verslag Intervisie EMK Regio Oost-Vlaanderen datum 15/05/2013 lokaal Regiohuis BJB Gent refertenummers aanwezig Leen Samyn (SDJ Gent) Hilde Dehandschutter (CWB) Raf De Mulder (CAB Gent) Tom Spildooren (vzw apart) Wim Taels (vzw De Cocon) Filip Maertens (vzw Martens-Sotteau) Leen van Biesen (De Twijg) Ann Saeys (CBJ Aalst/oudenaarde) Robert Impens (vzw Jeugdzorg Sint-Vincentius) Liesbeth Geys (vzw Beaufort) Thierry De Raedt (vzw Sint-Carolus) - Geert Ginneberge (vzw Hadron) Patrick Windey (MFC Meetjesland) Jonathan Vercruysse (vzw De Totem) Erik Dekempeneer (CIJG Sint-Jan Baptist) Stefaan Kaesteker (vzw Ter Muren) Katty Knaepen (vzw Lionshulp) Maarten Floré (Vzw Stappen) Evelyn Schaubroeck (CWB) Isabelle Quintens (regioverantwoordelijke Oost-Vl.) Bram Antheunis (JW) Geert Michiels (JW) Ellen Noens (vzw Minor-Ndako), Koen Gevaert (IJH) verontschuldigd 1. Vooraf 2. Goedkeuring verslag 15/3/2013 In het vorige verslag werd gealludeerd op de rondzendbrief inzake het experiment intersectorale multifunctionele cliënttrajecten. Er wordt geopperd dat deze rondzendbrief niet van toepassing is als de VAPH-voorziening geen MFC is. De intersectorale toegangspoort zal wel mogelijkheden bieden voor intersectorale trajecten, los van het feit of de VAPH-voorziening een MFC is of niet. In het verslag van de intervisie van 8/2/13 was volgende opgenomen: Moet een jongere die residentieel wordt begeleid in organisatie X en die in onderling overleg voor een time out gaat naar organisatie Y daarvoor een nieuwe beschikking krijgen? Er blijken op dit moment (en vóór EMK) verschillende praktijken te bestaan. Er wordt aangehaald dat men in Oudenaarde goede praktijken en afspraken hierover heeft ontwikkeld, deze zullen ter informatie opgevraagd worden. Een aantal organisaties stelde de vraag naar mogelijke teksten inzake de goede praktijken in Oudenaarde. Er bestaan echter geen formele zaken op papier. Het verslag wordt goedgekeurd en gepubliceerd op de website. 3. Terugkoppeling ander overleg p1
a) overleg met de koepels: de financiële tool is ontwikkeld. Op 27/6 (en niet 13/6 zoals aangehaald op de intervisie) wordt een vormingsdag georganiseerd over enveloppefinanciering, op 21/6 rond veranderingsmanagement. De koepels maakten een gezamenlijk emailadres aan waar men met vragen terecht kan: ondersteuningsproject.emk@gmail.com b) er zijn veel vragen en bedenkingen bij de vakbondsafgevaardigden rond werkdruk, verandering jobinhoud, meer werken in de context, ziektevervanging. Men vroeg om aanwezig te mogen zijn op de regionale intervisiemomenten. Vanuit Jongerenwelzijn werd een ander voorstel gedaan: aparte intervisiemomenten voor vakbondsafgevaardigden of apart intervisiemoment in elke regio met vakbondsafgevaardigden en de huidige deelnemers aan de intervisie. Tevens was er ook de vraag om vakbondsafgevaardigden aanwezig te laten zijn op de bilaterale overlegmomenten met de individuele organisaties: in de uitnodiging voor de bilaterale gesprekken zal er gevraagd worden naar een vertegenwoordiging van het personeel. c) Overleg rond ondersteunende begeleiding: er werden afspraken gemaakt inzake registratie (een nota hierover werd rondgestuurd). In het bilateraal overleg zal meer inhoudelijk ingegaan worden op het aanbod binnen de modules ondersteunende begeleiding. d) Overleg Jeugdrechters: hier was de voorbije periode heel wat beweging: er zijn twee overlegmomenten geweest waarop alle jeugdrechters werden uitgenodigd. Vanuit de jeugdrechtbank Brugge werd een nota opgemaakt, met een kritische blik op de vertaling van maatregelen naar modules, die als vertrekbasis diende voor het overleg. Op basis van deze tekst en het overleg werd een nieuw voorstel gemaakt dat ondertussen werd verspreid. Jeugdrechters hebben de vrijheid om dit nieuwe voorstel te volgen of niet. 4. Opvolging convenant, regioafbakening, registratie, contextbegeleiding, modulair kwartaal Convenanten: uitgenomen deze waarbij een aanvraag voor innovatie of flexibiliteit werd gedaan, zijn alle convenanten naar de organisaties verstuurd ter ondertekening. Vzw Beaufort signaleert dat zij een aanvraag deden voor innovatie doch dat de verwijzende instanties (teamverantwoordelijken) hier in eerste instantie negatief op reageerden en dat sinds eind maart wordt gewacht op het standpunt van de voorzitter van het CBJ en de jeugdrechters hierover. Heel veel vragen zijn er bij het aantal te presteren contexturen en volgende bedenkingen komen naar boven: Een eerste zicht op het modulair kwartaal leert dat er veel verschil is in de registratiegegevens tussen de organisaties. Er blijkt veel onduidelijkheid als gevolg van verschillende communicatie inzake bvb. het registreren van telefonische contacten: eerst mocht dit wel indien in functie van de hulpverleningsdoelstellingen, nadien werd dit afgezwakt tot bepaalde doelgroepen (niet begeleide buitenlandse minderjarigen en ouders in de gevangenis. Dit laatste blijkt effectief p2
foutief gecommuniceerd: de vermelde doelgroepen werden op een ander overleg enkel aangehaald als voorbeelden. In leefgroepen van uitsluitend -12-jarigen is men veel bezig met zorg : er is weinig mogelijkheid om individueel met jongeren te praten omdat men voortdurend bezig is met de groep. In de sector is er, eerder dan tijd te meten, vooral een cultuur om activiteiten te meten. Er wordt nu teveel gefocust op het face-to-face-contact terwijl eerder het contact houden met de cliënt belangrijk lijkt (ook al is dat dan via een chatsessie van anderhalf uur). Bij de modules contextbegeleiding in functie van autonoom wonen wordt met de ouders vaak telefonisch contact genomen. Ook in geval er zich een crisis voordoet kan heel veel gebeuren van achter een bureau zonder dat er face-to-face-contact is. Er wordt gevraagd naar de finaliteit van de registratie: bedoeling is om zicht te krijgen op het gebruik van de modules en dit te verwerken in het eindverslag. De tijdsregistratie is arbeidsintensief en er staan geen extra middelen tegenover. Problemen rijzen ook indien een aanzienlijk deel van het cliënteel van allochtone afkomst is, waar omwille van cultuurgegeven het aan huis gaan niet evident is (bvb. in het geval van een mannelijke begeleider bij een moslimmoeder); in vakantieperiodes zijn deze gezinnen vaak voor langere tijd in het buitenland. Voor gezinnen waarvan twee of meer kinderen in begeleiding zijn kan een contact maar één keer worden geregistreerd. Indien er veel personeelsleden afwezig zijn bvb. wegens ziekte, is het eerste wat wegvalt de registratie. Men vraagt zich af of het de bedoeling is om de norm te gaan bepalen op basis van de registratie. De focus op de registratie heeft te maken met inzet van capaciteit en de vraag of capaciteit flexibeler kan worden ingezet. In het debat komt te weinig het vraaggericht werken, zoals dat in het MFC-experiment het geval was, aan bod. Voorstel om de resultaten van de registratie te bekijken tijdens de bilaterale gesprekken, want het is niet mogelijk om dit op de intervisie te doen. De tijdsregistratie is een procesindicator die niets zegt over de finaliteit van de hulpverlening. In grotere organisaties met de verschillende werkvormen zal er geen probleem zijn om het aantal uren te halen omdat het surplus aan contacturen in de mobiele werking bvb. het tekort in leefgroepen van -12-jarigen compenseert. De 80%-regel voor de bezetting wordt niet doorgetrokken naar de contacturen. Wat als het aantal contexturen niet wordt gehaald: er is geen sanctiemechanisme. Conclusie: op basis van bovenstaande is het duidelijk dat er iets moet gebeuren rond het element contexturen. Jongerenwelzijn gaat na of er een oplijsting kan gemaakt worden wat onder contexturen valt en wat niet. Regioafbakening: in de convenanten is er een standaardafbakening opgenomen. In het kader van de integrale jeugdhulp en de moduledatabank is er geen regio-afbakening p3
voorzien. De vraag leeft nochtans op vele fora en het is ook een doelstelling binnen de Staten-generaal Jeugdhulp om tot een afbakening te komen. Vanuit de verwijzende instantie wordt de vraag gesteld of er een terugkoppeling komt rond regioafbakening. Op Vlaams niveau kan dit via het Centraal Overleg van regioverantwoordelijken. Ook een regionale terugkoppeling is mogelijk. 5. Thema 1: Integrale Jeugdhulp De volgende intervisie in Oost-Vlaanderen is gepland op 20/9. Er is een voorstel om begin september een bijeenkomst te plannen met alle Oost-Vlaamse organisaties/voorzieningen BJB met oog op de start van de ITP. De aanwezigen opteren er voor om beide overleggen te laten doorgaan (ook al omwille van alle bedenkingen die er zijn omtrent registratie). Afstemming EMK ITP: drie aandachtspunten: a) Omgaan met verschillende intensiteiten De indicatiesteller indiceert de intensiteit of de range van mogelijke intensiteiten op typemoduleniveau, de jeugdhulpregie koppelt hier modules met intensiteiten (of een range van intensiteiten) aan vast. Afspraak is dat cliënt en organisatie minimaal om de zes maanden moeten evalueren of de geïndiceerde en toegewezen intensiteit beantwoordt aan de realiteit. Indien niet moet een herindicatie gevraagd worden. Hierop komen volgende bemerkingen: - bovenstaande is in tegenspraak is tot wat eerder werd aangegeven, namelijk dat er niet kan geïndiceerd worden op basis van intensiteiten (wegens geen knowhow, geen duidelijke instrumenten, ). - Het zorgt voor extra werk bij de organisaties om in te schatten welke typemodule en de daaraan verbonden intensiteit vrij komt en daarna te registreren met het oog op de inschatting of in de loop van een periode van zes maanden de intensiteit moet aangepast worden. - Indiceert de jeugdrechter de intensiteit? Wat als blijkt dat de intensiteit moet wijzigen in de loop van de zes maanden: moet de jeugdrechter dan een nieuwe beschikking nemen? b) Duur van de EMK-modules versus de duur van jeugdhulpbeslissing c) Declareren van het aanbod p4
6. Thema 2 (interne) regie Wegens tijdsgebrek zal dit agendapunt op een latere intervisie aan bod komen p5