RICHTLIJNEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN DE PROVINCIE GELDERLAND. R. Reijnen B. Kooistra INTERN RAPPORT

Vergelijkbare documenten
VIER MODELLEN. Bouwstenen. Een meer uitgebreide beschrijving van de bouwstenen en informatie over het beheer vindt u in de bijlage.

Bijlagen Aanvulling Plan-MER

DE PRAKTIJK KRITISCH BEKEKEN

5 Relatie tussen het voorkomen van de bosmuis en de rosse woelmuis en de structuur en breedte van de verbinding

Soortenlijst Flora faunawet. Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorziening

Biodiversiteit in Zundert Korte samenvatting

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Bosbeheer voor reptielen en amfibieën. Jeroen van Delft

Bijlage 5: Kernkwaliteiten (en omgevingscondities) van de Gelderse ecologische hoofdstructuur en de waardevolle landschappen

Winterswijk Beerninkweg 2

Ecologische verbindingszones Voorbeeldenboek GROENE SCHAKELS

Aanvullend natuuronderzoek TATA. tbv tijdelijke natuur

een overzicht van beschermde en bedreigde dier- en plantensoorten Ruud, spaar ons mooie Keersopdal!

mei 2018 The Links Valley Natuurgolfterrein The Links Valley

Landschappelijke elementen

Robuuste Verbindingen: een nadere onderbouwing van de ontwerpregels

Werkprotocollen Baggeren HDSR. Versie 1.1

Help mee om achterstallig onderhoud te signaleren!

Inventarisatie natuurwaarden Lelystad Airport

Indeling lezing. Herstel van leefgebieden voor de gladde slang. Ringslang. Gladde slang. Adder

BOETELERVELD. ROUTE 4,3 km

De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om gebruik te kunnen maken van de beheerpakketten binnen het leefgebied worden hieronder beschreven.

CERTIFICERING ZORGVULDIG HANDELEN FLORA & FAUNA, WET NATUURBESCHERMING NIVEAU 1, 2 EN 3 AOC KEURMERK

Notitie. Inrichting bufferzone voor de Das. 1. Inleiding. 2. Das in het plangebied

Leeswijzer internationale doelen binnen het gebiedsproces van agrarisch natuurbeheer Versie mei 2014

Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

Referentienummer Datum Kenmerk GM februari

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Briefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1

NATUURONTWIKKELINGSPROJECT STAPSTEEN T ZWANENBROEKJE. in de polder bij Ubbergen

Versie: april Waterparagraaf De Gaarde 345 te Doetinchem

AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP

VAN ERVE NATUURONDERZOEK

Advies over ontsnipperingsmaatregelen

TOELICHTING ECOLOGISCHE STRUCTUURKAART ROERMOND Gemeente Roermond 18 JULI 2016

Compensatieplan. natuurcompensatie. parkeren De Heimolen. juli 2015

Dossiernummer: Projectnummer:

EVZ Voordijk. Verder zijn er een aantal meeliftende soorten: - Overige amfibieën - Dagvlinders algemeen

Natuurontwikkelingsplan 2014

Landgoed Nabbegat inrichtingsschets

Naam : Van Werven Holding B.V. t.a.v. : Dhr. T. van der Giessen Straat : Verlengde Looweg 7 Postcode : 8096 RR Plaats : Oldebroek - 1 -

DASSENWERK. werkbladen opdrachten Nationaal Park De Loonse en Drunense Duinen. Locatie De Drie Linden Giersbergen 8 Drunen

Resultaten Quickscan, vissen en vleermuisonderzoek met betrekking tot de Flora- en Faunawet.

Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode

1' \2-c>~ ~ IO'('U. ~'s CS~~O_ V. fzdq,-v-o. ().e-.~~~.;a

memo datum: 22 juli 2011

De Groenzoom Struweelvogels

Soortenstandaards handreiking voor te nemen maatregelen

De waarden a1 tot en met b2 komen voor in de tabellen per natuurdoeltype op de navolgende bladzijden.

Ecologische verbindingszone bij randweg s-hertogenbosch

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

HOOFDSTUK 5 Milieu en Landschap

Bij-vriendelijk Beheer

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Notitie. 1 Aanleiding

Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11

Beheer- en onderhoudsplan

Quickscan natuur terrein aan de Bosruiter in Zeewolde

Handleiding bij: controle nieuwe perceelsregistratie

MEER HEIDE OP DE HEUVELRUG

Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks

Dieren in de vrije natuur in het Park Berg en Bos door Henk Otto

Leefgebieden droge en natte dooradering

Ooibossen zijn bossen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en langs rivieren groeien.

Biodiversiteit in Zundert. Wetenschapswinkel. Concrete maatregelen ter bevordering van de ecologische kwaliteit in de gemeente Zundert

Amfibieën en poelen. Gerlof Hoefsloot

Index Natuurbeheer Landschapselementen

Eindopdracht Natuurbeheer en inrichting TB43B

Quickscan DWL-De esch

Ecologische toetsing natuurverbinding Naardermeer-Gooimeer

3.3 Gelderland: Ooijpolder-Groesbeek Het uitvoeringsplan

COPYRIGHT. l Habitat verbeterende maatregelen voor aquatische. 02 juli Regiohoofd Veenweiden, Zuid-Hollands Landschap

De Uithof, Den Haag. Moutainbike trail - afstand 4,8 km Inventarisatie natuurwaarde punt 1 t/m 13 maart 2015

SALDOBENADERING EHS PAMPUSHOUT. Auteur: Evert Stellingwerf en Eric van der Aa Datum: 6 maart 2013

1.2 landschap, natuur en recreatie. Landschap

BIJLAGE B6-1 SCHEMA MONITORING

Kwalificatie plangebied als secundair leefgebied

Bijlage 2 Uitvoeringsprojecten biodiversiteit en leefgebieden. Voorbeeld 1 Leefgebieden gladde slang in De Kempen (binnen EHS)

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

Leidraad. Faunavoorzieningen bij. Infrastructuur. Bijlagen. Leidraad. Faunavoorzieningen. Infrastructuur. Juni 2013

Toetsing Flora- en faunawet realisatie bezoekerscentrum en parkeerplaats Veluwetransferium

Boerenwormkruid (Tanacetum vulgare)

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Tabel doelen agrarisch natuur- en landschapsbeheer

Verkavelingspatroon Regelmatige blokverkaveling (door houtwallen omgeven)

Ecologica BV Rondven PX Maarheeze. Quickscan beschermde flora en fauna Landgoed de Klokkenberg te Breda

Visseninventarisatie terrein Simon Loos

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

A-B-C-D -project. Aanpak voor een Biodiverse Campus Diepenbeek. Partners:

Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries,

Stichting Landschapsbeheer Gelderland

Werkzaamheden gemaal Emilia en gemaal Westland Quickscan flora- en faunawet

Kleinschalig heidebeheer maatregelen diverse terreinen

Bijlagen Plan-MER Robuuste verbinding Sallandse Heuvelrug- Drents Plateau in Drenthe (zuidelijk deel)

Beheerpakketten Leefgebied Natte Dooradering

Natuurontwikkeling en kwaliteitsinvestering landschap

Transcriptie:

RICHTLIJNEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN DE PROVINCIE GELDERLAND R. Reijnen B. Kooistra INTERN RAPPORT

Inhoudsopgave INLEIDING TYPEN VERBINDINGSZONES 7 2.1 ALGEMEEN 7 2.2 VLIEGENDE DIEREN: STAPSTENEN 8 2.3 LANDGEBONDEN DIEREN: CORRIDOR OF CORRIDOR MET STAPSTENEN 9 2.4 AAN WATER GEBONDEN DIEREN: WATERLOOP ALS HABITATCORRIDOR MET STAPSTENEN 11 HANDLEIDING 12 3.1 MODELLEN 12 3.2 STAPSTENEN: VOGELS EN VLINDERS 14 3.2.1 VOGELS 14 3.2.2 VLINDERS 15 3.3 CORRIDOR: GROTERE ZOOGDIEREN 18 3.4 CORRIDOR MET STAPSTENEN: KLEINERE ZOOGDIEREN, REPTIELEN, AMFIBIEËN EN NIET-VLIEGENDE INSEKTEN. 20 3.5 CORRIDOR: VISSEN 23 GEBRUIK VAN DE RICHTLIJNEN VOOR DE INRICHTING VAN EEN VERBINDINGSZONE 25

RICHTLIINEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN DE POVINCIE GELDERLAND 1. Inleiding Deze handleiding voor de inrichting van de ecologische verbindingszones is een bijlage bij het rapport 'Evaluatie van de ecologische verbindingszones in de provincie Geldeland' (IBN-rapport 372 en kan niet zonder het hoofdrapport gelezen of gebruikt worden. De inrichtingsnormen zijn gericht op de gidssoorten die zijn gebruikt voor de evaluatie van de verbindingszones. In veel gevallen zal het in ons land niet mogelijk zijn om aaneengesloten gebieden te vormen met een voldoende grote oppervlakte voor een duurzame populatie. De oplossing is dan gebieden onderling te verbinden zodat er een netwerk ontstaat. Uitsterven in een natuurgebied kan dan worden hersteld of voorkomen door nieuwe vestigingen vanuit andere gebieden. De wijze van verbinden verschilt per soort en per situatie (zie ook paragraaf 2.2 tot 2.4). Wanneer de afstanden tussen gebieden te groot voor de soort zijn om in één generatie te overbruggen moeten er altijd stapstenen worden aangebracht. Stapstenen zijn kleine leefgebieden waar de soort zich kan voorplanten. Hierdoor kan de afstand via een aantal dispersiestappen toch worden overbrugd. Voor vogels is dit veelal voldoende. Voor lopende soorten, zoals zoogdieren en amfibieën, is het daarnaast van belang dat de weerstand van het Landschap tussen gebieden en/of stapstenen wordt verlaagd. Dit kan door middel van een corridor: het aanbrengen of herstellen van begroeiingsstroken die soorten bij voorkeur gebruiken bij de dispersie. Erg belangrijk is ook het opheffen van barrières zoals wegen en/of water- Lopen. Op deze manier kunnen verschillende typen verbindingszones worden onderscheiden: stapstenen voor vogels en vliegende insekten, een corridor voor zoogdieren en andere niet vliegende organismen wanneer de afstand in één keer overbrugd kan worden, een corridor met stapstenen wanneer de afstand niet in één keer overbrugd kan worden. Het rapport 'Groene connecties' (Provincie Gelderland, 1997) is gebruikt als aanzet voor dit rapport. Een aantal van de in Groene connecties gebruikte modellen van verbindingszones is in deze handleiding ook gebruikt. Gepoogd is om zo veel mogelijk aansluiting te vinden bij de in Groene connecties gebruikte termen. In deze handleiding worden geen kant-en-klare inrichtingsvoorstellen voor de verbindingszones gegeven; per soort wordt vermeld welke eisen zij aan de inrichting van de verbindingszone stellen. Leeswijzer: UitLeg over verbindingszones, de hoofdtypen worden beschreven en toegelicht. De handleiding waarin per type verbindingszone (corridor, stapstenen en corridor met stapstenen) voor de verschillende ecosysteemtypen de verbindingszones verder worden omschreven, waarna per soort de benodigde gegevens worden vermeldt. intern rapport PAGINA 5

RICHTLIJNEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERSINDINGSZONES IN DE POVINCIE GELDERLAN' H4: De vertaalstag van de richtlijnen naar de inrichting van een verbindingszone. PAGINA 6 Intern rapport

2. Typen verbindingszones 2.1 Algemeen We onderscheiden drie hoofdtypen verbindingszones. Deze driedeting is gebaseerd op de manier waarop organismen zich tijdens de dispersie voortbewegen: (î)vliegend, (2)over tand of (3)aan water gebonden. Leefgebied (habitatplek) Ruimtelijk gedefinieerde plek waar habitat van een soort aanwezig is. Kernpopulatie Deelpopulatie van een zodanige omvang dat de kans op lokaal uitsterven relatief klein is en er een netto dispersiestroom is in de richting van de overige delen van het netwerk. Stapsteen Een stapsteen is een (relatief kleine) habitatplek waar reproductie plaatsvindt. Stapstenen zijn in een langere verbindingszone nodig om de dispersiestroom op gang te houden. Wanneer de afstand waarover een verbindingszone wordt aangelegd groter is dan de dispersiecapaciteit van de soort waarvoor de verbindingszone is bedoeld, worden er stapstenen aangelegd. Stapstenen zijn habitatplekken met een oppervlakte die 10% bedraagt van de oppervlakte van een kernpopulatie (zie kader). De stapstenen worden op een onderlinge afstand gelegd die 25% bedraagt van de dispersie-afstand van de soort. Op die manier wordt er een verbinding gerealiseerd waarlangs een Oppervlakte en onderlinge afstand van stapstenen KIe,nestaosteen 000ervIaIte -10 kernp0puiate Grote stapsteen. opperviate kernpopulalie Kleine Kleine - stapstenen stapstenen 4 4.4 0sperseafstano maxmaai 25% van de drspe;seaisrand Figuur 1: Oppervlakte en onderlinge afstand van stopstenen soort van het ene gebied naar het andere kan trekken. Een op deze manier aangelegde verbindingszone zal echter niet over een grote afstand goed functioneren. Om een dispersiestroom op gang te houden moeten er op een onderlinge afstand die ge- Intern rapport PAGINA 7

lijk is aan de dispersie-afstand van de soort grote stapstenen worden aangelegd die een oppervlakte hebben die gelijk is aan de oppervlakte van een kernpopulatie. In de volgende paragrafen zal voor de drie manieren van dispersie (vliegend, over land en door water) een beschrijving en een schets worden gegeven. 2.2 Vliegende dieren: stapstenen Vliegend, dieren: / St.pst.n.n / / LO&Osb.sd /- AW r - Figuur 2 Stapstenen voor vliegende dieren Dieren die vliegen maken weinig of geen gebruik van corridors voor de dispersie. Verbindende elementen zijn alleen dan nodig wanneer de te verbinden gebieden zo ver bij elkaar vandaan Liggen dat de soort de afstand niet meer gemakkelijk kan overbruggen. In dat geval worden stapstenen aangelegd tussen de te verbinden gebieden. De stapstenen zijn zo groot dat er enkele individuen van een soort kunnen leven en voortplanten. Voor de meeste vogels is de inrichting van het tussenliggende Landschap van geen enkel belang. Voor veel vliegende insektensoorten is de manier waarop het tussenliggende Landschap is ingericht vaak wel van belang. Voor bijvoorbeeld vee[ aan grasland of heide gebonden vlindersoorten is bos een bijna onoverkoombare barrière. Voor sommige vleermuizen, maar ook beekjuffers, zijn waterlopen met oeverbegroeiing belangrijk als geleidende elementen, c.q. Leefgebieden. Beekjuffers hebben territoria die worden gemarkeerd door de structuur van de oeverbegroeiing. Met de inrichting van een uit stapstenen bestaande verbindingszone moet daar rekening mee worden gehouden. Voor de inrichting van een uit stapstenen bestaande verbindingszone zijn de volgende richtlijnen van belang: Inrichting van de stapstenen Minimum oppervlakte van de stapstenen (groot en klein) Onderlinge afstand van de stapstenen (groot en klein) PAGINA 8 Intern rapport

Voor vliegende insekten komt daar bij: Eisen die gesteld worden aan het tussenliggend landschap 2.3 Landgebonden dieren: corridor of corridor met stapstenen Landgebonden dieren:. Corridor binnen netwerk,. Leelgebed Corr,doi - B.rr*re (wegi Ba-kre me! voorz.raflg Figuur 3 Corridor binnen het netwerk voor landgebonden dieren Dieren die zich over het Land bewegen maken tijdens de dispersie gebruik van verbindende elementen. In welke mate dat het geval is hangt af van de soort. De meeste grotere zoogdieren vragen geen ononderbroken corridor, maar een stelsel van houtwallen en/of bosjes waarlangs ze van het ene naar het andere Leefgebied kunnen trekken. Voor de inrichting van een corridor zijn de volgende richtlijnen van belang: Inrichting van de corridor Minimale breedte van de corridor Maximale lengte van de corridor Maximale onderbreking in de corridor Eisen die aan het landschap in de onderbreking worden gesteld Informatie over elementen die een barrièrewerking hebben Intern rapport PAGINA 9

RICHTUINEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN DE POVINCIE GELDERLAND Lendgebonden dieren: Corridor met stapstenen tussen netwerken 1i&gbd Accr Stap,..n Co-doe - S,,n,. w.gi. 88rn4,0 met FIIIIIIIIIIA Figuur 4 Corridor met sta pstenen tussen netwerken voor landgebonden dieren Kleinere zoogdieren, reptielen en amfibieën en niet-vliegende insekten hebben voor de dispersie vaak een corridor nodig die ononderbroken is of waar slechts kleine onderbrekingen in zitten. Wanneer de afstand tussen de te verbinden gebieden voor de soort te groot wordt om te overbruggen, dienen sta pstenen in de dispersiecorndor te worden aangelegd. Voor de inrichting van een corridor met stapstenen zijn de volgende richtlijnen van belang. Inrichting van de corridor Minimale breedte van de corridor Maximale Lengte van de corridor Maximale onderbreking in de corridor Landschap in de onderbreking Begroeiing stapstenen Minimum oppervlakte van de stapstenen (groot en klein) Onderlinge afstand van de stapstenen (groot en klein) Informatie over elementen die een barrièrewerking hebben PAGINA 10 Intern rapport

RICHTLIJNEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN DE POV1NCIE GELDERLAND 2.4 Aan water gebonden dieren: waterloop als habitatcorridor met sta pstenen Watergebonden diere Corridor ( LeeIgeOed SIapstee1 ComøMaerIoo "4cJ Sarnee met vtzenrç r Figuur 5 Habitatcorridor met stapstenen voor vissen Voor vissen geldt vanzelfsprekend dat wanneer twee gebieden waar de vis voorkomt met elkaar verbonden worden, dit per definitie door middel van een (bestaande) waterloop dient te gebeuren. Dit gegeven beperkt direct de mogelijkheid van verbinden van leefgebieden van deze soortgroep, gebieden kunnen namelijk alleen verbonden worden wanneer ze via een waterloop of een stelsel van waterlopen met elkaar in verbinding staan. De verbinding bestaat uit een corridor, die geschikt is als leefgebied van de soort. Op een bepaalde onderlinge afstand worden als paaiplaats functionerende stapstenen ingericht. Voor de inrichting van een habitatcorndor met stapstenen zijn de volgende richtlijnen van belang: Inrichting van de corridor Maximale lengte van de corridor Inrichting van de stapstenen Minimum grootte van de stapstenen Informatie over elementen die een barrièrewerking hebben intern rapport PAGINA ii

3. Handleiding 3.1 Modellen De verschillende typen verbindingszones (corridor, stapstenen en corridor met sta pstenen) zijn op de volgende manier onderverdeeld naar ecosysteemtypen: 1 Moeras: model Rietzanger Vogels: stapslenen 11 Blauwborst Rietzanger Stapstenen Bos: model Klein. Ijsvogelvlinder -Kleine ulsvogeivlinder VliegenDe insekten: stapstenen met lage weerstand tussenliggend landchap Heide/schraal grasland: model Heideblauwtje -Bruine vuurvlinder -Heideblauwtje *Heidevlinder Grasland: model Zilveren meen -Zilveren maan Water: model Bosbeekjutter Bosbeekjutter Bos: model Boommarter -Boommarter Corridor Grote zoogdieren 11,11 Bos en kleinsch. apr. landschap: model Das -Das Moeras: model Otter *Otter Bos en kleirisch. apr. landschap: model Rosse wo.lmuis -Rosse woelmuis Kleine zoogdieren Heide: model Zandhagedis Corridor met Reptielen -Adder stapstenen Amfibieen Heidesabelsprinkhaan niet vliegende insecten -Zandhagedis Roeien en moerassen: model K.msalamand.r 1 -Boomkikker Kamsalamander met stapstenen Stromend water: model Boekprik Baakprik -Bermpje Serpeling Langzaam stromend en stilstaand water:model Bittervoorn Bittervoorn Kleine modderkruiper 1 Figuur 6 Schema van de gebruikte modellen PAGINA 12 Intern rapport

Voor alle gidssoorten waarvoor verbinden een mogelijke oplossing is voor versnipperingsknelpunten en het bereiken van duurzame netwerkpopulaties zijn modellen opgesteld met richtlijnen voor de inrichting van verbindingszones. Per soort wordt de volgende informatie verstrekt: Tabel i: De opgenomen informatie per diergroep Informatie Beschreven voor: Grote Kleine Vogels Vlinders Vissen zoogdieren zoogdieren, amfibieën, reptielen Type verbindingszone * Ecosysteemtype * waarvoor de verbindingszone een verbindende functie heeft Begroeiing van de corridor * * Minimum breedte van de corridor * Maximum lengte van de corridor s S Maximum onderbreking in de corridor * * Eisen aan het landschap in de onderbreking * * in de corridor Welke barrières er niet in de verbindingszone mogen voorkomen Begroeiing van de stapstenen * * * Minimum oppervlakte van de stapstenen * Maximale onderling afstand van de stapste- * * nen Eisen aan het landschap tussen de stapstenen IntSrn rapport PAGINA 13

RICHTIJINEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN DE POVINCIE GELDERLAND 3.2 Stapstenen: vogels en vlinders 3.2.1 Vogels Voor vogels is een verbinding in de vorm van stapstenen waar de soort kan reproduceren geschikt. Het landschap tussen de stapstenen is bij vogels niet van belang. Stapsteenverbinding voor vogels I1 T ;... -; 1 4 Dispersieef stand Figuur 7 Stopsteenverbinding voor vogels Moeras/rietland: model Rietzanger Sta pstenen in de vorm van brede rietstroken en moerassen Blauwborst Bosrietzanger Begroeiing stapstenen_ Moerasbos, ruigte, riet Minimum oppervlakte stapstenen groot 3,5 km,' klein 35 ha Onderlinge afstand stapstenen groot 15 km klein 4 km Rietzanger Grote karekiet, Waterrat Begroeiing stapstenen Rietmoeras met overjarig riet Minimum oppervlakte stapstenen groot 25 ha klein 2,5 ha Onderlinge afstand stapstenen groot 10 km klein 2,5 km PAGINA u Intern rapport

3.2.2 Vlinders Bij vlinders worden wel eisen gesteld aan het landschap tussen de stapstenen. Zo kan bijvoorbeeld een aan heide gebonden vlinder zoals het Heideblauwtje een dicht bos een barrière zijn. Stapsteenverbinding voor vlinders en andere vliegende insekten. r Dispersiealstand Figuur 8 Stapsteenverbinding voor vlinders en andere vliegende insekten Bos: model Kleine ijsvogeivlinder Stapstenen in de vorm van open bos. Kleine ijsvogeivlinder Overige Soorten Boomblauwtje Begroeiing stapstenen Open, vochtig, voedselrijk hoog opgaand loofbos met Lonicero ssp. Minimum oppervlakte stapstenen groot 10 ha klein 1 ha Onderlinge afstand stapstenen groot 5 km klein 1,5 km Tussentiggend Landschap Open Landschap (grote aaneengesloten akkers of weilanden) en zeer gesloten bossen zijn mogelijk beperkend. Het Landschap tussen de stapstenen dient een kleinschalig agrarisch landschap of open bos te zijn. In een agrarisch landschap bevorderen houtwallen de dispersie. Intern rapport PAGINA 33

Heide en schraal grasland: model Heideblauwtje Stapstenen in de vorm van heide en schraal grasland. Bruine vuurvlinder Geen Begroeiing stapstenen Schraal grasland of heide waar de waardplanten Rumex ocetoso en R. ocetosetlo aanwezig zijn. Minimum oppervlakte stapstenen groot 10 ha klein 1 ha Onderlinge afstand stapstenen groot 2 km klein 500 m Tussenliggend landschap Open voedselarm landschap. Bloemrijke bermen bevorderen de dispersie. Bos, ook open bos, kan de dispersie belemmeren. Heideblauwtje Begroeiing stapstenen Kleine heidevhinder, Vals heideblauwtje Vochtige heide en vochtige, zeer schrale graslanden met Calluna vulgoris, Enco tetralix, Cistoceoe of Leguminosae. Minimum oppervlakte stapstenen groot 100 ha klein 10 ha Onderlinge afstand stapstenen groot 1 km klein 250 m Tussenliggend landschap Open landschap; bossen remmen de dispersie. Wel zijn waarnemingen bekend van heideblauwtjes die langs brede bospaden trokken. Dispersie vindt het best plaats langs heidestroken. Heidevlinder Geen Begroeiing stapstenen Droge heide of heischraal grasland. Minimum oppervlakte stapstenen groot ioo ha klein 10 ha Onderlinge afstand stapstenen groot S km klein 1,5 km Tussenliggend landschap Open landschap. Schrale bloemrijke bermen hebben de voorkeur. Bossen vormen een barrière. Grasland: model Zilveren maan Stapsterien van nat voedselarm (blauw)gras[and. Zilveren maan Geen Begroeiing stapstenen Vochtig, schraal grasland met Moerasviooltje Viola palustris. Minimum oppervlakte stapstenen groot 4 ha klein 0,5 ha Onderlinge afstand stapstenen groot 2 km klein 500 m Tussenliggend landschap Open landschap, voorkeur voor een bloemrijke berm; bos belemmert de dispersie. PAGINA 16 Intern rapport

Water: model Bosbeekjuffer Bosbeekjuffer Geen Begroeiing stapstenen Stapstenen bestaande uit beschaduwde beektrajecten met koel zuurstofrijk schoon water. Minimum oppervlakte stapstenen groot 2 km beeklengte klein 500 m beeklengte Onderlinge afstand stapstenen groot 5 km klein 1 km Tussen liggend landschap Migratie vind met name plaats langs beek en bosrand; gesloten bossen en open vlakten vormen een barrière. Intern rapport PAGINA 17

RICHTLI)NEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN DE POVINCIE GELDERLAND 3.3 Corridor: grotere zoogdieren Corridor voor grotere zoogdieren (binnen een netwerk) - r-. Ii.. II -... AIk t... -- -..- - ' --- Figuur 9 Corridor voor grotere zoogdieren (binnen een netwerk) Verbinding in de vorm van een corridor, bestaande uit structuren die dekking bieden en geleiding geven. Het hoeft geen ononderbroken structuur te zijn. Wanneer de verbinding langer is dan de dispersie-afstand van de soort worden er stapstenen in de verbinding opgenomen, waar de soort kan leven en voortplanten. In de Gelderse situatie zullen er voor de grotere zoogdieren geen stapstenen in de verbindingszones aangelegd hoeven te worden. Bos: Model Boommarter De corridor bestaat uit een brede strook waarbinnen door middel van bos, houtwallen, singels en dergelijke dispersie bevorderd wordt. Boommarter Begroeiing corridor Minimale breedte corridor Maximale onderbreking corridor Landschap in onderbreking Geen. Opgaand bos, houtwal, lanen e.d. 100 meter en breder. Mag plaatselijk over korte afstand smaller (tot 25 meter) zijn. 7,5 km 100 m Geen water, infrastructuur en dichte bebouwing. Drukke wegen vormen geen absolute barrière. Wel bemoeilijken drukke wegen de dispersie en eisen zulke wegen veel slachtoffers. Daarom is op plaatsen waar een verbindingszone een drukke weg kruist mitigatie noodzakelijk. Gebruik van tunnels door Boommarters is niet bekend. Boommarters maken wel gebruik van ecoducten. PAGINA 18 Intern rapport

Bos en kleinschalig agrarisch gebied: Model Das Das - Geen. Begroeiing corridor Kleinschalig agrarisch gebied met natte weilanden, houtwallen, lanen, bosjes en dergelijke. Minimale breedte corridor over korte afstanden minimaal ioo meter, moet ook op veel plaatsen breder zijn, minimaal 500 meter. Maximale onderbreking corridor Landschap in onderbreking 7,5 km 1 km Geen water, infrastructuur en dichte bebouwing. Drukke wegen vormen geen absolute barrière. Wel bemoeilijken drukke wegen de dispersie en eisen zulke wegen veel slachtof - fers. Daarom is op plaatsen waar een verbindingszone een drukke weg kruist mitigatie noodzakelijk. Dassen maken gebruik van tunnels. Het is niet bekend of ze alleen tijdens homerange bewegingen van tunnels gebruik maken of ook tijdens dispersie. Ook ecoducten worden door Dassen gebruikt. Moeras: Model Otter Een corridor van het moerastype bestaat uit een natte lijnvormige structuur met een brede oeverzone waarin volop opgaande begroeiing in de vorm van struweel en ruigte aanwezig is. Otter Begroeiing corridor Minimale breedte corridor Maximale onderbreking corridor Landschap in onderbreking Geen. Voornamelijk waterlopen met een brede oeverzone met opgaande begroeiing voor dekking. Over kortere afstanden volstaat een ruigtezone over land. Over korte afstanden (maximaal 500 meter) enkele meters. Voor langere afstanden minimaal 50-100 meter, plaatselijk breder, tot 500 meter. 9 km 100 m Geen droge infrastructuur of bebouwing. Drukke wegen vormen geen absolute barrière maar hinderen wel de dispersie en eisen veel slachtoffers. Er zijn geen gegevens bekend over het gebruik van tunnels of ecoducten door Otters. Intern rapport PAGINA 19

3.4 Corridor met stapstenen: kleinere zoogdieren, reptielen, amfibieën en niet-vliegende insekten. Corridor met stapstenen voor kleine zoogdieren reptielen en amfibieën. t I.._ 4 7*?!Tr S'SflI'.4e t st 1-0* _ *,.., -*.. - 1; _ ---- t.. t * - F.r \4 Dispersienfstand Figuur 10 Corridor met stepstenen voor kleine zoogdieren, reptielen en amfibieën Verbinding in de vorm van een corridor, bestaande uit vegetatie die Lijkt op het habitat van de soort. De corridor mag geen of slechts kleine onderbrekingen bevatten. Wanneer de verbinding langer is dan de dispersie-afstand van de soort worden er stapstenen in de verbinding opgenomen, waar de soort kan Leven en voortplanten. Door de geringe dispersie-afstand van de kleine zoogdieren zal in de praktijk een verbinding bijna altijd bestaan uit een corridor met stapstenen. Bos en kleinschalig agrarisch gebied: model Rosse woelmuis Rosse woelmuis Grote bosmuis. Begroeiing corridor Houtwallen, greppels, slootkanten en dergelijke. Minimale breedte corridor 5 m 250 m Maximale onderbreking corridor 10 m Landschapinonderbreking Geenwater,infrastructuurofbebouwing sta pstener, Minimum oppervlakte stapstenen groot 50 ha klein 5 ha Onderlinge afstand stapstenen groot 1 km klein 250 m Verharde wegen (met uitzondering van de zeer rustige) vormen een barrière bij de dispersie. Rosse woelmuizen magen gebruik van tunnels en ecoducten. PAGINA 20 Intern rapport

RICHTLIJNEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN 0E POVINCIE GELDERLAND Heide: model Zandhagedis Adder Gladde slang, Levendbarende hagedis. Begroeiing corridor Doorgaand structuurrijk struweel met ruigte, zoomvegetaties en schraal grasland. Minimale breedte corridor 25-50 m 250 m Maximale onderbreking corridor 50-100 m Landschap in onderbreking Verkeerswegen, spoorwegen en bebouwing vormen een barrière voor dispersie. Dat geldt in mindere mate voor akkers. Begroeiing stapstenen Heide of schrale vegetatie met struweel of bosjes. Minimum oppervlakte sta pstenen groot loo ha klein 10 ha Onderlinge afstand stapstenen groot i km klein 250 m Er zijn geen gegevens bekend van Adders die gebruik maken van tunnels. Ecoducten worden wel gebruikt. Heidesabe[sprinkhaan Begroeiing corridor Minimale breedte corridor Maximale onderbreking corridor Landschap in onderbreking Begroeiing stapstenen Minimum oppervlakte stapstenen Onderlinge afstand stapstenen groot klein groot klein Geen Heide of schrale vegetatie. Niet bekend 75 m Geen N.v.t. Droge heide. 25 ha 2,5 ha 250 m 75 m Geen gegevens bekend over gebruik van tunnels en dergelijke. Zandhagedis Gladde slang, Levendbarende hagedis. Begroeiing corridor Doorgaand structuurrijk struweel met ruigte, zoom vegetatie en schraal grasland. Minimale breedte corridor 25-50 m 250 m Maximale onderbreking corridor 50-100 m Landschap in onderbreking Verkeerswegen, spoorwegen en bebouwing vormen een barrière voor dispersie. Dat geldt in mindere mate voor akkers. Begroeiing stapstenen Heide of schrale vegetatie met op de zon geexposeerde zandige plekken en struweel. Minimum oppervlakte stapstenen groot 10 ha klein 1 ha Onderlinge afstand stapstenen groot 1 km klein 250 m Er zijn geen gegevens bekend van Zandhagedissen die gebruik maken van tunnels. Ecoducten worden wel gebruikt. IOtetfl rapport PAGINA 21

Poeten en moeras: mode[ Kamsalamander Boomkikker Bruine kikker Begroeiing corridor Ruigte, struweel, (vochtig) schraalgrasland, kleine loofbosjes, loofbosranden, houtwallen, greppels, stoten, beken. Minimale breedte corridor 10-25 m 500 m Maximale onderbreking corridor 100-250 m Landschap in onderbreking Verkeerswegen, spoorwegen en bebouwing vormen een barrière voor dispersie. Dat geldt in mindere mate voor akkers. Begroeiing stapstenen Poel met een goed ontwikkelde water- en oevervegetatie; landhabitat bestaande uit struweel heggen of houtwallen. Minimum oppervlakte stapstenen groot 3 poelen van 2000 m 2 in een landhabitat van 3 hectare. klein 1 poel van 500 m 2 met aansluitend landhabitat van circa 1000 m2. Onderlinge afstand stapsterlen groot 2 km klein 500 m Gebruik van tunnels is bekend. Grote tunnels (doorsnede> 1 meter) verhogen de effectieviteit. Ecoducten voldoen het beste. Kamsalamander Begroeiing corridor Minimale breedte corridor Maximale onderbreking corr. Landschap in onderbreking Grote en Middelste groene kikker. Ruigte, struweel, (vochtig) schraalgrastand, kleine loofbosjes, loofbosranden, houtwalten greppels, sloten, beken. 10-25 m 500 m 50-100 m Verkeerswegen, spoorwegen en bebouwing vormen een barrière voor dispersie. Dat geldt in mindere mate voor akkers. Begroeiing stapstenen Poel met een goed ontwikkelde water- en oevervegetatie waarin open ruimten aanwezig zijn; landhabitat bestaande uit struweel heggen of houtwallen, met voldoende schuilmogelijkheden in de vorm van dood hout en dergelijke. Minimum oppervlakte stapstenen groot 3 poelen van 500 m 2 in een landhabitat van 1 hectare klein 1 poel van 250 m 3 met aansluitend landhabitat van circa 1000 m 2 Onderlinge afstand stapstenen groot 1 km klein 250m Gebruik van tunnels is bekend. Grote tunnels (doorstede> 1 meter) verhogen de effectiviteit. Ecoducten voldoen het beste. PAGINA 22 Intern rapport

RICHTLIJNEN VOOR DE INRICHTING VAN DE ECOLOGISCHE VERBINDINGSZONES IN DE POVINC1E GELDERLAND 3.5 Corridor: vissen Corridor voor vissen Figuur 11 Hobitatcorridor met stapstenen voor vissen Stromend water: model Beekprik Beekprik Eisen corridor Stapstenen Minimum grootte stapstenen Niet bekend Water rond 12 C, minimaal 80% zuurstofverzadiging, stroomsnelheid van 5-20 centimeter per seconde. Niet volledig overschaduwd. 2 km Zie begroeiing corridor met minimaal 40% fijn zand (0,12-0.5 mm, gemengd met slib, klei, organisch materiaal en kiezelstenen. 300m beeklengte. Alle obstakels vormen een barrière. Bermpje Begroeiing corridor Sta pstenen Minimum grootte stapstenen Niet bekend Stroomsnelheid water 10-20 centimeter per seconde, waterbreedte 100-300 cm. 3 km Een optimale stroomsnelheid van 10-20 cm/s en een waterbreedte van 100 tot 300 cm, Schuilmogelijkheden, variatie in bodemsamenstelling en helder water zijn noodzakelijk. Een niet te grote organische belasting wordt getolereerd. 500 m beeklengte. Obstakels van meer dan 10 cm. hoogte zijn onoverbrugbaar, evenals gekanaliseerde en/of verontreinigde trajecten. Serpeling Winde, kopvoorn Eisen corridor Niet bekend 25 km Inrichting stapstenen Rivier of grote beek, zuurstofgehalte min. 80% differentiatie in stroomsnelheid, en dus subsubstraten, met langzaam stromende of stilstaande delen van minimaal 60 cm diepte. Minimum oppervlakte stapstenen afhankelijk van levensfase 500-10000 m2 Stuwen Intern rapport PAGINA 23

StiLstaand water: model Bittervoorn Bittervoorn Geen Corridor - - Niet geheel overschaduwd. 1 km Stapstenen Langzaam stromend, helder water met stille diepere plekken waar de Grote zoetwatermossel voorkomt. Minimum oppervlakte stapstenen 500 m2 Gemalen, stuwen, schotten, wellicht ook duikers. Kleine modderkruiper Corridor Stapstenen Niet bekend Niet bekend Wellicht enkele ioo-den meters beek of sloot. Alle wateren, behalve sne(stromende, waar de bodem detritusdeeltjes bevat van 0.2-0.75 mm groot. Minimum oppervlakte stapstenen Wellicht enkele io-tallen m 2. Gemalen, stuwen, schotten, wellicht ook duikers. PAGINA 24 Intern rapport

4. Gebruik van de richtlijnen voor de inrichting van een verbindingszone Wanneer een verbindingszone wordt aangelegd zal deze voor een aantal soorten een functie moeten hebben. Wanneer dat soorten zijn van het zelfde 'model' kan de verbindingszone ingericht worden volgens de eisen van de meest kritische soort van het model, waarbij voor de begroeiing van de stapstenen en/of de corridor naar de eisen van de afzonderlijke soorten moet worden gekeken. Het is daarbij mogelijk dat een stapsteen uit twee verschillende begroeiingstypen zal moeten bestaan. Wanneer de soorten waarvoor de verbindingszone aangelegd wordt in verschillende modetgroepen thuishoren, moet de verbindingszone aan de eisen van alle soorten voldoen. Per situatie zal bekeken moeten worden hoe de verschillende eisen van de soorten kunnen worden gecombineerd. Om snel een idee te krijgen van het ruimtebeslag van een bepaald model of combinatie van modellen is op de volgende pagina een overzicht gegeven van de belangrijkste maten. Intern rapport PAGINA 25

Overzicht van het ruimtebeslag per model StaDstenen: voaels en vlinders Model Rietzanaer Breedte Oppervlakte Onderlinge Oppervalkte Onderlinge van de grote afstand grote kleine afstand kleine corridor stapstenen stapstenen stapstenen stapstenen Blauwborst nvt 350 ha 15 km 35 ha 4 km Rietzanger nvt 25 ha 10 km 2,5 ha 2,5 km Model Kleine ijsvogeivlinder Kleine ijsvogel- nvt 10 ha 5 km 1 ha 1,5 km vlinder Model Heideblauwtje Bruine vuurvlinder nvt 10 ha 2 km 1 ha 500 m Heideblauwtje nvt 100 ha 1 km 10 ha 250 m Heidevlinder nvt 100 ha 5 km 10 ha 1,5 km Model Zilveren maan Zilveren maan nvt 4 ha 2 km 0,5 ha 500 m Model Bosbeekjuffer Bosbeekjuffer nvt 2 km beeklengte Corridor voor landdieren Model Boommarter Boommarter bom nvt nvt Model Das Das 100-500m nvt nvt Model Otter Otter 100-500 m nvt nvt Corridor met stapstenen 5 km 500 m beeklengte Model Rosse woelmuis Rosse woelmuis 5 m 50 ha 1 km 5 ha 250 m Model Zandhagedis Adder 25-50 m Heidesabel- Onbekend sprinkhaan Zandhagedis 25-50m Model Kamsalamander Boomkikker 10-25 m Kamsalamander 10-25 m Corridor voor vissen Model Beekprik 100 ha 25 ha ioha 3 ha 1 ha 1 km 250 m 1km 2 km 1 km 10 ha 2,5 ha iha 0,1 ha 0,1 ha Beekprik nvt 300 m bee- 2 km nvt nvt k(engte Bermpje nvt 500 m bee- 3 km nvt nvt klengte Serpeling nvt 10 ha 25 km nvt nvt Model Bittervoorn Bittervoorn nvt 500 m2 1 km nvt nvt Kleine modder- nvt wellicht enkele onbekend nvt nvt kruiper jo-talten m2 1 km 250m 75 m 250m 500 m 250 m NB Waar een marge aangegeven wordt in de breedte van de corridor, mag de beneden-marge slechts over korte afstanden worden toegepast, waar mogelijk altijd de boven-marge aanhoudeni PAGINA 26 Intern rapport