De statistiek per kinderbijslagfonds

Vergelijkbare documenten
De statistiek per kinderbijslagfonds

Statistiek per kinderbijslagfonds

Statistiek per kinderbijslagfonds

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN PER KINDERBIJSLAGFONDS JAAR 2002

Statistiek per kinderbijslagfonds

De statistiek per kinderbijslagfonds

De statistiek per kinderbijslagfonds

Verantwoordelijke uitgever: Federaal Agentschap voor de Kinderbijslag (FAMIFED)

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

DEMOGRAFISCH VERSLAG

DEMOGRAFISCH VERSLAG

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

KINDERBIJSLAG VOOR ZELFSTANDIGEN STATISTISCHE REEKSEN UITGAVE 2007

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2017

STATISTISCH OVERZICHT 30 JUNI 2016

FAMIFED. Federaal agentschap voor de kinderbijslag GEOGRAFISCHE SPREIDING VAN DE KINDERBIJSLAG

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2010

DEMOGRAFISCH VERSLAG

FOCUS De evolutie van gemiddelde maandelijkse kinderbijslag in het stelsel voor werknemers van 1997 tot 2010

STATISTISCH OVERZICHT VAN DE KINDERBIJSLAG 30 JUNI 2018

FOCUS De sociale toeslagen in het stelsel voor kinderbijslag voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

STATISTIEK VAN DE OVERHEID

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR KINDERBIJSLAG DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 2 DE SEMESTER 2014

BIJZONDERE STATISTIEK VAN DE WERKNEMERS VAN VREEMDE NATIONALITEIT DIE IN BELGIË VERBLIJVEN MET HUN GEZIN. Telling 2004

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2009

Studies. De Plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen. Beschrijvende analyse

INHOUDSTAFEL 1. KERNCIJFERS GEOGRAFISCHE TELLING OP 31 DECEMBER

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2012

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2011

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Spotlight. Een onderwerp telkens beknopt uitgelicht. 1 Inleiding. 3 Resultaten. 3.1 Gewest en jaar. 2 Methodologie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Een overzicht per entiteit van de kinderbijslag voor kinderen met een aandoening.

Meeruitgaven in 2005 t.o.v voor vrouwelijke 60-plussers als gevolg van de pensioenhervorming in 1996

FOCUS Analyse van de evolutie van het aantal kinderen per leeftijd. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

DE STATISTISCHE REEKSEN HET STELSEL VAN DE KINDERBIJSLAG BIJ DE ZELFSTANDIGEN

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN 1ste SEMESTER 2015

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Sectorfoto PSC

Aandeel van de gerechtigden op wachten overbruggingsuitkeringen. volledige werkloosheid - analyse volgens arrondissement

De jonge uitkeringstrekkers ten laste van de RVA

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

PERSBERICHT Brussel, 26 juni 2015

Betreft: Toepassing van artikel 44bis KBW ingeval van plaatsing van het kind met een beschermd recht

Brussels Observatorium voor de Werkgelegenheid

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG

Gezinsbijslag in 15 vragen

BAREMA VAN DE KINDERBIJSLAG 2017/1

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2013

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN TWEEDE HALFJAAR 2012

FOCUS Typegezinnen in de kinderbijslag: kenmerken, evoluties en bedragen. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Een terugblik op vijf decennia

Samenvatting van de IMA-studie. Sociaaleconomisch profiel en zorgconsumptie van personen in primaire arbeidsongeschiktheid

FOCUS De maandelijkse kinderbijslag per kind in het kinderbijslagstelsel voor werknemers. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

De vrouwen hebben dan ook een grotere kans op werkloosheid (0,39) dan de mannen uit de onderzoekspopulatie (0,29).

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

FOCUS De kinderbijslag voor invalide rechthebbenden. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

De kinderen in België zonder Belgische kinderbijslag

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

DE KINDERBIJSLAG IN DE OVERHEIDSSECTOR. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

FOCUS De toeslag voor gehandicapten in het kinderbijslagstelsel voor werknemers - kenmerken en evoluties

DEMOGRAFISCHE EN FINANCIËLE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2011

Evolutie van het aantal alleenwonenden in de volledige werkloosheid

FOCUS : TOEKENNINGSDUUR

Departement Controle. Betreft: Eenoudergezinnen - Verhoging van de maandelijkse toeslag - Verhoging van de inkomensgrens

Tabel 2.1 Overzicht van de situatie op de arbeidsmarkt van de onderzochte personen op 30/06/97. Deelpopulatie 1996

Verdere evolutie van de geharmoniseerde werkloosheid in ruime zin

PERSBERICHT Brussel, 25 juni 2013

DE BUITEN HET RIJK OPGEVOEDE KINDEREN. Tellingen Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Trierstraat BRUSSEL

NOTARISBAROMETER VASTGOED AAN DE KUST OVERZICHT

Stijging van het aantal werkzoekende uitkeringsgerechtigde volledig werklozen maar eerste daling bij de jongeren onder 25 jaar

Vlaanderen is sinds de zesde staatshervorming bevoegd voor de kinderbijslag.

Studies. De werkloze vrijwillig deeltijdse werknemer: een profiel

De Oost-Vlaamse arbeidszorgmedewerker in beeld September Data & Analyse, Provincie Oost-Vlaanderen

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

PERSBERICHT Brussel, 25 maart 2014

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

«Bestaat er een verband tussen de leeftijd van de werkloze en de werkloosheidsduur?» (2 de deel)

Impact van de activeringsmaatregelen op de tewerkstelling van werknemers met een buitenlandse nationaliteit

De honden en katten van de Belgen

FOCUS HET STELSEL VAN DE GEWAARBORGDE GEZINSBIJSLAG. Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

DEMOGRAFISCHE STATISTIEKEN EERSTE HALFJAAR 2014

Evolutie van het arbeidsongevallenrisico in de privésector in België tussen 1985 en 2013

Werkloosheidscijfers Tijdelijke werkloosheid Faillissementen

PERSBERICHT Brussel, 28 maart 2013

EVOLUTIE VAN DE MARKT

De positie van de Vlaamse kust op de Belgische reismarkt

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

Bijlage bij bericht 6 H-HR/ e bijvoegsel bij ARPS-Bundel 522. Uitreiking: typelijst 25/003

Situatie van de kinderbijslag aan de vooravond van de splitsing. RKW - Studiedag 29 maart 2012

PERSBERICHT Brussel, 20 december 2013

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers

Rijksdienst voor kinderbijslag voor werknemers

Transcriptie:

De statistiek per kinderbijslagfonds Tellingen 2007

Verantwoordelijke uitgever: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers Voor inlichtingen: Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers, Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) Departement Ondersteuning Research en Financiën Trierstraat 70-0 Brussel www.rkw.be of www.kinderbijslag.be Bijkomende exemplaren kunnen op aanvraag verkregen worden. Deze gegevens mogen enkel worden overgenomen met vermelding van de bron.

INHOUDSTAFEL Inleiding... 4 1. Methodologie... 5 1.1. Algemeen... 5 1.2. Een beperkt aantal karakteristieke parameters... 5 2. Typologie op basis van de grootte van het kinderbijslagfonds... 8 2.1. Volgens het aantal rechthebbenden... 8 2.2. Grootte volgens het aantal aangesloten werkgevers... 10 2.2.1. Aantal aangesloten werkgevers... 10 2.2.3. Aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever... 13 2.3. Grootte op basis van het aantal rechtgevende kinderen... 14 2.3.1. Situatie op 31 december 2006... 14 2.3.2. Evolutie sinds 1996... 18 2.3.2.1. Evolutie in percentages...18 2.3.2.2. Evolutie in absolute cijfers...20 3. Typologie van de kinderbijslagfondsen op basis van de schaalcategorie... 21 3.1. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal art. 42bis... 21 3.2. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal van art. 50bis... 23 3.3. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal van art. 50ter... 23 3.4. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal van art. 40... 24 3.4.1. Kinderbijslag met of zonder tegenwaarde... 25 3.4.1.1. Kinderbijslag met tegenwaarde...25 3.4.1.2. Kinderbijslag zonder tegenwaarde...27 3.4.1.3. Specifieke profielen...29 4. Typologie van de kinderbijslagfondsen op basis van de leeftijd van de rechtgevende kinderen... 30 4.1. De rechtgevende kinderen ouder dan 25 jaar... 31 5. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens de gezinsgrootte... 32 6. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens de geboortes... 34 7. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens de betaling in de verschillende gewesten... 35 7.1. Algemeen profiel van de fondsen volgens het percentage rechtgevende kinderen per gewest... 35 7.2. Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Vlaamse gewest... 36 7.3. Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Waalse gewest... 37 7.4. Aandeel rechtgevende kinderen per fonds in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest... 38 8. Enkele beknopte financiële gegevens per kinderbijslagfonds... 39 9. Typologie per kinderbijslagfonds: overzichtstabellen... 42 Besluit... 45 3

Inleiding De kinderbijslagsector voor werknemers is een belangrijke sector in België. Jaarlijks bedienen 25 betaalinstellingen 1,2 miljoen gezinnen. Uitgedrukt in FTE 1 zijn bijna 2.000 mensen in België dagdagelijks bezig met de kinderbijslag. Hiervan werkt iets meer dan de helft bij de vrije kinderbijslagfondsen en de andere helft bij de Rijksdienst waar naast de grootste betalingsdienst 2 van België ook de ondersteunende/regulerende diensten gevestigd zijn. Naar jaarlijkse gewoonte publiceert de Rijksdienst een statistisch profiel van alle verschillende kinderbijslagfondsen. In deze editie zullen de fondsen net zoals vorig jaar gecategoriseerd worden aan de hand van indicatoren. De methodologie blijft ongewijzigd t.o.v. de voorgaande jaren. Het hoofddoel van de statistieken per kinderbijslagfonds is een typologie op te maken per fonds aan de hand van een aantal socioprofessionele, demografische en geografische parameters (cf. schema 1 op p. 5) en de aandacht te vestigen op de markantste vaststellingen. De kinderbijslagfondsen worden met elkaar vergeleken en op basis van de resultaten ingedeeld in groepen. De studie steunt op de halfjaarlijkse en jaarlijkse demografische en geografische statistische gegevens die de kinderbijslagfondsen aan de Rijksdienst meedelen. Deze studie analyseert de gegevens van 31 december 2006. De desbetreffende bestanden zijn die van de kinderbijslagregeling voor werknemers, hierna afgekort 'de werknemersregeling' of gewoonweg 'het. De bestanden van de regeling van de gewaarborgde gezinsbijslag, van die voor zelfstandigen en van die voor de overheidssector en de derde instellingen, zijn niet in de cijfers opgenomen. Dit jaar komt er ook een beknopt luik bij met een aantal financiële gegevens van de verschillende kinderbijslagfondsen. Hiermee kan dan bijvoorbeeld de gemiddelde kostprijs van een rechtgevend kind of een gezin worden berekend per kinderbijslagfonds. Het aal aantal indicatoren per kinderbijslagfonds zal dus uitgebreid worden met enkele financiële parameters. Bij de studie zijn twee bijlagen gevoegd. De eerste bevat per kinderbijslagfonds een fiche met gegevens over hun bestanden ('fact sheet') aangevuld met negen grafieken die de verschillende fondsen vergelijken met de globale werknemersregeling uitgaande van een aantal belangrijke parameters. De fact sheets vergelijken ook de evolutie van elk fonds met de evolutie van de regeling, van 1996 2006. In de tweede bijlage worden de beschikbare cijfers synoptisch gegroepeerd. 1 Fte staat voor fulltime-equivalent. Het is een rekeneenheid waarmee de omvang van een functie of de personeelssterkte kan worden uitgedrukt. Eén fte is een volledige werkweek. Een functie van 0,6 fte bijvoorbeeld is uitgaande van een werkweek van 38 uur een functie van 0,6 x 38 uur = 22,8 uur 2 De RKW betaalt niet enkel voor dossiers in de werknemerssector maar ook voor dossiers in de overheidssector. 4

1. Methodologie 1.1. Algemeen De kinderbijslagregeling voor werknemers telde in 2006 25 verschillende betaalinstellingen, namelijk 21 vrije kinderbijslagfondsen 3, 2 bijzondere kinderbijslagfondsen 4, de RKW en de NMBS, die bij de Rijksdienst aangesloten is, maar machtiging heeft gekregen om zelf de kinderbijslag te betalen aan haar actieve personeelsleden. In vergelijking vorig jaar zijn er twee fondsen minder, aangezien fonds 17 werd overgenomen door fonds 13 en fonds 36 door fonds 35. In deze studie komen al deze 25 fondsen aan bod en wordt per betaalinstelling een gedetailleerd overzicht gegeven. Deze studie schetst een profiel van elke betaalinstelling op basis van de hierna beschreven parameters. 1.2. Een beperkt aantal karakteristieke parameters De typologie van de betaalinstellingen steunt op 7 karakteristieke parameters, verdeeld over 4 groepen: socioprofessionele, demografische, geografische en financiële gegevens (schema 1 hierna). De globale resultaten van de typologie worden op het einde van de studie samengebracht in een synoptische tabel. Schema 1 : Typologie per kinderbijslagfonds aan de hand van 7 parameters 3 Dat zijn kinderbijslagfondsen waarbij werkgevers zich naar eigen keuze kunnen aansluiten. 4 Bij die twee fondsen moeten alle werkgevers van de binnenscheepvaartsector en van de bedrijven voor het lossen en laden in havens en aan losplaatsen zich aansluiten. 5

Socio-professionele parameters: Grootte van het fonds Deze variabele meet de grootte van het fonds op basis van het aantal rechthebbenden 5, aangesloten werkgevers en rechtgevende kinderen op 31 december 2006. Via deze variabelen kunnen we dus weten hoeveel dossiers elk fonds behandelt, zodat het als 'groot', 'gemiddeld' of 'klein' kinderbijslagfonds gerangschikt kan worden op basis van de bestanden van elke categorie die het telde op 31 december 2006. Schaalcategorieën Het vertrekpunt voor deze variabele is het percentage rechtgevende kinderen per fonds in de volgende schaalcategorieën: art. 40 (gewone schaal), art. 42bis (kinderbijslagtoeslag voor langdurig werklozen en gepensioneerden), art. 50ter (kinderbijslagtoeslag voor invaliden) en artikel 50bis (verhoogde kinderbijslag voor wezen). De studie bekijkt ook de ontwikkeling van de fondsen tussen 1996 en 2006 wat betreft de rechtgevende kinderen van alle categorieën samen en per schaalcategorie. Ten slotte wordt de kinderbijslag geanalyseerd die toegekend is op een andere basis dan arbeid. Dat onderzoek is interessant vanuit het perspectief van de financiering van de regeling: het toont per fonds het percentage kinderen waarvoor kinderbijslag betaald wordt zonder dat daar socialezekerheidsbijdragen tegenover staan. Demografische parameters: Gezinsgrootte Aan de hand van het aantal kinderen per bijslagtrekkende kan een overzicht gemaakt worden van de gezinsgrootte per kinderbijslagfonds. Het is dus mogelijk vast te stellen of een fonds vooral grote dan wel kleine gezinnen telt. Leeftijd van de rechtgevende kinderen Deze variabele toont per kinderbijslagfonds hoe de kinderen over de leeftijdsgroepen verdeeld zijn op basis van het percentage rechtgevende kinderen van 18 jaar of ouder. Er is voor die leeftijd gekozen omdat die de grens vormt en met wanneer het recht op 5 Kinderbijslagdossiers worden geopend per rechthebbende. 6

kinderbijslag onvoorwaardelijk is 6. Boven de 18 moeten kinderen aan bepaalde voorwaarden voldoen om nog recht te hebben op kinderbijslag (doorstuderen, een leerovereenkomst, enz.) Geboorten Deze variabele drukt de verhouding uit tussen het aantal geboorten en het ale aantal bijslagtrekkenden van elk fonds, zodat blijkt of het fonds naar verhouding veel of weinig geboorten telt. Geografische parameter: Geografische spreiding Deze parameter toont het aandeel van elk fonds in de verschillende gewesten. De volgende aanduidingen worden gebruikt: C (Caisse): fonds dat hoofdzakelijk in het Waalse Gewest kinderbijslag betaalt F (Fonds): fonds dat hoofdzakelijk in het Vlaamse Gewest kinderbijslag betaalt C/F: fonds dat in het Vlaamse gewest, in het Waalse Gewest en voor een aanzienlijk deel in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kinderbijslag betaalt. Die onderverdeling is gemaakt op basis van het percentage rechtgevende kinderen per fonds en per gewest. Financiële parameter: De financiële parameter geeft weer hoeveel kinderbijslag een fonds in 2006 heeft uitbetaald. Er zal gewerkt worden met de werkelijke uitgaven die zullen bekomen worden door de onverschuldigde van de verschuldigde betalingen af te trekken. Op basis van deze gegevens kan dan per fonds de gemiddelde uitbetaalde bijslag per kind en per gezin worden berekend. 6 Het recht op kinderbijslag loopt van rechtswege door 31 augustus van het jaar waarin het kind 18 wordt. 7

2. Typologie op basis van de grootte van het kinderbijslagfonds 2.1. Volgens het aantal rechthebbenden Omdat de kinderbijslagdossiers op naam zijn van de rechthebbende, wordt de grootte van de fondsen gemeten aan de hand van het aantal rechthebbenden, die representatief zijn voor het aantal behandelde dossiers. Op 31 december 2006 telden de drie kleinste fondsen, F83, C/F79 en C62, respectievelijk 368, 1.752 en 1.933 rechthebbenden. De grootste drie fondsen, C/F39, F19 en de RKW, telden respectievelijk 153.866, 132.268 en 130.719 rechthebbenden (cf. grafiek 1 p. 9). Uit schema 2 hierna blijkt dat 15 van de 25 fondsen minder dan 19.500 rechthebbenden telden. De grootste vijf fondsen, C/F13, F19, C/F39, F43 en de RKW telden samen 633.197 rechthebbenden (59,81 %). De kleinste 15 fondsen telden samen maar 134.643 (12,72 %) rechthebbenden. De dossiers zijn dus sterk geconcentreerd bij de grote fondsen. Schema 2 : Typologie per kinderbijslagfonds op basis van het aantal rechthebbenden Bepaalde tussenwaarden komen in dit schema niet voor omdat geen enkel fonds eraan beantwoordt. Er is bijvoorbeeld geen fonds dat tussen de 19.500 en de 41.000 rechthebbenden telt. 8

Grafiek 1: Aantal rechthebbenden per kinderbijslagfonds situatie op 31 december 2006 9 368 1.752 1.933 5.474 5.889 6.729 7.027 7.565 8.684 10.380 14.229 14.749 14.899 15.521 19.444 41.332 46.636 48.658 76.677 77.605 104.342 112.002 130.719 132.268 153.866 C/F13 RKW F19 C/F39 F43 C/F2 C/F32 F3 160.000 140.000.000.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 F83 C/F79 C62 F80 F47 C70 F77 F78 C1 C24 F34 C10 NMBS C9 C/F53 C41 F35

2.2. Grootte volgens het aantal aangesloten werkgevers 2.2.1. Aantal aangesloten werkgevers Grafiek 2 op de volgende pagina geeft een overzicht van het aantal aangesloten werkgevers per kinderbijslagfonds. De 3 fondsen met het hoogste aantal aangeslotenen zijn de RKW (49.503), F19 (29.993) en C/F39 (26.150). Opgemerkt moet worden dat de RKW geen actief rekruteringsbeleid voert ten aanzien van de werkgevers. Bepaalde werkgevers (bijvoorbeeld de Horecasector en de thuisarbeiders) zijn van rechtswege bij de RKW aangesloten. Daarnaast zijn er de werkgevers die zich niet binnen 90 dagen na het begin van hun activiteit bij een van de vrije fondsen aansluiten (art. 34 KBW), in dit geval worden deze automatisch bij de RKW aangesloten. Het aantal aangeslotenen bij de RKW kent grote schommelingen, de instroom van aangeslotenen betrof 10.842 nieuw aangesloten werkgevers waarvan er slechts 2 voorheen bij een ander fonds waren aangesloten. De uitstroom was ongeveer even groot en bedroeg 10.066 aangesloten werkgevers die in 2006 niet meer aangesloten waren bij de RKW. Het kleinste aantal aangesloten werkgevers hebben de fondsen F83, F80, C62 en C70. Ook op basis van het aantal rechthebbenden zijn dit de kleinste fondsen. Uit de vergelijking van de grafieken 1, 2 en 4 blijkt dat een aantal fondsen naar verhouding ofwel een groter aantal aangeslotenen hebben dan rechthebbenden en rechtgevende kinderen (bijvoorbeeld C/F79) ofwel een kleiner aantal (bijvoorbeeld C/F13 et F80). De beoordeling van de grootte van het fonds op basis van het aantal aangeslotenen moet dus met omzichtigheid gebeuren. Het is namelijk niet omdat een fonds veel aangesloten werkgevers telt dat het ook veel rechthebbenden en rechtgevende kinderen heeft. Die problematiek wordt verder behandeld in punt 2.2.3. Over de aliteit van de fondsen is het aantal nieuw aangesloten werkgevers gestegen van 234.227 in 2005 naar 237.709 in 2006, een stijging van 1,49 procent. Dit betreft een toename van nieuw aangeslotenen voor bedrijven met onderworpen werknemers. Ook als de werknemers in die bedrijven geen kinderen hebben dienen ze dus bij een kinderbijslagfonds aangesloten te zijn. In realiteit is deze toename de optelsom van het aantal nieuw aangesloten onderworpenen en het aantal onderworpenen dat in vergelijking vorig jaar niet meer in het Nationaal Repertorium van de Werkgevers (NRW) voorkomt. Het aantal nieuwe bedrijven in België steeg echter veel sterker. Volgens een studie van Graydon 7 kwamen er in 2006 63.166 nieuwe bedrijven (vzw s niet 7 Graydon, 2006: Record aantal nieuwe bedrijven opgericht, persbericht 29 december 2006, http://www.graydon.be 10

meegerekend) bij in België, terwijl er 7.692 failliet gingen. De toename is echter vooral te wijten aan een toename van éénmanszaken zoals snackbars en restaurants. In de ale groep nieuwe bedrijven zijn uiteraard ook heel wat bedrijven zonder personeel, vandaar dat de toename van nieuwe aangeslotenen in de sector van de kinderbijslag voor werknemers beduidend lager is. Grafiek 2: Aantal aangeslotenen per kinderbijslagfonds situatie op 31 december 2006 50.000 40.000 30.000 20.000 10.000 0 F83 F80 C62 C70 F47 C10 C9 C1 F78 C/F79 C24 C/F13 F34 F77 C/F53 2.2.2. Bewegingen van werkgevers tussen kinderbijslagfondsen F3 C41 C/F2 F43 F35 C/F32 C/F39 F19 RKW De statistiek van de aangesloten werkgevers laat ook toe om de bewegingen van de aangeslotenen tussen de verschillende fondsen te analyseren. Grafiek 3 op volgende pagina toont aan dat de kleine fondsen bijna geen nieuwe aangeslotenen meer aantrekken en ook geen aangeslotenen van andere fondsen overnemen. De RKW telt zoals reeds vermeld het grootste aantal nieuwe werkgevers van alle fondsen maar slechts 2 zijn hierbij overgekomen vanuit een ander fonds. Wat nieuwe aansluitingen betreft is fonds 19 de koploper gevolgd door fonds 32, 43 en fonds 35. 11

Grafiek 3: Aantal nieuwe aangeslotenen per kinderbijslagfonds situatie op 31 december 2006 12.000 10.000 8.000 van andere werkgevers nieuwe werkgevers 6.000 4.000 0 36 F8070 1 34 79 24 9 F8378 47 10 62 53 3 2 13 77 RKW 19 32 43 35 41 39 2.000 De interne bewegingen van de aangeslotenen tussen de verschillende fondsen worden in onderstaande grafiek 4 weergegeven. In aal waren er 2.930 aangeslotenen die onderling tussen de verschillende fondsen migreerden. De fondsen die op deze manier in absolute termen de grootste toename realiseerden waren fonds 43 en fonds 19. Op het niveau van de fondsen is de toename door nieuwe werkgevers echter veel groter dan door migraties tussen de fondsen. Maar de migratie van één grote aangeslotene met veel werknemers is natuurlijk veel significanter dan de toename met een aantal kleine nieuwe werkgevers. Grafiek 4: Beweging aangeslotenen tussen de fondsen situatie op 31 december 2006 500 450 400 350 300 250 200 150 50 0 F 36 C 62 F 80 F 83 C/F 79 RKW C 10 F 47 F 78 C 70 C 9 C 24 F 77 F 34 C/F 13 C 1 C/F 53 F 35 C 41 C/F 39 C/F 2 C/F 32 F 3 F 19 F 43 12

2.2.3. Gemiddeld aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever Op 31 december 2006 bedroeg het gemiddelde aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene voor alle kinderbijslagfondsen samen 4,45. Grafiek 5 toont duidelijk de zeer grote variaties tussen de kinderbijslagfondsen wat betreft het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene. Het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene varieert van 1,11 (C/F79) 47,32 (C/F 13). Het aantal bijslagtrekkenden per aangeslotene wordt bepaald door de grootte van de werkgevers (afhankelijk van de sector) die bij een kinderbijslagfonds aangesloten zijn. Het lage cijfer voor RKW (2,64 per aangeslotene) is te verklaren door het grote aantal aangesloten werkgevers uit de Horecasector (die veel werkgevers telt met een klein aantal personeelsleden). Grafiek 5: Aantal bijslagtrekkenden per aangesloten werkgever situatie op 31.12.2006 50,00 45,00 40,00 35,00 30,00 Deze lijn stelt het gemiddelde van het voor. 25,00 20,00 15,00 10,00 5,00 0,00 C/F79 F83 F77 F35 C/F53 RKW C41 C1 C/F32 F3 F19 C/F2 F34 F43 C/F39 C24 F78 F47 C62 C9 C10 C70 F80 C/F13 13

Een gelijkaardige redenering is ook voor C/F79 8 (1,11 bijslagtrekkenden per aangeslotene) van toepassing. Dit fonds heeft een specifieke categorie van aangeslotenen (notarissen, politieke mandatarissen en vrije beroepen), die meestal werkgevers zijn met een beperkt aantal personeelsleden. Bij andere fondsen is de situatie omgekeerd. Voor C9 en C10 is het duidelijk dat zij niettegenstaande een spectaculaire daling van het aantal bijslagtrekkenden en aangeslotenen tussen 1996 et 2006 (cf. bijlage I, pp. 4 en 5) nog een aantal 'grote' werkgevers onder hun aangeslotenen tellen. 2.3. Grootte op basis van het aantal rechtgevende kinderen 2.3.1. Situatie op 31 december 2006 In grafiek 6 op pag. 16 worden de fondsen gerangschikt in stijgende orde op basis van het aantal rechtgevende kinderen. De kleinste drie fondsen, F83, C/F79 en C62, tellen respectievelijk 597, 3.101 en 3.535 kinderen. De grootste vier, C/F39, F19, de RKW en C/F13, tellen er respectievelijk 277.031, 241.563, 231.790 en 198.390. Samen tellen deze vier fondsen 50,19 % van alle rechtgevende kinderen. De grootste vier fondsen tellen: 50,19% van de rechtgevende kinderen 49,95% van de rechthebbenden De kleinste vijftien fondsen tellen: 12,28% van de rechtgevende kinderen 12,72% van de rechthebbenden Dat leidt het besluit dat het merendeel van de rechtgevende kinderen en de rechthebbenden geconcentreerd zijn bij een aantal grote kinderbijslagfondsen. De concentratie van dossiers heeft zich in 2006 trouwens verdergezet. Vorig jaar telden de vier grootste fondsen respectievelijk 49,40 8 Gezinsvergoedingenkas voor Notarissen, Politieke Mandatarissen en vrije Beroepen 14

procent van de dossiers, in 2006 is dit toegenomen 50,19 procent. Daarnaast is de rangorde van de 4 grootste fondsen in 2006 gewijzigd. Vorig jaar was fonds 43 het op drie na grootste fonds, in 2006 is dit het fonds 13 geworden. Door de fusie van fonds 17 en 13 is er een nieuw fonds met meer dan.000 rechthebbenden bijgekomen. Hierdoor is de concentratie van de dossiers bij de vijf grootste fondsen toegenomen. 15

Grafiek 6: Aantal rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december 2006 16 597 3.101 3.535 9.089 10.495 11.483 12.148 13.404 16.068 17.897 24.303 24.637 25.329 25.943 34.048 74.327 81.567 85.714 138.474 141.824 187.676 198.390 231.790 241.563 277.031 C/F13 RKW F19 C/F39 F3 C/F32 C/F2 F43 300.000 250.000 200.000 150.0 0 0 10 0.0 0 0 50.000 F83 C/F79 C62 F80 F47 C70 F77 0 F78 C1 C24 NMBS C10 F34 C9 C/F53 C41 F35

Tussen 31 december 2005 en 2006 is het ale aantal rechtgevende kinderen in de regeling gestegen met 15.148 eenheden of 0,81 %. Zoals blijkt uit grafiek 7 hierna kenden F43, C/F32 en de RKW de sterkste stijgingen in absolute cijfers in een jaar tijd. Omgekeerd kennen C/F13, C10 en de NMBS de grootste dalingen in absolute cijfers in een jaar tijd. Grafiek 7: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen tussen 31.12.2005 en 31.12.2006 16.000 14.000 12.000 Deze lijn stelt de verhoging in het voor. 10.000 8.000 6.000 4.000 2.000 - -2.000-4.000-6.000 C/F13 NMBS C10 C9 C24 C/F39 C70 F34 F83 C/F79 C62 F77 F78 C1 F80 F47 F35 F19 C41 F3 C/F53 C/F2 RKW C/F32 F43 Stelsel Wat de relatieve groei (in percentages) betreft, zien we enkele verschillen in de rangschikking van de fondsen ten opzichte van de ontwikkeling in absolute cijfers. Zo kent de RKW een groei van 2,02% en fonds C/F53 de sterkste groei (+ 7,96%). 17

2.3.2. Evolutie sinds 1996 2.3.2.1. Evolutie in percentages Grafiek 8 hierna toont de evolutie van de rechtgevende kinderen tussen 1996 en 2006, uitgedrukt in percentages. De grafiek laat vier vrij omvangrijke dalingen zien, nl. de fondsen F83 (-45,73%), de NMBS (-44,70 %), C10 (-40,64 %) en C9 (-40,24%), en vier opvallende stijgingen, nl. de fondsen C/F53, F43, C/F79 en de RKW. Het gaat hier wel om relatieve percentages: in absolute cijfers is de evolutie van sommige kleine fondsen minder belangrijk (zie verder grafiek 9, p.20). Wat betreft de sterkste stijgingen, toont de grafiek hieronder de spectaculaire vooruitgang van fonds 53 (HDP), dat toenam met maar liefst 183%. De toename van het fonds HDP komt voornamelijk doordat het fonds, dat in 1996 nog Nationale Verrekenkas voor Kinderbijslag der Arbeiders van België heette, opgenomen werd in de sociale verzekeringsgroep HDP, die een zeer actief wervingsbeleid voert. Ook de RKW registreerde een vrij sterke toename (+ 26,02%), die voornamelijk het gevolg is van een aangroei van sommige categorieën van rechtgevende kinderen op verhoogde kinderbijslag (zie verder). Grafiek 8: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds (in percentages) verschil tussen 31.12.1996 en 31.12.2006 200,00% 150,00%,00% Stijgingspercentage in het 50,00% 0,00% -50,00% F83 NMBS C10 C9 C/F13 C70 F34 C24 C/F39 F78 F80 F3 Stelsel F35 F19 C62 C/F2 C1 F77 F47 C41 C/F32 RKW C/F79 F43 C/F53 18

Volgens deze grafiek kunnen de fondsen onderverdeeld worden in vijf groepen: + + + sterke daling: C9, C10, F83 en NMBS matige daling: C/F13, C24, F34, C/F39 en C70 vrijwel status quo: F3, F19, F35, C62, F78, en F80 matige stijging: C1, C/F2, C/F32, C41, F47, F77 en RKW sterke stijging: F43, C/F53 en F79 Als het aantal kinderen bij een fonds sterk toegenomen is, komt dat vaak doordat het fonds aangeslotenen bij andere fondsen terugwint of nieuwe aangeslotenen aantrekt. Er bestaan echter nog geen gedetailleerde gegevens over het aantal dossiers, dat overgaat van een fonds naar een ander. Er wordt echter reeds jaren vastgesteld dat er een convergerende tendens is van een groot aantal kleine fondsen naar een beperkt aantal grote fondsen. De fusie van een sociaal secretariaat en een kinderbijslagfonds een enkele organisatie biedt immers schaalvoordelen en is interessant voor vele werkgevers. 19

2.3.2.2. Evolutie in absolute cijfers Gezien de verschillende grootte van de fondsen, is een analyse van de stijgings- en dalingspercentages niet genoeg om een precies beeld te geven van de evolutie van een fonds. Grafiek 9 hierna tekent de evolutie in absolute cijfers. In grafiek 8, net als in grafiek 9, werd de evolutie van het werknemers in zijn geheel aangeduid in het geel. Relatief gezien registreerde het kinderbijslag voor werknemers een toename van 3,47% tussen 1996 en 2006, dit komt overeen met een toename van 63.315 rechtgevende kinderen. Grafiek 9: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds verschil tussen 31.12.1996 en 31.12.2006 80.000 60.000 Dit stelt de stijging in het voor 40.000 20.000 - -20.000 C/F13 C/F39-40.000-60.000 NMBS C9 C10 F34 C24 C70 F78 F83 F80 C62 F3 C/F79 F47 F77 C1 F35 F19 C41 C/F2 C/F53 C/F32 RKW Stelsel F43 Fonds F43 (Kinderbijslagfonds Xerius), dat deel uitmaakt van een sociale verzekeringsgroep, noteerde een stijging van 72.187 rechtgevende kinderen in de periode 1996-2006. Ook de RKW registreerde een sterke toename met 47.760 rechtgevende kinderen. Bij de fondsen C/F53 en C/F32 was er ook een sterke toename in absolute aantallen. Bij F19,C41 en C/F2 werd een matige toename vastgesteld. 20

Fondsen C/F13 en C/F39 incasseren de sterkste dalingen in absolute cijfers: respectievelijk 55.822 en 38.902 rechtgevende kinderen minder. Ondanks de sterke daling in absolute cijfers bij fonds C/F 39 (Partena), blijft dat fonds het grootste in het kinderbijslag voor werknemers (zie grafiek 1, p. 9). 3. Typologie van de kinderbijslagfondsen op basis van de schaalcategorie In de kinderbijslagregeling worden vier belangrijke schalen onderscheiden: -art. 42bis (verhoogde schaal voor langdurig werklozen en gepensioneerden) -art. 50bis (wezenbijslag) -art. 50ter (verhoogde schaal voor invaliden) -art. 40 (gewone schaal) Deze schalen zijn belangrijk omdat hieraan ook budgettaire consequenties verbonden zijn. Hoe meer kinderen in de verhoogde schaal hoe hoger de gemiddelde uitgave zal zijn. In dit luik wordt de evolutie van de kinderen per fonds in de verschillende schalen besproken. Daarnaast wordt ook besproken voor hoeveel kinderen in de werknemersregeling kinderbijslag zonder tegenwaarde wordt uitbetaald. Dit zijn alle kinderen die niet voorkomen in de categorie arbeidsprestaties (zie infra). De analyse van de evolutie van het aantal rechtgevende kinderen per schaalcategorie sinds 1996 houdt rekening met de verschillende fusies tussen de fondsen. De cijfers groeperen de aantallen van de gefusioneerde fondsen voor de fusie plaatsvond (voor een overzicht van de fusies, zie bijlage II, p.62). Dat wil zeggen dat als twee fondsen bijvoorbeeld fusioneerden in 2006, hun respectieve aantallen voor de voorgaande jaren samengeteld werden ( 1996). De gegevensfiches in bijlage I geven per fonds een gedetailleerd overzicht van de evolutie tussen 1996 en 2006 voor de volgende variabelen: aangeslotenen, rechtgevende kinderen en bijslagtrekkende gezinnen (grafieken E, F, G, H en I). 3.1. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal art. 42bis Grafiek 10 geeft de stijgende tendens weer van het aantal kinderen dat recht geeft op de schaal art. 42bis (langdurig werklozen en gepensioneerden) in het voor werknemers. De toename sinds 1996 van het aantal kinderen dat recht geeft op de schaal art.42bis (+ 25.702) is grotendeels het gevolg van de grote stijging bij de RKW (+25.588). Geen enkel ander fonds registreert een 21

dergelijke stijging. De sterke stijging in absolute cijfers bij de RKW bevestigt het atypische profiel dat de Rijksdienst sinds lange tijd kenmerkt. In de derde Focusstudie van het dienstjaar 2007 ( Doc BC 14 van 2 oktober 2007) werd trouwens de evolutie van het aantal werklozen in detail bestudeerd. Voor het eerst sinds jaren is het aantal kinderen in de schaal art.42bis gedaald van 233.809 in 2005 naar 222.842 in 2006 (zie bijlage II, p.71). Dit komt neer op een daling van 4,69 procent. Maar ten opzichte van 2004 is de werkloosheid nauwelijks gedaald. Uit de voorlopige statistieken van juni 2007 blijkt echter wel dat de daling van het aantal dossiers art.42bis zich lijkt verder te zetten en er dus sprake kan zijn van een kentering in de toename van het aantal dossiers, die in de laatste twee decennia werd vastgesteld. Grafiek 10: Evolutie van het aantal kinderen rechtgevend op de schaal van art. 42bis - verschil tussen 31.12.1996 en 31.12.2006 27.000 23.000 19.000 Dit stelt de stijging in het voor 15.000 11.000 7.000 3.000-1.000-5.000 C/F13 C10 C/F2 C9 C/F39 F3 C70 C24 F80 F34 F47 F77 F83 NMBS C62 C/F79 F78 F35 F19 C1 F43 C/F53 C41 C/F32 RKW Stelsel 22

3.2. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal van art. 50bis De categorie van de wezen daalde met 6,61% in het gehele (- 2.275), het betreft hier enkel de wezen van minder dan 25 jaar. Uit de grafiek blijkt dat die daling zich vooral manifesteert bij de fondsen C/F13 (-28,85%), CF39 (-12,70%), C10 (-49,60%) en C9 (-49,78%). Bij de stijgers onthouden we vooral de RKW (+ 26,64%), C/F 53 ( + 38,37%), F 43 (+ 26,86%) en C/F 32 (+13,36%). In tegenstelling de toename van het aantal kinderen in het werknemers kent het aantal wezen een dalende tendens. Grafiek 11: Evolutie van het aantal kinderen rechtgevend op de schaal van art. 50bis verschil tussen 31.12.1996 en 31.12.2006 1.000 500 0-500 -1.000-1.500-2.000-2.500-3.000 C/F13 C/F39 C10 C9 F3 Dit stelt de daling in het voor C/F2 F35 C24 C70 F34 F80 F47 F77 F83 SNCB C/F79 F78 C62 3.3. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal van art. 50ter C1 C/F53 C41 F19 C/F32 F43 RKW Het kende een belangrijke toename (+ 11,02%) van het aantal kinderen van invalide rechthebbenden die recht geven op de verhoogde kinderbijslag volgens art. 50ter. Achter die toename schuilen echter sterke verschillen van fonds fonds. Grafiek 12 hierna toont aan dat de fondsen F3 en C10 de sterkste dalingen noteren (respectievelijk -3.649 (-49,4%) en -2.890 (-68,6%) rechtgevende kinderen. De RKW vertoont de grootste stijging: + 7.176 kinderen (+59,9%). 23

Grafiek 12: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen op de schaal van art. 50ter verschil tussen 31.12.1996 en 31.12.2006 8000 7000 6000 5000 4000 3000 2000 0 0-0 -2000-3000 -4000-5000 F3 C10 C/F13 C9 C/F2 C24 C70 F80 F83 NMBS C/F79 F47 C62 F77 F78 Dit stelt de stijging in het voor C1 F34 F35 C/F53 3.4. Evolutie van de rechtgevende kinderen schaal van art. 40 C41 C/F39 F43 C/F32 F19 Stelsel RKW Art. 40 omvat de kinderen die recht geven op kinderbijslag in de gewone schaal. Het gaat vooral om kinderbijslag betaald aan actieve werknemers. Toch vallen onder de benaming "gewone schaal" ook de kinderen van werklozen, gepensioneerden en invaliden voor wie de voorwaarden voor een sociale toeslag niet vervuld zijn. De resultaten in de volgende paragraaf zijn globale resultaten. Hierna wordt een onderscheid gemaakt tussen kinderbijslag met tegenwaarde en kinderbijslag zonder tegenwaarde. 9 Uit grafiek 13 hieronder blijkt dat C/F2 (Groupe S), C/F32 (Securex) en C/F53 (HDP) de grootste stijgingen noteren. De absolute leider is evenwel fonds F43 (Xerius) met een stijging van 68.337 rechtgevenden. Die fondsen behoren allen een groep die de klanten een globaal verzekeringspakket biedt, met uitzondering van de RKW, waar het aantal kinderen die recht geven op de schaal van art. 40 ook toeneemt. Partena (C/F 39) daarentegen (het grootste fonds van het, dat deel uitmaakt van de grootste socialeverzekeringsgroep in België) registreert in de 9 Actieve werknemers krijgen kinderbijslag als "tegenwaarde", omdat het kinderbijslag gefinancierd wordt door de sociale bijdragen gestort door de werkgevers. Werklozen, gepensioneerden en invaliden krijgen kinderbijslag zonder tegenprestatie. 24

onderzochte periode een daling van 37.789 rechtgevende kinderen in de schaal van art. 40 (ondanks een aantal fusies waarmee rekening werd gehouden). Het fonds C/F 13 (Attentia) kent de belangrijkste daling met 50.319 rechtgevende kinderen. De fondsen die enkel als kinderbijslagfondsen fungeren zien het aantal rechtgevende kinderen op de schaal van art. 40 over het algemeen dalen of stagneren, met uitzondering van de RKW waar het aantal rechtgevenden op de schaal art. 40 stijgt. Grafiek 13: Evolutie van het aantal rechtgevende kinderen op de schaal van art. 40 in absolute cijfers verschil tussen 31.12.1996 en 31.12.2006 60.000 40.000 Dit stelt de stijging in het voor 20.000 0-20.000-40.000-60.000 C/F13 C/F39 NMBS C9C10 F34 C24C70 F78 F83 F80 C62 C1 C/F79 F47 F77 F35 F3C41 F19 RKW C/F2 C/F53 C/F32 Stelsel F43 3.4.1. Kinderbijslag met of zonder tegenwaarde 3.4.1.1. Kinderbijslag met tegenwaarde Kinderbijslag met tegenwaarde, d.w.z. kinderbijslag gefinancierd door de sociale bijdragen van de werkgevers, valt onder de noemer "arbeidsprestaties". Het percentage rechtgevende kinderen in de categorie arbeidsprestaties geeft, per fonds, het aandeel van de kinderbijslag weer met tegenwaarde. Het percentage rechtgevende kinderen per fonds in de categorie arbeidsprestaties varieert van 38,45% (RKW) 92,56% (F 47). 25

Op basis van grafiek 14 worden de fondsen onderverdeeld in volgende groepen: 10 1. zeer laag (<58 %) 2. gemiddeld laag (tussen 58 % en <72%) 3. gemiddeld (tussen 72 en <75%) 4. gemiddeld eerder hoog (tussen 75 en <80%) 5. gemiddeld hoog (tussen 80 en <85%) 6. hoog volledig (>85 %) Grafiek 14 toont aan dat zes fondsen zich onder het nationale gemiddelde (73,94%) bevinden: de RKW (38,45%), F80 (58,68%), C10 (68,06%), F34 (68,75%), C/F39 (71,05%), C9 (72,59 %) en C 41 (73,85%). Fonds F47 wordt, na de NMBS (99,91%), gekenmerkt door een hoog aandeel rechtgevende kinderen in de categorie van de arbeidsprestaties (92,56%). Daarna volgen de fondsen C/F79 (87,68%), F43 (87,26 %) en C/F13 (84,41 %). Grafiek 14: Percentage rechtgevende kinderen per kinderbijslagfonds in de categorie van de arbeidsprestaties - situatie op 31 december 2006 % 80% Deze lijn stelt het gemiddelde van het voor 60% 40% 20% 0% RKW F80 C10 F34 C/F39 C41 C9 C/F2 C24 C70 C/F32 F3 C/F53 C1 F83 F19 F78 C62 F35 F77 C/F13 F43 C/F79 F47 NMBS 10 Die rangschikking zal gebruikt worden voor het resultaat van de typologie per kinderbijslagfonds. 26

3.4.1.2. Kinderbijslag zonder tegenwaarde De kinderbijslag zonder tegenwaarde, d.w.z. niet gecompenseerd door sociale bijdragen van een werkgever, wordt onderverdeeld in vier groepen. Deze worden op hun beurt verder onderverdeeld in 2 categorieën: de rechtgevende kinderen aan de gewone schaal en de rechtgevende kinderen die genieten van een verhoogde schaal. 11 Werklozen (art. 40, art. 42bis) Invaliden (art. 40, art. 50ter) Wezen (art. 50bis, art. 40) Gepensioneerden (art. 40, art. 42bis) Grafiek 15, op de volgende pagina, geeft het aal weer van de kinderbijslag zonder tegenwaarde per kinderbijslagfonds. Het aandeel van de kinderbijslag zonder tegenwaarde werd bepaald op basis van het aantal rechtgevende kinderen waarvan de rechthebbende niet de categorie van de arbeidsprestaties behoort. In het kinderbijslag voor werknemers wordt 26,06 % van de kinderbijslag betaald zonder tegenwaarde. Vanuit budgettair oogpunt slorpt de kinderbijslag zonder tegenwaarde 32,65 % 12 op van de ale uitgaven van het. 11 Werklozen van langer dan zes maanden kunnen, als ze de voorwaarden vervullen (vb. als hun inkomen het plafond niet overschrijdt), voor hun kinderen een recht openen op een sociale toeslag voor werklozen (art. 42bis). Ook gepensioneerden kunnen voor hun kinderen een recht openen op een sociale toeslag (art. 42 bis), als ze aan bepaalde voorwaarden voldoen. Hetzelfde geldt voor invaliden. Voor wezen geldt geen inkomensvoorwaarde, maar als de overlevende ouder hertrouwt of een feitelijk gezin vormt, is er geen recht meer op verhoogde wezenbijslag en krijgen de wezen de gewone schaal. 12 Op basis van de gegevens van de geografische statistiek op 31 december 2005. 27

Grafiek 15: Verdeling van de kinderbijslag zonder tegenwaarde per subcategorie op basis van de rechtgevende kinderen op 31 december 2006,00% werklozen (art. 42bis) werklozen + 6maanden (art. 40) invaliden (art. 50ter) wezen (art. 50bis) werklozen -6 maanden (art. 40) invaliden (art. 40) wezen (art. 40) gepensioneerden (art. 40) gepensioneerden (art. 42bis) 90,00% 80,00% 70,00% 60,00% 50,00% 40,00% 30,00% 20,00% 10,00% 0,00% F80 F47 F3 C9 C62 F83 C/F13 C/F79 F78 F35 C10 F43 C70 F19 C/F2 F77 C1 C24 NMBS C/F53 Stelsel C/F39 F34 C/F32 C41 RKW Voorbeeld: Bij F80 behoren 41,59% van de kinderen de categorie kinderbijslag zonder tegenwaarde (zie grafiek hieronder), waarvan 7,59% de categorie werklozen 42bis-werklozen (zie grafiek hierboven) 60% Percentage zonder tegenprestatie 40% 20% 0% F80 F47 F3 C9 C62 F83 C/F13 C/F79 F78 F35 C10 F43 C70 F19 C/F2 F77 C1 C24 C/F53 Stelsel C/F39 F34 C/F32 C41 RKW 28

3.4.1.3. Specifieke profielen Uit de analyse van de gegevens over de rechtgevende kinderen aan de hand van de schaalcategorie blijkt dat sommige kinderbijslagfondsen een specifiek profiel hebben. RKW De RKW heeft een erg bijzonder profiel, aangezien daar het hoogste percentage kinderbijslag zonder tegenwaarde geregistreerd wordt, nl. 61,65% van de rechtgevende kinderen. De RKW telt proportioneel ook de meeste kinderen die recht geven op de verhoogde schaal van art. 42bis. F80 Deze bijzondere verrekenkas voor gezinsvergoedingen ten bate van de arbeiders tewerkgesteld door de ladings- en lossingsondernemingen en door de stuwadoors in de havens, losplaatsen, stapelplaatsen en stations, heeft het tweede hoogste percentage kinderbijslag zonder tegenwaarde (41,32%). De categorie langdurig werklozen (schaal van art. 40) is proportioneel gezien groter in vergelijking met de andere fondsen. Dit is te wijten aan het speciale statuut van havenarbeiders, die in principe beschouwd worden als dagloners en, als ze geen werk hebben, door de RVA beschouwd worden als volledig werklozen. Het percentage werkloze in de schaal art.42bis is sinds 2004 echter sterk verminderd. Dit is het gevolg van de wetswijziging in 2005, waarbij voor de toekenning van sociale toeslagen rekening gehouden wordt met het volledige gezinsinkomen, ook die uit arbeid. Als gevolg hiervan is het percentage werklozen in de schaal art.42bis in dit fonds sterk gedaald. C9, C10, en F83 F3 Deze fondsen hebben een bijzonder profiel wegens hun hoge percentage wezen. Bij fonds 3 valt op dat het fonds proportioneel het hoogste percentage gepensioneerden telt en dit zowel in de verhoogde schaal (art. 42bis) als in de gewone schaal. De fondsen met een bijzonder profiel zijn over het algemeen "kleine" fondsen, met uitzondering van de RKW. De meeste kleine fondsen worden gekenmerkt door dalende effectieven. Vooral fonds 9 en fonds 10 verliezen aangeslotenen aan andere fondsen. Bij andere fondsen kan de specifieke sector waarin ze actief zijn een rol spelen, zoals bij F80 (sector van de havenarbeiders). 29

4. Typologie van de kinderbijslagfondsen op basis van de leeftijd van de rechtgevende kinderen Op basis van de demografische statistieken kunnen, per kinderbijslagfonds, de rechtgevende kinderen verdeeld worden per leeftijdsgroep: 0-3 jaar, 3-6 jaar, 6-12 jaar, 12-18 jaar, 18-21 jaar, 21-25 jaar, en ouder dan 25 jaar. Aangezien het erg complex zou zijn om de leeftijd van de rechtgevende kinderen voor alle verschillende fondsen apart te bespreken zal het leeftijdsprofiel bestudeerd worden aan de hand van het percentage kinderen van 18 25 jaar (cf. grafiek 16). 13 Zo is het mogelijk de fondsen onder te verdelen in fondsen met "veeleer jonge" kinderen (laag percentage kinderen van 18 en ouder) en fondsen met "minder jonge" kinderen (hoog percentage kinderen van 18 en ouder). In bijlage I, in de "fact sheets", wordt de verdeling per leeftijd en per kinderbijslagfonds systematisch geïllustreerd aan de hand van grafiek B. Het volledige overzicht van de verdeling per leeftijd en per kinderbijslagfonds staat in bijlage II. Grafiek 16: Percentage rechtgevende kinderen van 18 25 jaar per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december 2006 35,00% 30,00% Deze lijn stelt het gemiddelde van het voor 25,00% 20,00% 15,00% 10,00% 5,00% 0,00% RKW F77 F78 C62 F80 C/F32 F34 C/F53 F43 F35 C1 F3 F47 C/F2 C41 C/F39 F19 C24 C/F13 C/F79 F83 C70 C10 C9 NMBS 13 De kinderen ouder dan 25 jaar werden niet meegeteld. Het is een vrij bijzondere groep van rechtgevende kinderen, die in principe allen ouder zijn dan 40 jaar (zie verder). 30

Bovenstaande grafiek 16 laat toe de kinderbijslagfondsen onder te verdelen in volgende categorieën: 1. weinig oudere kinderen (11 <12 %) 2. eerder weinig oudere kinderen (12 <14%) 3. gemiddeld (14 <16 %) 4. eerder veel (16 <21 %) 5. zeer veel oudere kinderen (+ 30 %) Van alle fondsen heeft de RKW verhoudingsgewijs het grootste aantal jonge kinderen. Het percentage rechtgevende kinderen van 18 jaar of ouder bedraagt bij de RKW slechts 11,36 %, tegen 14,66 % voor het. De NMBS telt het hoogste percentage kinderen van 18 jaar en ouder (30,64%). Het lage percentage kinderen van 18 jaar en ouder bij de RKW kan verklaard worden door het feit dat de RKW veel kinderen heeft die recht geven op de schaal van art. 42bis. De kans dat die groep verder studeert na hun achttiende is wellicht minder groot. Studies hebben immers aangetoond dat de mate waarin verder gestudeerd wordt sterk verschilt naargelang het sociaal milieu 14. De RKW registreert bovendien een hoog aantal geboortes in verhouding het aantal rechtgevende kinderen (zie verder grafiek 19, p. 35), wat een groot aandeel jonge kinderen gevolg heeft (zie verder). Naast de RKW tellen nog drie andere fondsen veel jonge kinderen (F77, F78 en C62). Het verhoudingsgewijs lage aantal jonge kinderen bij C10 en C9 kan verklaard worden door de daling van hun aantal aangeslotenen, van de geboortes en van de rechtgevende kinderen (cf. gegevensfiche in bijlag I, p. 4-5). Dit zijn beide fondsen die qua populatie weinig niet vernieuwd worden. 4.1. De rechtgevende kinderen ouder dan 25 jaar Volledigheidshalve dient kort de groep rechtgevenden ouder dan 25 jaar besproken te worden. Deze groep is samengesteld uit gehandicapten geboren voor 1 juli 1966 (art. 63 KBW). Voor het gehele gaat het om een beperkte groep van 17.695 rechtgevenden. Sommige fondsen hebben echter nog een hoog aantal van die rechtgevenden in hun rangen. Uit volgende 14 Student in de 21 ste eeuw, Studiefinanciering voor het hoger onderwijs in Vlaanderen, Bea Cantillon, Gerlinde Verbist en Ian Segal, februari 2006. Centrum voor Sociaal Beleid. 31

grafiek 17 blijkt dat het percentage rechtgevende kinderen ouder dan 25 jaar het hoogst ligt bij de fondsen F83, F80, C9 en C10. Fonds C9 en fonds C10 vertegenwoordigen samen slechts 2,68 % van het ale aantal rechtgevende kinderen in het, maar hebben 8,37 % van het aantal rechtgevende kinderen ouder dan 25 jaar 15. Grafiek 17: Percentage rechtgevende kinderen ouder dan 25 jaar situatie op 31 december 2006 5,00% 4,50% 4,00% 3,50% Deze lijn stelt het gemiddelde van het voor 3,00% 2,50% 2,00% 1,50% 1,00% 0,50% 0,00% NMB S C/F53 F43 C/F79 C41 F47 C1 F77 F19 F78 C62 C/F32 C/F39 F35 C24 RKW F34 F3 C70 C/F13 C/F2 F83 F80 C10 C9 5. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens de gezinsgrootte De gezinsgrootte wordt bepaald door het aantal rechtgevende kinderen te delen door het aantal bijslagtrekkende gezinnen (grafiek 18). Op basis van deze grafiek kunnen meerdere groepen onderscheiden worden. In de eerste groep ligt het gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende aanzienlijk onder het gemiddelde (1,74) van het. Het gaat om de fondsen F83, F80, NMBS, C10, C9, C70 en C24. In de tweede groep ligt het gemiddelde iets onder het gemiddelde (F77, C/F53, F35, F78, F3 en RKW). Groep 3 bevindt zich op het gemiddelde (C/F13, 15 Het merendeel van hen zijn wezen die opgenomen zijn in de schaalcategorie (statistiek) van art. 50bis, maar zij krijgen de forfaitaire of de gewone kinderbijslag, afhankelijk van hun situatie. 32

F34, C/F32 en F47). Groep 4 bevindt zich iets boven het gemiddelde (C/F79, C41, C/F2 et C/F39), gevolgd door 4 fondsen die zich ruim boven het gemiddelde bevinden (F19, C62, F43 en C1). De indeling op basis van het gemiddelde van het moet echter met de nodige omzichtigheid geïnterpreteerd worden. Op basis van grafiek 18 zou bijvoorbeeld verkeerdelijk geconcludeerd kunnen worden dat de RKW weinig grote gezinnen telt. Tabel 4B (bijlage II, p. 11) toont echter dat de RKW vooral ondervertegenwoordigd is in de groep rechtgevende kinderen van rang 2 (28,06% tegen 30,46% voor het ). De kinderen van rang 3, 4 en 5 zijn daarentegen verhoudingsgewijs veel sterker vertegenwoordigd bij de RKW, met percentages van respectievelijk 9,88 %, 3,13 % en 1,52 % tegen 9,30 %, 2,48 % en 1,01 % in het. Het gemiddelde aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende is dus slechts een 'grove' indicator. Daarom wordt in de uiteindelijke typologie (zie infra) slechts gewerkt met drie categorieën. Voor een meer gedetailleerd en genuanceerd beeld moet ook de verdeling tussen de verschillende rangen bekeken worden. Grafiek 18: Gemiddeld aantal rechtgevende kinderen per bijslagtrekkende en per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december 2006 1,85 1,80 Deze lijn stelt het gemiddelde van het voor 1,75 1,70 1,65 1,60 1,55 1,50 1,45 1,40 F 83 F 80 C 10 NMBS C 9 C 70 C 24 F 77 C/F 53 F 35 C/F 79 RKW F 3 F 78 C/F 13 F 34 F 47 F 17 C/F 32 C/F 39 C/F 2 C 41 F 36 F 19 F 43 C 62 C 1 Aan de hand van grafiek 18 kunnen de kinderbijslagfondsen als volgt gerangschikt worden: minder dan het gemiddelde: <1,74 gemiddelde: =1,74 meer dan het gemiddelde: >1,74 33

De verschillen in de gemiddelde gezinsgrootte zijn het gevolg van een aantal factoren, zoals de geografische ligging van het fonds. Zo kan de gezinsgrootte van fonds 62 (Familienzulagenkasse Ostbelgien) verklaard worden door het feit dat dit fonds actief is in de regio van Eupen. Deze regio kenmerkt zich volgens de geografische statistieken door gezinnen die groter zijn dan gemiddeld. Dezelfde redenering gaat op voor C1, dat werkzaam is in de regio van Verviers. Bij de fondsen C9 en C10 kan het lage gemiddelde dan weer verklaard worden door hun hoog percentage wezen ouder dan 25 jaar. De gemiddelde gezinsgrootte kan ten slotte een indicatie zijn voor het vruchtbaarbaarheidscijfer. Het is echter geen exacte indicator. De gemiddelde gezinsgrootte geeft in de kinderbijslagstatistieken aan voor hoeveel kinderen per bijslagtrekkende kinderbijslag wordt betaald. Er wordt geen rekening gehouden met kinderen die het gezin al verlaten hebben. Gezinnen met kinderen die verder studeren, zullen langer in de statistieken blijven dan gezinnen waar de kinderen het gezin vroeger verlaten of gaan werken 6. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens de geboortes Vanuit demografisch oogpunt zijn de geboortes een belangrijke bepalende factor voor de evolutie van de ale bevolking. De fondsen die jaar na jaar weinig geboortes optekenen, zien op termijn hun aantallen dalen. Die tendens wordt nog versterkt als ze aangeslotenen verliezen (aansluiting bij een ander fonds, stopzetting van activiteiten). Grafiek 19 geeft per fonds een overzicht van de verhouding tussen het aantal bijslagtrekkenden en het aantal geboortes. Op basis van de verhouding geboortes/bijslagtrekkenden kunnen de fondsen ingedeeld worden in volgende groepen: weinig van 0,04 <0,07 eerder weinig van 0,07 <0,09 gemiddeld van 0,09 <0,10 veel 0,10 en meer Op 31 december 2006 telde het een gemiddelde verhouding van 0,09 geboorten per bijslagtrekkende. Het aantal geboorten ligt het hoogst bij de RKW en het fonds 34 Arenberg : 0,11 geboorten per bijslagtrekkende. De fondsen met het laagste aantal geboortes zijn de NMBS, C9, 34

C10, F80, C70, F78, F83 en C24. Tussen 1996 en 2006 steeg het aantal geboortes in het kinderbijslag voor werknemers met 1,14 % (van 92.649 naar 96.481 geboorten). Vooral de laatste twee jaren is er een toename van de geboorten die trouwens ook wordt vastgesteld in de geboortestatistieken van het Rijksregister. Grafiek 19: Aantal geboortes per bijslagtrekkende en per kinderbijslagfonds - situatie op 31 december 2005 0,12 0,11 Deze lijn stelt het gemiddelde van het voor 0,10 0,09 0,08 0,07 0,06 0,05 0,04 NMBS C9 C10 F80 C70 F78 F83 C24 C62 C/F13 C1 C/F2 F3 F19 F35 F77 F47 C/F39 C41 C/F79 C/F53 F43 C/F32 RKW F34 7. Typologie van de kinderbijslagfondsen volgens de betaling in de verschillende gewesten 7.1. Algemeen profiel van de fondsen volgens het percentage rechtgevende kinderen per gewest Op 31 december 2006 telde het 56,79% rechtgevende kinderen in het Vlaamse Gewest, 33,05% in het Waalse Gewest en 10,17% in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er kunnen drie types fondsen onderscheiden worden. Het eerste type betaalt bijna uitsluitend in het Waalse Gewest (aangeduid met C linkerhelft van grafiek 20). Een tweede type fondsen betaalt in de drie gewesten (aangeduid met C/F centraal in grafiek 20), en een derde type betaalt hoofdzakelijk in het Vlaamse Gewest (aanduiding F, in het rechterdeel van grafiek 20). Zo bevindt de NMBS zich in het centrale gedeelte aangezien haar personeel uit het hele land komt. Fonds C62 en fonds F80, de twee uitersten, betalen voornamelijk voor kinderen uit het Waalse, respectievelijk het Vlaamse Gewest. 35

Grafiek 20: Verdeling van de rechtgevende kinderen per fonds en per gewest situatie op 31 december 2006 10 0 % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10 % 0% C 62 C 1 C 70 C 10 C 9 C 24 C 41 NMBS RKW C/F 2 C/F 39 C/F 79 C/F 32 C/F 53 C/F 13 F 43 F 34 F 19 F 83 F 3 F 78 F 35 F 77 F 47 F 80 Vlaams Gew est Waals Gew est Brussels Hoofdstedelijk Gew est De volgende grafieken illustreren in welke mate de verschillende fondsen in de drie gewesten aanwezig zijn. Het aandeel dat elk fonds vertegenwoordigt in het globale kinderbijslag voor werknemers staat gedetailleerd in bijlage II. 7.2. Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Vlaamse gewest Grafiek 21: Aandeel van het ale aantal rechtgevende kinderen per fonds in het Vlaamse Gewest, uitgedrukt in percentages situatie op 31 december 2006 20,00% 18,00% 16,00% 14,00% 12,00% 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% Vlaams Gewest C62 C70 C1 F83 C10 C24 C9 C/F79 C41 F80 F47 F78 F77 NMB C/F53 F34 C/F2 C/F32 F35 F3 RKW C/F39 C/F13 F43 F19 36

De twee fondsen die het sterkst vertegenwoordigd zijn in het Vlaamse Gewest zijn de fondsen F19 en F43. De fondsen aangeduid met een C zijn logischerwijs minst vertegenwoordigd. Globaal gezien telt de RKW 12,35% van de rechtgevende kinderen 16 in het werknemers. In het Vlaamse Gewest is dat echter maar 7,39%. 7.3. Aandeel van de rechtgevende kinderen per fonds in het Waalse gewest Grafiek 22: Aandeel van het ale aantal rechtgevende kinderen per fonds in het Waalse Gewest, uitgedrukt in percentages situatie op 31 december 2006 20,00% 18,00% 16,00% 14,00% 12,00% 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% Waals Gewest F80 F83 F47 F77 F78 C/F79 F34 C62 F35 F3 C/F53 C70 NMBS C24 C1 C10 F43 F19 C9 C/F13 C/F32 C41 C/F2 RKW C/F39 In het Waalse Gewest is het fonds C/F39 het sterkst vertegenwoordigd, gevolgd door de RKW. In het aal bedraagt het aandeel van de RKW 18,04% van de rechtgevende kinderen in het Waalse Gewest. 16 Het gaat om het aandeel op basis van de demografische statistiek en niet op basis van de geografische statistiek. Aangezien de eerste statistiek uitgaat van de ingeschreven gevallen en de tweede van de betaalde gevallen, kunnen de percentages licht verschillen, afhankelijk van de statistiek waarop ze werden berekend. 37

7.4. Aandeel rechtgevende kinderen per fonds in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest Grafiek 23: Aandeel van het ale aantal rechtgevende kinderen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest 30,00% Brussels Hoofdstedelijk Gewest 25,00% 20,00% 15,00% 10,00% 5,00% 0,00% F83 C62 F80 C1 F47 C9 F77 C24 C70 F78 C/F79 NMBS C10 F34 F35 F3 C/F53 C41 F43 F19 C/F2 C/F32 C/F13 RKW C/F39 In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is fonds C/F39 het sterkst vertegenwoordigd, gevolgd door de RKW. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de rechtgevende kinderen meer geconcentreerd in een klein aantal grote fondsen. In het globale moeten de aantallen van vier fondsen samengeteld worden om een aal van ongeveer 70% van de rechtgevende kinderen te bereiken. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bereiken de RKW en C/F39 al een aandeel van 48,56 %. In het Waalse Gewest is de versnippering groter, en in het Vlaamse Gewest nog uitgesprokener. 38

8. Enkele beknopte financiële gegevens per kinderbijslagfonds In dit luik zullen op basis van de financiële aangifte een aantal financiële gegevens op het niveau van de verschillende kinderbijslagfondsen worden geanalyseerd. Dit is een nieuw element dat nog nooit in deze statistiek is opgenomen. De financiële gegevens zullen vanuit 2 optieken worden geanalyseerd: - Totale uitbetaalde kinderbijslag per fonds - Gemiddeld uitbetaalde bijslag per rechtgevend kind per fonds 8.1 Totale netto-uitbetaalde kinderbijslag per kinderbijslagfonds De netto-uitbetaalde kinderbijslag wordt bekomen door van de uitbetaalde kinderbijslag de onterecht uitbetaalde kinderbijslag af te trekken. Uit de bespreking van de effectieven bleek dat het aantal dossiers sterk geconcentreerd was bij een aantal grote fondsen. Bijgevolg zijn dus ook de uitgaven sterk geconcentreerd bij deze fondsen. De onderlinge rangschikking van de fondsen verschilt wel. Op basis van het aantal dossiers is de RKW het derde grootste fonds, maar op basis van de uitgaven is de RKW het tweede grootste fonds. Bovendien is het verschil op basis van de uitgaven tussen fonds 39 en RKW veel kleiner dan op basis van het verschil in aantal dossiers kan verwacht worden. Indien de uitgaven van de NMBS en de RKW opgeteld worden dan is de RKW het grootste fonds in 2006 in termen van uitgaven. Grafiek 24 : Totale uitgaven per kinderbijslag fonds in 2006 600.000.000 500.000.000 400.000.000 300.000.000 200.000.000.000.000 0 BK4 79 62 BK1 47 70 77 78 1 24 NMBS 10 34 9 53 41 35 3 32 2 43 13 19 RKW 39 39

Om de concentratie van de uitgaven bij de grote fondsen aan te tonen werd in onderstaande grafiek het cumulatief percentage uitbetaalde kinderbijslag berekend. De grafiek toont aan dat slechts een beperkt deel van de uitgaven gerealiseerd wordt door een groot deel van de fondsen. De concentratie van de uitgaven bij de grootste fondsen is trouwens nog groter dan de concentratie van het aantal rechtgevende kinderen. De grootste vier fondsen keren immers 51,74 procent van de kinderbijslag uit terwijl ze slechts een aandeel van 50,19 procent in de kinderen hebben. Als we uitgaan van de vijf grootste fondsen dan wordt op een aal van 25 fondsen 61,08 procent van alle uitgaven gerealiseerd door vijf fondsen. Kortom 20 procent van de fondsen realiseren 61 procent van de uitgaven. Grafiek 25 : Cumulatieve verdeling van de uitgaven per kinderbijslagfonds in 2006 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 BK4 79 62 BK1 47 70 77 78 1 24 NMBS 10 34 9 53 41 35 3 32 2 43 13 19 RKW 39 8.2 De gemiddelde uitbetaalde kinderbijslag per kind per fonds Om de gemiddelde kostprijs per kind te berekenen worden de netto-uitgaven voor 2006 gedeeld door het aantal kinderen dat het fonds telde op 31 december 2006. Uit de grafiek op de volgende bladzijde blijkt duidelijk in welke mate de gemiddelde kostprijs per kind in de RKW afwijkt van de andere fondsen. De gemiddelde uitbetaalde bijslag per kind in de RKW is een stuk hoger dan bij de andere grote fondsen (C/F 39, C/F19, C/F 13, F 43) het geval is. 40

Grafiek 26 : Gemiddelde kostprijs per kinderbijslagfonds per kind 200 180 160 140 80 60 40 20 0 47 79 53 BK1 43 35 2 78 77 NMBS 32 3 19 13 39 62 BK4 9 70 41 1 24 34 10 RKW Het feit dat de gemiddelde bijslag per fonds hoger is dan het ale gemiddelde heeft vooral te maken met het percentage kinderen dat uitbetaald wordt in de schaal categorie art. 42bis en de andere verhoogde schalen. Ook het gemiddeld aantal kinderen per rechthebbende speelt een rol vermits de kinderbijslag progressief is naargelang de rang van het kind. 41

9. Typologie per kinderbijslagfonds: overzichtstabellen De typologie van de fondsen werd binnen deze studie systematisch beoordeeld aan de hand van de parameters bepaald in schema 1 (zie p. 6). Tabel C op de volgende bladzijde globaliseert de vaststellingen. De tabel herneemt de zeven originele parameters. De variabele "gewest" werd geïntegreerd in de naam van het fonds door de aanduiding C, C/F of F 17. De legende voor de overige variabelen werd telkens toegelicht in de overeenkomstige hoofdstukken. De absolute cijfers staan in tabel D. De resultaten in de laatste tabel moeten een idee geven van het profiel van de fondsen. De rangschikking op zich is natuurlijk een vereenvoudigde voorstelling van de realiteit. Voor een genuanceerder beeld kunnen de studie zelf of de cijfers en grafieken in bijlage geraadpleegd worden. 17 Pro memorie: F = Nederlandstalig fonds, C = Franstalig Fonds, C/F = tweetalig fonds. 42

Tabel C: Typologie per kinderbijslagfonds volgens 7 parameters (2006) Naam Grootte op basis van het aantal rechthebbende n Verhoogd e schalen (% kinderen) Categorie van de Arbeidsprestaties (% kinderen) Rechtgevnden ouder dan 18 (%) Gezins grootte Geboortes (%) Gemiddelde kinderbijslag per kind Per maand C 1 klein - eerder hoog laag gemiddelde >gemiddelde eerder laag Gemiddeld C/F 2 eerder groot + gemiddelde eerder hoog >gemiddelde eerder laag Eerder laag F 3 gemiddelde - eerder hoog gemiddelde <gemiddelde laag gemiddelde Eerder laag C 9 eerder klein + gemiddelde hoog <gemiddelde laag Gemiddeld C 10 eerder klein ++ eerder laag hoog <gemiddelde laag Eerder hoog C/F 13 groot - hoog eerder hoog gemiddelde eerder laag Eerder laag F 19 groot - hoog hoog gemiddelde >gemiddelde laag gemiddelde Eerder laag C 24 klein - eerder hoog eerder hoog <gemiddelde eerder laag Gemiddeld C/F 32 eerder groot - eerder hoog laag gemiddelde hoog Eerder laag F 34 eerder klein ++ eerder laag laag gemiddelde gemiddelde hoog Eerder hoog F 35 gemiddeld - hoog laag gemiddelde <gemiddelde laag gemiddelde Laag C/F 39 zeer groot + eerder laag hoog gemiddelde >gemiddelde hoog gemiddelde Gemiddeld C 41 gemiddelde + gemiddelde gemiddeld >gemiddelde hoog gemiddelde Gemiddeld F 43 zeer groot -- zeer hoog laag >gemiddelde hoog Laag F 47 zeer klein -- zeer hoog laag gemiddelde gemiddelde hoog gemiddelde Laag C/F 53 eerder klein - eerder hoog laag <gemiddelde hoog Laag C 62 zeer klein - hoog laag >gemiddelde eerder laag Gemiddeld C 70 klein - eerder hoog hoog <gemiddelde eerder laag Gemiddeld F 77 klein - hoog laag <gemiddelde hoog gemiddelde Eerder laag F 78 klein -- hoog laag <gemiddelde eerder laag Eerder laag C/F 79 zeer klein -- zeer hoog eerder hoog >gemiddelde hoog Laag F 80 zeer klein -- laag laag gemiddelde <gemiddelde eerder laag Laag F83 zeer klein - hoog eerder hoog <gemiddelde eerder laag Gemiddeld RKW zeer groot +++ zeer laag laag <gemiddelde hoog Zeer hoog NMBS eerder klein --- zeer hoog zeer hoog <gemiddelde laag Eerder laag 43

Tabel D: Typologie per kinderbijslagfonds volgens 8 parameters basisgegevens (2006) Naam Grootte op Verhoogde Rechtgevn Gezins Geboortes basis van het schalen den ouder grootte aantal dan 18 rechthebbenden (%) (% kinderen) Categorie van de arbeidsprest aties (% kinderen) (% tegenover de bijslagtrekken den) Evolutie 1996-2006 (%) Gemiddelde kinderbijslag per kind C 1 8.684 13,98 78,51 14,30 1,81 7,77 +12,06 161,97 C/F 2 76.677 17,95 74,19 16,86 1,75 7,94 +11,45 152,82 F 3 48.658 14,86 78,01 15,48 1,73 8,61 +0,49 154,86 C 9 15.521 18,05 73,85 25,10 1,63 5,76-40,24 160,27 C 10 14.749 24,37 68,06 24,34 1,61 5,79-40,64 166,32 C/F 13 112.002 10,09 84,41 17,43 1,74 7,65-21,96 156,74 F 19 132.268 11,21 82,38 16,11 1,77 8,69 +5,93 154,94 C 24 10.380 16,85 75,30 16,89 1,67 6,92-12,81 162,18 C/F 32 77.605 16,15 76,44 13,16 1,74 9,74 +24,89 153,81 F 34 14.229 21,17 68,75 14,23 1,74 10,86-13,62 163,32 F 35 46.636 10,19 83,58 14,32 1,72 8,76 +5,78 151,69 C/F 39 153.866 19,86 71,05 16,29 1,75 9,04-12,31 158,84 C 41 41.332 18,86 72,37 15,68 1,75 9,27 +22,72 160,71 F 43 104.342 7,57 87,26 13,71 1,80 9,71 +62,51 149,59 F 47 5.889 4,53 92,56 14,82 1,74 9,00 +15,04 146,84 C/F 53 19.444 12,85 78,39 13,45 1,70 9,55 +182,74 148,09 C 62 1.933 10,21 83,31 12,76 1,78 7,01 +8,30 159,07 C 70 6.729 16,95 76,16 20,18 1,66 6,64-15,17 160,29 F 77 7.027 10,32 84,34 12,26 1,70 8,83 +13,96 153,07 F 78 7.565 9,88 83,27 12,63 1,73 6,78-4,73 152,95 C/F 79 1.752 6,48 87,68 17,54 1,75 9,29 +39,43 147,99 F 80 5.474 9,01 58,68 14,89 1,60 6,42-2,68 148,09 F83 368 15,24 80,23 19,60 1,56 6,81-45,73 160,00 RKW 130.719 45,13 99,91 12,39 1,73 10,85 +26,02 185,43 NMBS 14.899 0,07 38,45 30,67 1,61 4,77-44,70 153,33 Stelsel 1.058.748 17,77 73,94 15,59 1,74 8,88 +3,47 160,72 44

Besluit Ten opzichte van vorig jaar zijn er geen opmerkenswaardige verschillen vastgesteld in de gegevens per kinderbijslagfonds. De algemene tendens een toenemende concentratie van dossiers bij de grote fondsen heeft zich in 2006 doorgezet. De fusie van fonds 13 en 17 heeft hiertoe voor een stuk toe bijgedragen. De onderlinge verhoudingen tussen de verschillende fondsen zijn echter weinig gewijzigd. In deze studie werden voor het eerst ook de financiële statistieken geanalyseerd. Hieruit blijkt dat de uitgaven nog sterker geconcentreerd zijn bij de grote fondsen dan de dossiers. De vijf grootste fondsen realiseren 61,08 procent van alle uitgaven. Dit laatste komt ondermeer door het feit dat de gemiddelde bijslag voor een kind bij de RKW (het op 2 na grootste fonds) een stuk hoger ligt dan bij de andere fondsen. Behoudens de verdere concentratie van dossiers werden in deze studie geen opmerkelijke vaststellingen gedaan. 45

BIJLAGE I "FACT SHEETS" PER KINDERBIJSLAGFONDS

Nummer fonds Benaming van de fondsen in 2006 Pagina C 1 CICAF 1 - Caisse Interprofessionnelle de Compensation pour Allocations Familiales 1 C/F 2 Groep S - Kinderbijslagfonds voor Werknemers 2 F 3 ENCARE Kinderbijslag 3 C 9 Caisse de compensation pour allocations familiales de la région liégeoise 4 C 10 Caisse de compensation pour allocations familiales des régions de Charleroi et de Namur 5 C/F 13 ATTENTIA Kinderbijslag 6 F 19 ACERTA Kinderbijslagfonds 7 C 24 Kinderbijslagfonds van West-Henegouwen 8 C /F 32 Kinderbijslagfonds SECUREX 9 F 34 ARENBERG Kinderbijslagfonds 10 F 35 ADMB Kinderbijslagfonds 11 C/F 39 PARTENA, Kinderbijslagfonds 12 C 41 Kinderbijslagfonds UCM 13 F 43 Xerius Kinderbijslagfonds 14 F 47 Kinderbijslagfonds CEPA 15 C/F 53 HDP Verrekenkas voor Kinderbijslag 16 C 62 Familienzulagenkasse Ostbelgien Caisse d'allocations familiales de l'est de la Belgique 17 C 70 Caisse de compensation pour allocations familiales de la région du Centre Hainaut A.F.I.C. 18 F 77 De Regionale - Kinderbijslagfonds 19 F 78 Algemene Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen HET GEZIN 20 C/F 79 Gezinsvergoedingenkas voor Notarissen, Politieke Mandatarissen en vrije Beroepen 21 F 80 Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders gebezigd door de Ladings- en Lossingsondernemingen en door de Stuwadoors in de Havens, Losplaatsen, Stapelplaatsen en Stations 22 F 83 Bijzondere Verrekenkas voor Gezinsvergoedingen ten bate van de Arbeiders der Ondernemingen voor Binnenscheepvaart 23 C/F 98 Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen 24 C/F 99 Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) 25

TOESTAND OP 31 DECEMBER 2006 BIJ C 1 "CAISSE INTERPROFESSIONNELLE DE COMPENSATION POUR ALLOCATIONS FAMILIALES" 1 RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 1996-2006 A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % 80% 60% C 1 40% 20% 0% B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 0,35 0,3 C 1 0,25 0,2 0,15 0,1 0,05 0 0-6 j 6-12 j 12-18 j 18-25 j 25+ j Index basisjaar 1996 = G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Gezinnen C 1 Kinderen Kinderen C 1 115 110 105 95 60% 50% 40% 30% 20% 10% C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het 0% 2750 2500 2250 2000 1750 1500 C 1 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C 1 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% AANGESLOTEN LEDEN 1996-2006 Index basisjaar 1996 = 125 115 110 105 95 90 D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C 1 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C 1 Index basisjaar 1996 = Index basisjaar 1996 = 220 200 180 160 140 80 60 220 200 180 160 140 80 60 H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het

2 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2006 BIJ C/F 2 "GROEP S - KINDERBIJSLAG VOOR WERKNEMERS" % A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het 80% 60% 40% 20% 0% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 18000 17000 16000 15000 14000 13000 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C/F 2 C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C/F 2 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C/F 2 AANGESLOTEN LEDEN 1996-2006 Index basisjaar 1996= B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 0,3 0,25 C/F 2 0,2 0,15 0,1 0,05 0 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% 110 105 95 90 85 80 75 70 0-6 j 6-12 j 12-18 j 18-25 j 25+ j D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C/F 2 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C/F 2 Index basisjaar 1996 = Index basisjaar 1996 = Index basisjaar 1995 = 115 110 105 95 90 140 130 110 90 80 140 130 110 90 80 EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 1996-2006 G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Kinderen Gezinnen C/F 2 Kinderen C/F 2 H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het

3 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2006 BIJ F 3 "ENCARE KINDERBIJSLAG" % A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het 80% 60% 40% 20% 0% RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES F 3 B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 0,35 0,3 F 3 0,25 0,2 0,15 0,1 0,05 0 0-6 j 6-12 j 12-18 j 18-25 j 25+ j Index basisjaar 1996 = 110 105 95 90 85 80 EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 1996-2006 G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het Gezinnen Kinderen Gezinnen F 3 Kinderen F 3 60% 50% 40% 30% 20% 10% C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het 0% 13000 12500 00 11500 10 10500 00 F 3 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen F 3 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% AANGESLOTEN LEDEN 1996-2006 Index basisjaar 1996 = 115 110 105 95 90 85 80 D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het F 3 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het F 3 Index basisjaar 1996 = Index basisjaar 1996 = 130 110 90 80 70 60 50 40 130 110 90 80 70 60 50 40 H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers

4 TOESTAND OP 31 DECEMBER 2006 BIJ C 9 "CAISSE DE COMPENSATION POUR ALLOCATIONS FAMILIALES DE LA REGION LIEGEOISE" A. Vergelijking van het percentage kinderen per schaalcategorie bij het fonds en in het % 80% 60% 40% 20% 0% RECHTGEVENDE KINDEREN IN PERCENTAGES C 9 B. Vergelijking van het percentage kinderen per leeftijd bij het fonds en in het 0,35 0,3 C 9 0,25 0,2 0,15 0,1 0,05 0 0-6 j 6-12 j 12-18 j 18-25 j 25+ j Index basisjaar 1996 = 90 80 70 60 50 EVOLUTIE VAN DE GEZINNEN EN KINDEREN 1996-2006 G. Evolutie van de gezinnen en kinderen bij het fonds en in het 110 Gezinnen Kinderen Gezinnen C 9 Kinderen C 9 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 1375 1250 1125 0 875 750 625 500 C. Vergelijking van het percentage kinderen per rang bij het fonds en in het C 9 Rang 1 Rang 2 Rang 3 Rang 4 Rang 5 + E. Evolutie van het aantal aangeslotenen C 9 * Stelsel = kinderbijslag voor werknemers 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% AANGESLOTEN LEDEN 1996-2006 Index basisjaar 1996 = 110 90 80 70 60 50 D. Percentage kinderen met een aandoening in het ale aantal kinderen bij het fonds en in het C 9 OUD SYSTEEM NIEUW SYSTEEM TOTAAL F. Evolutie van de aangeslotenen bij het fonds en in het C 9 Index basisjaar 1996 = Index basisjaar 1996 = 140 80 60 40 140 80 60 40 H. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie bij het fonds I. Evolutie van de kinderen per schaalcategorie in het