Nulmeting (determinanten van) beweeg- en eetgedrag

Vergelijkbare documenten
Monitor Convenant Gezond Gewicht

Monitor Convenant Gezond Gewicht Beweeg- en eetgedrag van kinderen (4-11 jaar), jongeren (12-17 jaar) en volwassenen (18+ jaar) in 2010 en 2011

Monitor Convenant Gezond Gewicht 2012

Monitor Convenant Gezond Gewicht 2013

Factsheet nulmeting pilot-onderzoek B-Fit bij kinderen, jongeren en volwassenen

Hoofdstuk 3. Jeugd. 3.1 Inleiding

Bewegen in Nederland

BEWEGEN IN NEDERLAND

BEWEGEN IN NEDERLAND

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Bewegen in Nederland

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

BEWEGEN IN NEDERLAND

Hoofdstuk 5. Ouderen. 5.1 Inleiding

Hoofdstuk 4. Volwassenen

Bewegen en overgewicht onder Nederlandse werknemers

Bijlagen bij: Rapportage over meting 1 tot en met 6 van de Monitor Gezond Gewicht

Evaluatie beweeggedrag in 44 NASB-gemeenten

Resultaten vragenlijst ouders basisschool (4-12 jarigen) Nulmeting (T0) voorjaar 2017

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

Resultaten vragenlijst leerlingen en meten & wegen Drie scholen, nulmeting (T0) voorjaar 2017

CheckTeen 2011: Eet- en beweeggedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs in Zwolle

Feiten en cijfers beweegnormen

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT

Hoeveel mensen voldoen aan de door de Gezondheidsraad geadviseerde Beweegrichtlijnen 2017?

Resultaten vragenlijst leerlingen

Beweegrichtlijnen Nr. 2017/08. Samenvatting

Onderzoeksrapportage ReSpAct CVA en Chronische Pijn. Femke Hoekstra, Trynke Hoekstra Onderzoeksgroep ReSpAct Groningen, augustus 2016

Dip in aantal bedrijven dat aan bewegingsstimulering doet.

Cijfers. Tatoeages. Een analyse van OBiN-gegevens

Sport & Gezondheid. Arnhem, Juli 2012

Beweging, voeding en. (over)gewicht

Aanvullende module Leefstijlmonitor Bewegen en Ongevallen 2015

Drentse Sportmonitor Inzicht in het beweeg- en sportgedrag van de inwoners van de provincie Drenthe

Evaluatie JOGG Roosendaal Basisschool de Vlindertuin. Resultaten evaluatie JOGG December 2017

Trendrapport. Bewegen en Gezondheid 2006/2007. Onder redactie van: V.H. Hildebrandt W.T.M. Ooijendijk M. Hopman-Rock

Sleutels tot interventiesucces: welke combinaties van methodieken zorgen voor gezond beweeg- en voedingsgedrag?

Drentse Sportmonitor 2012

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 3e kwartaal 2007

OldStars walking football Resultaten enquête deelnemers. December 2018

Factsheet. Bewegen en sporten. Gelderland-Zuid. Onderzoek onder volwassenen en ouderen

RESULTATEN ZWOLLE GEZONDE STAD

BIJDRAGE VAN LICHAMELIJKE OPVOEDING EN ACTIEF TRANSPORT AAN HET ENERGIEVERBRUIK VAN ADOLESCENTEN

Vitale oudere werknemer krijgt steeds meer aandacht Belangrijke rol weggelegd voor leefstijlbeleid

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Evaluatieverslag project Groningse gruiten

Themarapport. Voeding en bewegen

Uitkomsten Nationaal Sport Onderzoek najaar 2013

onder redactie van W.T.M. Ooijendijk V.H. Hildebrandt M. Hopman-Rock

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Gebitsletsel door sport

Landelijke peiling Nijmegen Resultaten tussenmeting, begin juli 2005

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Hardloopprogramma Run to The Start stimuleert bewegen en lidmaatschap bij de atletiekvereniging Tessa Magnée en Cindy Veenhof

Nulmeting Zwolle Gezonde Stad Ingrid van Aart, Silvia de Roos en Tommy Visscher 13 september 2012, CIAO bijeenkomst

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Bewegen en overgewicht in Purmerend

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

De Gezonde Basisschool van de Toekomst

Fit en Gezond in Overijssel 2016

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Hoofdstuk 2. Profiel Leidenaar

Factsheet Astma-/COPD-Monitor Oktober 2006

Factsheet Sportparticipatie in Utrecht

Onderzoek. Kind en Opvoeding jaar

Dagelijks ontbijten en elke dag groente en fruit eten zijn gedragingen die bijdragen aan een gezonde leefstijl.

Mixed Mode Design van de Monitor Ongevallen en Bewegen in Nederland (OBiN): Steekproef- en methode-effect onderzocht

Sportparticipatie Volwassenen

Overname van dit rapport of gedeelten daaruit is toegestaan, mits de bron wordt vermeld.

oinleiding 1 c oovergewicht en ernstig overgewicht (obesitas) in Nederlandd

Onderzoeksmogelijkheden voor de gevolgen van het opnemen van ouderschapsverlof

Handreiking 'Randvoorwaarden voor de invoering van de JGZ-richtlijn Zindelijkheid voor de JGZorganisaties'

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2016 DEEL 2: BUURTAANPAK

Rapportage Ben Bizzie Monitor Basisschool Den Doelhof Meijel. augustus 2018

Sportparticipatie Kinderen en jongeren

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Stadsenquête A4 Uit hoeveel personen bestaat uw huishouden, uzelf meegerekend? personen

2014, peiling 1 maart 2014

Bijlage WIJS (Wat Is Jouw Stijl)

3 Op 50% van de kinderopvangen en basisscholen wordt tijdens de pauze alleen water gedronken.

NOC*NSF SPORTDEELNAME INDEX ACHMEA SPORT INDEX T/M 18. Meting 23 November In opdracht van NOC*NSF

Factsheet tussenmeting B-Fit bij kinderen en ouders

Een voorbeeld van een schoolprogramma gericht op preventie van overgewicht in Nederland: het DOiT programma

Langdurig ziekteverzuim van werknemers met een chronische ziekte of beperking Geeke Waverijn, Mieke Rijken

Veranderingen in kennis en gedrag bij Haagse Hindostanen gedurende een vierjarig preventieproject over diabetes

Sport- en beweegscan [bedrijf X]

Lage SES mannen en voorbeeldgedrag

Onderzoeksrapport BOSkompas Gemeente Bergen 2012/2013 Onderzoek onder basisschoolleerlingen naar gezondheid en sportdeelname in de gemeente Bergen

BEWEGEN EN OVERGEWICHT NAAR ACHTERGRONDKENMERKEN 19 JAAR EN OUDER

INFOKAART OUDEREN EN LICHAAMSBEWEGING

JEUGD WERKLOOSHEID 1-METING Onderzoek naar de perceptie van jeugdwerkloosheid onder jongeren in opdracht van het Ministerie VWS - Jeugd en Gezin

Internet op School: Ontwikkelingen van 2006 tot Drs. Antonius J. van Rooij IVO Rotterdam

Meetinstrument Samen Werken

RESPONS Er zijn panelleden benaderd. Van hen hebben er de vragenlijst ingevuld. Dit resulteert in een respons van 64%.

V O LW A S S E N E N

NOC*NSF Sportdeelname index Zilveren Kruis Sport index t/m 18 jaar

SAMENVATTING. MVW_proefschrift_170x240_ indd 172

Transcriptie:

TNO-rapport KvL/GB 2010.074 Monitor Convenant Gezond Gewicht: Nulmeting (determinanten van) beweeg- en eetgedrag Preventie en Zorg Wassenaarseweg 56 Postbus 2215 2301 CE Leiden www.tno.nl T +31 71 518 18 18 F +31 71 518 19 16 info-zorg@tno.nl Datum November 2010 Auteur(s) H.M. van Keulen A.M.J. Chorus M.W. Verheijden Opdrachtgever Convenant Gezond Gewicht Projectnummer 031.20644 Aantal pagina's 55 (incl. bijlagen) Aantal bijlagen 6 Alle rechten voorbehouden. Niets uit dit rapport mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van TNO. Indien dit rapport in opdracht werd uitgebracht, wordt voor de rechten en verplichtingen van opdrachtgever en opdrachtnemer verwezen naar de Algemene Voorwaarden voor onderzoeksopdrachten aan TNO, dan wel de betreffende terzake tussen de partijen gesloten overeenkomst. Het ter inzage geven van het TNO-rapport aan direct belanghebbenden is toegestaan. 2010 TNO

2 / 25 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Onderzoeksopzet... 4 2.1 Dataverzameling en deelnemers in OBiN... 4 2.2 Vragenlijsten in OBiN... 4 2.3 Data analyse... 5 2.4 Gedragsnormen... 5 3 Deelnemers... 7 3.1 Bestaande vragen... 7 3.2 Aanvullende vragen... 7 4 Resultaten voor kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar... 9 4.1 Bestaande vragen... 9 4.2 Aanvullende vragen... 12 5 Resultaten voor jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar... 13 5.1 Bestaande vragen... 13 5.2 Aanvullende vragen... 15 6 Resultaten voor volwassenen... 16 6.1 Bestaande vragen... 16 6.2 Aanvullende vragen... 20 7 Conclusie en aanbevelingen... 22 7.1 Determinanten en beweeggedrag... 22 7.2 Determinanten en eetgedrag... 22 7.3 Determinanten van gezond gewicht... 23 7.4 Activiteiten in bedrijven... 23 7.5 Beperkingen... 23 7.6 Aanbevelingen... 24 8 Literatuur... 25 Bijlage(n) A Bestaande vragenlijst 4-11 jaar B Aanvullende vragen 4-11 jaar C Bestaande vragenlijst 12-17 jaar D Aanvullende vragen 12-17 jaar E Bestaande vragen volwassenen F Aanvullende vragen volwassenen

3 / 25 1 Inleiding Het Convenant Gezond Gewicht (hierna: het convenant) is een uniek samenwerkingsverband van in totaal 27 partijen afkomstig van (rijks en lokale) overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties, die zich gezamenlijk inzetten de stijgende trend van overgewicht en obesitas om te buigen in een daling. Het convenant heeft een looptijd van 2010 tot 2015 een heeft voor die periode een drietal doelstellingen opgesteld (Artikel 1 van het convenant): 1. Het maatschappelijk agenderen van overgewicht en obesitas en de maatregelen voor het terugdringen ervan. 2. Het vergroten van de bewustwording van en kennis over de gezondheidsrisico s van overgewicht en obesitas onder de Nederlandse bevolking en de achterban van partijen en het bestaan van (effectieve) maatregelen die bijdragen aan de preventie en de aanpak van overgewicht en obesitas. 3. Het bewerkstelligen van een trendbreuk in de ontwikkeling van overgewicht en obesitas bij kinderen en volwassenen in Nederland, hetgeen betekent dat de stijgende lijn van obesitas bij volwassenen en de stijgende lijn van overgewicht en obesitas bij kinderen wordt omgezet in een dalende lijn en dat de zich stabiliserende lijn van overgewicht bij volwassenen ook wordt omgezet in een dalende lijn. Artikel 5 van het convenant schrijft voor dat deze doelstellingen geëvalueerd dienen te worden. Het convenantbureau heeft de voorkeur uitgesproken om daarbij aan te sluiten bij bestaande Monitors. Voor de eerste twee doelstellingen betreft het de Enquête Ongevallen en Bewegen in Nederland (hierna: OBiN). Meer in het bijzonder betreft het de module(s) over bewegen en gezondheid, die onder verantwoordelijkheid van TNO Kwaliteit van Leven staan (hierna: TNO). Dit rapport beschrijft de OBiN-onderzoeksresultaten ten behoeve van de Nationale Balans Top 2010. Tijdens de Nationale Balans Top van 2011 tot en met 2014 zullen opnieuw gegevens worden gepresenteerd.

4 / 25 2 Onderzoeksopzet In dit hoofdstuk wordt allereerst beknopt informatie gegeven over (1) de dataverzameling en deelnemers en (2) de vragenlijsten in OBiN (zowel de bestaande vragenlijst als de aanvullende vragenlijst die speciaal voor het convenant ontwikkeld is). Vervolgens wordt aandacht besteed aan de gebruikte analysemethoden en de gedragsnormen. 2.1 Dataverzameling en deelnemers in OBiN OBiN is een continue registratie van (ongevals)letsels, sportblessures, bewegen en gezondheid in de Nederlandse bevolking van 4 jaar en ouder, ten einde het beleid van het Ministerie van VWS te monitoren en te evalueren. Jaarlijks worden middels de Monitor Bewegen & Gezondheid in OBiN data over beweegnormen en gezondheid verzameld bij gemiddeld 10.000 Nederlanders van 4 jaar en ouder. Tevens worden jaarlijks bij een willekeurige sub-selectie van 2.500 personen van 4 jaar en ouder extra vragen 1 gesteld over determinanten van beweeggedrag, determinanten van eetgedrag en beweeggedrag en bij een andere willekeurige sub-selectie van 2.500 personen van 4 jaar en ouder extra vragen over sportparticipatie 2. Dataverzameling in OBiN vindt deels plaats via een webenquête en deels via telefonische interviews om een zo representatief mogelijke steekproef samen te stellen. Gegevens van kinderen van 4 tot en met 11 jaar worden verzameld via de ouders. Vanaf 12 jaar nemen kinderen zelf aan het onderzoek deel. Ouders van kinderen tot en met 11 jaar, kinderen van 12 tot en met 14 jaar en 65-plussers ontvangen alleen het telefonische interview. De steekproef voor OBiN wordt getrokken uit InterviewBase, een database van ongeveer 238.000 Nederlanders die mee willen werken aan onderzoek. De meeste respondenten worden geworven door middel van Random Digit Dialing, via het telefonische omnibus-onderzoek van Synovate BV. Specifieke groepen die ondervertegenwoordigd zijn, worden onder meer geworven via internet via een groot aantal websites. De steekproef wordt bepaald aan de hand van een matrix, waarin quota zijn bepaald voor bijvoorbeeld leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Ter verhoging van de vergelijkbaarheid met gegevens uit het Trendrapport Bewegen en Gezondheid (Hildebrandt et al., 2010) worden gegevens in dit rapport uitsluitend gebaseerd op telefonische interviews. 2.2 Vragenlijsten in OBiN De gegevens waarover in dit rapport gepresenteerd wordt, zijn verzameld en gerapporteerd op basis van (1) de bestaande OBiN vragenlijst en (2) een speciaal ontwikkelde module met aanvullende vragen. 2.2.1 Bestaande vragenlijst. In overleg tussen het convenantbureau en TNO is een selectie gemaakt van bestaande vragen uit OBiN die relevant zijn voor de evaluatie van het convenant (Bijlagen A, C en E). Het betreft hier vragen over sociaaldemografische kenmerken van de deelnemers, kennis over de Nederlandse Norm Gezond Bewegen, determinanten van eet- en 1 Naar deze extra vragen wordt ook wel verwezen met de term bijzondere beweegvragen. 2 Naar deze extra vragen wordt ook wel verwezen met de term bijzonder sportvragen.

5 / 25 beweeggedrag, beweeg-, sport- en slaapgedrag en activiteiten in bedrijven voor bewegen en een gezond gewicht 3. De vragenlijst voor kinderen en jongeren van 4 tot en met 18 jaar wijkt in beperkte mate af van de vragenlijst voor volwassenen. Het betreft hier vooral de aard en formulering van de vragen. Landelijk worden voor het meten en beoordelen van beweeggedrag voor kinderen bijvoorbeeld andere vragen gesteld en andere criteria gehanteerd dan voor volwassenen. Ook binnen de vragenlijst voor kinderen komen beperkte verschillen voor tussen leeftijdsgroepen. Deze hebben vooral te maken met de wijze waarop de gegevens verzameld worden 4. 2.2.2 Module met aanvullende vragen. In OBiN is beperkt ruimte gereserveerd voor het stellen van aanvullende vragen (de zogenaamde vrije ruimte ). Deze vragen kunnen, met goedkeuring van de Technische Commissie die de kwaliteit van de data(-verzameling) bewaakt, worden voorgelegd aan 50% van de OBiN- steekproef. In overleg tussen het convenantbureau en TNO is, met goedkeuring van de Technische Commissie, in de vrije ruimte een module ontwikkeld met aanvullende vragen (Bijlagen B, D en F). Het betreft hier vragen die relevant zijn voor de evaluatie van het convenant, maar waarin in de bestaande vragen van OBiN niet wordt voorzien, zoals: de rol van de ouders bij het eet- en beweeggedrag van hun kinderen, en eetgedrag. De dataverzameling voor de aanvullende vragen ging van start op 1 mei 2010 5. 2.3 Data analyse De gegevens zijn verwerkt in SPSS 17.0. Van elke variabele zijn per leeftijdscategorie (4-11 jaar, 12-17 jaar, en 18 jaar of ouder) percentages of gemiddelden uitgedraaid. Ter vergroting van de representativiteit van de resultaten worden frequenties en gemiddelden gerapporteerd aan de hand van een wegingsfactor van Synovate BV op basis van geslacht, leeftijd, hoogst genoten opleiding, aantal personen in het huishouden, werkzaamheid, stedelijkheid en woonregio. Dit geldt voor alle in het rapport genoemde percentages. 2.4 Gedragsnormen 2.4.1 Nederlandse Norm Gezond Bewegen, fitnorm, combinorm, inactiviteit en sedentair gedrag Volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) voor kinderen en jongeren (jonger dan 18 jaar) geldt dat zij voldoen aan de norm wanneer zij dagelijks minimaal 60 minuten per dag matig intensief bewegen (Kemper et al., 2000). Volgens de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) voor volwassenen (18 jaar en ouder) geldt dat zij aan de norm voldoen wanneer zij op minimaal 5 dagen per week tenminste 30 minuten per dag matig intensief bewegen (Kemper et al., 2000). 3 Vragen over activiteiten in bedrijven om overgewicht te voorkómen en verminderen werden tot en met 2009 alleen gesteld in de webenquête; deze vragen werden niet voorgelegd in het telefonische interview. 4 Gegevens van kinderen van 4 tot en met 11 jaar worden verzameld via de ouders. Vanaf 12 jaar nemen kinderen zelf aan het OBiN-onderzoek deel. 5 Met uitzondering van de vragen waarmee in kaart wordt gebracht hoe vaak ouders tegen hun kind hebben gezegd dat zij meer moeten bewegen of gezonder moeten eten; deze vragen gingen van start op 2 juni 2010 in verband met een vereiste aanpassing van de referentieperiode en antwoordcategorieën.

6 / 25 Volgens de fitnorm (gericht op sporten) voldoen deelnemers in alle leeftijdsgroepen aan de norm wanneer zij op minimaal 3 dagen per week tenminste 20 minuten zwaar intensief bewegen (Haskell et al., 2007). Deelnemers voldoen aan de combinorm wanneer zij aan tenminste één van de beide voor hen geldende normen (NNGB en/of fitnorm) voldoen. Kinderen en jongeren van 4-17 jaar zijn inactief wanneer zij op minder dan 2 dagen/week tenminste 60 minuten matig intensief actief bewegen. Volwassenen zijn inactief wanneer zij 0 dagen/week tenminste 30 minuten matig intensief actief. Volgens de norm sedentair gedrag mogen kinderen en jongeren van 4-17 jaar in hun vrije tijd niet langer dan twee uur dagelijks besteden aan televisie kijken en/of computeren (American Academy of Pediatrics, 2001; Department of Health and Aging, 2004). 2.4.2 Eetgedrag Voor ontbijten wordt als norm gehanteerd dat deelnemers in alle leeftijdsgroepen dit dagelijks doen (Voedingscentrum, 2010a). Voor groenteconsumptie gelden (afhankelijk van de leeftijd) twee verschillende normen. Voor deelnemers van 4-11 jaar geldt dat zij de norm halen wanneer zij dagelijks 3 of meer opscheplepels (150 gram) groente eten. Voor deelnemers van 12 jaar en ouder geldt dat zij de norm halen wanneer zij dagelijks 4 of meer opscheplepels (200 gram) groente eten (Gezondheidsraad, 2006; Voedingscentrum, 2010b). Voor fruitconsumptie geldt voor deelnemers in alle leeftijdsgroepen dat zij de norm halen wanneer zij dagelijks minimaal 2 stuks fruit eten (Gezondheidsraad, 2006).

7 / 25 3 Deelnemers 3.1 Bestaande vragen Voor rapportage over de bestaande OBiN vragenlijst wordt ten behoeve van de rapportage voor de Nationale Balans Top in 2010 gebruik gemaakt van gegevens uit het eerste tot en met het vierde kwartaal van 2009. Kenmerken van de deelnemers die in 2009 telefonisch deelnamen aan OBiN worden gepresenteerd in Tabel 3.1. De vragen voor kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar werden in 2009 beantwoord door 1611 ouders/verzorgers. De bijzondere vragen over bewegen werden beantwoord door 308 deelnemers; de bijzondere vragen over sporten door 337 deelnemers. Aan het onderzoek namen in 2009 550 jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar deel. De bijzondere beweegvragen werden beantwoord door 159 jongeren; de bijzonder sportvragen door 182 jongeren. Aan het onderzoek namen in 2009 2337 volwassenen deel. De bijzonder beweegvragen werden beantwoord door 676 volwassenen; de bijzondere sportvragen door 644 volwassenen. Tabel 3.1 Kenmerken van de telefonische onderzoekspopulatie OBiN, peiljaar 2009 Leeftijdscategorie Totaal Bijzondere beweegvragen Bijzondere sportvragen Gemiddelde leeftijd (jaar)* % vrouwelijk geslacht* 4-11 jaar 1611 308 337 5,7 49,1 12-17 jaar 550 159 182 14,9 40,9 18 jaar en ouder 2337 676 644 48,1 57,0 *gewogen naar de samenstelling van de Nederlandse bevolking voor de totale populatie. 3.2 Aanvullende vragen Ten behoeve van de Nationale Balans Top in 2010 zijn in het tweede kwartaal van 2010 gegevens verzameld met aanvullende vragen. De basisvragen uit OBiN voor kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar werden in mei/juni 2010 beantwoord door 277 ouders/verzorgers (Tabel 3.2). De aanvullende vragen voor het convenant werden beantwoord door een kleine groep ouders. Voor jongeren ging het om 110 deelnemers. Ook in deze groep werden de vragen ten behoeve van het convenant door een kleine groep beantwoord. Voor volwassenen ging het om 526 deelnemers, waarvan een substantieel aantal ook de aanvullende vragen ten behoeve van het convenant beantwoordde. Deze aantallen betekenen dat de steekproefgrootte die in mei/juni gerealiseerd kon worden voor kinderen en jongeren, onvoldoende groot was om erover te kunnen rapporteren. De bijzondere en aanvullende vragen zullen dus alleen gerapporteerd worden over de groep volwassenen.

8 / 25 Tabel 3.2 Kenmerken van de telefonische onderzoekspopulatie OBiN, peilperiode mei/juni 2010 Leeftijdscategorie Totaal Aanvullende vragen t.b.v. convenant Gemiddelde leeftijd (jaar)* % vrouwelijk geslacht* 4-11 jaar 277 89 8,0 50,5 12-17 jaar 110 53 13,3 57,0 18 jaar en ouder 526 165 41,9 53,2 *gewogen naar de samenstelling van de Nederlandse bevolking voor de totale populatie.

9 / 25 4 Resultaten voor kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar De resultaten voor kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar waarover in onderstaande paragrafen gerapporteerd wordt, zijn verzameld middels een telefonisch interview met de ouders/verzorgers 6. 4.1 Bestaande vragen 4.1.1 Determinanten van beweeggedrag In Tabel 4.1 staan de determinanten van beweeggedrag voor kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar vermeld. Ongeveer de helft van de ouders vond het (heel) goed voor hun kinderen om meer te gaan bewegen dan zij nu doen. Ongeveer evenveel ouders dachten dat hun kind het (heel) prettig zou vinden om meer te gaan bewegen dan zij nu doen. Ruim driekwart van de ouders dacht dat het de kinderen (heel) goed zou lukken om meer te gaan bewegen. Iets minder dan de helft van de ouders gaf aan dat andere kinderen in de directe sociale omgeving van hun kind (heel) veel bewegen. Ongeveer een kwart van de ouders rapporteerde dat hun kind door die kinderen veel gestimuleerd werd om meer te gaan bewegen. Tabel 4.1 Determinanten (in procenten) van beweeggedrag bij kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar Determinant 2009 Attitude cognitief: In welke mate vindt u het goed of slecht voor uw kind om meer te gaan bewegen dan hij/zij nu doet? (Heel) goed 52,5 Niet goed/niet slecht 38,3 (Heel) slecht 8,0 Geen mening 1,1 Attitude affectief: In welke mate denkt u dat uw kind het prettig of onprettig vindt om meer te gaan bewegen dan hij/zij nu doet? (Heel) prettig 49,6 Niet prettig/niet onprettig 33,2 (Heel) onprettig 14,5 Geen mening 2,7 Eigen-effectiviteit: In welke mate denkt u dat het uw kind goed of slecht zou lukken om meer te gaan bewegen als hij/zij dat echt zou willen? (Heel) goed 78,6 Niet goed/niet slecht 14,5 (Heel) slecht 4,7 2010 2011 2012 2013 2014 6 In het vervolg wordt alleen over ouders gesproken wanneer ouders/verzorgers bedoeld worden.

10 / 25 Determinant 2009 2010 2011 2012 2013 2014 Geen mening 2,2 Sociale invloed descriptieve norm: Denkt u eens aan de kinderen waar uw kind veel mee omgaat, bijvoorbeeld klasgenootjes, buurjongens/meisjes, vriendjes/vriendinnetjes. In welke mate bewegen die kinderen over het algemeen? (Heel) veel 47,4 Niet veel/niet weinig 39,7 (Zeer) weinig 7,2 Weet niet 5,7 Sociale invloed steun: Stimuleren die kinderen uw kind veel, een beetje of niet om meer te gaan bewegen? Veel 26,0 Een beetje 34,3 Niet 32,6 Geen antwoord 7,1 4.1.2 Beweeggedrag, sportgedrag en slaap Van de kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar voldeed volgens de ouders 29% aan de NNGB, 37% aan de fitnorm en 54% aan de combinorm (Tabel 4.2). Minder dan 10% van de kinderen was volgens de ouders inactief. Gemiddeld hadden de kinderen minder dan 2 uur per week schoolgym. Bijna tweederde van de kinderen ging op 5 dagen per week lopend/fietsend naar school. Tweederde van de kinderen was lid van een sportvereniging en/of speelde dagelijks buiten na schooltijd. Ruim veertig procent van de kinderen besteedde meer dan 2 uur per dag aan TV kijken en computeren; zij voldeden daarmee niet aan de norm voor sedentair gedrag. Gemiddeld lagen de kinderen bijna 11 uur per nacht op bed.

11 / 25 Tabel 4.2 Gerapporteerd beweeg-, sport- en slaapgedrag bij kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar, in procenten tenzij anders wordt weergegeven Beweeggedrag, sportgedrag en slaap 2009 NNGB (normactief) 29,0 Fitnorm (normactief) 36,8 Combinorm (normactief) 54,4 Inactief * 7,9 Schoolgym (gemiddeld aantal 1,8 uur/week) Aantal dagen per week zelf lopend of fietsend naar school Nooit 15,9 1 dag/week 2,2 2 dagen/week 4,2 3 dagen/week 4,5 4 dagen/week 5,5 5 dagen/week 63,5 Niet naar school geweest 4,2 2010 2011 Is uw kind lid van de sportvereniging 67,2 ( ja) Aantal dagen/week dat uw kind in de afgelopen week heeft buiten gespeeld (buiten schooltijd) Nooit 2,3 1 dag/week 2,3 2 dagen/week 3,6 3 dagen/week 4,4 4 dagen/week 6,8 5 dagen/week 8,9 6 dagen/week 5,5 7 dagen/week 64,9 Niet, maar in een normale week 1,2 wel Sedentair gedrag Minuten/week tv kijken en 823,6 computeren (gemiddeld) >2 uur per dag tv kijken en 43,9 computeren Slaap (gemiddeld aantal uur/nacht op 10,6 bed, ongeacht slapen) * minder dan 2 dagen/week tenminste 60 minuten matig intensief actief 2012 2013 2014 4.1.3 Determinanten van eetgedrag Tabel 4.3 geeft een overzicht van de determinanten van eetgedrag bij kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar. De helft van de ouders vond het (heel) goed om erop te letten dat hun kinderen gezond eten. Ruim éénderde dacht dat hun kinderen het (heel) prettig zouden vinden om gezonder te gaan eten. Ruim tweederde van de ouders was van mening dat het de kinderen zou lukken om gezonder te gaan eten wanneer zij dit echt zouden willen. Minder dan de helft van de ouders was van mening dat kinderen in de sociale omgeving van hun kind (heel) gezond eten. Slechts een zeer beperkt deel van de ouders (4%) was van mening dat hun kind door deze kinderen veel gestimuleerd werd om gezonder te eten.

12 / 25 Tabel 4.3 Determinanten (in procenten) van eetgedrag bij kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar Determinant 2009 Attitude cognitief: In welke mate vindt u het goed of slecht voor uw kind om er op te letten dat hij/zij gezond eet? (Heel) goed 51,3 Niet goed/niet slecht 29,5 (Heel) slecht 11,1 Geen mening 8,1 Attitude affectief: In welke mate vindt uw kind het prettig of onprettig om gezonder te eten dan hij/zij nu doet? (Heel) prettig 35,1 Niet prettig/niet onprettig 39,0 (Heel) onprettig 19,0 Geen mening 6,9 Eigen-effectiviteit: In welke mate denkt u dat het uw kind goed of slecht zou lukken om gezonder te gaan eten als hij/zij dat echt zou willen? (Heel) goed 70,5 Niet goed/niet slecht 18,8 (Heel) slecht 6,2 Geen mening 4,5 Sociale invloed descriptieve norm: Denkt u eens aan de kinderen waar uw kind veel mee omgaat, bijvoorbeeld klasgenootjes, buurjongens/meisjes, vriendjes/vriendinnetjes. In welke mate eten die kinderen over het algemeen gezond? (Heel) gezond 41,1 Niet gezond/niet ongezond 29,3 (Heel) ongezond 7,4 Weet niet 22,2 Sociale invloed steun: Stimuleren die kinderen uw kind veel, een beetje of niet om gezond te eten? Veel 3,9 Een beetje 17,8 Niet 58,2 Geen antwoord 20,1 4.2 Aanvullende vragen 2010 2011 2012 2013 2014 Ten behoeve van de Nationale Balans Top in 2010 zijn in het tweede kwartaal van 2010 gegevens verzameld met aanvullende vragen. Voor kinderen was de steekproefgrootte die in mei/juni gerealiseerd kon worden helaas onvoldoende groot om er op betrouwbare wijze over te kunnen rapporteren.

13 / 25 5 Resultaten voor jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar 5.1 Bestaande vragen 5.1.1 Determinanten van beweeggedrag In Tabel 5.1 staan de determinanten van beweeggedrag voor jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar vermeld. Driekwart van de jongeren vond het (heel) goed en tweederde van de jongeren vond het (heel) prettig om meer te gaan bewegen dan zij nu doen. Driekwart van de jongeren dacht dat het ze (heel) goed zou lukken om meer te gaan bewegen als zij dit echt zouden willen. Ongeveer zestig procent van de jongeren gaf aan dat mensen in hun directe sociale omgeving (heel) veel bewegen. Zeven procent van de jongeren rapporteerde dat zij door mensen uit hun directe sociale omgeving veel gestimuleerd werden om meer te gaan bewegen. Ruim de helft van de jongeren wist dat zij minimaal een uur per dag moesten bewegen. 7 Tabel 5.1 Determinanten (in procenten) van beweeggedrag bij jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar Determinant 2009 Attitude cognitief: In welke mate vindt u het goed of slecht om meer te gaan bewegen dan u nu doet? (Heel) goed 75,0 Niet goed/niet slecht 23,2 (Heel) slecht 1,3 Geen mening 0,5 Attitude affectief: In welke mate vindt u het prettig of onprettig om meer te gaan bewegen dan u nu doet? (Heel) prettig 67,5 Niet prettig/niet onprettig 28,6 (Heel) onprettig 2,7 Geen mening 1,3 Eigen-effectiviteit: In welke mate denkt u dat het u goed of slecht zou lukken om meer te gaan bewegen als u dat echt zou willen? (Heel) goed 76,9 Niet goed/niet slecht 15,7 (Heel) slecht 6,7 Geen mening 0,7 Sociale invloed descriptieve norm: Denkt u eens aan de mensen waar u veel mee omgaat, bijvoorbeeld uw partner, familieleden, kennissen, collega s. In welke mate bewegen die mensen over het algemeen? (Heel) veel 59,7 2010 2011 2012 2013 2014 7 D.w.z. dat zij een antwoord gaven van minimaal 60 minuten op de vraag: Hoeveel minuten denkt u dat u gemiddeld per dag moet bewegen voor uw gezondheid?

14 / 25 Determinant 2009 Niet veel/niet weinig 37,3 (Zeer) weinig 2,6 Weet niet 0,4 Sociale invloed steun: Stimuleren die mensen u veel, een beetje of niet om meer te gaan bewegen? Veel 7,1 Een beetje 62,0 Niet 29,5 Geen antwoord 1,4 Kennis: Hoeveel minuten denkt u dat u gemiddeld per dag moet bewegen voor uw gezondheid? 60 minuten 53,7 2010 2011 2012 2013 2014 5.1.2 Beweeggedrag, sportgedrag en slaap Vijftien procent van de jongeren voldeed naar eigen zeggen aan de NNGB, bijna dertig procent voldeed aan de fitnorm en bijna veertig procent voldeed aan de combinorm (Tabel 5.2). Bijna twintig procent van de jongeren was inactief. Gemiddeld hadden de jongeren 2 uur per week schoolgym. Op een gemiddelde schooldag zaten de jongeren gemiddeld bijna zes uur. Na schooltijd zaten/lagen zij nog eens 3 uur. Op een gemiddelde vrije dag betrof het totaal van zitten en liggen ruim zes uur. Gemiddeld lagen jongeren bijna 9 uur per nacht op bed. Tabel 5.2 Gerapporteerd beweeg-, sport- en slaapgedrag bij jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar, in procenten tenzij anders wordt weergegeven Beweeggedrag, sportgedrag en slaap 2009 NNGB (normactief) 15,2 Fitnorm (normactief) 28,0 2010 2011 Combinorm (normactief) 38,3 Inactief * 18,6 Schoolgym (gemiddeld aantal uur per 2,1 week) Sedentair gedrag Zitten op een gemiddelde 5,8 schooldag (gemiddeld aantal uren) Zitten/liggen na schooltijd 3,1 (gemiddeld aantal uren) Zitten/liggen op een gemiddelde 6,3 vrije dag (gemiddeld aantal uren) Slaap (gemiddeld aantal uur/nacht op 8,7 bed, ongeacht slapen) * Minder dan 2 dagen/week tenminste 60 minuten matig intensief actief 2012 2013 2014 5.1.3 Determinanten van eetgedrag Bijna driekwart van de jongeren vonden het (heel) goed om er op te letten dat zij gezond eten (Tabel 5.3). Minder dan de helft van de jongeren vond het (heel) prettig om gezonder te eten. Driekwart van de jongeren dacht dat het ze (heel) goed zou lukken om gezonder te eten en/of gaf aan dat mensen uit hun directe sociale omgeving (heel) gezond eten. Ongeveer éénderde van de jongeren gaf aan dat zij veel door deze omgeving veel werden gestimuleerd om gezond te eten.

15 / 25 Tabel 5.3 Determinanten (in procenten) van eetgedrag bij jongeren in de leeftijd van 12-17 jaar Determinant 2009 Attitude cognitief: In welke mate vindt u het goed of slecht om er op te letten dat u gezond eet? (Heel) goed 73,0 Niet goed/niet slecht 15,8 (Heel) slecht 1,0 Geen mening 10,1 Attitude affectief: In welke mate vindt u het prettig of onprettig om gezonder te eten dan u nu doet? (Heel) prettig 45,2 Niet prettig/niet onprettig 39,3 (Heel) onprettig 5,9 Geen mening 9,6 Eigen-effectiviteit: In welke mate denkt u dat het u goed of slecht zou lukken om gezonder te gaan eten als u dat echt zou willen? (Heel) goed 75,6 Niet goed/niet slecht 22,8 (Heel) slecht 1,5 Geen mening 0,2 Sociale invloed descriptieve norm: Denkt u eens aan de mensen waar u veel mee omgaat, bijvoorbeeld uw partner, familieleden, kennissen, collega s. In welke mate eten die mensen over het algemeen gezond? (Heel) gezond 80,9 Niet gezond/niet ongezond 17,0 (Heel) ongezond 0,5 Weet niet 1,7 Sociale invloed steun: Stimuleren die mensen u veel, een beetje of niet om gezond te eten? Veel 29,9 Een beetje 52,2 Niet 15,6 Geen antwoord 2,3 5.2 Aanvullende vragen 2010 2011 2012 2013 2014 Ten behoeve van de Nationale Balans Top in 2010 zijn in het tweede kwartaal van 2010 gegevens verzameld met aanvullende vragen. Voor jongeren was de steekproefgrootte die in mei/juni gerealiseerd werd onvoldoende groot om er op betrouwbare wijze over te kunnen rapporteren.

16 / 25 6 Resultaten voor volwassenen 6.1 Bestaande vragen 6.1.1 Determinanten van beweeggedrag In Tabel 6.1 staan de determinanten van beweeggedrag voor volwassenen vermeld. Zestig procent van de volwassenen vond het (heel) goed en bijna vijftig procent van de volwassenen vond het (heel) prettig om meer te gaan bewegen dan zij nu doen. Ongeveer de helft van de volwassenen dacht dat het ze (heel) goed zou lukken om meer te gaan bewegen. Eénderde van de volwassenen gaf aan dat mensen in hun directe sociale omgeving (heel) veel bewegen; 15% van hen rapporteerde dat zij door mensen uit hun directe sociale omgeving veel gestimuleerd werden om meer te gaan bewegen. Vijfendertig procent van de volwassenen had in de afgelopen maand vaak stilgestaan bij dat zij voldoende beweging krijgen. Driekwart van de volwassenen wist dat zij minimaal 30 minuten per dag moesten bewegen voor hun gezondheid 8. Tabel 6.1 Determinanten (in procenten) van beweeggedrag bij volwassenen in de leeftijd van 18 jaar en ouder Determinant 2009 Attitude cognitief: In welke mate vindt u het goed of slecht om meer te gaan bewegen dan u nu doet? (Heel) goed 60,1 Niet goed/niet slecht 28,2 (Heel) slecht 9,4 Geen mening 2,2 Attitude affectief: In welke mate vindt u het prettig of onprettig om meer te gaan bewegen dan u nu doet? (Heel) prettig 46,4 Niet prettig/niet onprettig 34,2 (Heel) onprettig 16,8 Geen mening 2,6 Eigen-effectiviteit: In welke mate denkt u dat het u goed of slecht zou lukken om meer te gaan bewegen als u dat echt zou willen? (Heel) goed 49,7 Niet goed/niet slecht 25,5 (Heel) slecht 21,3 Geen mening 3,6 Sociale invloed descriptieve norm: Denkt u eens aan de mensen waar u veel mee omgaat, bijvoorbeeld uw partner, familieleden, kennissen, collega s. In welke mate bewegen die 2010 2011 2012 2013 2014 8 D.w.z. dat zij een antwoord gaven van minimaal 30 minuten op de vraag: Hoeveel minuten denkt u dat u gemiddeld per dag moet bewegen voor uw gezondheid?

17 / 25 Determinant mensen over het algemeen? 2009 2010 2011 2012 2013 2014 (Heel) veel 37,3 Niet veel/niet weinig 38,9 (Zeer) weinig 16,7 Weet niet 7,1 Sociale invloed steun: Stimuleren die mensen u veel, een beetje of niet om meer te gaan bewegen? Veel 14,8 Een beetje 21,1 Niet 59,6 Geen antwoord 4,4 Hoe vaak heeft u de afgelopen maand stilgestaan bij dat u voldoende beweging krijgt?* Vaak 35,1 Af en toe 26,3 Zelden 14,1 Nooit 23,6 Weet niet 1,0 Kennis: Hoeveel minuten denkt u dat u gemiddeld per dag moet bewegen voor uw gezondheid? 30 minuten 77,8 6.1.2 Beweeggedrag, sportgedrag en slaap Van de volwassenen voldeed naar eigen zeggen eenenzestig procent aan de NNGB en bijna een kwart voldeed aan de fitnorm; tweederde van de volwassenen voldeed aan de combinorm (Tabel 6.2). Zes procent van de volwassenen was naar eigen zeggen inactief. Op een gemiddelde werkdag zaten volwassenen ruim 3,5 uur en na het werk zaten/lagen zij nog eens 3 uur. Op een gemiddelde vrije dag zaten/lagen volwassenen naar eigen zeggen 4,5 uur. Gemiddeld lagen volwassenen bijna 8 uur per nacht op bed. Tabel 6.2 Gerapporteerd beweeg-, sport- en slaapgedrag bij volwassenen van 18 jaar en ouder Beweeg- en sportgedrag 2009 NNGB (normactief) 60,9 Fitnorm (normactief) 23,5 2010 Combinorm (normactief) 68,2 Inactief * 5,5 Sedentair gedrag Zitten op een gemiddelde werkdag 3,6 (gemiddeld aantal uren) Zitten/liggen na werktijd 2,9 (gemiddeld aantal uren) Zitten/liggen op een gemiddelde 4,5 vrije dag (gemiddeld aantal uren) Slaap (gemiddeld aantal uur/nacht op 7,6 bed, ongeacht slapen) 0 dagen/week tenminste 30 minuten matig intensief actief 2011 2012 2013 2014

18 / 25 6.1.3 Determinanten van eetgedrag Tabel 6.3 geeft een overzicht van de determinanten van eetgedrag voor volwassenen. Negentig procent van de deelnemers vond het (heel) goed om er op te letten dat zij gezond eten. Ruim de helft van de volwassenen vond het (heel) prettig om gezonder te eten dan zij nu doen. Ruim tweederde van de volwassenen dacht dat het ze (heel) goed gaat lukken om gezonder te eten. Ongeveer eenzelfde deel van de volwassenen gaf aan dat mensen uit hun directe sociale omgeving (heel) gezond eten. Twintig procent van de volwassenen gaf aan dat zij door deze omgeving veel worden gestimuleerd om gezond te eten. Ruim de helft van de volwassenen had de afgelopen maand vaak stilgestaan bij gezonde voeding. Tabel 6.3 Determinanten (in procenten) van eetgedrag bij volwassenen in de leeftijd van 18 jaar en ouder Determinant 2009 Attitude cognitief: In welke mate vindt u het goed of slecht om er op te letten dat u gezond eet? (Heel) goed 90,4 Niet goed/niet slecht 8,2 (Heel) slecht 0,9 Geen mening 0,5 Attitude affectief: In welke mate vindt u het prettig of onprettig om gezonder te eten dan u nu doet? (Heel) prettig 56,0 Niet prettig/niet onprettig 34,6 (Heel) onprettig 7,4 Geen mening 2,0 Eigen-effectiviteit: In welke mate denkt u dat het u goed of slecht zou lukken om gezonder te gaan eten als u dat echt zou willen? (Heel) goed 67,7 Niet goed/niet slecht 22,3 (Heel) slecht 7,2 Geen mening 2,9 Sociale invloed descriptieve norm: Denkt u eens aan de mensen waar u veel mee omgaat, bijvoorbeeld uw partner, familieleden, kennissen, collega s. In welke mate eten die mensen over het algemeen gezond? (Heel) gezond 64,0 Niet gezond/niet ongezond 22,7 (Heel) ongezond 6,1 Weet niet 7,2 Sociale invloed steun: Stimuleren die mensen u veel, een beetje of niet om gezond te eten? Veel 20,2 Een beetje 26,6 Niet 47,3 Geen antwoord 5,9 2010 2011 2012 2013 2014

19 / 25 Determinant 2009 Hoe vaak heeft u de afgelopen maand stilgestaan bij gezonde voeding? Vaak 58,0 Af en toe 22,5 Zelden 8,1 Nooit 10,7 Weet niet 0,6 2010 2011 2012 2013 2014 6.1.4 Aanbod en gebruik van activiteiten in bedrijven De onderzoekspopulatie voor de vragen naar het aanbod en gebruik van activiteiten in bedrijven bestond uit respondenten met een betaalde baan van tenminste 12 uur/week (n=732). Van de werkenden rapporteerde 22% dat het bedrijf waarvoor ze werken activiteiten aanbiedt om werknemers te stimuleren om (meer) te bewegen (Tabel 6.4). In vier van de 10 gevallen betrof dit een (gedeeltelijke) tegemoetkoming in kosten van fitness buiten het bedrijf. In bijna een kwart van de gevallen werd er fitness op het bedrijf aangeboden. Andere benoemde activiteiten werden door minder dan 20% van de werknemers gerapporteerd. Het aanbod is daarmee erg beperkt en ook behoorlijk eenzijdig gericht op fitness. In bedrijven waar activiteiten werden aangeboden, rapporteerde nagenoeg 70% van de werknemers hier geen gebruik van te maken. Activiteiten waaraan relatief gezien het meeste werd deelgenomen zijn: bedrijfsfitness, (gedeeltelijke) tegemoetkoming in kosten van fitness buiten het bedrijf en acties rond fietsen naar het werk. Tabel 6.4 Aanbod en gebruik van bedrijfsactiviteiten om werknemers te stimuleren om (meer) te bewegen 2009 Aanbod aanwezig 21,8 Indien aangeboden, op welke wijze?*, ** Bedrijfsfitness op het bedrijf 24,7 (Gedeeltelijke) tegemoetkoming 42,8 in kosten fitness buiten het bedrijf (Gedeeltelijke) tegemoetkoming 18,3 in het lidmaatschap van een sportvereniging Acties rond fietsen naar het werk 15,9 Acties rond lunchwandelen 2,4 Deelname bedrijfscompetities 9,9 Deelname sporttoernooien en 9,4 sportevenementen Veranderingen in de organisatie 2,7 van uw werk of de inrichting van uw werkplek waardoor u meer kunt bewegen Anders 16,9 Indien aangeboden, aan welke activiteiten doet u zelf mee?*, ** Bedrijfsfitness op het bedrijf 8,7 (Gedeeltelijke) tegemoetkoming 7,0 in kosten fitness buiten het bedrijf 2010 2011 2012 2013 2014

20 / 25 (Gedeeltelijke) tegemoetkoming 1,5 in het lidmaatschap van een sportvereniging Acties rond fietsen naar het werk 6,3 Acties rond lunchwandelen 0,0 Deelname bedrijfscompetities 4,7 Deelname sporttoernooien en 5,0 sportevenementen Veranderingen in de organisatie 0,9 van uw werk of de inrichting van uw werkplek waardoor u meer kunt bewegen Anders 5,4 Ik doe niet mee 69,1 * Telt niet op tot 100%; er zijn meerdere antwoorden mogelijk per respondent. ** Uitgedrukt als percentage van de werknemers die rapporteren dat er aanbod aanwezig is. 6.2 Aanvullende vragen 6.2.1 Eetgedrag Van de volwassenen die in het tweede kwartaal van 2010 deelnamen aan de telefonische enquête van OBiN, voldeed een ruime meerderheid naar eigen zeggen aan de norm om iedere dag te ontbijten (Tabel 6.5). Veel minder grote percentages voldeden naar eigen zeggen aan de normen voor groente en fruit. Tabel 6.5 Eetgedrag bij volwassenen, getallen zijn percentages 2010* 2011 2012 Ontbijten op 7 dagen per week 90,6 Groentenorm 33,8 Fruitnorm 36,6 * Het betreft gegevens die in mei en juni 2010 verzameld zijn. 2013 2014 6.2.2 Determinanten van een gezond gewicht Een ruime meerderheid van de volwassenen die in mei/juni 2010 aan de telefonische enquête van OBiN deelnamen, vond het (heel) goed dat er in de media veel aandacht is voor een gezond gewicht (Tabel 6.6). Geen van de deelnemers vond dit (heel) slecht. Ongeveer tweederde van de deelnemers vond het (heel) prettig dat er in de media veel aandacht is voor een gezond gewicht. Bijna de helft van de deelnemers had er in de afgelopen maand bij stil gestaan of zij niet te dik werden.

21 / 25 Tabel 6.6 Determinanten van een gezond gewicht bij volwassenen, getallen zijn percentages Determinant 2010* 2011 Attitude cognitief: In welke mate vindt u het goed of slecht dat er in de media veel aandacht is voor een gezond gewicht? (Heel) goed 84,5 Niet goed/niet slecht 14,5 (Heel) slecht - Geen mening 1,0 Attitude affectief: In welke mate vindt u het prettig of onprettig dat er in de media veel aandacht is voor een gezond gewicht? (Heel) prettig 62,7 Niet prettig/niet onprettig 33,7 (Heel) onprettig 1,5 Geen mening 2,1 Hoe vaak heeft u de afgelopen maand stilgestaan bij dat u niet te dik wordt? Vaak 45,0 Af en toe 15,5 Zelden 17,1 Nooit 22,4 Weet niet - * Het betreft gegevens die in mei en juni 2010 verzameld zijn. 2012 2013 2014

22 / 25 7 Conclusie en aanbevelingen In dit rapport worden (determinanten van) eet- en beweeggedragingen beschreven van een steekproef van de Nederlandse bevolking (4-11 jaar, 12-17 jaar en 18 jaar en ouder). De resultaten zijn (voor de bestaande vragen in OBiN) gebaseerd op het telefonische interviews die zijn gehouden in het kalenderjaar 2009. Voor de aanvullende vragen worden sinds mei van 2010 gegevens verzameld. Tot en met juni 2010 zijn daarbij voldoende gegevens verzameld voor volwassenen. Voor kinderen en jongeren was de steekproefgrootte die in mei/juni gerealiseerd werd echter onvoldoende groot om er op betrouwbare wijze over te kunnen rapporteren. Deze vragen worden dus pas in 2011 in de rapportage meegenomen. 7.1 Determinanten en beweeggedrag De NNGB werd het minst gehaald door jongeren, en de fitnorm werd het minst gehaald door volwassen. Het percentage deelnemers dat voldeed aan de Combinorm (de NNGB en/of de fitnorm), lag tussen de 38% (12-17 jarigen) en 68% (volwassenen). Voor de jongste groep deelnemers (4-11 jaar) gold dat een derde op minder dan 5 dagen van de week naar school liep of fietste en/of niet dagelijks buiten speelde. Ruim veertig procent van deze kinderen besteedde volgens de ouders meer dan 2 uur per dag aan televisie kijken of computeren. Aangezien slechts ongeveer de helft van de 12-17-jarigen wist dat zij dagelijks minimaal 60 minuten moet bewegen, is meer kennisoverdracht over de hoeveelheid beweging bij deze doelgroep nodig. Ondanks dat kennisoverdracht over risico s voor de gezondheid van bepaald gedrag niet automatisch tot gedragsverandering leidt (Lechner et al., 2007), is deze kennis in combinatie met kennis over eigen risicogedrag en eigen vaardigheden wel een essentiële eerste stap in de richting van gedragsverandering. Omdat slechts een deel de deelnemers het (heel) goed (52-75%) en (heel) prettig (46-67%) vond om meer te gaan bewegen, is het belangrijk dat meer mensen een positieve attitude krijgen ten aanzien van meer bewegen. Daarnaast is er verbetering mogelijk met betrekking tot de positieve invloed van de directe sociale omgeving over meer bewegen, want slechts een deel van de deelnemers zag het goede voorbeeld bij of werd gestimuleerd tot meer bewegen door mensen uit de omgeving. Dit geldt voor voorbeeldgedrag in de sociale omgeving met name voor volwassenen en voor steun uit de omgeving met name voor jongeren. 7.2 Determinanten en eetgedrag De meeste volwassenen voldeden aan de richtlijn voor ontbijten (>90%), en weinig deelnemers haalden de normen voor groente en fruit (ongeveer 35%). Maximaal de helft van de ouders van kinderen in de leeftijd van 4-11 jaar had een positieve attitude ten aanzien van gezond eten van hun kind en/of rapporteerde een positieve invloed vanuit de directe sociale omgeving. Met name wat betreft steun om gezond te eten was dit percentage laag (4%). Het is daarom uitermate belangrijk dat ouders van deze kinderen een positievere attitude krijgen ten aanzien van een gezonder eetpatroon bij hun kind, en dat de kinderen meer positieve invloed vanuit hun directe sociale omgeving ontvangen. Aangezien slechts 35% van de 4-11 jarigen en ongeveer de helft van de oudere deelnemers het (heel) prettig vond om gezonder te eten, is voornamelijk winst te behalen op een positieve affectie over gezond eten.

23 / 25 7.3 Determinanten van gezond gewicht Een ruime meerderheid van de volwassenen vond het (heel) goed dat er media aandacht is voor gezond gewicht; zij vonden deze aandacht in minder mate (heel) prettig. Minder dan de helft van de volwassenen had er in de afgelopen maand bij stilgestaan dat zij niet te dik werden. Het is daarom belangrijk dat media-aandacht over gezond gewicht aansluit bij de doelgroep op een aansprekende manier waarbij de doelgroep zich prettig voelt en dat meer mensen worden gestimuleerd om stil te staan bij een gezond gewicht. 7.4 Activiteiten in bedrijven Minder dan een kwart van de volwassenen gaf aan dat het bedrijf waarbij zij werken de werknemer stimuleert om meer te gaan bewegen. Het is hierbij niet bekend of het bedrijf bij de overige deelnemers daadwerkelijk geen stimuleringsactiviteiten aanbood, of dat deelnemers zich niet bewust waren van deze activiteiten. Dit laatste lijkt waarschijnlijk, omdat eerder onderzoek onder werkgevers een veel hoger percentage bedrijven opleverde dat bewegingsprogramma s aanbood (42%, Hildebrandt & Simons, 2009). Ongeveer 70% van de werknemers die aangaven dat hun bedrijf activiteiten aanbood, deed zelf niet mee aan deze activiteiten. Dit kan te maken hebben met het feit dat de door bedrijven aangeboden activiteiten erg eenzijdig op één bepaalde vorm van beweging zijn gericht (fitness), terwijl bekend is dat voorkeuren van werknemers veel breder zijn. Voor de toekomst ligt er dus een uitdaging voor zowel bedrijven (ontwikkelen dan wel uitbreiden van het aanbod) als voor werknemers (meer gebruik maken van aanbod). Voor aanbieders van bedrijfsbewegingsprogramma s lijkt er een aandachtspunt te liggen in het feit dat veel werknemers niet (goed) op de hoogte lijken van het aanbod. Mogelijk kan het promoten van de activiteiten werknemers ertoe overhalen om ook in grotere getale gebruik te gaan maken van bestaand aanbod. 7.5 Beperkingen Zoals eerder vermeld in dit rapport is de module met aanvullende vragen voorgelegd aan een gedeelte van de OBiN steekproef. Omdat deze rapportage gebaseerd is op gegevens uit het tweede kwartaal 2010, zijn voor kinderen en jongeren vooralsnog onvoldoende gegevens beschikbaar om hierover op betrouwbare wijze te rapporteren. Bij een volgende rapportage wanneer de steekproefgrootte voldoende is, zal hierover vanzelfsprekend wel gerapporteerd worden. De resultaten zijn gebaseerd op zelfrapportage. Zelfgerapporteerde gegevens komen niet altijd overeen met daadwerkelijk eet- en beweeggedrag, zij leiden vaak tot sociaal wenselijke antwoorden en overschatting van gezond gedrag (Schwarz, 1999). Een andere beperking is dat de bestaande vragenlijst niet specifiek ontwikkeld is ten behoeve van het convenant & dat de mogelijkheden om aanvullende vragen te stellen die wèl specifiek voor het convenant ontwikkeld zijn, beperkt waren. Als gevolg daarvan zijn bijvoorbeeld geen gegevens bekend over relevante onderwerpen als: kennis van gezond eetgedrag, of kennis over de NNGB voor kinderen. Tenslotte zijn resultaten eenmalig gemeten bij deelnemers, waardoor er geen oorzaakgevolg relaties kunnen worden aangetoond tussen gedragsdeterminanten en gedrag.

24 / 25 7.6 Aanbevelingen Bewegen Toekomstig beleid en voorlichting kunnen mensen stimuleren om meer te bewegen. Hierbij is extra aandacht nodig voor het halen van de Nederlandse Norm Gezond Bewegen door jongeren en het halen van de fitnorm door volwassenen. In toekomstig beleid en voorlichting is meer accent nodig op het stimuleren van 4-11-jarigen om vaker naar school te lopen of fietsen, om dagelijks buiten te spelen en om minder uur per dag televisie te kijken of te computeren. In de toekomst is in beleid en voorlichting meer accent nodig op kennisoverdracht over de hoeveelheid beweging bij 12-17-jarigen. Daarnaast kunnen toekomstig beleid en voorlichting inzetten op het vergroten van de positieve attitude over meer bewegen. Ook is aandacht nodig voor het versterken van de positieve rol van de sociale omgeving. Eten Toekomstig beleid en voorlichting kunnen inzetten op het stimuleren van het eten van voldoende groente en fruit bij volwassenen 9. Toekomstig beleid en voorlichting kunnen zich hierbij richten op het versterken van een positieve affectie en de positieve rol van de sociale omgeving over gezond eten. Ook bij kinderen en jongeren kunnen beleid en voorlichting ertoe bijdragen dat de determinanten van eetgedrag zich in de gewenste richting ontwikkelen. Determinanten van gezond gewicht Het is belangrijk dat toekomstige media-aandacht over gezond gewicht op een aansprekende manier aansluit bij de doelgroep, zodat de doelgroep zich prettig voelt. Daarnaast kunnen meer mensen in toekomstige voorlichting worden gestimuleerd om stil te staan bij een gezond gewicht. Activiteiten op bedrijven Het verdient aanbeveling bedrijven te stimuleren activiteiten ten aanzien van meer bewegen te gaan aanbieden dan wel bestaand aanbod beter onder de aandacht van hun personeel te brengen en ook te zorgen voor een breed palet aan mogelijkheden, zodat werknemers keuzes kunnen maken die aansluiten bij hun eigen voorkeuren en mogelijkheden. 9 Dit geldt mogelijk ook voor kinderen en jongeren, maar hierover zijn uit OBiN vooralsnog geen gegevens beschikbaar.

25 / 25 8 Literatuur AMERICAN ACADEMY OF PEDIATRICS: Committee on Public Education (2001). Children, adolescents and television viewing. Pediatrics, 107:423-426. DEPARTMENT OF HEALTH AND AGING (2004). Active kids are healthy kids: Australia s physical activity recommendations for 5-12 year olds. Canberra, ACT: Commonwealth of Australia. GEZONDHEIDSRAAD (2006). Richtlijnen goede voeding 2006 achtergronddocument. Den Haag: Gezondheidsraad. HASKELL WL, LEE IM, PATE RR, POWELL KE, BLAIR SN, FRANKLIN BA, et al (2007). Physical activity and public health: updated recommendation for adults from the American College of Sports Medicine and the American Heart Association. Medical Science in Sports and Exercise, 39(8):1423-34. HILDEBRANDT VH, CHORUS AMJ & STUBBE JH (2010). Trendrapport Bewegen en Gezondheid 2008/2009. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven. HILDEBRANDT, V.H. EN M. SIMONS (2009). Steeds meer bedrijven in beweging. Praktijkblad Preventie, 3(mei): 6-7. KEMPER HGC, OOIJENDIJK WTM & STIGGELBOUT M (2000). Consensus over de Nederlandse norm gezond bewegen. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen, 78:180-183. LECHNER L, KREMERS S, MEERTENS R & VRIES H DE (2007). Determinanten van gedrag. In J Brug, P van Assema & L Lechner (red), Gezondheidsvoorlichting en gedragsverandering. Een planmatige aanpak (p. 75-106). Assen: Van Gorcum. SCHWARZ N (1999). Self-reports: How the questions shape the answers. American Psychologist, 54:93-105. VOEDINGSCENTRUM (2010a). Verkregen via http://www.voedingscentrum.nl/home.htm (8 november 2010). VOEDINGSCENTRUM (2010b). Gezond de basisschool door: Gezond eten en bewegen met kinderen van 4-12 jaar. Den Haag: Voedingscentrum.

Bijlage A 1/6 A Bestaande vragenlijst 4-11 jaar SOCIAAL-DEMOGRAFISCHE KENMERKEN GESLACHT / Q56 Geslacht kind 1. man 2. vrouw LEEFTIJD / Q55 Leeftijd kind HHGR Uit hoeveel personen bestaat uw huishouden, uzelf meegerekend? Q553 / P3 Wat is de hoogst genoten opleiding van de kostwinner? Opleidingen waar de kostwinner nog mee bezig is tellen ook mee 1. WO (Universiteit, TU, TH, post-hbo) 2. HBO (HTS, HEAO, Sociale Academie e.d.) 3. HAVO/VWO (gymnasium, HBS, MMS) 4. MBO (MTS, MEAO, Politieschool, Verpleegstersopleiding e.d.) 5. LBO/VMBO/MAVO (MULO, ULO, opleidingen leerlingwezen) 6. Basisonderwijs/Geen onderwijs 7. geen antwoord Q556 / P6 In welk land is uw kind geboren? 1. Nederland 2. Turkije 3. Marokko 4. Suriname 7. België 8. Duitsland 9. Indonesië (Nederlands-Indië) 5. anders, nl.: 6. geen antwoord Q557 / P7 In welk land is de moeder van uw kind geboren? 1. Nederland 2. Turkije 3. Marokko 4. Suriname 7. België 8. Duitsland 9. Indonesië (Nederlands-Indië) 5. anders, nl.: 6. geen antwoord

Bijlage A 2/6 Q558 / P8 En in welk land is de vader van uw kind geboren? 1. Nederland 2. Turkije 3. Marokko 4. Suriname 7. België 8. Duitsland 9. Indonesië (Nederlands-Indië) 5. anders, nl.: 6. geen antwoord ATTITUDE: BEWEGEN Q5051 / BWB22 In welke mate vindt u het goed of slecht voor uw kind om méér te gaan bewegen dan hij/zij nu doet? 1. heel goed 2. goed 3. niet goed en niet slecht 4. slecht 5. zeer slecht 6. geen mening Q5052 / BWB23 In welke mate denkt u dat uw kind het prettig of onprettig vindt om meer te gaan bewegen dan hij/zij nu doet? 1. heel prettig 2. prettig 3. niet prettig en niet onprettig 4. onprettig 5. zeer onprettig 6. geen mening EIGEN EFFECTIVITEITSVERWACHTING: BEWEGEN Q5053 / BWB24 In welke mate denkt u dat het uw kind goed of slecht zou lukken om meer te gaan bewegen als hij/zij dat echt zou willen? 1. heel goed 2. goed 3. niet goed en niet slecht 4. slecht 5. zeer slecht 6. geen mening

Bijlage A 3/6 SOCIALE INVLOED: BEWEGEN Q5054 / BWB25 Denkt u eens aan de kinderen waar uw kind veel mee omgaat, bijvoorbeeld klasgenootjes, buurjongens/meisjes, vriendjes/vriendinnetjes. In welke mate bewegen die kinderen over het algemeen? 1. heel veel 2. veel 3. niet veel en niet weinig 4. weinig 5. zeer weinig 6. weet niet Q5055 / BWB26 Stimuleren die kinderen uw kind veel, een beetje of niet om meer te gaan bewegen? 1. veel 2. een beetje 3. niet 4. geen antwoord GEDRAG: BEWEGEN Er volgt nu een aantal vragen over lichaamsbeweging, zoals bijvoorbeeld wandelen of fietsen, tuinieren, sporten of beweging op het werk of op school. Het gaat om alle lichaamsbeweging die ten minste even inspannend is als stevig doorlopen of fietsen. Q5001 / BWA1A En hoeveel dagen per week heeft uw kind in de zomer ten minste 60 minuten per dag zulke lichaamsbeweging? Het gaat om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week. Is het minder dan 1 dag per week, dan vult u 0 in. Q5002 / BWA2A En hoeveel dagen per week heeft uw kind in de winter ten minste 60 minuten per dag zulke lichaamsbeweging? Het gaat weer om het gemiddeld aantal dagen van een gewone week. Is het minder dan 1 dag per week, dan is het antwoord 0. GEDRAG: SPORTEN Q562 / BWA3A De volgende vragen gaan over inspannende lichaamsbeweging in uw vrije tijd. Hoe vaak per week beoefent uw kind in zijn/haar vrije tijd, in de zomer inspannende sporten of zware lichamelijke activiteiten die lang genoeg duren om bezweet te raken? Het gaat om inspannende lichaamsbeweging in uw vrije tijd die ten minste 20 minuten per keer duurt. Is het minder dan 1 keer per week, dan is het antwoord 0 Q563 / BWA4A Hoe vaak per week beoefent uw kind in zijn/haar vrije tijd, in de winter inspannende sporten of zware lichamelijke activiteiten die lang genoeg duren om bezweet te raken? Het gaat om inspannende lichaamsbeweging in uw vrije tijd die ten minste 20 minuten per keer duurt. Is het minder dan 1 keer per week, dan is het antwoord 0.