Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

DE GRENS BEREIKT. De worsteling van pomphouders in de grensstreek

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Centraal Informatiepunt

Eerste Kamer der Staten-Generaal

2016D30138 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Verslag van Rapport over een klacht over de SVB te Amstelveen. Datum: 22 januari Rapportnummer: 2013/007

Maatregelen op het gebied van autobelastingen ( Autobrief ) VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG Vastgesteld..

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Op-/aanmerkingen Evaluatie accijnsverhoging op diesel en LPG en Bijlage, d.d

Eerste Kamer der Staten-Generaal

bareqts rans Rechtbank Den Haag Team Administratie Civiel - Algemene Zaken

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bijlage 1 Overzicht besluitvorming Zuiderzeelijn

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Fiscale gevolgen collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

constaterende dat de Wet passend onderwijs scholen per 1 augustus 2014 een zorgplicht voor elke leerling oplegt;

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Directie Directe Belastingen. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. 16 november 2007 DB M

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen:

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2017D30883 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 600 IXB Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Financiën (IXB) voor het jaar 1998 Nr. 8 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG Vastgesteld 1 oktober 1997 De vaste commissie voor Financiën 1 heeft op 4 september 1997 overleg gevoerd met minister Zalm en staatssecretaris Vermeend van Financiën over: de brief van de minister van Financiën d.d. 11 juli 1997 inzake tegemoetkomingsregeling pomphouders Nederlands-Duitse grensstreek (Kamerstuk 25 000, IXB, nr. 34); de brief van de minister van Financiën d.d. 23 juni 1997 inzake compensatie verhoging van de benzineaccijns in de Nederlands-Duitse grensstreek (zie bijlage I); de brief van de minister van Financiën d.d. 25 juli 1997 inzake tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland (zie bijlage II). Van het overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Van Rey (VVD), Terpstra (CDA), Smits (CDA), Reitsma (CDA), Vliegenthart (PvdA), Ybema (D66), voorzitter, Schimmel (D66), Van Gijzel (PvdA), Witteveen- Hevinga (PvdA), Hillen (CDA), A. de Jong (PvdA), Hoogervorst (VVD), ondervoorzitter, Van Wingerden (AOV), Rabbae (GroenLinks), Voûte-Droste (VVD), Adelmund (PvdA), Giskes (D66), H. G. J. Kamp (VVD), Zonneveld (CD), Van Dijke (RPF), Van der Ploeg (PvdA), B. M. de Vries (VVD), Van Walsem (D66), Ten Hoopen (CDA). Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Van Hoof (VVD), Visser-van Doorn (CDA), Heeringa (CDA), Wolters (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Jeekel (D66), Van Zijl (PvdA), Van Zuijlen (PvdA), G. de Jong (CDA), Van Nieuwenhoven (PvdA), Rijpstra (VVD), Verkerk (AOV), Rosenmöller (GroenLinks), Hofstra (VVD), Crone (PvdA), Assen (CDA), M. M. H. Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Leerkes (Unie 55+), Verspaget (PvdA), Hessing (VVD), Van Boxtel (D66), De Haan (CDA). Mevrouw Giskes (D66) was voorstander van het zoveel mogelijk variabiliseren van de autokosten, d.w.z. het goedkoper maken van het bezit van de auto en daartegenover het duurder maken van het gebruik van de auto, om te bevorderen dat mensen steeds de afweging maken of zij echt met de auto moeten, dan wel van het openbaar vervoer gebruik kunnen maken. Haar fractie had dan ook indertijd de accijnsverhoging gesteund en stond daar nog steeds achter. Toen is al gesproken over een tegemoetkoming aan de pomphouders in de Nederlands-Duitse grensstreek en inmiddels ligt ook een voorstel voor om binnen de grenzen die de EU daarbij stelt, tot verzachting van de problemen van die pomphouders te komen. Er zijn, zo had zij begrepen, geen mogelijkheden om méér te doen dan de EU toestaat. Het voorstel tot een tegemoetkoming van 8, resp. 4 cent per verkochte liter leek haar bij nader inzien niet zo logisch. Het probleem van de pomphouders is immers juist dat zij veel minder benzine verkopen dan voorheen. Het leek haar dan ook beter om een tegemoetkoming in omzetderving te geven. Zij besefte dat het in het algemeen niet zo eenvoudig is om een sluitende regeling voor omzetderving te treffen, maar anderzijds had zij begrepen dat juist het niveau van verkoop van benzine door de jaren heen vrij stabiel is. Zij kon zich voorstellen dat als KST24560 ISSN 0921-7371 Sdu Uitgevers s-gravenhage 1997 Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 1

grondslag voor de compensatie wordt gekozen voor de omzet in de afgelopen drie jaar, vergeleken met de omzet van het jaar daarop. Ook zou kunnen worden gekozen voor een gelijke basiscompensatie voor iedere pomphouder, met daarbovenop nog een variatie al naar gelang de omzet van de afgelopen jaren. Zij drong er met klem op aan dat de bewindslieden hier nader naar kijken. De datum van 1 juli 1997 is toch al verstreken, dus het leek haar niet bezwaarlijk om nog enkele weken de tijd te nemen om uiteindelijk tot een betere regeling te komen. Overigens merkte zij in dit verband op dat de benzineprijzen niet alleen variëren door accijnsheffingen, maar minstens evenzeer door prijsstellingen van de leveranciers van de brandstof, terwijl hier ook nog het punt van de distributiemarge speelt. Zij had begrepen dat de mogelijkheden voor pomphouders om prijzen te variëren, in Nederland nogal gering zijn, een punt waar op dit moment door het ministerie van Economische Zaken nader naar wordt gekeken. Ten slotte stelde zij nog enige vragen over de «de minimisregeling». Het moet volgens die regeling gaan om een compensatie vóór belastingen. Hoe werkt dat dan in de praktijk uit? Is inderdaad een dwingende voorwaarde dat de compensatie wordt uitgekeerd als een bedrag ineens en dan tegen de contante waarde? Of kan er jaarlijks een tegemoetkoming worden verstrekt? Hoe zal de controle die wordt voorgeschreven in de «de minimisregeling», concreet vorm worden gegeven? De heer Reitsma (CDA) constateerde dat de accijnsverhogingen die het paarse kabinet heeft doorgevoerd, voor de pomphouders op een drama beginnen uit te lopen. De schade die zij ondervinden, is veel groter dan het normale ondernemersrisico, terwijl zij er zelf niets tegen kunnen doen. Hij vond het dan ook begrijpelijk dat de pomphouders een beroep op de rechter hebben gedaan. Dit drama kon bovendien worden voorzien, want in het regeerakkoord is indertijd juist op aandringen van VVD-zijde opgenomen dat de accijnsverhoging alleen zou worden doorgevoerd als dat in redelijkheid mogelijk was met het oog op de prijzen in omringende landen. Aan die voorwaarde is echter niet de hand gehouden. Ook in meer algemene zin zijn er op het vlak van het mobiliteitsbeleid ernstige problemen ontstaan. Zo worden oplossingen gezocht die bijzonder duur uitvallen, om de grote verschillen van mening binnen de coalitie te overbruggen. Een voorbeeld hiervan is de HSL-tunnel onder het Groene Hart die 1 mld. extra kost. Een ander voorbeeld is de accijnsverhoging op benzine die helaas door de VVD-fractie is geaccepteerd, nadat het kabinet het «onaanvaardbaar» had uitgesproken over een motie om deze verhoging tegen te houden. Het gelag daarvan moet nu worden betaald door de pomphouders in de grensstreek én door de minister van Financiën, omdat de weglekverliezen sterk zijn onderschat. Vooral omdat bij deze accijnsverhoging geen budgettaire opbrengst werd beoogd, maar het juist de bedoeling was om deze neutraal te laten verlopen, vond de heer Reitsma de nu ontstane situatie onverantwoord en drong hij erop aan dat deze accijnsverhoging weer ongedaan wordt gemaakt. Mocht de meerderheid van de Kamer daar niet voor voelen, dan vond hij dat de Kamer ervoor behoort te pleiten dat een zodanige regeling wordt ontworpen dat de pomphouders voor 100% gecompenseerd worden. Zeker de VVD-fractie is daartoe gehouden, zo betoogde hij, gezien de beloften die ze indertijd bij de bespreking van de accijnsverhoging heeft gedaan. In dit verband wees hij erop dat de doelen die met de accijnsverhoging werden beoogd, in feite niet worden gehaald. Er worden nu zelfs, door het extra grensverkeer, meer autokilometers gemaakt dan voorheen. Bovendien gaan de prijzen toch al flink omhoog door de sterke stijging van de dollar. Dat geeft wel het voordeel dat de prijsstijging zich in alle landen voordoet. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 2

In ieder geval wilde hij met kracht pleiten voor een 100% compensatie voor de pomphouders in de grensstreek, zolang in Duitsland en België de accijnzen niet worden opgetrokken tot ongeveer hetzelfde niveau als in Nederland. Daarbij vond ook hij dat er een relatie moet worden gelegd met de omzetderving, niet met de hoeveelheid benzine die de pomphouders nog wel weten te verkopen. Verder meende hij dat het BTW-element eruit gehaald zou moeten worden, teneinde op die manier zo dicht mogelijk bij de grenzen te komen die de EU kennelijk stelt. Daarnaast wilde hij ook de verliezen op de shopverkoop erbij betrekken. Hij riep het kabinet daarom op, binnen drie weken in overleg met de branche na te gaan of tot een betere «de minimisregeling» kan worden gekomen, of er mogelijkheden voor aanvullende compensatie zijn en of er iets kan worden gedaan op het fiscale vlak, met als doel een 100% compensatie. Mocht dit niet lukken, dan zou in zijn ogen de accijnsverhoging ongedaan moeten worden gemaakt, omdat nu de werkgelegenheid en de inkomenspositie van vele gezinnen te zeer op de tocht worden gezet. De heer Van Rey (VVD) had met enige fractiegenoten deze zomer vele pomphouders bezocht en actiebijeenkomsten bijgewoond, maar was bij die gelegenheden meestal niet in staat geweest om antwoord te geven op vragen die naar voren kwamen. Welk antwoord moet bijvoorbeeld worden gegeven op een vraag van een familiebedrijf dat net voor f 500 000 aan renovatie van het tankstation heeft besteed, in vertrouwen op de passage in het regeerakkoord over de hoogte van de benzineaccijns, terwijl de omzet in juli met 40% is teruggelopen? Hoe moet worden gereageerd op de terugloop van de omzet van een groothandel met zes tankstations, die op jaarbasis f 480 000 zal zijn, terwijl de compensatie maar f 60 000 is? Sinds per 1 juli de accijnswijziging is ingegaan, wordt er alleen maar méér gereden, niet minder. Het milieu wordt er dus niet beter op, integendeel. Ook de werkgelegenheid loopt schade op. Daarnaast wordt in de brief van prof. Kogels berekend dat de belastinginkomsten uit benzineaccijns met maar liefst 500 mln. zullen teruglopen. De heer Van Rey kon de logica van dit alles niet uitleggen en hij drong er dan ook op aan dit punt nog eens ten principale in het kabinet ter discussie te stellen. Hij was het ermee eens dat de compensatie niet kan worden gerelateerd aan hetgeen nog wél wordt verkocht. Hij begreep de achterliggende gedachte wel, namelijk bevordering van de concurrentie, maar anderzijds is door de stijging van de dollar de benzineprijs in Nederland sterker gestegen dan in Duitsland. Hij vond dan ook dat de compensatie gekoppeld zou moeten worden aan de terugloop van de brutowinst. In dit verband herinnerde hij eraan dat, toen de VVD-fractie eenmaal «met het pistool op de borst» had moeten instemmen met de accijnsverhoging, de hele Kamer heeft gepleit voor een goede compensatieregeling. Of het dan echt de volle 100% moet zijn, kon hij niet direct overzien, maar hij ging ervan uit dat belanghebbenden ook met een compensatie van bijvoorbeeld 98% tevreden zullen zijn. Hij vroeg vervolgens of de regeling die bij brief van 11 juli aan de Kamer is voorgelegd, onderwerp van overleg met belanghebbenden is geweest. Hij had begrepen dat dit niet het geval is. Verder wees hij erop dat door de stijging van de dollar ook minder diesel wordt verkocht, hetgeen met deze regeling niet wordt gecompenseerd, terwijl ook geen compensatie wordt geboden voor de teruggang in de winkelverkoop. Hij hoorde onlangs nog van de zijde van MKB Nederland, dat transportondernemers uit de bollenstreek nu veelal in Duitsland diesel tanken, ondanks de teruggaafregeling voor paarse diesel. Zelfs in de Randstad heeft de accijnsverhoging dus effect. Hij herinnerde eraan dat al in de vorige kabinetsperiode een werkgroep van de vaste commissie voor Financiën zich heeft gebogen over de verschillen in de benzineprijs in Nederland en enige andere landen, Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 3

waaronder Duitsland. Die werkgroep heeft echter maar een klein deel van die prijsverschillen kunnen verklaren en hij was dan ook verheugd dat de minister van Economische Zaken hier nader onderzoek naar doet. In het kort geding is de president van de rechtbank niet toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling, omdat hij, aldus het vonnis, de minister van Financiën moeilijk kan dwingen tot iets dat in strijd zou zijn met de Europese regelgeving. De president heeft echter ook het punt van de marge in Nederland en in andere landen genoemd en juist daarover bestaat een principieel verschil van mening tussen belanghebbenden en het kabinet. Verder wees de heer Van Rey in dit verband op de interessante passage in de pleitnotitie van de landsadvocaat, waarin deze stelt dat men zich bij het doen van investeringen en bij het aangaan van langdurige daaruit voortvloeiende verplichtingen onmogelijk in redelijkheid op het regeerakkoord kan baseren, omdat een regeerakkoord slechts geldt voor de zittingsduur van het desbetreffende kabinet en dus nooit enige zekerheid voor een periode langer dan vier jaar kan geven. Hij drong erop aan dat de bewindslieden vandaag nog een afspraak maken voor nader overleg met alle belanghebbenden en daar ook de bewindsman van Economische Zaken bij betrekken. Er moet een oplossing komen en hij zocht die vooral in een compensatie per benzinestation. Verder ging hij ervan uit dat de nu genoemde periode van drie jaar door het volgende kabinet verlengd zou kunnen worden. Daarnaast wees ook hij op het punt van de BTW-heffing. Ten slotte herinnerde de heer Van Rey hij eraan dat bij de behandeling van het belastingplan de situatie in België eigenlijk niet ter sprake is gekomen, omdat de indruk bestond dat dit land de accijns zou verhogen. Hoe staat het daar nu mee? De heer Rabbae (GroenLinks) stelde voorop dat er langzamerhand een einde moet komen aan de uitwassen van de mobiliteit in de Nederlandse samenleving. Met het oog hierop had hij de accijnsverhoging gesteund, mede omdat daar een compensatie tegenover stond, op een soortgelijke manier als indertijd bij de ecotax. Op dat moment werd er nog van uitgegaan dat Duitsland en België ook tot accijnsverhoging zouden besluiten, maar tot nu toe is dat niet gebeurd en dat heeft geleid tot problemen bij de pomphouders. Hij vroeg informatie over het verschil in marge in Nederland en in Duitsland en over de berichten dat er een uitwisseling van benzine op gang zou zijn gekomen tussen Duitse en Nederlandse pomphouders, met als doel de werking van de prijsverschillen af te vlakken. Hij was het ermee eens dat er een compensatie zou moeten komen per tankstation, dus niet per onderneming, en dat de compensatie zou moeten worden gekoppeld aan het omzetverlies van betrokkenen. Verder vroeg hij de regeling zodanig vorm te geven dat zoveel mogelijk werkgelegenheid behouden blijft. De ontslagen die nu al hebben plaatsgevonden, betreurde hij zeer. Er is nu het risico dat tegenover een eventuele extra accijnsopbrengst straks weer extra kosten van werkloosheid komen te staan, en hij vond dat een slechte zaak. De heer Feenstra (PvdA) herinnerde eraan dat indertijd in het kader van het belastingplan en het bereikbaarheidsplan met het oog op het milieu, de mobiliteit, de congestie en de filebestrijding is gekozen voor een dubbelslag: zowel accijnsverhoging als verlaging van de motorrijtuigenbelasting. Deze variabilisatie werd nog steeds door hem gesteund en hij had met genoegen begrepen dat ook de BOVAG, de pomphouders, VNO/NCW en andere belanghebbenden deze lijn van variabilisatie steunen. Hij achtte het van groot belang dat dit draagvlak behouden blijft en dat verplicht dan ook tot goed overleg en zorgvuldige vormgeving van compensatiemaatregelen. Bovendien was van te voren bekend dat de Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 4

accijnsverhoging tot effecten in de grensstreek zou leiden. Ook daarom dient zorgvuldig te worden bezien hoe compensatie kan worden geboden. De gang van zaken tot nu toe vond hij nogal rommelig. De termijnen zijn buitengewoon kort en de regelingen die op tafel komen, zijn vaak nog niet uitgewerkt, waardoor weer moet worden gekozen voor terugwerkende kracht. Juist met het oog op het behoud van het draagvlak voor variabilisatie drong hij erop aan dat voortaan zorgvuldiger overleg plaatsvindt en beter uitgewerkte voorstellen op tafel worden gebracht. Wellicht kan in de toekomst gewerkt worden met ruimere stroken langs de grens dan de huidige 10 km en 20 km. Ook hij zou het een verbetering vinden als de compensatieregeling niet per onderneming, maar per tankstation zou kunnen gelden. Is al bekend of de Europese Commissie hiermee zal instemmen? Verder zal altijd binnen het Europese plafond gebleven moeten worden, ongeacht welke regeling uiteindelijk wordt gekozen. Daarbinnen zag hij echter nog wel enige mogelijkheden, bijvoorbeeld op het punt van de BTW-heffing. Zou daar misschien van afgezien kunnen worden? Voorts drong hij erop aan om in Europees verband, in het bijzonder met België en Duitsland, zoveel mogelijk contacten te leggen, met als doel een harmonisatie in EU-kader. Ook hij wees op het lopende onderzoek naar de prijsverschillen in diverse landen. Hoe staat het daarmee? Hij onderschreef de al gedane suggestie om de compensatieregeling niet te enten op de nog wél behaalde omzet, maar op de omzetderving. Ten slotte wees hij erop dat problemen rond mobiliteit, congestie en files zich vooral in de Randstad voordoen. Dan is het niet zo logisch om in het hele land een accijnsverhoging door te voeren en vervolgens voor de grensstreken weer een compensatieregeling op te stellen. Logischer leek het hem om te pogen, in overleg met de oliemaatschappijen en de pomphouders te komen tot een systeem van regionaal gedifferentieerde prijzen, waarbij op die plaatsen waar de problemen het grootst zijn, ook het verst wordt gegaan met variabilisatie. Antwoord van de bewindslieden van Financiën De minister merkte op dat het gaat om een buitengewoon vervelend onderwerp. In de eerste plaats geldt dat natuurlijk voor de betrokken pomphouders, maar ook hij zat hiermee nogal in zijn maag. Wel wees hij erop dat nu voor het éérst in het kader van een accijnsverhoging een compensatieregeling wordt getroffen voor pomphouders. Het is trouwens ook de eerste keer dat de opbrengst van de accijnsverhoging weer wordt teruggegeven in de vorm van een verlaging van de motorrijtuigenbelasting. Na het besluit tot accijnsverhoging is intensief gepoogd de omringende landen ervan te overtuigen dat ook zij tot accijnsverhoging zouden moeten overgaan. In België is dat gelukt; daar is de accijns in diverse stapjes met 2 franc per liter verhoogd. Dit is zelfs al per 1 januari 1997 ingegaan, terwijl Nederland pas op 1 juli tot accijnsverhoging overging. In Duitsland heeft de minister van Financiën, althans volgens berichten in de Duitse pers, voorgesteld om de accijns met 11 Pfennig te verhogen, maar dit voorstel is uiteindelijk in het Duitse kabinet gesneuveld. Gelet op de redenen waarom dit voorstel het niet heeft gehaald, namelijk politieke conflicten binnen het Duitse kabinet (althans afgaand op berichten in de pers) leek het de bewindsman niet zinvol om nogmaals bij zijn Duitse collega aan te dringen op accijnsverhoging. Het prijsverschil met Duitsland wordt uiteraard voor een deel, namelijk voor circa 56%, veroorzaakt door verschillen in accijnzen en heffingen. De rest van het prijsverschil, waarbij het gaat om circa 15,5 cent per liter, kan daar echter niet uit verklaard worden. Met het oog hierop is door het ministerie van Economische Zaken een onderzoek gestart naar de vraag waarom de benzineprijzen in Nederland relatief hoog zijn in vergelijking Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 5

met andere landen, los van verschillen in accijnzen en BTW. De marge vanaf de raffinaderij tot aan de pomp is voor Eurobenzine in Nederland 28,5 cent, terwijl elders in Europa ook een marge van maar 7 cent voorkomt. Hij kon op dit moment geen verdere informatie geven over de inhoud van het onderzoek, maar had wel begrepen dat de Kamer over enige weken van de uitkomst van het onderzoek kan worden geïnformeerd. Voor de tegemoetkoming aan de pomphouders gingen de gedachten aanvankelijk uit naar een gedifferentieerde korting op de hogere accijns, in die zin dat vlakbij de grens 8 cent korting zou worden gegeven en iets verderop nog 4 cent. De achtergrond was het idee dat de pomphouders in de grensstreek dan beter de prijsconcurrentie met Duitsland zouden kunnen aangaan. Deze opzet is echter in EU-verband getorpedeerd door een lidstaat die daarin steun kreeg van een andere lidstaat. Als Nederland vervolgens alle andere derogaties zou hebben geblokkeerd, zou daarmee ook de paarse diesel in Nederland onmogelijk zijn gemaakt. Daarom is er door Nederland voor gekozen om de paarse diesel in ieder geval binnen te halen en vervolgens te bezien of langs een andere weg tot een tegemoetkoming aan de pomphouders gekomen zou kunnen worden. Daarbij is toen de «de minimisregeling» in beeld gekomen, met een tegemoetkoming van 8 cent c.q. 4 cent per afgeleverde liter benzine, eveneens vanuit de gedachte om daardoor beter de prijsconcurrentie te kunnen aangaan. Over de aanvankelijke gedachte van een korting op de hogere accijns is indertijd overleg gevoerd met de branche en ook overeenstemming met de branche bereikt. De belanghebbenden vonden de «de minimisregeling» uiteraard een stuk minder gunstig, alleen al vanwege het plafond en de maximumtermijn die nu eenmaal op grond van Europese regelgeving gelden. De minister had er geen moeite mee om de tegemoetkoming niet langer te baseren op de gerealiseerde omzet, maar daarvoor een andere basis te kiezen. Het leek hem echter niet verstandig om de winstderving als basis te kiezen, want dan zou gewacht moeten worden totdat de jaarrekening is opgemaakt en vastgesteld. Bovendien zijn er vele factoren die gedurende een jaar de winst of het verlies van een pomphouder bepalen, zeker als de benzinepomp onderdeel uitmaakt van een andersoortige bedrijvigheid. Daarmee komt het omzetverlies als basis in beeld, maar dat heeft weer het nadeel dat juist die pomphouders die bijvoorbeeld door scherpe inkoop of door genoegen te nemen met een zeer kleine marge hun omzet nog redelijk op peil weten te houden, voor die prijsconcurrentie helemaal geen ondersteuning meer krijgen. Hij achtte daarom ook nog een tussenvariant denkbaar, waarbij de ondersteuning wordt gebaseerd op de omzet van de periode van voor de accijnsverhoging. In ieder geval zal, nu alweer enige tijd is verstreken sinds de beoogde datum van inwerkingtreding, vanaf 1 juli tot bijvoorbeeld 1 september de regeling moeten gelden zoals die in de brief van 11 juli is vermeld, omdat betrokkenen daarop mochten rekenen. Pas daarna kan eventueel op een nieuwe regeling worden overgegaan. Op zichzelf kon hij instemmen met welke regeling dan ook, mits die maar binnen het kader van de Europese regels blijft (d.w.z. maximaal 100 000 ecu over een periode van drie jaar per onderneming) en door de branche als de meest redelijke wordt ervaren. Hij verklaarde zich graag bereid tot nader overleg hierover met betrokkenen. Zij zijn morgenochtend welkom op het ministerie van Financiën. Overigens merkte hij op dat door Nederland aan de Europese Commissie het verzoek is gedaan om ermee in te stemmen dat wordt gewerkt met een maximaal subsidieplafond per tankstation, dus niet per onderneming. Op dat verzoek is nog geen beslissing genomen. Hij was bereid het ministerie van Economische Zaken bij het nadere overleg met de branche te betrekken, maar hij wilde anderzijds ook geen Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 6

valse verwachtingen wekken. Als naast de «de minimisregeling» nog een andere steunregeling wordt opgezet die op dezelfde groep is gericht, ontstaan er zeker problemen met de Europese Commissie. Er zal dus moeten worden uitgegaan van het plafond van 100 000 ecu, d.w.z. circa f 225 000. Het is mogelijk om al in het eerste jaar dit maximale bedrag als ondersteuning te geven, maar daarna mag er dan gedurende twee jaar geen enkele steun meer worden verstrekt. Een 100%-compensatie mag dan ook niet verwacht worden, want dat is binnen de Europese en de nationale wet- en regelgeving eenvoudigweg onmogelijk. Verder was alles dat redelijkerwijs binnen die wet- en regelgeving past, voor hem bespreekbaar. De staatssecretaris merkte aanvullend op dat in het komende overleg met betrokkenen ook de BTW-problematiek zal worden bezien. Discussie in tweede termijn De heer Feenstra (PvdA) onderstreepte de opmerking dat nu voor de eerste keer in het kader van een accijnsverhoging ook wordt gesproken over een compensatieregeling voor pomphouders. Verder zou hij, als hij pomphouder zou zijn, er de voorkeur aan geven dat de maximale compensatie al direct in het eerste jaar wordt gegeven, want hij verwachtte dat Duitsland uiteindelijk toch wel tot accijnsverhoging zal overgaan. Bovendien had hij vertrouwen in de overtuigingskracht van de bewindslieden, niet alleen ten opzichte van Duitsland, maar ook ten opzichte van andere lidstaten waar het gaat om een harmonisatie in Europees verband. Hij had enige verwachtingen van het nog lopende onderzoek naar de oorzaak van de prijsverschillen. Dit zou tot een verbetering van de concurrentiepositie van de pomphouders aan de grens kunnen leiden. Verheugd was hij over de toezegging dat alle mogelijke varianten bespreekbaar zijn, binnen het plafond dat de EU stelt. Daarmee kan worden aangesloten bij gerechtvaardigde wensen binnen de sector en kan ook het draagvlak voor verdergaande variabilisatie behouden blijven. Mevrouw Giskes (D66) was tevreden met de ruimhartigheid waarmee de bewindslieden nu willen proberen in overleg met betrokkenen het beste te maken van de gegeven situatie. Verder herhaalde zij haar vragen over het uitkeren van de compensatie als een contant gemaakt bedrag en over de vormgeving van de controle. De heer Reitsma (CDA) zag als kern van het probleem dat het paarse kabinet de accijnsverhoging indertijd toch doorgezet heeft, tegen de zin van een meerderheid van de Kamer in. Daarmee heeft het kabinet de ontstane problemen zelf over zich afgeroepen. Hij wachtte nu de uitkomst van het verdere overleg af, maar vond het wel opvallend dat een rechterlijke uitspraak en een debat in de Kamer nodig zijn om de minister en de grenspomphouders om de tafel te krijgen. Van het begin af aan was er immers grote onvrede over de aanvankelijk voorgestelde compensatieregeling. Hij verwachtte van het kabinet dat het op de een of andere manier, bijvoorbeeld door het creatief interpreteren van fiscale regelingen, een zodanige regeling treft dat de pomphouders in de grensstreek voor vrijwel 100% hun schade vergoed krijgen. Deze pomphouders hebben daar eenvoudigweg recht op. De heer Van Rey (VVD) zei dat ook de Kamer met dit onderwerp in haar maag zit. De Kamer heeft immers gekozen voor variabilisatie, maar heeft daarbij ook uitgesproken dat er compensatie zou moeten komen en dat bedrijven niet failliet zouden mogen gaan. Juist met het oog op dat laatste had hij ervoor gepleit om het ministerie van Economische Zaken erbij te Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 7

betrekken, omdat dit ministerie regelingen kent die niet aan de Europese Commissie gemeld hoeven te worden. Bovendien is dit ministerie er toch al bij betrokken in verband met het onderzoek naar de prijsverschillen. Hij wilde zich nu niet wagen aan een bespreking van de mogelijke varianten. Het is aan belanghebbenden om er samen met de bewindslieden uit te komen en hij had er vertrouwen in dat hier oplossingen uit de bus zullen komen. Ten slotte herhaalde hij zijn verzoek om de logica van de nu ontstane situatie nog eens in het kabinet aan de orde te stellen. De heer Rabbae (GroenLinks) waardeerde het dat de bewindslieden bereid zijn om morgenochtend al in overleg te treden met de branche. Hij liet het ook graag aan de branche over om een keuze te maken uit de mogelijke varianten. Verder vroeg hij nog of bekend is waar het maximale bedrag van 100 000 ecu op is gebaseerd. De minister vond dat, zolang de huidige situatie blijft bestaan en binnen Nederland geen differentiatie in accijns wordt toegestaan, voorlopig niet verder gegaan kan worden met variabilisatie door middel van accijnsverhoging. Hij meende ook dat de accijnsverhoging die op 1 juli jl. is ingegaan, nog net binnen het regeerakkoord valt. Hij kon echter niet zeggen dat die accijnsverhoging er rechtstreeks uit voortvloeit. Naar aanleiding van de vraag over de controle merkte hij op dat gestreefd wordt naar een eenvoudige, doorzichtige en goed controleerbare regeling. Dat is in het belang van alle betrokkenen. Verder had hij begrepen dat er niet in nadelige zin sprake hoeft te zijn van het contant maken van de compensatie. Hij was zeker bereid het ministerie van Economische Zaken erbij te betrekken, al moet niet de illusie bestaan dat dit ministerie over allerlei welgevulde potten beschikt waarmee langs een andere weg de betreffende groep kan worden gesteund. Ook hij had berichten gehoord dat de weglekeffecten groter zouden zijn dan eerder is geraamd, maar die brachten hem er niet toe om een voorstel te doen om de accijnsverhoging weer terug te draaien. Het kabinet heeft verleden jaar besloten tot een pakket maatregelen: accijnsverhoging, verlaging van de motorrijtuigenbelasting en een budget van circa 2 mld. voor achterlandverbindingen. Dat pakket kan niet meer van tafel worden gehaald. Hij kon niet zeggen waar het bedrag van 100 000 ecu precies op is gebaseerd. Dit bedrag is ooit vastgelegd, waarschijnlijk op dezelfde manier als waarop bijvoorbeeld het maximumbedrag bij een geldautomaat is bepaald. De voorzitter van de commissie, Ybema De griffier van de commissie, Janssen Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 8

Bijlage I Aan de Voorzitter van vaste commissie voor Financiën uit de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 23 juni 1997 Mede namens de Staatssecretaris informeer ik u hierbij op uw verzoek over de stand van zaken met betrekking tot de behandeling van de derogatieverzoeken in de accijnssfeer voor de zogenoemde paarse dieselolie en de compensatieregeling voor de pomphouders in de oostelijke grensstreek. Deze verzoeken maken onderdeel uit van een pakket van derogatieverzoeken. Zoals bekend kan dit pakket alleen worden aanvaard met unanimiteit. Over dit pakket bestaat op een punt nog geen overeenstemming. Eén lid-staat heeft een principieel bezwaar gemaakt tegen de derogatie voor de grenszone en werd ter vergadering gesteund door een tweede lid-staat. Als argumenten zijn door deze lid-staat naar voren gebracht dat er vergelijkbare eisen, met name met betrekking tot de grens met de andere lidstaat, zouden worden gesteld (precedentwerking) en dat deze derogatie de soepele werking van de interne markt niet ten goede zou komen. Formele besluitvorming over dit pakket was overigens tot dusverre niet mogelijk omdat het Europese Parlement nog geen advies had uitgebracht. Inmiddels is dit advies wel beschikbaar. Teneinde vóór 1 juli 1997 een akkoord te bereiken, stel ik voor de Nederlandse derogatie voor de oostelijke grenszone uit het pakket te halen. Daarmee kan de derogatie voor de paarse diesel naar verwachting worden verkregen. Het kabinet onderzoekt thans de mogelijkheden om de betrokken pomphouders op een andere manier tegemoet te komen. De uitwerking van die tegemoetkoming zal zodanig moeten zijn dat daarmee wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld voor de zogenoemde de minimis-steun in de zin van de mededeling van de Commissie inzake de de minimis-steun, PbEG van 6 maart 1996, C 68/9. Voorwaarden voor toepassing van die regeling zijn onder meer dat de steun per onderneming over een periode van drie jaar niet meer bedraagt dan 100 000 ECU. Regelingen die voldoen aan deze voorwaarden behoeven niet te worden aangemeld en getoetst in het kader van de communautaire regels over staatssteun. De Minister van Financiën, G. Zalm Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 9

Bijlage II Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 25 juli 1997 Onder verwijzing naar de brief van 11 juli 1997, AFP97/285M, doe ik u hierbij ter informatie toekomen een afschrift van de Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland. 1 Deze regeling is geplaatst in de Staatscourant van 23 juli 1997. nr. 138, en zal mitsdien in werking treden met ingang van 25 juli 1997. De regeling zal terugwerken tot en met 1 juli 1997. De Minister van Financiën a.i., W. Kok 1 Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie. Tweede Kamer, vergaderjaar 1997 1998, 25 600 IXB, nr. 8 10