Bezuidenhoutseweg 30 Tel * - Interl. letter G - Kengetal K Aan de Heren Ministère,"'

Vergelijkbare documenten
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/886 VAN DE COMMISSIE

b) de mogelijkheden tot fraude te beperken (model in de vorm van een plastic kaart);

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 17 november 2000 (20.11) (OR. fr) 13095/1/00 REV 1 LIMITE MIGR 91 COMIX 802

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1988 Nr. 49

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

14949/14 adw/zr/dp 1 DG G 2B

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1980 Nr. 212

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2000 (15.11) (OR. fr) 12957/00 LIMITE MIGR 89 COMIX 785

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1980 Nr. 213

SOCIAAL-ECONOMISCHE ADVIES INZAKE WIJZIGING VAN DE WET OP HET PREVENTIEFONDS UITGAVE VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE RAAD

'S-G R AVE N H AG E. 9 k APR iqc"7 /J 4 i*^7 Datum: </~&'

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1956 No. 104

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 21 maart 2005 (24.03) 6238/05 JUSTCIV 22

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1990 Nr. 3

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD EN DE EUROPESE CENTRALE BANK

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN. Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der

BEGELEIDENDE NOTA Betreft: Monetaire overeenkomst tussen de Italiaanse Republiek, namens de Europese Gemeenschap, en de Republiek San Marino

PUBLIC. Brussel, 29 oktober 2003 (05.11) RAAD VAN DE EUROPESE UNIE 13967/03 LIMITE JUSTCIV 208 TRANS 275

TRACTATENBLAD V A N II E T = KONINKRIJK DER NEDERLANDEN ] JAARGANG 1982 Nr. 13 \

BIJLAGE. bij het. Voorstel voor een besluit van de Raad

INHOUD. Bladzijde A-PUNTEN

17217/2/10 REV 2 bar/lep/mv 1 DG I 1A

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 november 2004 (05.11) (OR. en) 14028/04 EUROPOL 50 JAI 409

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2003 Nr. 16

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 12 maart 2002 (13.03) (OR. fr) 7122/02 Interinstitutioneel dossier: 2002/0056 (ACC) PECOS 68 PECHE 61

196 der Beilagen XXIV. GP - Staatsvertrag - 44 Schlussakte samt Erklärungen - Niederländisch (Normativer Teil) 1 von 10 SLOTAKTE.

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 2004 Nr. 180

Fiche 3: Verordening voor het toekennen van tijdelijke autonome handelsmaatregelen voor Oekraïne

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 september 2001 (25.09) (OR. fr) 12015/01 Interinstitutioneel dossier: 2001/0206 (ACC) M 28 PECHE 177

PROTOCOL. Zijn het volgende overeen gekomen:

SLOTAKTE. AF/CE/EG/nl 1

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) /... VAN DE COMMISSIE. van

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 3 september 2001 (13.09) (OR. it) 11551/01 UEM 73 ECOFIN 228

TRACTATENBLAD VAN HET. JAARGANG 1993 Nr. 51. Verdrag betreffende de Europese Unie, met Protocollen; Maastricht, 7februari 1992

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2018/724 VAN DE COMMISSIE

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD. ter bepaling van de samenstelling van het Comité van de Regio's

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

TRACTATENBLAD VAN HET

10044/17 mak/adw/sl 1 DG G 2B

RAAD VA DE EUROPESE U IE. Brussel, 16 december 1999 (22.12) (OR. f) 14156/99 LIMITE FISC 265

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1995 Nr. 100

ONDERHANDELINGEN OVER DE TOETREDING VAN BULGARIJE EN ROEMENIË TOT DE EUROPESE UNIE

EUROPESE U IE HET EUROPEES PARLEME T

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Protocol van 3 juni Houdende wijziging van het Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer (COTIF) van 9 mei 1980 (Protocol 1999)

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1961 Nr. 143

HET KONINKRIJK BELGIË, DE REPUBLIEK BULGARIJE, DE TSJECHISCHE REPUBLIEK, HET KONINKRIJK DENEMARKEN, DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND, DE REPUBLIEK ESTLAND,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 oktober 2010 (03.11) (OR. en) 7512/10 ADD 1 PV/CONS 15 ENV 169

Verdrag betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht, San Francisco,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 februari 2008 (07.02) (OR. en) 5952/08 JUR 25 COUR 1

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL JUSTITIE EN CONSUMENTENZAKEN

Datum van inontvangstneming : 09/06/2015

MINISTERIE 'S-GRAVENHAGE. ' *f'

Voorstel voor een RICHTLIJN VAN DE RAAD

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

GECONSOLIDEERDE VERSIE

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 13 september 2007 (17.09) (OR. en) 12907/07 Interinstitutioneel dossier: 2007/0181 (CNS)

BESLUITEN. Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 91, in samenhang met artikel 218, lid 9,

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 20 februari 2004 (27.02) (OR. en) 6548/1/04 REV 1 SOC 83 SAN 34 TRANS 82 MAR 24

Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

Datum van inontvangstneming : 02/02/2016

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar B/ Nr. 2 ADVIES AFDELING ADVISERING RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Tweede Kamer der Staten-Generaal

15537/02 jg 1 DG B I

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

COMMISSIE BESCHIKKING VAN DE COMMISSIE

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

RAAD VA DE EUROPESE U IE, Brussel, 8 juli 2011 (18.07) (OR. en) 12667/11 Interinstitutioneel dossier: 2011/0111 (C S)

Voorstel voor een VERORDENING VAN DE RAAD

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

SLOTAKTE. AF/EEE/XPA/nl 1

13381/3/09 REV 3 dau/ngs/jg 1 DG H 3B

Algemene voorwaarden

Directoraat-Generaal Wetgeving, Internationale Aangelegenheden en Vreemdelingenzaken

1. De Commissie heeft haar voorstel op 10 september 2007 bij de Raad en het Europees Parlement ingediend.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 22 september 2004 (23.09) (OR. fr) 12609/04 FISC 163. VOORSTEL de Commissie d.d.: 20 september 2004 Betreft:

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

Publicatieblad van de Europese Unie L 212/7

TRACTATENBLAD VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. JAARGANG 1951 No. 24 Overgelegd aan de Staten-Generaal door de Minister van Buitenlandse Zaken

Associatiebesluiten van de Associatieraad EEG- Turkije BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN ARTIKEL 12

-Groot-Brittannië/Suropa. De Britse politiek ten ^opaiciite van Europa. Eind januari Betrouwbaar. De Duitse ambassadeur te Londen.

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 juli 1999 (07.09) (OR. en) 10456/99 LIMITE DROIPEN 5

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN VAN DE HUIDIGE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN EN DE NIEUWE OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN BIJ DE OVEREENKOMST

(1999/C 55/06) MOTIVERING VAN DE RAAD

Transcriptie:

MINISTERIE VAN E C O N O M I S C H E ZAKENT7> Bezuidenhoutseweg 30 Tel. 720060* - Interl. letter G - Kengetal K 1700 tik 2«Mca gelieve bg het n t w o c r d nauwkeurig dit Khrifreo U venntldeo. Aan de Heren Ministère,"' m-^*fc*ra. No. 753 G E H E I M iefefi &*~L ^ Betreft: Onderhandelingen tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en derde landen, met name Oostenrijk en ZredenT 1. Achtergrond en betekenis. In aansluiting aan de nota nr.748 van de Minister van Economische Zaken over de onderhandelingen van de landen der EGKS met derde landen, i.c. het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië, moge ik nu Uw aandacht vragen voor de voorbereiding der onderhandelingen in het kader van par.14 van de EGKS-Overeenkomst ( vergel.rea-nota nr.748) met andere derde landen. Afgezien van het feit dat de EGKS-Overeenkomst het openen van zulke onderhandelingen voorschrijft, is aan bepaalde derde landen n.1. Oostenrijk en Zweden tijdens de zitting van de Verdragsluitende Partijen van het GATT te Geneve vorig jaar de toezegging gedaan dat de landen van de EGKS met hen in bespreking zouden treden vódr het instellen van de gemeenschappelijke markt voor speciaal staal ( welke op 1 Juli a.s. zal plaatsvinden ). In het bijzonder voor Oostenrijk zijn zulke onderhandelingen van groot belang. Indien Oostenrijk geen Russische bezetting meer zou hebben en algehele politieke handelingsvrijheid zou hebben, zou Oostenrijk, naar algemeen wordt aangenomen, tot de EGKS zijn toegetreden. Zowel door zijn geografische positie als ook door zijn economische banden met de EGKS zou dit voor de hand hebben gelegen. Wat dit laatste betreft: Oostenrijk dekt het overgrote deel van zijn kolen- en cokesinvoer uit de EGKS en vrijwel de gehele export van Oostenrijks ijzererts en het grootste deel van zijn uitvoer van ruwijzer en staal gaat naar de EGKS.

Bijna 10fo van de Oostenrijkse arbeiders werken in de ijzer- en staalindustrie; de uitvoer van ijzer en staal maakt ongeveer 20fo van de totale Oostenrijkse export uit. Door de instelling van de gemeenschappelijke markt voor speciaal staal zullen - hetgeen op 1 Mei 1953 voor gewoon staal al gebeurde - de handelsbelemmeringen ( douanerechten en contingenteringen ) tussen de landen van de EGKS onderling wegvallen. Indien de douanerechten jegens derde landen op een hoog niveau zouden blijven gehandhaafd zou de industrie in de betrokken landen voor wat haar export naar de EGKS betreft uiteraard in een aanzienlijk ongustiger concurrentiepositie komen dan de producenten van de Gemeenschap; dit zou met name voor de Oostenrijkse economie zeer nade_ lig zijn en het zou, afgezien van andere aspecten, de communisten in Oostenrijk een uitstekende kans bieden daaruit politieke munt tegen de EGKS en het Westen te slaan. Weliswaar voorziet de EGKS- Overeenkomst in een harmonisering der invoerrechten jegens derde landen tot het laagste ( Benelux)- niveau plus maximaal twee punten, maar zulk een neerwaartse harmonisatie behoeft pas binnen vijf jaar tot stand te komen. Er is dan ook alle reden dat de zes landen jegens Oostenrijk terzake reeds nu een tegemoetkomende houding aannemen, waarbij uiteraard voor zover gewenst en mogelijk, ook bepaalde concessies van Oostenrijkse zijde zullen moeten worden bedongen. Volledigheidshalve zij vermeld dat de moeilijkheden ( ongunstiger concurrentieverhouding ) die voor Zweden en Oostenrijk zijn ontstaan door de instelling van de gemeenschappelijke markt voor gewoon staal op 1 Mei 1953 voorlopig ten dele zijn weggenomen door het feit dat Duitsland, de grootste importeur uit Zweden en Oostenrijk van de EGKS wat staal betreft, be-

paalde tariefcontingenten heeft ingesteld, waardoor "bepaalde hoeveelheden staal tegen een lager dan het conventionele recht kunnen worden geïmporteerd in Duitsland. Wat de positie van Nederland, dat practisch zijn gehele behoefte aan speciaal staal door import dekt, betreft, zij nog het volgende vermeld; In 1953 bedroeg de totale invoer in Nederland aan speciaal staal ongeveer 10.000 ton ( waarde ongeveer 20 millioen gulden )5 + 4500 ton kwam uit EG-KS-landen; + 5500 ton uit derde landen; + 2400 ton uit het Verenigd Koninkrijk; + 1200 ton uit de Verenigde Staten; + 900 ton uit Oostenrijk en + 700 ton uit Zweden. De doorvoer ( invoer en wederuitvoer ) van speciaal staal bedroeg in Nederland in 1953 ongeveer 50 ton, waarvan ±25 ton naar EG-KS-landen. Voorbereiding van de onderhandelingen. De HA van de EGKS heeft aan de Bijzondere Raad van Ministers een schets voorgelegd voor een voorlopig mandaat terzake van de bovenbedoelde onderhandelingen ( bijlage 1 ). Het is de bedoeling dat de zes landen in een zitting van de Bijzondere Raad van Ministers op 24 Mei a.s. aan de HA een voorlopige instructie voor de onderhandelingen geven, waarvan het bijgevoegde document als basis zal dienen. Ter toelichting moge ik het volgende vermelden. Het onderwerp waarover nog de grootste moeilijkheden bestaan zijn de invoerrechten van Italië Duitsland en Frankrijk op speciaal staal. Italië kan, op grond van par.30 van de EGKS- Overeenkomst toestemming van de HA ontvangen bij wijze van overgangsmaatregel, tijdelijk bepaalde rechten op gewoon en speciaal staal te handhaven jegens de EGKS-partners.

De HA heeft nog geen beslissing genomen t.a.v. deze eventuele handhaving en de hoogte van Italiaanse rechten voor speciaal staal. Het is dus nog onbekend in hoeverre Italië reeds thans zal deelnemen aan de gemeenschappelijke markt voor speciaal staal. De huidige Italiaanse rechten terzake bedragen + 23$. Duitsland heeft zijn stelsel van specifieke rechten per 1 October 1951 omgezet in ad valorem rechten. Voor speciaal staal werden de autonome rechten toen vastgesteld op gemiddeld 28$. Met het oog op de belangen van de verwerkende industrie, die speciaal staal uit derde landen ( vooral Zweden en Oostenrijk ) invoert en belang heeft bij een lage prijs, werd echter in feite een recht toegepast dat gemiddeld ongeveer 15$ bedroeg. Dit was het recht dat op 23 Juli 1952 in feite nog werd toegepast. Zowel om nog meer tegemoet te komen aan de belangen van de verwerkende industrie alsook om handelspolitieke moeilijkheden met Zweden te voorkomen (stopzetting van Duitse import van automobielen en speelgoed ), werden de Duitse rechten op speciaal staal verder gedeeltelijk geschorst tot een niveau van +_ 8 a 10$ en wel per 20 Augustus 1953 ( tegelijk met een aantal schorsingen m.b.t. rechten op gewoon staal). In Drankrijk was de situatie aldus, dat op 27 Juli 1952 het autonome recht op speciaal staal in doorsnee + 15$ "bedroeg, maar dat dit in feite niet werd toegepast; tot 1 Mei 1953 zijn zowel de rechten op gewoon als op speciaal staal opgeschort geweest; per 1 Mei 1953 zijn de rechten op gewoon staal grotendeels weer ingesteld in verhand met het intreden van de gemeenschappelijke markt, maar die op speciaal staal opgeschort gebleven.

Frankrijk is ook nu bereid deze schorsingen bij de instelling van de gemeenschappelijke markt voor speciaal staal ongedaan te maken, mede met het oog op de onderhandelingen met derde landen, en zijn oorspronkelijke rechten weer in te stellen. Duitsland wenst echter haar van het officiële tarief afwijkende niveau zoveel mogelijk te handhaven. Het was zelfs niet bereid de Franse rechten voor Duitsland te aanvaarden. De zes delegaties zijn het eens geworden dat de Fransen en Duitsers zouden trachten in onderling overleg een niveau tussen het autonome Franse en Duitse te vinden. Aangezien dit niveau steeds lager ligt dan de naast hogere rechten t.o.v. de Benelux ten tijde van het in werking treden van het Verdrag, hetgeen in overeenstemming met het beginsel van een uiteindelijke harmonisatie tot het Benelux-niveau (plus maximaal 2 punten ) is, zijn de Beneluxlanden en ook Italië met deze oplossing accoord gegaan. Afgesproken is - en bevestigd in de zitting van de Raad van 10 April j.1. - dat voorlopig ( voor een periode van 6 maanden ) een nieuw recht zou worden geheven door Frankrijk en Duitsland jegens derde landen, en wel gemiddeld ongeveer 12$ ( sommige rechten 14$ ). De betrokken landen waren bereid deze voorlopige regeling te veranderen indien daartoe de noodzaak mocht blijken door de onderhandelingen van de HA namens de zes landen met derde landen. De Beneluxlanden, die gemiddeld een douanerecht van A<fo heffen voor speciaal staal zijn krach-./ tens par.15 van de EGKS-Overeenkomst ( bijlage 2), gerechtigd binnen een tariefcontingent, in overleg met de KA gehanteerd, voor de gehele behoefte van hun eigen verwerkende industrie, te importeren tegen hun eigen lage recht van 4$. Voor alle invoer,

die voor rechtstreekse wederuitvoer naar andere EGKS-landen is bestemd moeten de Benelux-landen een hoger extra-contingentaal recht heffen om doorstroming te voorkomen ( waardoor de grotere tarifaire bescherming van de EGKS-partners krachteloos zou worden gemaakt). De Beneluxlanden hebben in de Raadszitting van 10 April j.1. doen weten dat zij in het kader van zulk een voorlopige regeling als extra-contingentale rechten dus voor alle invoer die boven de eigen behoefte uitgaat, het nieuwe Frans-Duitse compromisrecht ( variërend van 12 tot 14$ ) zullen heffen. 3.Onderwerpen ter beslissing op 2 4 Mei a.s. Op grond van informeel contact door de HA met Oostenrijk is intussen gebleken dat Oostenrijk ook een recht van + 12$ in Frankrijk en Duitsland ( welk recht deze landen overigens uiteraard volgens het GATT non-discriminatoir t.o.v. alle derde landen moeten toepassen ) nog te hoog vindt en dat Oostenrijk tenminste een recht van + 8$ ( variërend tot + 10$) zou willen vragen. Frankrijk vindt zulk een verlaging, zelfs van voorlopige aard ziende, onaanvaardbaar, tenzij deze slechts voor "bepaalde periodiek vast te stellen hoeveelheden import ( dus tariefcontingenten ) zou gelden en indien van alle import daarboven uitgaande een hoger extra-contingentaal recht zou worden geheven. De Raad heeft alvorens een beslissing terzake op 24 Mei a.s. te nemen, opdracht gegeven de implicaties van zulk een systeem van tarief-contingenten te onderzoeken. Uit de besprekingen die op ambtelijk niveau zijn gehouden blijkt dat de belangrijkste vragen waarover in de Raadszitting van 24 Mei een beslissing zal moeten worden genomen, de volgende zijn:

( Ik moge daarbij tevens het door Kederland in te nemen standpunt suggereren, waarover - naar reeds gebleken is - met de Benelux-partners overeenstemming bestaat.) A. Indien men zou overgaan tot het instellen van tariefcontingenten voor de invoer van speciaal staal uit derde landen tegen een lager recht dan het Frans-Duitse compromisrecht van + 12$, hoe zouden d eze dan moeten worden opgezet? B. Zijn de uit A. blijkende technische implicaties van tariefcontingenten zo groot dat ^oet worden besloten niet tot zulk een systeem over te gaan? C. Indien niet tot een tariefcontingenten-systeem wordt overgegaan, zullen dan de landen van de Gemeenschap jegens Oostenrijk en Zweden ( en dus wegens de meestbegunstiging ook jegens andere derde landen ) moeten volharden bij het Frans- Duitse compromis-recht van + 12/^, of zullen ze eventueel tot een verdere verlaging bereid moeten zijn? Ad A. Werking, en implicaties van een tariefcontingenten-gystoom. Op ambtelijk niveau werden de volgende punten behandeld, die aan de Raad zullen worden voorgelegd; 1. Italiaanse rechten. Alvorens een definitief oordeel kan worden gegeven over het systeem van tariefcontingenten zal door de HA een beslissing t.a.v. de hoogte van de Italiaanse rechten jegens de EG-KS-partner s moeten worden genomen. Het onderstaande geldt dan ook onder dit voorbehoud. 2. Hoogte van recht. Het huidige Duitse tijdelijke recht van + 8$ ( variërend tot + 10$ ) zou aanvaardbaar zijn voor Frankrijk en Duitsland. 3. Systematiek van de tariefcontingenten. De zes landen zullen moeten opgeven de hoeveelheid speciaal staal die zij hebben geimporteerd uit alle derde landen, gesplitst per derde land, in een bepaalde basisperiode (1948-1952 en 1 Mei - 31 December 1953, voor welke laatste periode de cijfers geheel vergelijkbaar zijn tussen de zes landen omdat toen een gemeenschappelijke nomenclatuur werd gebezigd ).

Er zal een bepaald uniform percentage van een nader met de meest betrokken derde landen overeen te komen basisperiode moeten worden vastgesteld ter bepaling van de grootte van de tariefcontingenten, die elk der zes landen zal hanteren. De Fransen willen de omvang van het contingent uit protectionistische overwegingen zo gering mogelijk maken, de Duitsers (gesteund door Benelux) wensen het zo groot mogelijk ten behoeve van de verwerkende industrie. Indien de grootte van elk nationaal tariefcontingent jegens de derde landen als totaliteit, is vastgesteld zal de verdeling van de betrokken hoeveelheid per land over de derde landen kunnen geschieden, het GATT (met name art. 13, lid 2d en lid 4) moet worden in acht genomen. De Fransen zijn in eerste instantie voorstanders van simultane onderhandeling der HA met alle betrokken derde landen tot vaststelling van deze 'verdeling. De Duitsers wensen de HA zo min mogelijk namens de Gemeenschap te laten onderhandelen, omdat zij dit nationaal willen doen. Zij zijn dan ook voorstanders van onderhandelingen door elk der zes landen met de betrokken derde landen of gemakshalve van het vaststellen van een percentuele verdeling per derde land op basis van historische invoer. Dit laatste systeem lijkt inderdaad veruit het eenvoudigst. De uiteindelijke keuze zou afhankelijk kunnen worden gesteld van de voorkeur van de HA, die tenslotte de onderhandelingen zal moeten volgen. Het ene Duitse alternatief n.1. onderhandelingen door de zes landen afzonderlijk met derde landen ware af te wijzen, omdat daardoor de betekenis van 14 van de EGKS-Overeenkomstzou worden uitgehold.

Het gaat hier immers niet om normale bilaterale handelsbesprekingen, maar om het vestigen van nauwere betrekkingen op meer langdurige basis. wat het verkeer van speciaal staal binnen de EGKS betreft hetzij in de EGKS geproduceerd of binnen een tariefcontingent tegen 8% ingevoerd, zijn de zes landen het met de EA eens dat dit geheel vrij moet plaatsvinden. De duur van een tariefcontingent zou vcor minstens één jaar moeten worden vastgesteld volgens de deskundigen. Mede gezien het langdurige productieproces van speciaal deze termijn inderdaad een minimum. staal lijkt "Douanerechten voor invoer uit derde landen, die boven de tariefcontingenten uitgaan. De ambtelijke experts zijn er in hun studieopdracht van uitgegaan, dat als extra-contingéntale rechten zouden worden geheven: de rechten laagste (behalve Benelux) ten tijde van het inwerkingtreden van het Verdrag i.c. de Franse rechten van ca. 15%. De Duiisers wensen echter als extra-contingentale rechten de compromisrechten van ca. 12%. Erans-Duitse Ofschoon aanvaarding van het Duitse standpunt een stap in de richting van de volgens de EGKS-Overeenkomst harmonisatie van rechten in neerwaartse verplichte richting (Benelux-niveau + maximaal 2 punten) zou betekenen, lijkt het vrijwel uitgesloten, dat dit door Frankrijk zal worden aanvaard. Zolang deze Frans-Duitse controverse (15% of 12%) niet is beslist, kunnen de Benelux-landen hun extra-contingentale rechten ook niet vaststellen. Positie der Benelux-landen. Alle EGKS-landen en de HA erkennen, dat de Benelux-landen recht hebben op een eigen tariefcontingent met de eigen lage, ca. 4^-Benelux-recbten volgens eigen behoeften van de verwerkende industrie, welk tariefcontingent op grond van 15 van de EGKS-Overeenkomst elastisch qua omvang is

en uitsluitend door overleg van de Benelux-landen en de HA wordt vastgesteld, evenals dit sinds 1 Mei 1953 voor gewoon staal reeds het geval is. In de ambtelijke voorbesprekingen hebben de Benelux-landen gesteld, dat zij, mocht de EGKS tot een handelspolitiek tariefcontingent (met Berechten) met derde landen komen en er op basis van een bepaald percentage van de historische invoeren in Duitsland, Frankrijk en Italië contingenten van bepaalde omvang worden vastgesteld, principieel recht hebben op een contingent ad ca. 8% volgens hetzelfde percentage en wel voor hun historische doorvoer naar EGKS-landen. De Beneluxlanden hebben daaraan toegevoegd, dat zij, gezien de uiterst geringe omvang van deze doorvoer 1953 ca. 25 ton, ter waarde van ca. / 50.000) wellicht (in ervan afzien van dit principiële recht gebruik te maken. Duitsland en Frankrijk, bevreesd voor Benelux-transito-activiteiten, hebben dit recht niet zonder meer willen erkennen. Het ware aan te bevelen wegens de zeer geringe omvang van de betrokken doorvoer en de administratieve complicaties terzake inderdaad af te zien van dit recht, waarvan het principe echter niet zou mogen worden prijsgegeven. Ad B en 0. Is een tariefcontingentensysteem voor de EGKS-landen gewenst? Zo niet, wat dan wel? Uit het bovenstaande moge blijken, dat de technische complicaties van een tariefcontingentensysteem groot, maar dat zij niet onoverkomelijk zijn. Er zal dus een keuze kunnen worden gedaan uit, kortweg gestald: weliswaar 1. quantitatief onbeperkte invoer in de EGKS uit derde landen tegen de Frans-Duitse compromisrechten van ca. 12% of 2. quantitatief gecontingenteerde invoer tegen ca. 8% en voor de rest vrije invoer tegen a. ca. 15% (laagste recht ten tijde van inwerkingtreden van Verdrag); b. ca. 12% (Frans-Duits compromis).

BIJLAGE 1. SCHETS van het eerste mandaat, dat de Raad van Ministers aan de Hoge Autoriteit tot het voeren van de in 5 14 bedoelde onderhandelingen met de derde landen zou kunnen geven, voor wat betreft de instelling van de gemeenschappelijke markt voor speciaal staal Als uitgangspunt voor de onderhandelingen zou de Hoge Autoriteit aan de derde landen mededelen, dat de deelnemende staten besloten zijn met ingang van 1 Juli tegenover de derde landen de laagste rechten toe te passen of te blijven toepassen, welke ten tijde van het in werking treden van het Verdrag in de tarieven waren opgenomen ( 15). "Dit zou bovendien de aanvang van een harmonisering in benedenwaartse richting betekenen ten aanzien van b.v. de rechten, welke Duitsland ten opzichte van de derde landen zou mogen toepassen. Een mogelijke concessie zou er in dienen te bestaan tot rechter te geraken, welke door de Franse Regering en de Bondsregering in onderlinge overeenstemming zouden moeten worden vastgesteld. Indien naar mag worden verwacht de derde landen een sterkere verlaging der rechten verlangen, zal de Hoge Autoriteit er zich toe beperken van hun verzoek nota te nemen. Met het oog hierop zou het wenselijk zijn, dat de Raad van Ministers de Hoge Autoriteit opdraagt met de bevoegde vertegenwoordigers der deelnemende staten de mogelijkheid te bestuderen om eventueel tariefcontingenten vast te stellen, waaidoor aan derde landen hun traditionele uitvoer naar de Gemeenschap op grond van een basisperiode tegen lagere rechten wordt verzekerd. Indien tariefcontingenten zouden worden ingesteld, zouden voor de invoer boven het contingent de laagste rechten worden berekend, welke ten tijde van het in werking treden van het Verdrag in de tarieven waren opgenomen (f 15). Verzoeken van de Gerneenschap aan de derde landen: T)e verzoeken der deelnemende staten zouden kunnen hebben op: betrekking - de op onze staaluitvoer drukkende douanerechten der derde 1 an de n; - hun kwantitatieve restricties ten aanzien van dezelfde producten; - de administratieve belemmeringen, welke onze uitvoer in de weg zouden kunnen worden gelegd. 1 en zou eveneens anti-dumpinggaranties en -waarbcrgen voor de handhaving van onze traditionele uitvoer kunnen vragen. Ie deelnemende staten zouden een meer gedetailleerde lijst van verzoeken moeten indienen. Voor wat de duur van de eventuele overeenkomsten met derde landen betreft, zou de Raad van Ministers zijn oordeel dienen uit te s reken ten aanzien van de volgende twee mogelijkheden :

- een voorlopige overeenkomst met onbeperkte geldigheidsduur (!i vorlauf ig und unbefristet" ) ; - een overeenkomst voor de tijd van zes maanden, b.v. van 1 Juli t/m 31 December 1954. De Raad zal zich dienen uit te spreken over de kwestie van de Italiaanse rechten ten opzichte van de derde landen voer het geval Italië binnen de Gemeenschap een bescherming zou genieten. Het vaststellen van een afzonderlijk tariefcontingent, met gelijke of iets hogere rechten, dan die, welke ten opzichte van de andere landen van de Gemeenschap worden geheven, zou eveneens voor Italië' kunnen worden overwogen. 29 April 1954.