16 oktober 2016, gereformeerde kerk Zevenhuizen-Moerkapelle Dienst van de voorbereiding Intochts-lied Lied 513: 1, 2 (God heeft het eerste woord) Stilte, moment van persoonlijke bezinning. Gebed van inkeer in 3 intenties, steeds afgewisseld met het zingen van een strofe uit lied 600, resp. 1, 3 en 5 (Licht, ontloken aan het donker) na de woorden opdat ons gebed niet zal verstommen... Dienst van het woord. Gebed voor de opening van het Woord. Schriftlezing(en): Genesis 32: 23-32 lector Erwin Hoekstra Zingen: Psalm 121: 1 (Ik sla mijn ogen open zie) Evangelie: Lucas 18: 1-8 Zingen Lied 647: 1, 2 (voor mensen die naamloos) Evangelie: Lucas 18: 9-14 Zingen: Lied 647: 3, 4 (Voor mensen die vragend) Prediking Gemeente van de Heer, zusters en broeders, Kijk nou toch eens, zegt Jezus met zijn gelijkenis over de rechter. Kijk nou toch eens goed. Er gebeuren in deze gebroken wereld goede dingen. Ondanks onszelf. Kijk die rechter toch eens. Hij trekt zich van God noch gebod iets aan. Zo staat hij ook bekend. Berucht. En dan toch, dan toch doet hij iets goeds. Tegen zijn onverschilligheid in. Tegen zijn eigenbelang in doet hij deze vrouw recht. En als we breder kijken, zien we dat vaker. Tegen al onze verwachtingen in zijn er goede dingen in deze wereld. Kun je nagaan, zegt Jezus, wat je van God kunt verwachten. 1
Het is daarom zinvol om een beroep om hem te blijven doen. Om te blijven roepen tegen het onrecht. Al was het maar om te voorkomen dat je er zelf in mee wordt genomen. Als je je dat gaat realiseren, heb je alle reden tot hoop. Dan is er alle reden om een gemeente van de hoop te zijn. En dan mag er ook wat van ons als gemeente worden verwacht. Wat dan? Dat we met volharding zullen bidden, roepen, blijvend roepen tot God. Dat is onze roeping. Ook al zijn we een kleine groep geworden. Ook al lopen velen de huizen van gebed voorbij. Dan zullen we blijven bidden. Voor hen, namens hen: roepen om recht. En met verwachting want God is zoveel meer dan wat de mens doet voor een ander. Dat leren we van de eerste gelijkenis. We leren het van die rechter die zich van God noch gebod iets aantrok. Dat schuurt, dat Jezus ons oproept van de rechter te leren. We moeten van hem te leren, terwijl wij hem het liefst veroordelen. Maar nee, zegt Jezus, oordeel niet te snel, dat is onrecht. Kijk goed. Kijk goed: het is niet zwart-wit in het dagelijks leven. [...] En kijk dan nóg eens goed, zegt Jezus met een tweede gelijkenis. Kijk nog eens opnieuw. Ook die tweede gelijkenis schuurt omdat we zo graag willen veroordelen. Dat zit ons wat in het bloed. Zeggen dat de ander het niet goed doet. Dat willen we bij die rechter. Dat willen we ook bij de farizeeër en de tollenaar. 2
De één houdt zich aan God noch gebod. De tweede verheft zich boven de ander. De derde is een collaborateur, werkt samen met de vijand. Ons oordeel ligt snel klaar. Maar in ons oordeel zien we dingen over het hoofd. Net als bij de rechter moeten we ook bij deze twee mannen goed leren kijken. En dingen afleren. Een gelijkenis met twee figuren. Wij denken al gauw dat je moet worden als de ene of als de andere. Dat we de éne moeten afwijzen en de ander moeten omarmen. Maar je kunt je toch ook niet goed voorstellen dat Lucas ons wil leren bidden: O God, ik dank u dat ik niet ben zoals de farizeeër... Kijk goed. Jezus wijst op iets anders. Kijk, zegt hij: ze gaan met zijn tweeën. Twee mensen klimmen op naar het heiligdom om te aanbidden... Twee Ze weren elkaar niet uit de tempel. Ze worden geen van beide geweerd door anderen. Ze komen beide naar binnen. En: ze komen beide...om te aanbidden. Zo verschillend als ze zijn, ze bidden in dezelfde ruimte. Twee mensen. Ze worden niet door Jezus geschetst om ze tegen elkaar uit te spelen. Hij stelt ze aan elkaar voor. Jezus brengt ze samen in één verhaal. Hij veroordeelt geen van beiden, maar plaatst ze samen voor het aangezicht van God. Er is hoop voor de tollenaar. 3
Er is hoop voor de farizeeër. Omdat ze beide die ene plek delen: de plek van het gebed. Moet dat nou zo nodig? Beide samen op één plek? En dan ook nog op die heilige plek? Moeten zij nu zo nodig samen op één plek samenkomen? Kan er niet een aparte dienst voor tollenaars worden gehouden? En een speciale gebedsdienst voor de supervromen onder ons? Beiden met een eigen speciaal opgeleide voorganger? Moet dat nu bij elkaar in één gewone gebedsdienst? En het evangelie zegt daar ronduit ja op. Als je niet meer samen komt om te bidden, dan gaan we met zijn allen naar de Filistijnen. Als we mensen veroordelen en buitensluiten bij onze gebedsbijeenkomst dan doen we Christus tekort. Maar kán het ook? Kunnen wij dat wel, op die plek van gebed blijven samenkomen bij zulke grote verschillen? Wij zijn toch zeker Jezus niet? We hebben misschien allemaal wel eens diep in ons hart gedacht: dank u God, dat ik niet ben als En dan schrik je, als juist die ander naast je komt zitten in de kerk. Als je samen met diegene die jij al hebt veroordeeld, het onze Vader moet bidden. Kan het? Je zou op het eerste gezicht zeggen: nee. Dit is te veel gevraagd. Maar deze gelijkenis volgt op die van de onrechtvaardige rechter. En waar we het nog niet over hebben gehad is de volharding van de weduwe. Zij blijft aankloppen. 4
En hoor Jezus zeggen: haar volharding is een voorbeeld voor jullie, leerlingen van me. Volhardt, en laat niet los. Volhardt en geef niet op. En bidt, blijf bidden: laat uw recht voorgaan en doorgaan. Als je niet met iemand samen denkt te kunnen bidden, moet je juist des te meer bidden. Worstelen, als Jakob bij de Jabbok om zegen over je gebed. Want als die rechter al veranderen kan, hoeveel te meer jij zelf, die wél wilt luisteren naar God en gebod. Als Jakob Israël (strijder Gods) kan worden, hoeveel temeer jij zelf, die zoekt naar de stem van de Heer. En bedenk dat dit woord van Jezus is gericht aan de gemeente. Je kunt dit samen opbrengen. Ook op deze plek. Dát is kerk zijn. Dát is samengeroepen zijn. Een plek bieden aan elkaar. Maar meer nog: met elkaar samen willen bidden. Ook met je tegenstander, ook met degene die je het liefst mijdt. Bewust, willens en wetens mét die ander bidden. En als je je daarbij voelt geremd, des te meer bidden: Laat uw recht geschieden, God. Overwin in mij de verzoeking om te zwijgen, weg te kijken, de ander af te weren. Aan God zal het niet liggen. Bij hem kan ieder die bidt aankloppen. Iedereen? Ja, iedereen die tot hem roept is welkom in zijn huis van gebed. Op deze plaats. Te midden van deze mensen. In de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Amen. 5
Lied 1005: 1, 2, 5 (Zoekend naar licht) Dienst van het antwoord. Bevestiging in het ambt en aanstelling pastoraal medewerker Zingen: lied 416: 1, 2, 3, 4 (Ga met God en hij zal met je zijn) Inzameling van de gaven Gebeden. Slotlied. (staande) Lied 841: 1, 2 (Wat zijn de goede vruchten) Wegzending en zegen. 6