Weigering of beëindiging van de toelating tot verblijf van artikel 10 VrW

Vergelijkbare documenten
Basisopleiding gezinshereniging

Datum : 21/10/2002 BS : 29/10/2002

opgesteld en stelt hem in het bezit van een attest van immatriculatie model A, waarvan de geldigheid negen maanden na de datum van afgifte van het

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

INHOUDSTAFEL. I. Inleiding 4. II. Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) 5

INHOUDSTAFEL. I. Inleiding...4. II. Machtiging tot voorlopig verblijf (MVV)... 4

OFFICIEUZE COÖRDINATIE

De Dublin-criteria teneinde de verantwoordelijke staat te bepalen.

De Europese Economische Ruimte

Omzendbrief betreffende de verblijfsregularisatie om medische redenen en de invloed daarvan op het recht op maatschappelijke dienstverlening

Omzendbrief tot wijziging van de omzendbrief van 15 september 1998 betreffende het verblijf van vreemdelingen die in België wensen te komen studeren

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT VERBLIJF VOOR HUMANITAIRE REDENEN

OFFICIEUZE COÖRDINATIE

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT VERBLIJF VOOR HUMANITAIRE REDENEN.

VREEMDELINGEN. Wijzigingen in de formulieren die de gemeentebesturen moeten gebruiken

OMZENDBRIEF AAN DE GEMEENTEBESTUREN HOOFDSTUK 28 HET INTERNATIONALE RIJBEWIJS

14 /07/2009. Omzendbrief betreffende de status van langdurig ingezetene B.S. 11/08/2009

Wetboek van de Belgische nationaliteit

HOOFDSTUK 23 HET INTERNATIONALE RIJBEWIJS

DE INHOUD, VOORWAARDEN EN DE PROCEDURE OM DE MEDISCHE KOSTEN VIA DE ZIEKTEVERZEKERING TE LATEN BETALEN

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

Indiening van een asielaanvraag... 2

Datum: 30/09/1997 (Bijgewerkt 28/08/2007) BS: 14/11/1997 Gewijzigd ingevolge de omzendbrief van 06/12/2005 (B.S. 30/12/2005)

Datum : 06/01/2000 BS : 10/01/2000

HOOFDSTUK 23 HET INTERNATIONALE RIJBEWIJS

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 12 mei 2005; A. CONTEXT VAN DE AANVRAAG EN ONDERWERP ERVAN

BERICHT AAN DE GEMEENTEN GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN VAN 14 OKTOBER 2012

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

Instructie m.b.t. de toepassing van het oude artikel 9,3 en het artikel 9bis van de vreemdelingenwet.

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

NIETIGHEID TERUGGAVE DUPLICAAT OMWISSELING VAN EEN OUD

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

Datum: 24/05/1994 B.S.: 21/07/1994

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

Gecombineerde vergunning Single permit

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

Medische Kosten betaalt. betaalt. te zijn Asielaanvraag ingediend voor 01/06/ 2007 die niet ontvankelijk verklaard is.

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

De nieuwe reglementering inzake schijnhuwelijken en schijn-wettelijke samenwoning

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

GELEN VOOR ALLE VOORLOPIGE RIJBEWIJZEN M36, M18 EN M3

REGELEN VOOR ALLE VOORLOPIGE RIJBE- WIJZEN M36, M18 EN M3

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

De Staten van de Benelux hebben besloten om de op de visumvignetten aangebrachte vermeldingen te vereenvoudigen (1).

HOOFDSTUK 22 HERNIEUWING, NIETIGHEID-TERUGGAVE

Lijst van bijlagen. Bijlage 3ter Bijlage 19 Bijlage 19 quinquies Bijlage 8 Bijlage 20 Bijlage 22. EU onderdanen.

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

23/05/2008. Burgers van de Unie en hun familieleden. A. Inleiding

B 19 Voortgezet verbliif 19

Aan de Dames en Heren Burgemeesters,

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

CIRCULAIRE NOTA SPECIAAL STATUUT VAN DE GEZINSLEDEN VAN HET PERSONEEL VAN INTERNATIONATIONALE INSTELLINGEN. (10 januari 2013)

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

- de toepasselijke procedure inzake de indiening en de behandeling van het verzoek tot machtiging tot terugkeer;

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ACADEMISCHE MIGRATIE

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

I. INLEIDING A. Algemeen kader B. Herinnering : toegang tot het grondgebied van het Koninkrijk en kort verblijf

BEVOLKING EN IDENTITEITSDOCUMENTEN REGLEMENTERING. Algemene vergadering 6/12/2018 Assemblée générale

AANVRAGEN OM MACHTIGING TOT UITZONDERLIJK VERBLIJF

TYPEFORMULIER Regularisatieaanvraag

Huwelijksaangifte en samenlevingscontract vereenvoudigd

INFORMATIEBROCHURE VOOR DE GARANTEN

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ACADEMISCHE MIGRATIE

de Belgische staat, vertegenwoordigd door de staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding.

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ACADEMISCHE MIGRATIE

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling «Sociale Zekerheid»

Dienst uw brief van uw kenmerk Ons kenmerk datum Bijlage(n)

Hof van Cassatie van België

Verblijfskaarten en Registers

Recht op OCMW-dienstverlening in het kader van gezinshereniging

R.I.Z.I.V. Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering

Datum: 15/4/1998 (Bijgewerkt 27/08/2007) B.S. : Niet verschenen Gewijzigd ingevolge omzendbrief van 21/09/2005 (B.S. 11/10/2005)

Gepubliceerd op : FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

Familierechtbank Brussel (Ned.), vonnis van 28 mei 2018

Concordantietabel B. 19 januari Samenwerkingsakkoord (SA) Artikel 1

Betreft: Ontwerp van koninklijk besluit betreffende de mededeling van informaties in het wachtregister. (A/2009/034)

Algemene Directie Dienst Vreemdelingenzaken ACADEMISCHE MIGRATIE

INFORMATIEBROCHURE VOOR DE GARANTEN

Als uw aanvraag betrekking heeft op meerdere personen, betaalt u een bijdrage per persoon.

OMZENDBRIEF AAN DE GEMEENTEBESTUREN TITEL

PERSONEN DIE NIET MEER

Transcriptie:

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 11) In de andere gevallen van weigering van machtiging of van de beëindiging van het beperkt verblijf, kan er bij het verzoek tot nietigverklaring een verzoek tot schorsing gevoegd worden (art. 39/82 VrW met commentaar). Voor een overzicht van de gevolgen en mogelijkheden na de afgifte van een bevel, zie de commentaar onder artikel 7 VrW. Wanneer een verblijf geweigerd of beëindigd wordt omdat er betwisting bestaat over een verwantschapsband, om de reden dat een akte van burgerlijke stand niet (of niet meer) erkend wordt, geldt tevens een aparte beroepsprocedure van artikel 27 1 van het Wetboek internationaal Privaatrecht (zie de commentaar onder art. 12bis VrW, punt 4.1.2). Weigering of beëindiging van de toelating tot verblijf van artikel 10 VrW Art. 11. }1 [ 1. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die verklaart dat hij zich in één der in artikel 10 voorziene gevallen bevindt, in één van de volgende gevallen niet het recht heeft het Rijk binnen te komen of in het Rijk te verblijven: 1 de vreemdeling voldoet niet of niet meer aan één van de voorwaarden van artikel 10; 2 de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd wordt, onderhouden niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven; 3 met uitzondering van afwijkingen, die worden voorzien door een internationaal verdrag, bevindt de vreemdeling zich in één der gevallen voorzien in artikel 3, 5 tot 8, of hij lijdt aan één van de ziekten die een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren en die worden opgesomd in }2 [...] 2 de bijlage aan deze wet; 4 de vreemdeling heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt }3 [die van doorslaggevend belang zijn geweest] 3 om te worden toegelaten tot een verblijf, of het staat vast dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven. In het geval van de familieleden van een erkende vluchteling, met wie de bloed- of aanverwantschapsbanden al bestonden vóór hij het Rijk betrad, mag de beslissing niet uitsluitend worden gebaseerd op het ontbreken van de officiële documenten die de bloed- of aanverwantschapsbanden aantonen, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten betreffende dezelfde materie. In voorkomend geval vermeldt de beslissing de bepaling van artikel 3 die werd toegepast. 2. De minister of zijn gemachtigde kan beslissen dat de vreemdeling die op grond van artikel 10 toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in één van de volgende gevallen niet meer het recht heeft om in het Rijk te verblijven: 1 de vreemdeling voldoet niet meer aan één van de voorwaarden van artikel 10; 2 de vreemdeling en de vreemdeling die vervoegd werd, onderhouden niet of niet meer een werkelijk huwelijks- of gezinsleven; 3 de vreemdeling, die toegelaten werd tot een verblijf in het Rijk in de hoedanigheid van geregistreerde partner op grond van artikel 10, 1, 4 of 5, of de vreemdeling die vervoegd werd, is in het huwelijk getreden of heeft een duurzame relatie met een andere persoon; 4 de vreemdeling heeft valse of misleidende informatie of valse of vervalste documenten gebruikt, of heeft fraude gepleegd of onwettige middelen gebruikt }4 [die van doorslaggevend belang zijn geweest voor de erkenning van het recht op verblijf] 4, of het staat vast dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven. De op het punt 1, 2 of 3 gebaseerde beslissing mag enkel getroffen worden gedurende de periode waarin de vreemdeling toegelaten is tot een verblijf voor beperkte duur. In dit verband vormen de redenen vermeld in het punt 1, 2 of 3 een voldoende motivering gedurende de eerste twee jaren na de afgifte van de verblijfstitel of, in de gevallen bedoeld in artikel 12bis, 3 of 4, na de afgifte van het document dat bewijst dat de aanvraag werd ingediend. In de loop van het derde jaar na de afgifte van de verblijfstitel of in de gevallen bedoeld in artikel 12bis, 3 of 4, na de afgifte van het document dat bewijst dat de aanvraag werd ingediend, volstaat deze motivering enkel indien zij aangevuld wordt met elementen die wijzen op een schijnsituatie. De minister of diens gemachtigde kan met het oog op een verlenging of vernieuwing van de verblijfstitel, controles verrichten of laten verrichten om na te gaan of de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden van artikel 10. Hij kan op elk moment specifieke controles verrichten of laten verrichten in geval van gegronde vermoedens van fraude of dat het huwelijk, het partnerschap of de adoptie tot stand is gekomen om voor de betrokken persoon toegang tot of verblijf in het Rijk te bekomen. De minister of zijn gemachtigde houdt in het bijzonder rekening met de situatie van personen die het slachtoffer zijn van geweld in de familie, die het huishouden verlaten hebben en bescherming nodig hebben. In deze gevallen zal hij de betrokken persoon op de hoogte brengen van zijn beslissing om geen einde te stellen aan zijn verblijf, op basis van het eerste lid, 1, 2 of 3.] 1 }1. Na wijzigingen, vervangen bij art. 9 wet 15 september 2006, B.S., 6 oktober 2006, inwerkingtreding: 1 juni 2007 (art. 1 K.B. 27 april 2007, B.S., 21 mei 2007) }2. 1, lid 1, 3, gewijzigd bij art. 7, 1, wet 25 april 2007, B.S., 10 mei 2007, inwerkingtreding: 1 juni 2008 (art. 48) }3. 1, lid 1, 4, gewijzigd bij art. 7, 2, wet 25 april 2007, B.S., 10 mei 2007, inwerkingtreding: 1 juni 2008 (art. 48) }4. 2, lid 1, 4, gewijzigd bij art. 7, 3, wet 25 april 2007, B.S., 10 mei 2007, inwerkingtreding: 1 juni 2008 (art. 48) Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009) 59

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 11) BERT GABRIËLS 1. Algemeen Artikel 11 VrW bepaalt de redenen op grond van dewelke een toelating tot verblijf, waaronder: - een aanvraag tot gezinshereniging met een vreemdeling met onbeperkt verblijf, kan worden geweigerd; ( 1) - een toegekend verblijf weer kan worden beëindigd ( 2). De opgesomde motieven voor de afwijzing vloeien volgens de Memorie van Toelichting bij de wijziging van artikel 11 VrW voort uit artikel 6.1. (redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid), artikel 16.1.a (voorwaarden niet of niet meer vervuld), 16.1.b (geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven) en 16.1.c (huwelijk of duurzame relatie van de gezinshereniger of de ongehuwde partner met een andere persoon) en 16.2.a (fraude) en 16.2.b (situaties waarin bedrog wordt gepleegd) van de richtlijn 2003/86 (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 57). Die richtlijn betreft echter enkel gezinshereniging, en is niet van toepassing op de situaties bedoeld in artikel 10 lid 1, 2 en 3 VrW. Het motief van de vaststelling dat de gezinshereniger of zijn ongehuwde partner gehuwd is of een duurzame relatie met een andere persoon heeft, wordt niet uitdrukkelijk vermeld in artikel 11 1 VrW, maar werd wel als voorwaarde opgenomen in artikel 10 1 lid 1, 5 VrW. 2. Weigering van de toelating tot verblijf ( 1) Een weigeringsbeslissing moet genomen worden binnen de behandelingstermijn van artikel 12bis VrW. Bij weigering van het verblijf kan in toepassing van artikel 7 VrW een bevel om het grondgebied te verlaten worden afgegeven. Beide beslissingen worden samen betekend met een document conform 14 VrW (art. 26 VrB). De weigeringsgronden zijn een logisch gevolg van de wettelijke voorwaarden voor gezinshereniging. Het verblijf kan worden geweigerd: - bij afwezigheid van één van de voorwaarden van artikel 10 VrW; - bij beëindiging van het gezinsleven; - om redenen van openbare orde, nationale veiligheid of volksgezondheid; - in geval van fraude wat betreft een element dat van doorslaggevend belang was voor de toekenning van de gezinshereniging; - indien vaststaat dat het huwelijk, partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven. In het geval van de familieleden van een erkende vluchteling, met wie de bloed- of aanverwantschapsbanden al bestonden vóór hij het Rijk betrad, mag de beslissing niet uitsluitend worden gebaseerd op het ontbreken van de officiële bewijsstukken van verwantschap. In geval van weigering om redenen van openbare orde, nationale veiligheid of volksgezondheid, moet de beslissing de precieze bepaling bevatten van artikel 3 VrW die werd toegepast (zie de commentaar onder art. 3 VrW). Wat de redenen van openbare orde betreft, verwijst de Memorie van Toelichting naar de 14de overweging van de richtlijn, volgens dewelke 'het begrip "openbare orde" een veroordeling voor het plegen van een ernstig misdrijf kan omvatten. Dit begrip en het begrip "openbare veiligheid" kunnen ook gevallen omvatten waarin een vreemdeling behoort tot een vereniging die steun verleent aan terroristen of extremistische doelstellingen huldigt' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 57). Wat het aspect fraude betreft, bracht de Memorie van Toelichting de belangrijke nuance aan, dat een weigering wegens fraude 'niet verhindert dat de aanvrager een nieuwe aanvraag indient op grond van geldige documenten' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 56). In toepassing van artikel 17 van richtlijn 2003/86, moet bij een weigering 'altijd de algemene situatie in overweging genomen worden'. De Raad van State stelde vast dat artikel 17 van de richtlijn blijkbaar niet was omgezet (Parl.St. Doc 51-2478/008, p. 332). De minister antwoordde dat deze regel niettemin van toepassing was 'in de mate dat deze bepaling slechts een toepassing is van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Omdat het internationaal recht voorrang heeft op het intern Belgisch recht moet deze bepaling worden toegepast op de reglementering inzake het verblijf van vreemdelingen in zijn geheel, en niet enkel in het kader van het onderzoek van een beslissing die een einde stelt aan het verblijf van een begunstigde van het recht op gezinshereniging' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 62). Nochtans bevat artikel 17 mogelijk een meer specifieke bescherming dan artikel 8 EVRM. Het artikel is verwoord als volgt: 'In geval van afwijzing van een verzoek, intrekking of niet verlenging van een verblijfstitel, alsmede in geval van een verwijderingsmaatregel tegen de gezinshereniger of leden van diens gezin houden de lidstaten terdege rekening met de aard en de hechtheid van de gezinsband van de betrokken persoon en met de duur van zijn verblijf in de lidstaat, alsmede met het bestaan van familiebanden of culturele of sociale banden met zijn land van herkomst'. Elke beslissing moet gemotiveerd worden en betekend worden conform artikel 62 VrW. 60 Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009)

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 11) 3. Beëindiging van het recht op gezinshereniging ( 2) 3.1. Principe Wie een toelating tot verblijf verkrijgt op basis van de gezinshereniging van artikel 10 VrW, krijgt eerst een tijdelijk verblijf gedurende drie jaren (art. 13 1 lid 3 VrW). Na drie jaar wordt het verblijf definitief. Er hoeft niet bij elke verlenging van het beperkt verblijf een nieuwe beslissing genomen te worden. De beslissing tot verlenging van de toelating tot verblijf kan impliciet gebeuren, in toepassing van artikel 13 2 VrW, dat voorziet in een automatische verlenging van de verblijfstitel door het gemeentebestuur, wanneer de toekenning van het verblijf niet werd beëindigd. De beëindiging van het verblijf veronderstelt een wijziging van de situatie, of het verkrijgen van nieuwe inlichtingen. Er kan geen beslissing genomen worden tot beëindiging van het verblijf op basis van gegevens die tevoren al bekend waren (RvV16459). Gedurende de eerste twee jaren kan het verblijf nog worden beëindigd: - bij afwezigheid van één van de voorwaarden van artikel 10 VrW; - bij beëindiging van het gezinsleven; - wanneer de echtgenoot of partner die het verblijfsrecht kreeg op grond van gezinshereniging, een huwelijk of duurzame relatie aangaat met een derde; - in geval van fraude wat betreft een element dat van doorslaggevend belang was voor de toekenning van de gezinshereniging; - indien vaststaat dat het huwelijk, partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven. Gedurende het derde jaar kan het verblijf nog worden beëindigd: - in de eerste drie van de bovenstaande gevallen, op voorwaarde dat er elementen zijn die wijzen op een schijnsituatie; - in geval van fraude wat betreft een element dat van doorslaggevend belang was voor de toekenning van de gezinshereniging; - indien vaststaat dat het huwelijk, partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven. De Memorie van Toelichting noemt als voorbeelden van elementen die erop wijzen dat het om een schijnsituatie gaat, 'een procedure van het parket met het oog op de nietigverklaring van het huwelijk, de vaststelling door een strafrechter van het schijnkarakter van het huwelijk of van elementen die erop wijzen dat de vreemdeling bij wie men zich komt voegen, diens echtgenoot of partner gelijktijdig een relatie met een andere persoon had' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 58-59). Het is niet vereist dat een huwelijk vernietigd zou zijn om van een schijnsituatie te kunnen spreken (GwH 95/2008, overweging B.59). Na de periode van drie jaar kan, zonder verdere tijdsbeperking, het verblijf nog beëindigd worden: - in geval van fraude wat betreft een element dat van doorslaggevend belang was voor de toekenning van de gezinshereniging. - indien vaststaat dat het huwelijk, partnerschap of de adoptie uitsluitend afgesloten werden opdat de betrokken vreemdeling het Rijk zou kunnen binnenkomen of er verblijven. De omstandigheid dat ten gevolge van fraude de maatregel zonder beperking in de tijd kan worden toegepast, is volgens het Grondwettelijk Hof niet onevenredig met de doelstelling (GwH 26 juni 2008, 95/2008, B.55). Artikel 11 2 VrW voorziet niet in de mogelijkheid het verblijf te beëindigen om redenen van openbare orde. Daarvoor moet immers een beslissing tot terugwijzing of uitzetting worden genomen in toepassing van artikel 20 en 21 VrW (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 59). Zie hiervoor de commentaar onder artikel 20 en 21 VrW. Wanneer het verblijf beëindigd wordt, wordt samen met de beslissing tot beëindiging van het verblijf ook een bevel om het grondgebied te verlaten afgegeven, in toepassing van artikel 7 VrW. Beide beslissingen worden samen betekend met een document bijlage 14ter VrW (art. 26/4 VrB en punt III.B.2.b Omz. 12 juni 2007). Elke beslissing moet gemotiveerd worden en betekend worden conform artikel 62 VrW. Wat de intrekking van het verblijf van Turkse onderdanen betreft, moet rekening gehouden worden met de marges die ter zake gesteld worden door Besluit 1/80 van de Associatieraad (zie commentaar onder art. 10 VrW, punt 2). De regeling inzake intrekking van het verblijf in toepassing van artikel 11 2 VrW is bij uitzondering enkel van toepassing op wie de toelating tot verblijf verkreeg nà 1 juni 2007. Nochtans kan de weigering op grond van fraude ook ingeroepen worden ten aanzien van de gezinshereniger die voor 1 juni 2007 een toelating tot verblijf kreeg. Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009) 61

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 11) 3.2. Welke wijzigingen kunnen aanleiding geven tot een beëindiging van het verblijf? Omtrent de toepassing van de weigeringsgrond 'niet meer te voldoen aan de voorwaarden van artikel 10 VrW', rijst er enige onduidelijkheid of elke wijziging in de situatie, bijvoorbeeld van de huisvesting, of zelfs het bereiken van de leeftijd van 18 jaar voor een minderjarige, een einde van het verblijf kan betekenen. Het is niet zo dat enkel nog een controle zou kunnen gebeuren van de voorwaarden die vermeld staan in artikel 10 1 VrW (de grondvoorwaarden), en niet meer van de voorwaarden die vermeld worden onder artikel 10 2 VrW (met name de voldoende huisvesting, ziektekostenverzekering en voldoende middelen van bestaan), want in de parlementaire voorbereiding werd gemeld: 'Met betrekking tot de situatie van het gehandicapt kind dat ouder is dan 18 jaar zal men, indien wordt vastgesteld dat de gezinshereniger niet meer over de vereiste bestaansmiddelen beschikt en een beroep doet op de sociale bijstand, bovendien moeten onderzoeken in welke mate de gezinsleden bijdragen aan het inkomen van het huishouden, overeenkomstig artikel 16.1. a) van richtlijn 2003/86' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 57-58). Anderzijds bevat artikel 10 2 VrW minstens één voorwaarde die per definitie niet ingeroepen kàn worden als motief voor de intrekking van het verblijf, namelijk het gevaar voor de volksgezondheid, gezien 'overeenkomstig artikel 6.3. van de richtlijn het loutere feit dat een ziekte na de afgifte van de verblijfstitel ontstaat geen grond mag zijn voor een beslissing die een einde maakt aan het verblijf van de betrokkene' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 59). In de Memorie van Toelichting wordt duidelijk gesteld dat de algemene controles terzake zowel een controle inhouden van het feitelijk gezinsleven, als 'van het voortdurend aanwezig zijn van de voorwaarden voor gezinshereniging' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 62). De Memorie stelt wel dat dit motief 'op een redelijke manier moeten worden gebruikt, met name met het oog op de aard en de hechtheid van de familiale banden van de persoon (cf. art. 17 van de richtlijn)' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 57-58). Ook wordt er benadrukt dat de intrekking van het verblijf op deze gronden enkel een 'algemene mogelijkheid' is, 'die geval per geval moet worden onderzocht' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 75). De RvV vernietigde in dit verband reeds een beslissing die louter toepassing maakte van artikel 11 VrW. Hoewel dit artikel een beëindiging toelaat wanneer er bijvoorbeeld geen bewijs van voldoende huisvesting meer is, verplicht artikel 17 van de richtlijn 2003/86 DVZ om hierbij steeds om dit gegeven af te wegen tegenover de aard en hechtheid van de familiebanden, etc. (RvV 22332, met verwijzing naar de parlementaire voorbereiding en naar art. 8 EVRM). 4. Controle van samenwoonst Artikel 11 2 lid 3 VrW voorziet in de mogelijkheid om controles uit te voeren om na te gaan of betrokkenen nog steeds aan de gestelde voorwaarden voldoen. Die controle mag gebeuren naar aanleiding van de verlenging van het verblijf, maar ook op een ander moment, als er gegronde vermoedens zijn van fraude of van een schijnsituatie. Een toelichting van de aard en de gevolgen van deze controles wordt gegeven onder artikel 12bis VrW, punt 3. 5. Beëindiging van de samenwoonst wegens huiselijk geweld In geval van een feitelijke scheiding van het gezin om redenen van familiaal geweld of andere bijzonder moeilijke omstandigheden, kan het verblijf verder worden verlengd (art. 11 2 lid 4 VrW). Deze uitzondering is een omzetting van artikel 15 van de richtlijn 2003/86. De Raad van State merkte op dat artikel 15 ruimer geformuleerd is dan de notie van huishoudelijk geweld, en ook andere gevallen omvat die als bijzonder moeilijke omstandigheden beschouwd kunnen worden (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 200). Het artikel voorziet ook in de toekenning van een autonome titel. De minister stelde dat er in deze gevallen niet meteen een autonome titel zou afgegeven worden, maar men de procedure gewoon zou verder zetten alsof er geen gezinsbreuk is geweest, 'hetgeen ipso facto betekent dat hun verblijf autonoom is geworden (...). In tegenstelling tot wat de Raad van State in zijn advies lijkt aan te geven, zal er geen nieuwe verblijfstitel worden afgeleverd aan de betrokken personen. In overeenstemming met ontwerpartikel 13 2 VrW, zal de verblijfstitel, waarvan zij de houder zijn, automatisch verder worden verlengd of vernieuwd (indien er geen beslissing is die een einde maakt aan de toelating tot verblijf)' (Parl.St. Doc 51-2478/001, p. 62). 6. Rechtsmiddelen tegen een weigeringsbeslissing De weigering van verblijf wordt betekend met een document conform bijlage 14, de beëindiging van het verblijf met een document conform bijlage 14ter. Tegen beide beslissingen staat binnen de dertig dagen een annulatieberoep open bij de RvV (zie de commentaar onder art. 39/56 VrW). Dit beroep is schorsend van rechtswege (art. 39/79 1 lid 2, 2 VrW). De aanvraag tot toelating tot verblijf op grond van artikel 10 VrW kan ook geweigerd worden door middel van een beslissing van onontvankelijkheid, via betekening van een document conform bijlage 15ter (art. 26 VrB). 62 Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009)

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 12) Gezien artikel 11 VrW de bevoegdheid van de beslissing tot weigering toekent aan de minister of zijn gemachtigde, en artikel 26 VrB die machtiging niet doorgeeft aan het gemeentebestuur, lijkt er een argument voorhanden om te stellen dat DVZ voorafgaand instructie moet verlenen om een bijlage 15ter af te geven. In dat geval is een beroep tegen de beslissing niet van rechtswege schorsend, tenzij eventueel uit de beslissing zou blijken dat er een onderzoek ten gronde is gevoerd (zie commentaar onder art. 12bis VrW, titel 7). Wanneer een verblijfsrecht geweigerd wordt om de reden dat een buitenlandse akte niet wordt erkend, bijvoorbeeld omdat DVZ een huwelijksakte niet aanneemt, omdat er een vermoeden is van schijnhuwelijk, is de RvV over die kwestie niet bevoegd. Artikel 27 1 van het Wetboek internationaal Privaatrecht maakt de rechtbank van eerste aanleg bevoegd over de vordering tot erkenning van een buitenlandse akte. Omdat de vordering voor de burgerlijke rechter niet schorsend is, zullen vaak beide beroepsmogelijkheden moeten worden gecombineerd (zie de commentaar onder art. 12bis, punt 4.1.2). Het annulatieberoep dient voor Turkse onderdanen getoetst te worden aan de Europese regelgeving, in toepassing van de bepalingen van Besluit 1/80 van de Associatieraad. Het Hof van Justitie verduidelijkte dat de inhoudelijke en de procedurele bescherming bij beëindiging van legaal verblijf om redenen van openbare orde voor personen met een verblijfsrecht op grond van Besluit 1/80 gelijk zijn aan die van EU-migranten (zie de arresten HvJ, Nazli, RV, 2000/87 en HvJ, Dörr en Unal, JV 2005/276). Voor een algemeen overzicht van de gevolgen en rechtsmiddelen bij afgifte van een bevel, zie de commentaar onder artikel 7 VrW. Inschrijving na toelating of machtiging tot verblijf Art. 12. De vreemdeling die toegelaten of gemachtigd is tot een verblijf van meer dan drie maanden in het rijk, wordt door het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats in het vreemdelingenregister ingeschreven. }1 [Enkel voor de toepassing van de wet van 19 juli 1991 betreffende }2 [de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten] 2 en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt het vreemdelingenregister beschouwd als integraal deel uitmakende van de bevolkingsregisters.] 1 }3 [In afwijking van het eerste lid, wordt de vreemdeling }4 [die een asielaanvraag indient] 4 ingeschreven in het in artikel 1, }5 [ 1,] 5 eerste lid, 2, van de voormelde wet van 19 juli 1991 bedoelde wachtregister.] 3 De Koning bepaalt de wijze van inschrijving en het model van de verblijfsvergunning die bij de inschrijving wordt afgegeven en daarvan bewijs levert. }6 [De aanvraag tot inschrijving moet door de vreemdeling ingediend worden binnen acht werkdagen nadat hij het Rijk is binnengekomen indien hij de machtiging tot verblijf in het buitenland heeft verkregen of indien het recht op verblijf aan hem werd toegekend in het buitenland. Zij moet worden ingediend binnen acht werkdagen na de ontvangst van die machtiging of toelating, indien deze in het Rijk werd verkregen of toegekend.] 6 De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en bij een algemene voorziening, in uitzonderlijke omstandigheden een kortere termijn vaststellen. }7 [...] 7 }1. Lid 1 aangevuld bij art. 6, 1, wet 24 mei 1994, B.S., 21 juli 1994, inwerkingtreding: 1 februari 1995 (art. 18) }2. Lid 1 gewijzigd bij art. 180, 1, wet 6 mei 2009, B.S., 19 mei 2009 }3. Lid 2 ingevoegd bij art. 6, 2, wet 24 mei 1994, B.S., 21 juli 1994, inwerkingtreding: 1 februari 1995 (art. 18) }4. Lid 2 gewijzigd bij art. 180, 2, wet 6 mei 2009, B.S., 19 mei 2009 }5. Lid 2 gewijzigd bij art. 180, 3, wet 6 mei 2009, B.S., 19 mei 2009 }6. Lid 4 vervangen bij art. 10 wet 15 september 2006, B.S., 6 oktober 2006, inwerkingtreding: 1 juni 2007 (art. 1 K.B. 27 april 2007, B.S., 21 mei 2007) }7. Lid 6 opgeheven bij art. 3 wet 6 augustus 1993, B.S., 26 oktober 1993, inwerkingtreding: 1 maart 1994 (art. 1 K.B. 1 oktober 1993, B.S., 26 oktober 1993) BERT GABRIËLS 1. Algemeen Artikel 12 stelt een termijn in van acht werkdagen waarbinnen de aanvraag tot inschrijving moet worden ingediend na de machtiging of toelating tot verblijf, of, wanneer het een vreemdeling betreft die in het buitenland verbleef en daar de machtiging tot verblijf verkreeg, na binnenkomst in België. Onder een werkdag verstaat men alle kalenderdagen met uitsluiting van de zaterdagen, zondagen en feestdagen (art. 115 VrB). Een inschrijving die te laat gevraagd wordt, leidt evenwel niet tot een weigering. Artikel 79 VrW legt als sanctie enkel een geldboete op: een laattijdige inschrijving wordt gestraft met een geldboete van zesentwintig euro tot vijfhonderd euro. Gezien de bepalingen inzake inschrijving erg verspreid staan, en om herhalingen te vermijden in de commentaren die betrekking hebben op de inschrijving, wordt hieronder een volledig overzicht gegeven van de procedures van inschrijving, waarnaar in de andere commentaren telkens wordt verwezen. 2. Wachtregister, Vreemdelingenregister, Bevolkingsregister Elke persoon met een hoofdverblijf in België dient zich in te schrijven. De rechtsgrond daarvoor is terug te vinden in artikel 1 van de Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister (BS 3 september 1991). Artikel 12 VrW bevat enkel een herhaling van die verplichting. Een concrete toelichting van de regels betreffende de inschrijving is te vinden in de omzendbrief van 17 juli 2001 betreffende de Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009) 63

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 12) preciseringen aangaande de rol van het gemeentebestuur in het kader van de toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, alsmede aangaande de taken van bepaalde bureaus van de Dienst Vreemdelingenzaken, (BS 28 augustus 2001), in de omzendbrief van 7 oktober 1992 betreffende het houden van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister en de omzendbrief van 22 mei 2003 betreffende de verblijfsbewijzen voor vreemdelingen (BS 17 juli 2003), gewijzigd door de omzendbrief van 21 juni 2007 betreffende de wijziging van de Vreemdelingenwet (punt X. B.). Een vreemdeling kan ingeschreven worden in het wachtregister, het vreemdelingenregister of het bevolkingsregister, wat min of meer samenhangt met de duurzaamheid van het verblijf. In het wachtregister worden de vreemdelingen ingeschreven die een asielaanvraag hebben ingediend (en geen ander verblijfsrecht genieten), en de burgers van de Unie die zich reeds hebben aangemeld, maar ten aanzien van wie nog geen woonstcontrole werd uitgevoerd. In het vreemdelingenregister worden alle vreemdelingen ingeschreven die toegelaten of gemachtigd werden tot een verblijf, hetzij voor beperkte duur, hetzij voor onbeperkte duur, en ook de vreemdelingen die nog in een verblijfsprocedure zitten op grond van gezinshereniging of op grond van artikel 9ter VrW. In het bevolkingsregister worden alle Belgen ingeschreven, de vreemdelingen met een machtiging tot vestiging of het statuut van langdurig ingezetene (art. 17 VrW) en de vreemdelingen die burger zijn van de Unie met een verklaring van inschrijving een positieve woonstcontrole (zie de commentaar onder art. 42 VrW). Het vreemdelingenregister en het bevolkingsregister worden bijgehouden door het gemeentebestuur. Het wachtregister wordt wat betreft de inschrijving van asielzoekers gezamenlijk bijgehouden door het gemeentebestuur en door DVZ (Omz. 17 juli 2001, BS 28 augustus 2001, omzendbrief van 30 oktober 1995 betreffende het houden van het wachtregister, BS 29 november 1995 en de omzendbrief van 16 mei 2003 betreffende de collectes in het wachtregister, BS 10 november 2003). Kandidaat-vluchtelingen hebben bij het interview de mogelijkheid om fouten in hun persoonlijke gegevens te vermelden. Als de fouten niet gemeld worden bij het interview, zal de Dienst Vreemdelingenzaken alleen nog wijzigingen doorvoeren op voorlegging van een internationaal paspoort. In dit geval kan voor de kandidaatvluchteling een afspraak worden gemaakt met bureau RN. De kandidaat-vluchteling dient zich dan aan te melden met zijn paspoort. In geval van de geboorte van een kind in België, moet de geboorteakte gefaxt worden naar DVZ. In geval een kind dat niet in België geboren is, de ouders vervoegt, moet een afspraak gemaakt worden met DVZ. Op deze afspraak dient één van de ouders zich met het kind, de identiteitsdocumenten (geboorteakte) van het kind en de eigen verblijfsdocumenten aan te melden. Er kan een interview van het kind en de ouders worden afgenomen. Als de familieband afdoende wordt aangetoond, wordt het kind bijgeschreven op de bijlage van één van de ouders (gewoonlijk die van de moeder). Voor kinderen van uitgeprocedeerde kandidaat-vluchtelingen wordt slechts een aanpassing van het wachtregister uitgevoerd als de verblijfstitel van de ouder(s) wordt verlengd op instructie van de Dienst Vreemdelingenzaken (Omz. van 16 mei 2003 betreffende de collectes in het wachtregister). 3. Vreemdelingenkaarten en verblijfsdocumenten 3.1. Afgifte van de kaart bij inschrijving Bij de inschrijving in de registers moeten de persoonsgegevens worden opgenomen zoals die voorkomen in het nationaal identiteitsbewijs (bv. het paspoort van het land van oorsprong van de vreemdeling). Wanneer de vreemdeling aantoont dat dit nationaal identiteitsbewijs niet voorgelegd kan worden, gebeurt de inschrijving op basis van de gegevens die opgenomen zijn in een akte van de burgerlijke stand (geboorteakte van die persoon of van diens kind, huwelijksakte). De omzendbrief van 22 mei 2003 betreffende de verblijfsbewijzen voor vreemdelingen stelt dat 'de verblijfsbewijzen moeten worden opgemaakt op grond van de vermeldingen in het bevolkingsregister, vreemdelingenregister of wachtregister. Die vermeldingen moeten bovendien volkomen overeenstemmen met de inschrijvingen op andere documenten (inlichtingenblad, enz.) die aan de Dienst Vreemdelingenzaken, eventueel door de zorg van het Rijksregister, worden doorgegeven'. Uit het type van vreemdelingenkaarten en verblijfsdocumenten die worden afgegeven is niet altijd af te leiden in welk register betrokkene is ingeschreven. Zo kan een attest van immatriculatie gegeven worden aan vreemdelingen die in het wachtregister zijn ingeschreven (asielzoekers), of ook aan vreemdelingen die in het vreemdelingenregister zijn ingeschreven (procedure op basis van art. 9ter VrW). In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad en in de faciliteitengemeenten moeten de verblijfsbewijzen opgemaakt zijn in in de door de houder gekozen landstaal. In voorkomend geval wordt het verblijfsbewijs geannuleerd en vernietigd (Omz. 22 mei 2003, BS 17 juli 2003). Als regel geldt dat iedere vreemdeling zich in persoon moet aanmelden om zijn verlengd, vernieuwd of vervangen verblijfsbewijs in ontvangst te nemen. 64 Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009)

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 12) Naar aanleiding van het vervangen van de kartonnen documenten door elektronische kaarten, werd er een omstandige instructie gepubliceerd inzake de inschrijving in de registers (zie ook punt IX.B. Omz. 21 juni 2007). Deze is terug te vinden op de website van DVZ onder: www.dofi.fgov.be/nl/reglementering/belgische/overige/omzendbrieven/2008. De vreemdeling moet zijn door de wet vereiste identiteitsstukken of documenten bij zich houden, zo niet, kan er overgegaan worden tot een administratieve aanhouding (art. 74/7 VrW). Door het KB van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar (BS 20 december 1996) werd een bijzondere regeling voorzien voor de rechthebbenden onder de 12 jaar. Zij krijgen een zogenaamd 'identiteitsstuk'. Voor de opmaak van dit stuk is er geen pasfoto vereist. Daarnaast is er ook de mogelijkheid om een identiteitsbewijs te laten opmaken, op verzoek van de persoon of de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen over het kind. Hiervoor is vereist dat het kind zich persoonlijk aanbiedt bij het gemeentebestuur, en dat een identiteitsfoto van het kind overhandigd wordt. Nadere toelichting kan worden teruggevonden in de omzendbrief van 17 februari 1997 inzake identiteitsstukken en bewijzen voor kinderen onder de 12 jaar. Als een vreemdeling beschikt over een recht op inschrijving, maar er kan niet meteen overgegaan worden tot inschrijving in de registers, moet het gemeentebestuur een document afgeven conform bijlage 15 (art. 119 VrB en punt IX.A.3 van de omzendbrief van 21 juni 2007). Een bijzondere plaats wordt ingenomen door het tijdelijk verblijfsdocument conform de bijlage 35, dat het verblijf dekt tijdens een beroepsprocedure voor de RvV in geval van een schorsing van rechtswege (zie de commentaar onder art. 111 VrB). Vanaf 1 juni 2008 wordt, na enkele pilootprojecten, gestart met de algemene uitrol van elektronische vreemdelingenkaarten. Een kort overzicht van de relevante bepalingen terzake is terug te vinden in punt IX.B. Omz. VrB. Het komt frequent voor dat vreemdelingen, ingeschreven onder een verklaarde identiteit, nadien het gemeentebestuur verzoeken deze identiteit te verbeteren. Het gaat dan meestal om gegevens gebaseerd op de eigen verklaringen van de betrokkene, die achteraf blijken foutief of vals te zijn. Het gemeentebestuur moet voor deze verbeteringen instructies vragen aan DVZ, en dit op voorleggen van een recent en geldig paspoort van betrokkene. 3.2. Vervanging van de verblijfskaarten bij vernieuwing af wijziging Het vervangen of vernieuwen van een verblijfskaart kan enkel tegen overhandiging van het oude document (art. 36 VrB). Het oude document moet vernietigd worden met een afstempeling en bewaard worden (punt 3.B.1. van de omzendbrief van 22 mei 2003, BS 17 juli 2003). Naast de gevallen bepaald bij artikel 36 tweede lid van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, dient eveneens ambtshalve overgegaan te worden tot vervanging in de volgende gevallen (punt 3.B.2.d. van genoemde omzendbrief): - bij verblijfsdocumenten met om het even welke vergissing, overschrijving, doorhaling of bevuiling; - bij inbeslagname door de politiediensten of door een gerechtelijke autoriteit. Overeenkomstig artikel 116 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981, dient iedere afgenomen vergunning of ieder afgenomen document onmiddellijk te worden vervangen door een attest overeenkomstig het model van bijlage 37; - bij wijziging van het nummer van het dossier bij de Dienst Vreemdelingenzaken. In geval van vervanging van een verblijfsbewijs wordt op het nieuwe document dezelfde vervaldatum vermeld als op het oude document. De vervanging mag er immers niet toe leiden dat de betrokkene door de vervanging een verblijfsbewijs met langere geldigheidsduur zou bekomen. De vervanging wordt vermeld op de kaart (punt 3.B.3 en 3.B.4 van genoemde omzendbrief) 3.3. Procedure bij verlies of diefstal van verblijfskaart Punt IX.A.2. Omz. 21 juni 2007 regelt de procedure bij verlies of diefstal (art. 36bis VrB). Als een vreemdeling het verlies of de diefstal van zijn verblijfsbewijs vaststelt, is hij verplicht onverwijld aangifte daarvan te doen bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijf of bij de gemeentelijke politie van de plaats waar het verlies of de diefstal werd vastgesteld. De vreemdeling verkrijgt dan een verklaring van verlies of diefstal, voorzien van een identiteitsfoto. Eventueel wordt een kopie van de verklaring van verlies of diefstal overgemaakt aan de gemeente van verblijf. Deze gemeente bewaart een kopie. Aan de vreemdeling wordt een attest van verlies, diefstal of vernieling, voorzien van een identiteitsfoto, afgeleverd. Een kopie van dit attest wordt door de politie overgemaakt aan de Dienst Vreemdelingenzaken (Dienst Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009) 65

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 12) Verblijfstitels) en aan de gemeente van hoofdverblijf van de vreemdeling die het bewaart in het dossier van de vreemdeling. Een nieuw document mag pas worden gegeven na inlevering van de verklaring van verlies of diefstal en na het onderzoek door de politie. Op het nieuwe verblijfsbewijs moet de vermelding 'duplicaat' worden aangebracht. In geval van herhaaldelijk verlies of diefstal wordt een grondig onderzoek gelast en wordt aan de Dienst Vreemdelingenzaken bericht gezonden dat het gemeentebestuur hiervan aan het bevoegde parket kennis heeft gegeven. In geval van verlies of diefstal van een elektronische kaart, geldt de gelijkaardige regeling van artikel 6ter van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters. 4. Procedure van inschrijving en woonstcontrole De handelingen die de gemeente moet stellen bij een eerste contact met een vreemdeling werden vermeld in de omzendbrief van 17 juli 2001 betreffende de preciseringen aangaande de rol van het gemeentebestuur in het kader van de toepassing van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, alsmede aangaande de taken van bepaalde bureaus van de Dienst Vreemdelingenzaken, (BS 28 augustus 2001). Bij het eerste contact met een vreemdeling moet de gemeente het paspoort met of zonder visum of de immatriculatiekaart kopiëren. Het opgegeven adres moet worden genoteerd en het doel van verblijf moet worden nagegaan. Vervolgens dienen eventueel bijkomende documenten te worden gecontroleerd, zoals de arbeidskaart, de huwelijksakten en/of geboorteakten,... Daarna mag men een bijlage 15 afleveren, geldig voor 45 dagen. Deze termijn van de bijlage 15 (voorheen 15 dagen) werd gewijzigd door punt IX.A.3. van de omzendbrief van 21 juni 2007. Het voorleggen van het paspoort is een voorwaarde voor elke inschrijving, ook wanneer de machtiging tot verblijf werd toegekend op basis van artikel 9bis of 9ter VrW, en er voor het indienen van die aanvraag geen paspoort voorgelegd moest worden. Wanneer de betrokken vreemdeling in de onmogelijkheid blijft om een paspoort voor te leggen, moeten daarvan voldoende bewijzen worden voorgelegd aan de gemeente, die deze overmaakt aan DVZ. DVZ kan dan in uitzonderlijke gevallen de gemeente toestemming geven om betrokkene zonder paspoort in te schrijven. Indien een vreemdeling, waarvan de Dienst Humanitaire Regularisaties beslist heeft het verblijf te machtigen, een paspoort voorlegt wanneer hij zich aan het loket aanbiedt voor de afgifte van het Bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister (BIVR) en de gegevens op dit paspoort verschillen van de identiteit onder dewelke betrokkene tot verblijf werd gemachtigd, dan verstrekt het gemeentebestuur geen BIVR, noch onder de gekende identiteit, noch onder deze op het paspoort, maar dient contact te worden opgenomen met de Dienst Humanitaire Regularisaties. Deze dienst zal uitmaken of het nieuw gegeven van aard is de verstrekte machtiging in te trekken (fraude) dan wel of de machtiging gehandhaafd blijft en het BIVR kan worden afgeleverd onder de identiteit op het paspoort. Bij elke inschrijving vindt een controle van woonst plaats. Artikel 7 5 van het KB van 16 juli 1992 betreffende de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister bepaalt dat het onderzoek naar de hoofdverblijfplaats in het kader van de inschrijving in de registers binnen de acht dagen moet gebeuren. Binnen de twintig dagen moet een inschrijving volgen, of een weigering van inschrijving betekend worden. Het verdient aanbeveling om in (analoge) toepassing van deze bepaling bij een aanvraag tot verblijf reeds bewijzen van de hoofdverblijfplaats toe te voegen. Een negatieve woonstcontrole kan er immers toe leiden dat de aanvraag niet in overweging genomen wordt (met een bijlage 40 in het kader van art. 25/2 KB, of met een bijlage 2 bij de omzendbrief van 21 juni 2007 in het kader van art. 9bis VrW). In praktijk geschiedt de woonstcontrole bijna uitsluitend via een bezoek van de wijkagent, maar de wetgeving definieert dit nazicht veel ruimer. Artikel 16 van het KB van 16 juli 1992 stelt dat de vaststelling van hoofdverblijfplaats met het oog op een inschrijving, gebeurt op grond van 'verschillende elementen, met name de plaats waar de betrokkene gaat na zijn beroepsbezigheden, de plaats waar de kinderen naar school gaan, de arbeidsplaats, het energieverbruik en de telefoonkosten, het gewone verblijf van de echtgenoot of van andere leden van het huishouden'. Bij discussie omtrent de verblijfplaats kan dan achteraf in beroep bij de RvV nog aangevoerd worden dat onvoldoende rekening gehouden werd met alle relevante elementen. De vreemdelingenwet voorziet zelf ook in bepaalde procedures dat er een woonstcontrole dient te gebeuren, waarbij het niet altijd duidelijk is of deze onder dezelfde bepalingen vallen. Het gaat bijvoorbeeld om de woonstcontrole bij het indienen van een aanvraag op grond van artikel 9bis of 9ter VrW, of de aanvragen op grond van artikel 9 VrW zoals voorzien in artikel 25/2 VrB. Het gaat dan om een controle dat betrokkene op het grondgebied van de gemeente verblijft, via een onderzoek naar de 'reële verblijfplaats'. De omzendbrief van 21 juni 2007 bepaalt een termijn van tien dagen voor die controle, maar bepaalt verder geen modaliteiten (punt II.C.2b Omz. VrB). Gezien het eveneens om de vaststelling van een verblijfplaats gaat, lijkt het verdedigbaar dat het om een gelijkaardige controle gaat als deze met het oog op inschrijving. 66 Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009)

Wet 15 december 1980 - Vreemdelingenwet - uittreksel (Art. 12bis) Procedureregels voor artikel 10 VrW }1 [Art. 12bis. }2 [ 1. De vreemdeling die verklaart dat hij zich in één der in artikel 10 voorziene gevallen bevindt, moet zijn aanvraag indienen bij de Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger die bevoegd is voor zijn woonplaats of zijn verblijfplaats in het buitenland. In de volgende gevallen kan hij zijn aanvraag echter indienen bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats: 1 indien hij al in een andere hoedanigheid toegelaten of gemachtigd werd tot een verblijf van meer dan drie maanden in het Rijk en indien hij vóór het einde van deze toelating of machtiging alle in 2 bedoelde bewijzen overlegt; 2 indien hij tot een verblijf van maximaal drie maanden is gemachtigd en vóór het einde van deze machtiging alle in 2 bedoelde bewijzen overlegt; 3 indien hij zich bevindt in }3 [buitengewone] 3 omstandigheden die hem verhinderen terug te keren naar zijn land om het op grond van artikel 2 vereiste visum te vragen bij de bevoegde Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger en alle in 2 bedoelde bewijzen overmaakt, evenals een bewijs van zijn identiteit. 2. Indien de in 1 bedoelde vreemdeling zijn aanvraag indient bij de Belgische diplomatieke of consulaire vertegenwoordiger die bevoegd is voor zijn woonplaats of zijn verblijfplaats in het buitenland, moeten samen met de aanvraag documenten worden overgelegd die aantonen dat hij voldoet aan de voorwaarden die worden bedoeld in artikel 10, 1 tot 3, met name een medisch getuigschrift waaruit blijkt dat hij niet lijdt aan één van de in }4 [...] 4 de bijlage aan deze wet opgesomde ziekten, evenals, indien hij ouder is dan achttien jaar, een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document. De datum voor het indienen van de aanvraag is die waarop alle bewijzen, overeenkomstig artikel 30 van de wet van 16 juli 2004 houdende het Wetboek van internationaal privaatrecht of de internationale overeenkomsten betreffende dezelfde materie, worden overgelegd. De beslissing met betrekking tot de toelating tot verblijf wordt zo snel mogelijk en ten laatste negen maanden volgend op de datum van indiening van de aanvraag, zoals bepaald in het tweede lid, getroffen en betekend. In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag, kan de minister of zijn gemachtigde deze termijn tweemaal, met een periode van drie maanden, verlengen. Dit wordt gedaan door middel van een gemotiveerde beslissing die ter kennis wordt gebracht van de aanvrager. Indien geen enkele beslissing getroffen werd na het verstrijken van de termijn van negen maanden volgend op de datum waarop de aanvraag werd ingediend, die eventueel verlengd werd overeenkomstig het vierde lid, moet de toelating tot verblijf verstrekt worden. 3. In de in 1, tweede lid, 1 en 2, bedoelde gevallen, wanneer de in 1 bedoelde vreemdeling zich bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanbiedt en verklaart dat hij zich in één der in artikel 10 voorziene gevallen bevindt, wordt hij, na inzage van de documenten die vereist zijn voor zijn binnenkomst en verblijf en op voorwaarde dat alle bewijzen bedoeld in 2 werden overgemaakt, ingeschreven in het vreemdelingenregister en in het bezit gesteld van een document waaruit blijkt dat de aanvraag werd ingediend, en van een document waaruit blijkt dat hij in het vreemdelingenregister werd ingeschreven. Het gemeentebestuur brengt de minister of zijn gemachtigde onverwijld op de hoogte van de aanvraag en verzekert zich van zijn akkoord. Indien de minister of zijn gemachtigde een gunstige beslissing neemt of indien binnen een periode van negen maanden volgend op de indiening van de aanvraag geen enkele beslissing ter kennis wordt gebracht van het gemeentebestuur, wordt de vreemdeling toegelaten tot een verblijf. In bijzondere omstandigheden die verband houden met het complexe karakter van de behandeling van de aanvraag, kan de minister of zijn gemachtigde deze termijn }5 [tweemaal] 5 met een periode van drie maanden verlengen. Dit wordt gedaan door middel van een gemotiveerde beslissing die ter kennis wordt gebracht van de aanvrager vóór afloop van de in het derde lid bepaalde termijn. 4. In de gevallen bedoeld in 1, tweede lid, 3, wanneer de vreemdeling bedoeld in 1 zich aanbiedt bij het gemeentebestuur van de plaats waar hij verblijft en verklaart dat hij zich bevindt in één van de in artikel 10 bedoelde gevallen, moet het gemeentebestuur zich onverwijld vergewissen van de ontvankelijkheid van de aanvraag bij de minister of zijn gemachtigde. Wanneer deze van oordeel is dat de vreemdeling voldoet aan de voorwaarden van 1, tweede lid, 3, wordt dit medegedeeld aan het gemeentebestuur, dat de vreemdeling dan inschrijft in het vreemdelingenregister en hem in het bezit stelt van een document waaruit blijkt dat de aanvraag werd ingediend en van een document waaruit blijkt dat hij in het vreemdelingenregister werd ingeschreven. De beoordeling van de medische situatie die in voorkomend geval ingeroepen wordt door de vreemdeling, gebeurt door een ambtenaar-geneesheer }6 [of een geneesheer aangeduid door de minister of zijn gemachtigde] 6 die daaromtrent een advies verschaft. Hij kan zonodig de vreemdeling onderzoeken en een bijkomend advies inwinnen van deskundigen, aangeduid overeenkomstig artikel 9ter, 2. De bepalingen van 3, derde en vierde lid, zijn eveneens van toepassing. 5. Wanneer het familielid of de familieleden van een als vluchteling erkende vreemdeling, met wie de bloed- of aanverwantschapsbanden al bestonden vóór hij het Rijk betrad, geen officiële documenten kunnen overleggen die aantonen dat zij voldoen aan de in artikel 10 bedoelde voorwaarden met betrekking tot de bloed- of aanverwantschapsband, wordt rekening gehouden met andere geldige bewijzen die in dit verband worden overgelegd. Bij gebrek hieraan, kunnen de in 6 }7 [, tweede lid,] 7 voorziene bepalingen worden toegepast. 6. }8 [Indien wordt vastgesteld dat de vreemdeling de ingeroepen bloed- of aanverwantschapsbanden niet kan bewijzen door middel van officiële documenten, Larcier Wet en Duiding Verblijfswetgeving (1 oktober 2009) 67