbeidsinspectie op 1 mei 2007 de mogelijkheid gekregen meldingen van de Stichting Naleving CAO voor Uitzendkrachten (SNCU) over vermoedens van onderbetaling of van overtredingen van de WAV, de Arbowet, de ATW en de WAADI te onderzoeken. De Arbeidsinspectie en SNCU houden sindsdien regelmatig overleg. Het ultieme voorbeeld van de versterking van de samenwerking en verbetering van de gegevensuitwisseling tussen de overheid en de uitzendsector is echter de eerder genoemde kennis- en informatie-uitwisseling tussen de KvK, Belastingdienst, Arbeidsinspectie en de SNA in het kader van de onlangs ingevoerde registratieplicht. 5.2.2 Wettelijke maatregelen Toen in 2008 geconstateerd werd dat het aantal malafide uitzendbureaus ondanks alle genomen maatregelen nog altijd hoog was, was het voor de overheid tijd om ook een wettelijke maatregel ter ondersteuning van de zelfregulering te nemen. De ABU had in haar rapport Registratie en certificering tegen misbruik van uitzending naast de registratieplicht voorgesteld om inleners die met een niet-gecertificeerd uitzendbureau zaken doen hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor 73 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 20. 74 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 20. 75 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 21. 16

betaling van het wettelijk minimumloon. 76 De overheid is met dit voorstel aan de slag gegaan met artikel 7:692 BW als resultaat. Op grond van deze bepaling, die op 1 januari 2010 in werking is getreden, zijn zowel het uitzendbureau als de inlener hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van het wettelijk minimumloon en de minimumvakantiebijslag. Inleners kunnen zich van deze aansprakelijkheid vrijwaren door enkel zaken te doen met gecertificeerde uitzendbureaus. Inleners moeten er dus een gewoonte van maken om bij elke nieuwe overeenkomst die zij met een uitzendbureau aangaan en bij elke verlenging van een lopende overeenkomst de website van de SNA te raadplegen om te controleren of het uitzendbureau gecertificeerd is. Krachtens artikel 7:692 lid 2 BW heeft het voor de vrijwaring van een inlener geen consequenties als het uitzendbureau tijdens de contractperiode zijn certificatie verliest. 77 Door de inlenersaansprakelijkheid minimumloon worden inleners aangemoedigd alleen met gecertificeerde uitzendbureaus zaken te doen en worden uitzendkrachten extra beschermd tegen onderbetaling. 78 5.2.3 Nieuwste ontwikkelingen In het kader van het project AMU is er onlangs een zogenoemde reflectiegroep opgericht. Deze groep analyseert de huidige wet- en regelgeving en de genomen maatregelen om te bezien welke aanvullende maatregelen nog nodig en mogelijk zijn in de strijd tegen de malafide uitzendbureaus. Aangezien Kamp erkent dat samenwerking cruciaal is om de strijd te winnen zijn zowel de publieke als de private partijen die zich bezig houden met de aanpak van de malafiditeit in de uitzendbranche in de reflectiegroep vertegenwoordigd. De groep onderzoekt de plannen en de keuzes die in het verleden gemaakt zijn en de mate waarin die succesvol zijn geweest. 79 Ook het herintroduceren van de vergunningplicht voor uitzendondernemingen zal daarbij onderzocht worden. Kamp sluit niet uit dat uiteindelijk opnieuw een vergunningplicht voor uitzendbureaus ingevoerd zal worden. Hij wil echter eerst de zelfregulering, aangevuld met de tot nu toe genomen overheidsmaatregelen, de kans geven om het aantal malafide uitzendbureaus terug te brengen. 80 De laatst genomen overheidsmaatregel met betrekking tot de ondersteuning van de zelfregulering is de op 1 juli 2012 ingevoerde vrijwaring voor inlenersaansprakelijkheid. 81 Aanleiding van deze maatregel was een door de heren van Hijum en Spekman ingediende motie, de motie Van Hijum/Spekman. 82 In de motie werd de regering verzocht om in overleg met de uitzendbranche de mogelijkheden voor inleners te verkennen om het risico op naheffingen en boetes te elimineren zoals vrijwaring van aansprakelijkheid voor belastingen en premies bij samenwerking met een gecertificeerd uitzendbureau. Naar aanleiding van deze motie heeft er in 2011 veelvuldig overleg plaatsgevonden en hebben de publieke en private partijen onlangs overeenstemming bereikt over de voorwaarden waaronder inleners van uitzendkrachten gevrijwaard kunnen worden van hun inlenersaansprakelijkheid. 83 Inleners zijn geheel gevrijwaard, dus niet meer enkel tot het bedrag van de storting op de G-rekening, indien ze samenwerken met een gecertificeerd uitzendbureau, ze 25% van de factuur (inclusief BTW) op de G-rekening van het uitzendbureau storten, zij hun administratie met betrekking tot het uitzendbureau op orde hebben en zij de 76 Kamerstukken II 2005/06, 17 050 & 29 407, nr. 358, p. 6. 77 Smitskam 2010, p. 3. 78 Smitskam 2010, p. 1. 79 Brief over de aanpak van malafide uitzendbureaus, O/AMU/2012/3697, p. 1& 2. 80 Nieuwsbrief SNA februari 2012, p. 2. 81 Nieuwsbrief SNA juni 2012, p. 1. 82 Kamerstukken II 2009/10, 31 833, nr. 8. 83 Register Normering Arbeid Jaarverslag 2011 2011, p. 14. 17

identiteit van de door hen ingeleende werknemers kunnen aantonen. 84 Inleners die zaken doen met een gecertificeerd uitzendbureau en enkele aanvullende maatregelen nemen kunnen dus niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele niet afgedragen loonheffingen en omzetbelasting. 84 Nieuwsbrief SNA juni 2012, p. 1. 18

6 De evaluatie Uit de vorige hoofdstukken blijkt dat er veel actie wordt ondernomen om de malafide praktijken in de uitzendbranche te bestrijden en te voorkomen. Er wordt actief gewerkt aan een strak kader van regelgeving. Diverse publieke en private instellingen leveren grote inspanningen om deze regels te handhaven. De publieke inspectie-instellingen zoals de Inspectie SZW en de FIOD controleren uitzendbureaus op de wet- en regelgeving, de SNCU neemt klachten en meldingen in behandeling over niet-naleving van de CAO-afspraken en de uitzendbureaus die zich hebben laten certificeren volgens de NEN 4400-normen worden gecontroleerd door private inspectieinstellingen. Er wordt steeds meer met risicocontroles gewerkt en de samenwerking tussen instanties wordt verbeterd. 85 Toch is het aantal malafide uitzendbureaus nog te groot. Malafide gedrag blijkt erg lastig te bestrijden en de tegenvallende economische ontwikkelingen van de afgelopen jaren helpen ook niet mee. 86 Zoals bijna alle sectoren is ook de uitzendbranche door de economische en financiële crisis onder druk komen te staan. Inleners zijn daardoor meer geneigd enkel naar de prijs van uitzendkrachten te kijken en daarbij mogelijke malafide praktijken te negeren. Arbeidskosten bepalen immers voor een aanzienlijk deel de prijs van producten. Inleners werken door de crisis meer samen met de uitzendbureaus die zich niet aan de wet houden waardoor de uitzendkrachten minder goed bij de bonafide uitzendondernemingen terecht kunnen. 87 Economische crisis of niet, het aantal malafide uitzendbureaus moet omlaag. De aanpak van de fraude en de illegaliteit in de uitzendbranche is over de jaren verschoven van het publieke terrein naar het private terrein en uiteindelijk is er een unieke mix ontstaan waarbij door de overheid en de uitzendbranche nauw wordt samengewerkt. Ook al is het probleem nog verre van opgelost, zijn we met het huidige pakket aan maatregelen het dichtst bij de oplossing? 6.1 De zelfregulering Het doel van de SNA is dat steeds meer uitzendbureaus zich laten certificeren. De uitzendbranche kan hierdoor beter gecontroleerd en gereguleerd worden. Inleners moeten zoveel mogelijk gebruik maken van deze NEN 4400-gecertificeerde bedrijven. Of de SNA haar doelstelling haalt kan beoordeeld worden door naar het aantal gecertificeerde bureaus te kijken. 88 3000 2500 2000 1500 1000 Ondernemingen met SNAkeurmerk 500 0 2007 2008 2009 2010 2011 85 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p. 66 & 67. 86 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 68. 87 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 18. 88 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p. 59. 19

Grafiek: Aantal ondernemingen met het SNA-keurmerk 89 Het is lastig te zeggen hoe deze aantallen zich verhouden ten opzichte van het aantal uitzendbureaus dat in Nederland actief is nu deze pas sinds kort verplicht zijn zich als zodanig te registreren, maar wel gezegd kan worden dat het aantal uitzendbureaus met een SNA-keurmerk eerder aan het toenemen dan aan het afnemen is. 90 De stijging komt waarschijnlijk voort uit het feit dat de NEN-normen in nauwe samenwerking tussen werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en in overleg met de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Financiën tot stand zijn gekomen. Deze achtergrond zorgt voor een breed draagvlak voor het SNA-register. Ook zal meespelen dat de eisen van de normen door de uitzendbranche zelf worden opgesteld. De kwaliteitseisen die de NEN-normen stellen sluiten daardoor goed aan bij de praktijk. 91 Om te zorgen dat de normen bij de praktijk aan blijven sluiten maakt de SNA voor de ontwikkeling en het onderhouden van de norm gebruik van deskundigen die zitting hebben in het Centraal College van Deskundigen. Op het moment dat het college aanpassing van de norm wenselijk acht wordt een vergadering van de Normcommissie belegd die zal bezien of aanpassing daadwerkelijk nodig is. Vorig jaar is er dan ook besloten dat de ontwikkelingen in de uitzendbranche, veranderingen in de wet- en regelgeving en ervaringen vanuit de inspecties een aanpassing van de bestaande normering noodzakelijk hadden gemaakt. Dit heeft geleid tot een nieuwe versie van de norm voor Nederlandse ondernemingen: de NEN 4400-1:2010. Sinds 1 mei 2011 mag er enkel nog op grond van deze norm geïnspecteerd worden. 92 Daarnaast is er in 2011 een adviestraject gestart om de norm voor buitenlandse uitzendondernemingen (NEN 4400-2) volledig tegen het licht te houden. Dit traject moet in 2012 leiden tot een volledig aangepaste NEN 4400-2. 93 De NEN 4400-certificering moet ertoe leiden dat er een duidelijke scheiding wordt aangebracht tussen malafide en bonafide uitzendbureaus. Het zou hierdoor voor inleners duidelijker zijn met welke bureaus zij veilig samen kunnen werken waardoor minder van malafide bureaus gebruik gemaakt zal worden. 94 Helaas is de NEN-certificering niet altijd even betrouwbaar. Er zijn concrete gevallen van verkeerde toepassing van de regelgeving door inspectie-instellingen bekend en men is soms ook bang dat de instellingen bij de uitgave van de certificaten met een commercieel belang handelen. Dit gebrek aan vertrouwen in de handhaving ondermijnt de effectiviteit van de NEN 4400-certificering. 95 Om te zorgen dat correct beoordeeld wordt of ondernemingen voldoen aan de eisen van de op hen van toepassing zijnde norm, gaat de SNA enkel samenwerkingsovereenkomsten aan met inspectie-instellingen die zelf ook aan een norm voldoen, de norm voor inspectie (NEN-EN- ISO/IEC 17020). 96 De Raad voor Accreditatie houdt hier toezicht op. Nu de SNA zich bewust is van de kritiek dat ook gecertificeerde uitzendbureaus de regels nog overtreden is zij eind vorig jaar het Protocol Kwaliteitsborging met de inspectie-instellingen overeengekomen. In het kader van dit protocol worden er op basis van steekproeven controle-inspecties uitgevoerd. Tijdens een 89 Register Normering Arbeid Jaarverslag 2011 2011, p. 20. 90 Kamerstukken II 2005/06, 17 050, nr. 309, p. 8. 91 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p. 28. 92 Nieuwsbrief SNA april 2011 2011, p. 1. 93 Register Normering Arbeid Jaarverslag 2011 2011, p. 13. 94 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p. 61. 95 Walz, Frouws & Grijpstra 2010, p. 59 & 60. 96 Register Normering Arbeid 2007-2009 2010, p. 16. 20