9 Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst. Brutowinst + inkoopwaarde = omzet. 45.696 + 76.512 = 122.208 122.208 + 219.743 = 341.951.



Vergelijkbare documenten
Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Samenvatting Economie Hoofdstuk 5+6

UIT de arbeidsmarkt

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

5.1 Wie is er werkloos?

5.2 Wie is er werkloos?

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Startkwalificatie Het minimale onderwijsniveau dat volgens de overheid nodig is om en baan te vinden. Het gaat dan om een diploma, havo, vwo of mbo.

Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit 100

Kaarten module 4 derde klas

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 3: We gaan voor de winst Exameneenheid: Arbeid en productie

5,7. Samenvatting door een scholier 1664 woorden 2 januari keer beoordeeld 4.1

> betaald > formele sector: wit > informele sector: zwart > onbetaald > informele sector

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en arbeidsmarkt? (openstaande)vacatures. 2)Noem een ander woord voor Werkenden werkgelegenheid.

Samenvatting door een scholier 1905 woorden 16 maart keer beoordeeld. Economie Hoofdstuk 4

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Eindexamen economie vmbo gl/tl II

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid opgelopen tot 6 procent

Toegepast Rekenen Opdrachten:

Examen VMBO-BB 2005 ECONOMIE CSE BB. tijdvak 1 donderdag 2 juni uur Versie vaststelling. Naam kandidaat Kandidaatnummer

6,9. Samenvatting door een scholier 1762 woorden 21 februari keer beoordeeld. Arbeidsmarkt

-> Bereken de brutowinst en de nettowinst van Jeroen.

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid verder gestegen. Meer mannen én vrouwen werkloos. Aantal jonge werkzoekenden toegenomen

Economie Pincode klas 3 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 5: Aan de slag! Exameneenheid: Arbeid en productie

JAARMONITOR 2015 JANUARI Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Bovenstaande begrippen worden veelal weergegeven in onderstaand schema of overzicht. We noemen dit overzicht het exploitatieoverzicht.

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

2 Constante en variabele kosten

Opnamekosten Boeterente, indien je je geld eerder opneemt dan de afgesproken looptijd dan moet je een boete rente betalen.

Geboorteoverschot: Bij een geboorteoverschot worden er per jaar meer mensen geboren dan er sterven.

Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid onveranderd

Groei of krimp? bij Pincode 5e ed. 4GT Hoofdstuk 7 en 4K Hoofdstuk 5 aanvullend lesmateriaal n.a.v. vernieuwde syllabus EC/K/5A: 2

Eindexamen economie 1-2 havo 2006-II

ECONOMIE. Begrippenlijst H5 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht

Kees begint voor zichzelf (of niet)!

Eindexamen m&o vwo 2005-I

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5

Langdurige werkloosheid in Nederland

7,5. Samenvatting door een scholier 1363 woorden 7 februari keer beoordeeld. Lesbrief: Arbeidsmarkt. Hoofdstuk 1: De arbeidsmarkt op

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Eindexamen economie 1-2 havo 2007-I

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Samenvatting M&O periode 1. Hoofdstuk 13 8,4. Paragraaf 1. Samenvatting door G woorden 12 maart keer beoordeeld

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet verder gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

8. Werken en werkloos zijn

8,2. Samenvatting door een scholier 1686 woorden 10 februari keer beoordeeld

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

b. Materiaal Loonkosten Opslag indirecte kosten: 125%

CBS: Meer mensen aan het werk, vooral jongeren

Een product begint als grondstof en daarna word het verwerkt tot een eindproduct.

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Samenvatting Economie Lesbrief Arbeidsmarkt

Samenvatting Economie Arbeidsmarkt hoofdstuk 1,2,3,4,5

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Kleine daling werkloosheid. Vooral toename jonge werkzoekenden. Forse stijging nieuwe WW-uitkeringen

Samengevat bereken je de nettowinst van een onderneming zo:

Examen VMBO-KB. economie CSE KB. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

KWARTAALMONITOR APRIL Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Voorbereiding 6.2. Peter van de Minkelis. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Arbeidsmarkt Achterhoek Februari 2013

Aantal werkzoekenden en aantal WWuitkeringen

Uit de folder van de bank: leningtabel persoonlijke lening

Eindexamen m&o havo I

Examen VMBO-BB 2006 ECONOMIE CSE BB. tijdvak 1 donderdag 1 juni uur. Naam kandidaat Kandidaatnummer

Eindexamen economie 1 vwo 2008-I

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Rollenspel centraal akkoord (2x)

Eindexamen economie 1-2 havo 2008-I

Produceren is het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren van overheid en bedrijven

Praktische opdracht Economie Werkloosheid

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid neemt verder toe. Stijging 10 duizend per maand in afgelopen halfjaar

Vormen van werkloosheid vmbo-b34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Eindexamen m&o havo 2007-I

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Examen VMBO-KB 2006 ECONOMIE CSE KB. tijdvak 1 dinsdag 23 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Persbericht. Arbeidsmarkt ook in 2001 gunstig. Centraal Bureau voor de Statistiek

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

UITWERKINGEN OPGAVEN HOOFDSTUK 2

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Maart 2013

economie CSE GL en TL COMPEX

1)Waaruit bestaat de vraag op de Werkenden en (openstaande)vacatures. arbeidsmarkt? Werkenden 2)Noem een ander woord voor

Hoofdstuk 1. Opgave , ,57. Opgave ,078. Opgave , ,

Regionale Arbeidsmarktanalyse uit Feiten en Cijfers

Transcriptie:

Boek4 Hoofdstuk 5: Aan de slag! Werk aan de winkel. a Voorbeelden zijn: tekst van de liedjes moet geschreven worden, muziek moet worden gecomponeerd (samengesteld), liedjes moeten opgenomen worden, op de cd worden gezet, er moeten meerdere cd s worden gemaakt (geperst), het hoesje moet worden ontworpen en gemaakt, de cd moet naar de muziekwinkel worden vervoerd. b Life Records kan proberen de plaat op de radio te laten draaien. De cd kan worden verkocht bij live optredens van Fix-Up. Ze kunnen ook op de site van de platenmaatschappij of de website van de band zelf reclame maken voor de cd. c Voorbeelden zijn: uit hoeveel uur een volledige werkweek bestaat, het minimum aantal vakantiedagen, de vaste vrije dagen, welk salarissen bij welke functies horen, welke vergoedingen de werkgever moet betalen. Weet je het nog? 1 2.560 x 1.460 = 3.737.600 2 A 947.175 : 1.095 = 865 3 Voorbeelden van bedrijfskosten zijn: lonen, kosten van het gebouw, reclamekosten, verzekeringspremies, rentekosten voor een lening en afschrijvingskosten. 4 a juist b onjuist 5 Het geld dat je ontvangt door producten te verkopen, is je (a) omzet. Daarvan moet je eerst de (b) inkoopwaarde van de producten aftrekken. Je houdt dan de (c) brutowinst over. Daarvan gaan de (d) bedrijfskosten af. Wat uiteindelijk overblijft is de (e) nettowinst. 6 D 7 a Omzet inkoopwaarde = brutowinst. 15.271.000-14.410.000 = 861.000 b Brutowinst kosten = nettoresultaat. 861.000 ( 934.000 + 1.982.000) = (-) 2.055.000 c Dit is nettoverlies. 8 Voorbeelden zijn: goedkoper of minder personeel (eventueel uitzendkrachten), minder of anders reclame maken, kijken welke verzekeringsmaatschappij de goedkoopste verzekeringen heeft. 9 Nettowinst + bedrijfskosten = brutowinst. Brutowinst + inkoopwaarde = omzet. 45.696 + 76.512 = 122.208 122.208 + 219.743 = 341.951. 10 1,74 + 0,10 (6%) = 1,84 11 Inkoopprijs + winst + btw = winkelprijs. 74,50 + 18,63(25%) = 93,13 + 17,69(19%) = 110,82 12 a Voorbeelden zijn: advocaat, tandarts, huisarts, opticien, leraar. b Voorbeelden zijn: tuinbouwmedewerker, vuilnisophaler, koerier, vakkenvuller, postbode. 13 Leidinggevende functie Bedrijfsleider bank Uitvoerende functie Administratief medewerker

Facilitair leidinggevende Filiaalmanager Hoofd informatie Logistiek teamleider Apothekersassistent Baliemedewerker Logistiek medewerker Onderwijsassistent Pedagogisch medewerker Verkeersspecialist 14 Werk in je eigen huishouden en vrijwilligerswerk. 15 a Mensen willen in deeltijd werken om tijd over te houden om andere dingen te doen. b De werknemer is niet altijd aanwezig en dat kan met het plannen van de werkzaamheden lastig zijn. 5.1 Hoeveel kost het? 1 990.000 x 1,40 = 1.386.000 2 De afzet kan zijn gestegen of de prijs per cd is hoger geworden. 3 a 22% = 990.000 cd s, 1% = 45.000 cd s, 100% = 4.500.000 cd s b Zowel Track m als Mediamultus hebben 10% marktaandeel (het kleinste marktaandeel). 1% = 45.000 cd s, 10% = 450.000 cd s 4 De totale afzet daalde met 14% van 4.500.000 = 630.000 cd s. Dus de totale afzet werd 4.500.000 630.000 = 3.870.000. Het marktaandeel van CDTrack steeg met 9% en werd dus 22% + 9% = 31%. 31% van 3.870.000 = 1.199.700 cd s. De afzet van CDTrack is dus met 1.199.700 990.000 = 209.700 cd s gestegen. 5 a 623.310 : 39.450 = 15,80 b 15,80-10,30 = 5,50 c 39.450 x 5,50 = 216.975 6 a De omzet exclusief btw: 584.409-93.309 = 491.100 De inkoopwaarde exclusief btw: 386.512-61.712 = 324.800 Brutowinst: 491.100-324.800 = 166.300 b Brutowinst nettowinst = bedrijfskosten 166.300-36.124 = 130.176 7 Omzet 77.231.700 5.382.000 x 14,35 Inkoopwaarde - 52.474.500-5.382.000 x 9,75 Brutowinst 24.757.200 Bedrijfskosten - 18.700.000-8 + 1,7 + 9 miljoen Nettowinst 6.057.200 8 C 9 a 19,90-3,18 = 16,72-12,80 = 3,92 brutowinst per cd b 3,92-3,45 = 0,47 nettoresultaat per cd 10 a Als de bedrijfskosten stijgen en de winkelier kan de verkoopprijs niet verhogen, zal zijn nettowinst lager worden. b De consument kan er voor kiezen het product in een andere winkel te kopen waar het goedkoper is. 11 a 8.300-1.500 = 6.800 : 8 = 850 afschrijving per jaar b 1.500 c 8.300 (4 x 850) = 4.900 waarde na 4 jaar.

12 a De technische levensduur van een machine is voorbij als de machine versleten is. De economische levensduur loopt tot het moment dat de machine vervangen wordt, omdat een nieuwe, modernere machine goedkoper (en sneller) kan produceren. b Je kunt niet precies zeggen hoeveel een kapitaalgoed nog waard is na een bepaald aantal jaren. c Je weet niet hoeveel geld het nieuwe kapitaalgoed kost dat je wilt aanschaffen over een paar jaar. 13 a Inkoopprijs + brutowinstmarge = verkoopprijs excl. btw 425 + 148,75(35%) = 573,75 b verkoopprijs excl. btw + btw = consumentprijs 573,75 + 109,01(19%) = 682,76 14 a 15,15-11,65 = 3,50 b ( 3,50 : 11,65) x 100 = 30% 15 a 16,85 = 119% 1% = 0,14 100% = 14,16 b 19,50 = 106% 100% = 18,40 + 3,50 (19%) = 21,90 5.2 Kun je meer produceren? 16 Er wordt steeds meer muziek gedownload en dus minder cd s gekocht. Dit heeft als gevolg dat er minder cd s worden gemaakt, omdat er minder vraag naar is. 17 Onderbezet. 18 Fabrieken maken tegenwoordig veel meer gebruik van machines. Deze machines kunnen in een bepaalde periode meer produceren dan dat mensen dat kunnen. 19 Foto 1: Bestaat over twintig jaar nog, omdat er altijd mensen zijn die cd s willen kopen. Bestaat over twintig jaar niet meer, omdat dan alle muziek wordt gedownload. Foto 2: Bestaat over twintig jaar nog, omdat mensen foto s willen laten afdrukken en pasfoto s willen laten maken. Bestaat over twintig jaar niet meer, omdat dan alle foto s zelf worden afgedrukt. Foto 3: Bestaat over twintig jaar nog, omdat videofilms dan nog gehuurd worden. Bestaat over twintig jaar niet meer, omdat films alleen nog worden gedownload. 20 D 21 a Iedereen de taak laten doen waar hij/zij goed in is. b Je zoekt informatie op via internet. Je kunt het verslag en de presentatie op de computer uitwerken. Je presenteert het via de beamer / digibord / smartboard aan de klas. c Als je een presentatie wilt maken in PowerPoint is het handig dat je een cursus hebt gedaan en weet hoe je dat het best kunt doen. d Je kunt beter je best doen voor een hoger cijfer. e Als de sfeer goed is in de groep wordt er goed samengewerkt. Iedereen krijgt de kans de werkzaamheden te doen waar hij goed in is. Er is regelmatig overleg over het werkstuk, zodat het eindresultaat goed is. 22 a Bijvoorbeeld de receptie, keuken, restaurant en administratie. b Receptionist, kok, kelner en administratief medewerker. 23 a Mogelijke antwoorden: werknemers wordt steeds beter in hun werk, het werk wordt sneller en beter gedaan dan wanneer werknemers steeds moeten overschakelen naar andere taken, de werkgever betaalt een laag loon voor eenvoudig werk en alleen een hoog loon voor moeilijk of verantwoordelijk werk. b Mogelijke antwoorden: werknemers worden steeds beter in hun werk, werknemers die moeilijk of verantwoordelijk werk doen krijgen een hoog loon.

c Het werk kan eentonig zijn. 24 a Bijvoorbeeld directeur, teamleider en (directie)secretaresse. b Bijvoorbeeld docent, administratief medewerker, conciërge en schoonmaker. 25 a 4.900 : 10 = 490 cd s per uur b 50 uur + 8 = 58 uur x 490 cd s = 28.420 cd s per week c De productiekosten zullen dalen. d De loonkosten en energiekosten zullen stijgen. 26 a 50.000 : 1.000 = 50 x 1.994 = 99.700 totale productiekosten. 99.700 x 35,8% = 35.692,60 loonkosten b De productiekosten per cd in 2009 bedroegen 1.994 : 1.000 = 1,99. De productiekosten in 2010 stegen met 0,10 naar 2,09 per cd. 55.000 x 2,09 = 114.950. c Voorbeelden: goedkoper personeel in dienst nemen, op zoek gaan naar goedkopere grondstoffen en energiebesparende maatregelen nemen. 5.3 Heb je werk? 27 Fokke en Sukke zijn werkzoekend. Zij bieden arbeid aan. 28 Mensen die op zoek zijn naar werk, maar waarbij arbeidsplaatsen bezet worden door mensen die zwart werken. 29 a De werkgelegenheid blijft gelijk. b De werkloze beroepsbevolking blijft gelijk. 30 Vraag naar producten daalt 2 3 1 werkloosheid neemt toe. 31 a Wanneer de consumenten meer vertrouwen hebben in de economie gaan ze meer geld uitgeven. Er komt meer vraag naar producten en diensten. Om aan deze vraag te voldoen zullen er meer producten gemaakt moeten worden en hier zijn extra werknemers voor nodig. Hierdoor daalt de werkloosheid. b Hier is sprake van conjuncturele werkloosheid, omdat deze daling van de werkloosheid het gevolg is van schommelingen in de economie. c Dit leidt tot structurele werkloosheid. 32 a De werknemer kan zich laten omscholen. b De werkgever kan mensen aannemen die binnen het bedrijf worden geschoold voor het werk dat gedaan moet worden. 33 a Frictiewerkloosheid duurt maar kort. Het is geen probleem dat een werkzoekende een korte tijd zonder werk zit. b Bijvoorbeeld horeca medewerker, medewerker in een pretpark, aardbeienplukker en campingmedewerker. c Groningen, Drenthe, Limburg. 34 a 4,1% x 601.000 = 24.641 werklozen in de provincie Utrecht. b (15.200 : 210.000) x 100 = 7,2% c In verhouding tot de totale beroepsbevolking is de werkloosheid hoog. Er wonen minder mensen in Groningen dan in Zuid-Holland, dus het aantal werklozen is lager in Groningen. 35 a 1.312 x 70% = 918,40 b Zij heeft te weinig geld om in haar behoeften te voorzien. Ze mist de sociale contacten. 36 Vrouwen zijn vaker op zoek naar een baan voor een bepaald aantal uren. Als ze (jonge) kinderen heeft wil een vrouw graag onder schooltijden werken. Het opleidingsniveau van vrouwen is gemiddeld lager dan dat van mannen.

37 a Een werkzoekende kan voor alle informatie over werk terecht bij het UWV WERKbedrijf. b Het UWV WERKbedrijf kan werkgevers in contact brengen met werkzoekenden. 38 a Nee. Jim staat niet ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf. b Ja. De tante van Jim staat ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf en zoekt een baan van ten minste 12 uur. c Nee. Aniek zoekt geen werk, maar een stageplaats. d Nee. De buurman van Jim is niet werkloos. Hij zoekt een andere baan. 5.4 Is er werk? 39 Bij omscholing krijg je meer kennis en kun je in meer sectoren kans maken op een baan. 40 a Bij horecabedrijven zal de omzet meer toenemen. Bij stijging van de koopkracht hebben mensen geld om uit te geven aan extraatjes. Men gaat dan bijvoorbeeld meer uit eten. b De werkgelegenheid stijgt bij de horecabedrijven. 41 Het neerzetten van de productiehal zorgt voor werkgelegenheid bij een bouwbedrijf. Er moeten mensen aangenomen worden die in de nieuwe productiehal gaan werken. 42 Het verhogen van de Afsluitdijk wordt gedaan door een bedrijf. Bij dit bedrijf zorgt dit voor werkgelegenheid. 43 Als het consumentenvertrouwen stijgt gaat men meer geld uitgeven. Er worden meer producten gekocht en er wordt meer gebruik gemaakt van diensten. Dit zorgt voor stijging van de werkgelegenheid. 44 a Als de lonen in de horeca flink stijgen, stijgen de prijzen ook. b De kans is groot dat de afzet dan gaat dalen. 45 a de loonkosten voor de werkgevers blijven gelijk. b de nettolonen van de werknemers stijgen. c de prijzen van producten hierdoor niet stijgen en de werknemers kunnen dan meer kopen. 46 a Een groot deel van de 15 tot en met 25 jarigen gaat nog naar school. b leeftijdsgroep Arbeidsdeelname mannen Arbeidsdeelname vrouwen 35-45 jaar 94,2 % 78,6% 45-55 jaar 91,7% 72,9% 55-65 jaar 64,3% 38,1% c In de leeftijdsgroep 55-65 jaar is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst. d In de leeftijdsgroep 55-65 jaar is het verschil tussen mannen en vrouwen het grootst. Dit komt doordat vrouwen vroeger minder opleiding hadden en minder vaak gingen werken. Bij oudere vrouwen is dit nog te merken. Over 25 jaar is dit verschil waarschijnlijk verdwenen. 47 Vrouwen die een hogere opleiding hebben kunnen makkelijker een baan vinden. 48 a (2.727 : 7.187) x 100= 37,9% b (541 : 1.607) x 100 = 33,7% c Deeltijd in handel en horeca: (574 + 312) : 1.607 x 100 = 55,1% Deeltijd totaal: (2.727 + 1.283) : 7.187 x 100 = 55,8% Veel mensen die in deeltijd werken, werken in de handel of horeca. 49 a Je werkt bij verschillende bedrijven en moet steeds weer wennen aan nieuwe collega s en nieuw werk. b Het is afwisselend.

50 302 + 443 + 160 = 905 ( 160 : 905) x 100 = 17,7% 51 a 18 x 40 = 720 uur b 20 fulltime banen c Door de arbeidstijdverkorting is de werkgelegenheid uitgedrukt in uren gelijk gebleven. d De werkgelegenheid uitgedrukt in personen is toegenomen. 52 1 Klanten en werknemers kunnen makkelijker en sneller bij het bedrijf komen en er is minder transport nodig voor grondstoffen en producten. Daardoor kunnen bedrijven hun producten makkelijker verkopen en maken ze meer winst. Bedrijven hoeven minder uit te geven aan reiskostenvergoedingen voor werknemers en maken minder transportkosten. Daardoor hebben bedrijven lagere bedrijfskosten. Door de hogere omzet en de lagere bedrijfskosten houden bedrijven meer geld over om te investeren en de productie uit te breiden. Daarvoor is extra personeel nodig. 2 Het is goedkoper een bedrijf te starten. Nieuwe bedrijven leveren banen op. 3 Dit betekent minder kosten voor het bedrijf. Producten en diensten worden daardoor goedkoper. Er worden meer producten gekocht en er wordt meer gebruik gemaakt van diensten. Hier is extra personeel voor nodig. Herhalingsopgaven Paragraaf 5.1 H1 D H2 a De afzet was 750 fietsen. b De omzet was 750 x 615 = 461.250. c De brutowinst per fiets was 615-420 = 195. Dit is in procenten van de inkoopwaarde ( 195 : 420) x 100 = 46,4% d De nettowinst per fiets is 195 ( 55.000 : 750 = ) 73,33 = 121,67 H3 a (nieuw oud) : oud x 100 = ( 117 miljoen - 148 miljoen) : 148 miljoen x 100 = 20,9% daling b (nieuw oud) : oud x 100 = ( 4,9 miljoen - 10,2 miljoen) : 10,2 miljoen x 100 = 52% daling c De inkoopwaarde en/of de bedrijfskosten waren hoger dan in 2010. H4 ( 8.600-830) = 7.770 7 jaar 7 = 1.110 afschrijving per jaar H5 C 140.420.000-22.420.000 = 118.000.000 omzet exclusief btw 106.148.000-16.948.000 = 89.200.000 inkoopwaarde exclusief btw 118.000.000-89.200.000 = 28.800.000 brutowinst 28.800.000-26.750.000 = 2.050.000 nettowinst H6 De afschrijving bereken je aan de hand van de economische levensduur. H7 39,95-6,38 = 33,57-27,97 = 5,60 ( 5,60 : 27,97) x 100 = 20% H8 69,95 = 119% 1% = 0,5878 100% = 58,78 verkoopprijs exclusief 19% btw. Paragraaf 5.2 H9 a (nieuw oud) : oud x 100 = (225.000 189.500) : 189.500 x 100 = 18,7% b (225.000 : 300.000) x 100 = 75%

H10 203.000.000 : 3.800 = 53.421,05 H11 Als je goed opgeleid bent, kun je je werk beter en sneller doen dan zonder opleiding. H12 a 8.500 + 10% = 9.350 scooters b Door de bedrijfstijd te verlengen maak je beter gebruik van je kapitaalgoederen. Met dezelfde machines kun je in een week meer produceren. Het gevolg daarvan is dat de productiekosten lager worden. Paragraaf 5.3 H13 a Annelies werkt wel, maar heeft geen betaalde baan. Zij werkt als vrijwilligster. b Verborgen werklozen zijn werkzoekenden die zich niet hebben ingeschreven bij het UWV WERKbedrijf. H14 a juist b onjuist c onjuist H15 a Internetboekingen doen mensen zelf thuis. Dit betekent dat ze niet naar het reisbureau gaan om daar een reis te boeken. Reisbureaus hebben daardoor minder werk en er is dus minder werkgelegenheid. b Deze verandering is structureel. H16 a seizoenswerkloosheid b regionale werkloosheid c structurele werkloosheid H17 (37.000 : 1.681.818) x 100 = 2,2% werkloosheidspercentage 2009 (61.000 : 1.648.649) x 100 = 3,7% werkloosheidspercentage 2010 H18 a onjuist b onjuist c onjuist Paragraaf 5.4 H19 a bedrijfsleider eerste verkoopmedewerker verkoopmedewerker b bedrijfsleider. c eerste verkoopmedewerker en verkoopmedewerker H20 a - 4 b 3 c 1 d - 2 H21 a onjuist b onjuist c juist H22 a Aantal % Totaal aantal werkenden 7.400.000 100% Basisonderwijs 347.000 4,7% Vmbo 1.347.000 18,2% Havo/vwo/mbo 3.212.000 43,4% Hbo 1.592.000 21,5% WO 906.000 12,2% b Voorbeelden: kassamedewerker, vulploegmedewerker, tuinbouwmedewerker en vuilnisophaler. H23 a Voorbeeld: de overheid kan de belastingen, die de ouderen moeten betalen over hun brutosalaris, verlagen. De overheid kan zorgen dat ouderen meer vakantiedagen kunnen opnemen. Voorbeelden: werkgevers kunnen de arbeidsomstandigheden voor ouderen verbeteren. Werkgevers kunnen ouderen minder uren in de week laten werken.

H24 a 2010 Totale bevolking 45 65 jaar: 1.202 + 1.109 + 1.124 + 825 = 4.260.000 2010 Beroepsbevolking 45 65 jaar: 961 + 819 + 658 + 163 = 2.601.000 (2.601.000 : 4.260.000) x 100 = 61,1% 2000 Totale bevolking 45 65 jaar: 1.162 + 515 + 441 + 373 = 2.491.000 2000 Beroepsbevolking 45 65 jaar: 842 + 609 + 325 + 80 = 1.856.000 (1.856.000 : 2.491.000) X 100 = 74,5% b 2000 Arbeidsdeelname 60-65 jaar: (80.000 : 373.000) x 100 = 21,5 % 2010 Arbeidsdeelname 60 65 jaar: (163.000 : 825.000) x 100 = 19,8% Daling van 1,7%. 2000 Arbeidsdeelname 45 50 jaar: (842.000 : 1.162.000) x 100 = 72,5% 2010 Arbeidsdeelname 45 50 jaar: (961.000 : 1.202.000) x 100 = 80% Stijging van 7,5%. Examenopgaven E1 B E2 Omzet totaal bedrijfsleven 1.394,6 miljard omzet MKB 817,2 miljard = omzet grootbedrijf 577,4 miljard. Aantal bedrijven totaal 786.000 aandeel MKB (783.642)99,7% = aandeel grootbedrijf 2.358 (0,3%). Gemiddelde omzet per bedrijf 577,4 miljard : 2.358 = 0,244868532 miljard = 245 miljoen. E3 Het grootbedrijf kan grotere hoeveelheden kopen en krijgt daardoor kortingen. Het kleinbedrijf krijgt die kortingen niet waardoor het moeilijker kan concurreren met de prijs. E4 B E5 A E6 Voorbeeld van een juist argument: Door lagere (minder sterk gestegen) lonen kunnen de prijzen gaan dalen (of minder sterk gaan stijgen). Door loonmatiging verbetert de concurrentiepositie en dus de werkgelegenheid van Nederland. E7 A E8 Voorbeeld van een juist argument indien eens met de president van de Nederlandsche Bank (één van de volgende): Bij structurele werkloosheid is loonmatiging doorgaans goed voor de economie, omdat hierdoor de arbeid minder duur wordt en de werkloosheid minder zal groeien/zal afnemen. of Voorbeeld van een juist argument indien eens met de andere economen (één van de volgende): Bij conjuncturele werkloosheid is loonmatiging doorgaans slecht voor de economie, omdat hierdoor de bestedingen nog meer zullen teruglopen en de werkloosheid kan toenemen. E9 520.000 + 18.000 + 57.000 = 595.000 595.000/10,5 = 56.666,67 E10 B E11 De apk-keurmeester werkt 50%. Dat is 0,5 x 230 = 115 dagen. Hij keurt 180 caravans in 90 dagen (180 x 0,5). Hij heeft 115 dagen - 90 dagen geen werk. Dat is 25 dagen per jaar. E12 stijging omzet keuring: 525% x 18.000 = 94.500 daling omzet schade-auto s: 20% x 520.000 = 104.000 (In euro's is de omzetdaling bij schade-auto's groter dan de omzetstijging bij apk-keuringen, daarom zal per saldo de omzet dalen.) E13 afspraken maken met verzekeringsmaatschappijen en/of de wegenwacht/sleepdiensten om klanten door te sturen afspraken maken met autodealers om werk over te nemen onder de prijs van de autodealers gaan zitten service-uitbreiding door bijvoorbeeld schade-auto's op te halen en weer thuis te brengen of gratis leenauto s aan te bieden aanbiedingen E14 B E15 Het percentage werklozen met alleen VMBO-TL is (49 : 513) x 100 =9,6%. Het percentage werklozen met MBO is (146 : 2.594) x 100 = 5,6%.