7.1 Grasgroei Groei eerste snede

Vergelijkbare documenten
aangepast snedeadvies = snedeadvies uit basistabel bij betreffende NLV x (geplande stikstofjaargift / stikstofjaargift uit basistabel).

Beter stikstofadvies voor grasland op komst

Compleet weiden Combi weiden Compact weiden. WeideKompas

Weiden. Beweidingssystemen

Weiden. Beweidingssystemen

Maximaal weidegras. Stripweiden A-B-A. Graslandkalender. Gras Arbeidsgemak Weidevakmanschap Melkproductie. Max. 2 koeien per ha

Planning graslandgebruik bij 109 percelen en 5 groepen koeien

Livestock Research Jongveeopfok en weidegang Beweidingssystemen voor jongvee. Belang jongvee weiden? Beweiding van jongvee

Livestock Research Kwaliteit gras gedurende het jaar. Kwaliteit gras groeiperiode. 7 Graskwaliteit door het jaar Verloop voederwaarde

Evenredig korten over alle sneden De eerste en tweede snede volgens advies bemesten en de overige sneden extra korten

Bemesting en uitbating gras(klaver)

2.2 Grasland met klaver

Grasland. Bodem en waterhuishouding

Grip op Gras geeft inzicht in de actuele grasvoorraad op basis van de gemeten droge stofopbrengst.

Het beste tijdstip om grasland te vernieuwen

Weiden. Smakelijkheid en verteerbaarheid Doorschieten en rassen keuze

RE-gras. Bedrijfsspecifiek advies voor het sturen op ruw eiwit, grasopbrengst en stikstofbenutting

REgras. Bedrijfsspecifiek advies voor het sturen op ruweiwit, grasopbrengst en stikstofbenutting

Te kort aan (kunst)mest? Hoe verdeel ik de kunstmest dynamisch?

Weiden NORDWINCOLLEGE

Amazing Grazing deelproject: De Weidewasser 2013

Weiden met kringloop wijzer? Blij met een koe in de wei?

Gevolgen van klimaatverandering voor de landbouw

Vijf nieuwe innovatietrajecten voor weidegang

wat is de kwaliteit van het weidegras

2.1.6 Grasland zonder klaver: Natrium

WeideKompas Beweiden met meer rendement

Strategisch(er) stikstof bemesten op melkveebedrijven

m \m Geeft intensieve graslandexploitatie meer kweek?

KANSEN BENUTTEN MET DEELWEIDEGANG

beweiden met meer rendement

Wachten op geschikte bodemtemperatuur voor mesttoediening kost opbrengst!

Weiden NORDWINCOLLEGE

editie 2012 Weiden Opstallen (on)mogelijkheden van weidegang

GRASDUINEN IN HET GRAS

2 Grasland. November

Vlinderbloemigen voor lagere kosten?

Rapport 173. Verfijning bemestingsadvies 1998

Ammoniakreductie, een zaak van het gehele bedrijf

Vruchtbare Kringloop Overijssel

Laag bodemoverschot deelnemers Vruchtbare Kringloop Overijssel

Kurzrasen vs Stripgrazen

beweiden met meer rendement

WeideKompas Nieuw Nederlands Weiden

Afwegingskader Opstallen - Weiden. Stichting Weidegang (missie) Programma

Vruchtbare Kringloop Overijssel = Kringlooplandbouw. Gerjan Hilhorst WUR De Marke

Het groeiverloop van gras

Bemestingsstrategie voor de teeltcombinatie gras-maïs

Eerste snede in zicht

RUWVOER+ Optimaliseer uw ruwvoerproces

WAAR GAAT HET OM? DIERGENEESMIDDELEN. Veel diergeneesmiddelen zijn dodelijk voor vliegen kevers enzovoorts, en verstoren zo het bodemleven

Van maaien..tot inkuilen

INVLOED VAN EEN VERVROEGDE STOPZETTING VAN DE BEGRAZING OP DE GRASOPBENGST EN STIKSTOFRESERVE IN DE BODEM RESULTATEN

KringloopWijzer. Johan Temmink

klaver melkveebedrijf Groene van motor De groene motor van het melkveebedrijf

WEIDEVERNIEUWING: INVLOED VAN DE OUDERDOM VAN DE WEIDE OP DE PRODUCTIVITEIT

Robot & Weiden. Resultaten enquête 2

Naar 95% benutting van N uit kunstmest. Herman de Boer Divisie Veehouderij, Animal Sciences Group (Wageningen UR), Lelystad

STIKSTOFBEMESTING EN OPBRENGST VAN GRASLAND

werkdocument -,p.- rljksdienst voor de ijsselmeerpolders rnlntsterle van verkeer en waterstaat ~eideperiode van de graskavels door Ing. P.J.

Grondgebondenheid = Eiwit van eigen land

Onze zorgboerderij. Ons melkveebedrijf. Denken in kringlopen (2010): Bodemgezondheid

Ruwvoeravond. Passen alternatieve gewassen bij u?

Optimaal inzetten van ruwvoeders op een melkveebedrijf.

Weideloop op het bedrijf van Sierd en Joke Deinum Ensing juni 2015

DairyGrass mengsels. Hoge grasopbrengst


Extra bijvoeren in najaar op biologische bedrijven: economie en eiwitbenutting

Animal Sciences Group

Resultaten KringloopWijzers 2016

DE N-BEMESTING VAN KLAVER EN LUZERNE, AL DAN NIET GEMENGD

Koe & Wij. Oplossingen voor de knelpunten

Opstallen - Weiden. Programma

Weiden Opstallen. (on)mogelijkheden van weidegang

Grasland Klas 1. Inkuilen

Frank Weersink

Weiden NORDWINCOLLEGE

Onkruidbestrijding in weiland. in nazomer en herfst

afkailfdatum op de vazim6llcvee % Invloed van de - : wedemomfening Ing. F. Ma~diirsloot.' in het kader v& een n&& de d RAP POKT^^ 102.

Bemestingsonderzoek Grasland voor paarden voor de sloot

Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer. Meten van voerefficiëntie voor betere benutting eigen ruwvoer

Optimaal bemesten Voor minder verliezen en hogere opbrengsten

De rol van loonwerkers in de mineralenkringloop

2. Het gewas. Voedergewassen

Een bemestingsplan wat je meeneemt in de trekker

Robot & Weiden. Resultaten enquête 1

HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN

Praktisch aan de slag met duurzaamheid! Koeien voeren! Doel = meer melk uit eigen ruwvoer. Sojaprijzen stijgen. Voerprijzen stijgen

Bedrijfseconomisch belang van grasland in het basisrantsoen van melkkoeien

27 januari 2015

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

maïszaden CATALOGUS 2017 Maïszaden Graszaden Groenbemesters Eiwitgewassen en GLB

maïszaden CATALOGUS 2018 Maïszaden Graszaden Groenbemesters Eiwitgewassen en GLB

Bemesten van gras na mais en mais na gras?

Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen?

2/14/2018. Vermijden zode beschadiging. Beperken rijschade grasland. Praktijkschool Bodem Flevoland. Veel percelen vaak rijsporen

Graslandvernieuwing is investeren in hoogwaardig ruwvoer. Edward Ensing

Ooien in de aflammerperiode? Opgestald vanaf geboorte tot nu: advies 5

Weidemengsels Informatie en productenoverzicht

Naar 95% benutting van N uit kunstmest Herman de Boer Divisie Veehouderij, Animal Sciences Group (Wageningen UR), Lelystad

Transcriptie:

Grasgroei en graslandgebruik: Grasgroei Graslandgebruik Perceelsgrootte Dit hoofdstuk bevat informatie die u nodig heeft bij het opstellen en analyseren van weide gebruiksplannen. Het hoofdstuk is gesplitst in twee delen. Grasgroei handelt over de groei van het gras gedurende het seizoen en de factoren die effect hebben op deze groei. Graslandgebruik handelt over het management van de percelen grasland. Een aantal van de weergegeven tabellen is afgeleid van computermodellen van het Proefstation voor de Rundveehouderij, Schapen houderij en Paardenhouderij (PR) in Lelystad. Voor grasland zijn dit het grasgroeimodel (GPR) en het graslandgebruiksmodel (GGB). Deze modellen vormen onder andere de basis van het computerprogramma "Normen voor de Voedervoorziening" (NVV) dat te koop is bij het PR in Lelystad. Grasgroei is sterk afhankelijk van stikstofbemesting. De stikstofbemestingsadviezen worden in hoofdstuk 5 Bemesting besproken. 7.1 Grasgroei De grasgroei per snede is sterk afhankelijk van het stikstofaanbod. Een normale groei bestaat eigenlijk niet. Tijdens het groeiseizoen kunnen vele factoren de groei beïnvloeden, met name de weersomstandigheden (vocht en straling). De in dit hoofdstuk genoemde waarden en getallen zijn dan ook een richtlijn (normatieve waarden). In de praktijk kunnen door omstandigheden afwij kingen ontstaan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de groei van de eerste snede en de groei van de sneden na de eerste snede (overige sneden). 7.1.1 Groei eerste snede De start van de groei is sterk afhankelijk van de temperatuur. Een hulpmiddel voor het bepalen van het tijdstip waarop de grasgroei begint in het voorjaar, is de temperatuursom (T som). De T som is de optelling van alle gemiddeld positieve etmaaltemperaturen vanaf 1 januari. Vanaf een T som van 180 dient de stikstof gestrooid te worden. De T som van 180 wordt niet voor heel Nederland op hetzelfde tijdstip bereikt. In het zuiden wordt deze waarde eerder bereikt, waar door het gras hier ook eerder begint te groeien. Informatie over het verloop van de T som wordt meestal weergegeven in de vakbladen. Naast de T som is de grondwaterstand in de winter van invloed op de groei van de eerste snede. In nattere situaties (hoge grondwaterstanden) wordt de groei vertraagd (vooral in het voorjaar), omdat deze gronden vaak koud blijven. Ook is de berijdbaarheid minder en nemen de beweidingsverliezen toe. In de periode van de eerste snede gaat de grasgroei erg snel. De planning van de eerste snede is dan ook wat moeilijker dan van de overige sneden. De grasgroei van de eerste snede bij een gesloten gewas (maximale lichtonderschepping) wordt weergegeven in tabel 7.1. 1

Tabel 7.1 Opbrengst in kg droge stof/ha van de eerste snede bij oplopende stikstofbemestingen en een toenemend aantal groeidagen (datum) 1 Datum Stikstofbemesting (kg/ha) 0 10 30 50 70 90 110 120 25 april 425 540 640 725 760 2 mei 495 595 790 975 1150 1295 1415 1465 9 1085 1230 1515 1785 2025 2230 2395 2460 16 1865 2070 2460 2820 3135 3405 3615 3695 23 2725 2985 3485 3940 4335 4665 4920 5020 30 3485 3805 4410 4950 5420 6 juni 4045 4415 5105 13 4400 4805 Bron: PR grasgroeimodel 1 Het groeiverloop van de eerste snede is gebaseerd op een op 20 februari bereikte T som van 180. Wordt deze T som op een andere datum bereikt, zie dan de toelichting in de test. 7.1.2 Groei overige sneden De grasgroei tijdens het groeiseizoen is sterk afhankelijk van de stikstofbemesting, vochtvoor ziening (neerslag en verdamping) en in mindere mate van de temperatuur. Vooral in de maand juli verloopt de groei minder snel, waardoor het in deze periode langer duurt voor een bepaalde streefopbrengst bereikt wordt. Tijdens het groeiseizoen (vanaf de langste dag) neemt de groeisnel heid af door onder andere een kortere daglengte. Hierdoor kan een bepaalde streefopbrengst niet meer worden bereikt binnen een aanvaardbaar aantal groeidagen en wordt veelal lichter ingeschaard. In verband met de afnemende verteerbaarheid van het gras en een toename van bladafsterving is het verstandig om na maximaal 28 groeidagen in te scharen, ook al is de streefopbrengst dan nog niet bereikt. Dit geldt ook voor maaisneden na 42 groeidagen. De datum waarop het perceel vrijkomt, is de dag nadat de koeien zijn uitgeschaard of nadat is ingekuild of gehooid. Correcties Het graslandgebruik weiden en maaien heeft geen invloed op de groeisnelheid van gras. Na een snede > 2000 kg ds/ha treedt wel vaak een hergroeivertraging op. Deze hergroeivertraging is echter ook afhankelijk van de gewenste snedeopbrengst van de volgende snede. Voor zowel de voorgaande als de gewenste snede geldt: "hoe zwaarder de snede, hoe groter de vertraging". Voor tussenliggende snedezwaarten kunt u de tussenliggende waarde schatten en verband aanbrengen. Voor zwaardere snedes (3000 5000 kg droge stof per ha) moet men met een hergroeivertraging van twee tot twaalf dagen rekening houden. Groeisnelheid van een gesloten gewas Een gesloten gewas (maximale lichtonderschepping door het blad) wordt bereikt bij een opbrengst van ongeveer 1200 kg droge stof/ha. Tabel 7.2 geeft een overzicht van de groeisnelheid bij een gesloten gewas in de verschillende maanden tijdens het groeiseizoen. Deze groei geldt bij een door de bodem stikstofleverend vermogen (NLV) van 140 kg stikstof. Omdat vanaf half september geen kunstmest meer gestrooid wordt, is de groei in oktober lager. Voor minder opbrengst zal de groeisnelheid meestal iets lager zijn. Ook zal de groeisnelheid aan het begin van een snede, dus direct na maaien of na uitscharen, lager zijn. De groeisnelheid van een gesloten gewas is onder andere van belang voor het berekenen van het totale grasaanbod van een weidesnede voor het bepalen van de optimale perceelsgrootte. Het totale grasaanbod van een weidesnede bestaat uit het aanbod bij inscharen plus de bijgroei tijdens de beweiding. De bijgroei tijdens de beweiding (gestoorde bijgroei) is globaal de helft van de ongestoorde bijgroei. De gemiddelde groeisnelheid tijdens het seizoen voor een weidesnede bij een jaargift van 400 kg stikstof bedraagt ongeveer 100 kg droge stof/ha/dag. Bij een jaargift van 300 kg stikstof is de gemiddelde groeisnelheid ongeveer 90 kg droge stof/ha/dag. Per dag beweiding moet u dus respectievelijk 50 of 45 kg droge stof/ha optellen bij het aanbod op het moment van inscharen bij een jaargift van 400 dan wel 300 kg stikstof. 2

Tabel 7.2 Groeisnelheid (kg droge stof/ha/dag/) bij een gesloten gewas tijdens verschillende perioden in het groeiseizoen en bij drie stikstofjaargiften N Jaar april/mei mei juni juli augustus september oktober gift 15 16 31 1 15 16 30 1 15 16 31 1 15 16 31 1 15 16 30 1 15 16 31 400 165 155 145 130 105 95 85 80 75 70 45 35 300 150 145 130 115 90 85 80 70 65 60 40 30 200 140 130 115 100 85 75 70 60 55 50 30 25 Om te bepalen wanneer een bepaalde hoeveelheid gras is te verwachten na een snede is een groeidagentabel opgenomen (tabel 7.3). In deze tabel staat het gemiddeld aantal dagen dat ongeveer nodig is voor het bereiken van een bepaalde streefopbrengst. Door extra goede of slechte weersomstandigheden kan het benodigd aantal enkele dagen meer of minder zijn. Tabel 7.3 Benodigd aantal groeidagen voor het bereiken van diverse opbrengsten bij drie stikstofjaargiften en een variabele startdatum Streef Het perceel komt vrij op: opbrenst N jaargift april mei mei juni juni juli juli augustus (kg ds/ha 15 30 1 15 16 31 1 15 16 30 1 15 16 31 1 15 1700 400 21 22 22 23 24 25 26 29 Weide 300 22 23 23 24 25 26 28 33 snede 200 23 24 24 26 27 33 37 41 2300 400 25 26 27 28 29 31 33 42 Zomer 300 26 27 28 29 30 33 35 55 stalvoeren 200 27 29 30 31 32 40 48 3500 400 31 32 33 34 36 43 46 56 Maai 300 32 34 35 36 38 45 49 59 snede 200 33 35 37 40 48 56 Na half augustus neemt het aantal groeidagen sterk toe en wordt een bepaalde streefopbrengst vaak niet meer bereikt. Jaarproductie De gestrooide hoeveelheid stikstof is van invloed op de groeisnelheid en dus ook op de totale jaarproductie. Immers, bij een hogere groeisnelheid kan in dezelfde tijdsperiode meer groeien, of wordt een bepaalde opbrengst eerder bereikt. Normatieve grasopbrengsten (bruto ds/ha) bij drie stikstofjaargiften en vier NLV waarden worden weergegeven in tabel 7.4. De voederwaarden van het gras bij drie stikstofjaargiften in de loop van het groeiseizoen staan in tabel 7.5. 3

7.2 Graslandgebruik De meeste geiten worden het hele jaar binnen gehouden. In een aantal gevallen, met name in de ecologische en biologische dynamische geitenhouderij, als ook bij hobby geitenhouders, worden geiten geweid. Gezien de afschuw van geiten voor regen, is het goed om bij weidegang voor schuilmogelijkheden voor de dieren te zorgen. Volwassen geiten kunnen best tegen wat regen en hoeven niet per se bij elke druppel onder dak. Voor jonge lammeren is een schuilmogelijkheid wel noodzakelijk. Voor een optimaal graslandgebruik moet u rekening houden met de beschikbaarheid van vers gras en met de infectiedruk van maagdarm en longwormen, omdat na behandeling met anti wormmiddelen de melk een aantal dagen niet geleverd en/of verwerkt mag worden. 7.2.1 Weiden Geiten De optimale hoeveelheid gras bij het inscharen van geiten is bereikt bij een grashoogte van 10 à 12 cm (1200 kg droge stof per ha). Bij een hoger gewas zullen de geiten de toppen uit het gewas halen, een hoge stoppel achterlaten en veel gras vetrappen. Aan het eind van het seizoen wordt vaak nog wat eerder ingeschaard, omdat anders de smakelijkheid afneemt door een te lange groeiduur. De perceelsgrootte zal zodanig moeten zijn, dat de dieren in vier à zes dagen het perceel afgegraasd hebben. Bij grote percelen is het advies strip grazing toe te passen, waarbij de geiten elke dag een nieuwe strook gras ter beschikking krijgen. Deze methode is effectief, maar ook zeer bewerkelijk. Lammeren In verband met wormbesmetting is het aan te raden te weiden op etgroen. Dit is de eerste snede nadat het perceel gemaaid is. De optimale snede is voor lammeren iets lichter dan voor volwassen geiten. Ook hier is de perceelsgrootte afhankelijk van het aantal lammeren. Bij weidegang, en zeker op etgroen, moet preventieve bestrijding van maagdarm en longwormen worden uitgevoerd. Het advies luidt om op een leeftijd van zes tot tien weken de eerste keer te ontwormen en dit na acht à twaalf weken te herhalen. Het is beter om een mestonderzoek te laten uitvoeren en te ontwormen op basis van de resultaten van dat onderzoek. Hiermee wordt onnodig gebruik van anti wormmiddelen en extra gevaar voor opbouw van resistentie voorkomen. Als de lammeren met de geiten samen weiden, is de infectiedruk bij de jonge dieren groot, door de spring rise (een verhoogde uitscheding van wormeieren in het voorjaar) bij de oudere geiten. Extra waakzaamheid is dan geboden. 4

Tabel 7.4 Jaarproducties (bruto ds/ha) grasland bij drie N regimes en vier NLV klassen NLV klasse 1 (300 kg/ha) 2 (230 kg/ha) 3 (200 kg/ha) 4 (140kg/ha) 4 (140 kg/ha) Veen Veen Zand humeus Zand humeus Zand humusarm Grondsoort droog nat normaal vochth. normaal vochth. droog N regime Jaargift Ds opbr. Jaargift Ds opbr. Jaargift Ds opbr. Jaargift Ds opbr. Jaargift Ds opbr. Max 205 12.200 289 12.200 317 13.000 375 13.000 322 9500 Max 100 91 11.100 176 11.100 215 12.100 275 12.100 228 8900 Max 200 n.v.t. 92 10.000 114 10.700 175 10.700 144 8000 Tabel 7.5 Voederwaarde van weidegras bij verschillende N giften Periode Eerste snede Overige sneden N jaargift april half mei mei juni juni juli aug sept sept okt gemiddeld 400 kg VEM 1048 996 975 965 962 979 DVE 101 99 100 104 110 103 OEB 51 58 66 56 51 57 300 kg VEM 1037 990 968 958 955 972 DVE 99 96 98 101 106 100 OEB 41 41 47 42 34 41 200 kg VEM 1027 985 961 947 941 963 DVE 97 94 95 98 100 97 OEB 28 26 32 28 14 25 5

7.2.2 Maaien Wanneer de geiten worden geweid, staat het maaien in dienst van deze beweiding, waarbij zowel de beschikbaarheid van vers gras als de lage infectiedruk met wormeieren van belang zijn. Door beweiding met maaien af te wisselen, is het mogelijk de infectiedruk laag te houden. Hiervoor moet men op het juiste tijdstip kleine percelen maaien, zodat het etgroen ook op het juiste moment beschikbaar is. Om zo snel mogelijk over etgroen te kunnen beschikken, moet men het eerste perceel maaien als er ongeveer 2000 kg droge stof per ha staat. Dit is ongeveer twee à drie weken na de start van de beweiding. Bij beweiding van een te zware snede zullen de verliezen groot zijn. In verband met het teruglopen van de kwaliteit van het gras, is het verstandig om de eerste snede niet zwaarder te laten worden dan 4500 kg droge stof per ha. Voor de grasgroei is het beter om tweemaal achter elkaar een snede van 2500 kg droge stof per ha te maaien, dan eenmaal een zware snede; met kleine percelen is dit echter arbeidstechnisch niet aantrekkelijk. Voor de latere snedes geldt als optimaal maaitijdstip een drogestofopbrengst van 3000 à 3500 kg per ha. De kans op vorstschade is te beperken door bij voorkeur na 1 oktober niet meer te maaien. Wel kunnen na deze datum nog bossen gebloot worden. 7.3 Perceelsgrootte De benodigde bedrijfsoppervlakte aan grasland is afhankelijk van de voerstrategie (ruwvoer/krachtvoerverhouding), melkproductie, bemestingsniveau, graslandgebruik, voederwinning, enzovoort. Globaal kan men stellen dat een geit 3 à 6 are grasland nodig heeft, of anders gezegd: de veehouder kan 16 tot 30 geiten per ha houden. Voor wisselend weiden en maaien in het groeiseizoen zijn ongeveer tien tot twaalf percelen nodig. De optimale perceelsgrootte is vaak een compromis tussen de bewerkbaarheid en de omvang van beweidingsverliezen. Bij kleine koppels geiten zijn de perceeltjes dusdanig klein, dat een bewerking met de huidige landbouwmachines vrijwel onmogelijk is. Men kan dan beter kiezen voor rantsoenbeweiding of strip grazing met behulp van een verplaatsbare afrastering. Elk systeem waarbij geiten gedurende lange tijd op een weide blijven, leidt tot grote kans op wormproblemen. Behandeling tijdens de lactatie is erg kostbaar, omdat de melk dan een aantal dagen onverwerkbaar is. Een standweide is om deze reden dan ook niet toepasbaar voor melkgeiten. Bron: Handboek Geitenhouderij (2000), ISSN 1385-0121.