Datum: 15/4/1998 (Bijgewerkt 27/08/2007) B.S. : Niet verschenen Gewijzigd ingevolge omzendbrief van 21/09/2005 (B.S. 11/10/2005)

Transcriptie

1 Datum: 15/4/1998 (Bijgewerkt 27/08/2007) B.S. : Niet verschenen Gewijzigd ingevolge omzendbrief van 21/09/2005 (B.S. 11/10/2005) Omzendbrief betreffende de toepassing van de Uitvoeringsovereenkomst van het Akkoord van Schengen, ondertekend op 19 juni 1990 en goedgekeurd door de wet van 18 maart 1993 Aan de Dames en Heren Burgemeesters van het Rijk, De bedoeling van deze omzendbrief is de interministeriële omzendbrief van 16 maart 1995 over de gevolgen van de Schengenovereenkomst in het domein van de grenscontrole en de politiële en gerechtelijke samenwerking (B.S., 28 maart 1995) aan te vullen door bepaalde uit de toepassing van deze Overeenkomst voortvloeiende praktische gevolgen op het gebied van de toegang tot het grondgebied, het verblijf en de verwijdering van vreemdelingen, nader te expliciteren. A. INLEIDING De Uitvoeringsovereenkomst van het Akkoord van Schengen (hierna genoemd de Schengenovereenkomst) werd ondertekend op 19 juni 1990 en werd goedgekeurd door de wet van 18 maart 1993 (B.S., 15 oktober 1993). Zij werd in werking gesteld op 26 maart 1995 tussen de Beneluxlanden, Duitsland, Frankrijk, Portugal en Spanje en is op dit ogenblik ook van toepassing in Italië (sedert 26 oktober 1997), Oostenrijk (sedert 1 december 1997) en Griekenland (sedert 8 december 1997). Ter herinnering wordt de aandacht gevestigd op het feit dat de bepalingen van de Schengenovereenkomst in Belgisch recht werden omgezet door de wet van 15 juli 1996 tot wijziging van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (B.S., 5 oktober 1996). B. PRAKTISCHE GEVOLGEN 1. OP HET VLAK VAN VISA 1.1. Het gebruik van een eenvormig visum Overeenkomstig artikel 10 van de Schengenovereenkomst gebruiken de Lidstaten sedert 26 maart 1995 een eenvormig visum dat in principe geldig is voor het gehele Schengengrondgebied. De aandacht wordt gevestigd op het feit dat indien de eenvormige Schengenvisumsticker afgegeven wordt voor een verblijf van lange duur (visum type D), het een nationaal visum betreft dat de houder ervan enkel toelaat om gedurende een periode van maximaal vijf dagen te transiteren over het grondgebied van de andere Schengenlidstaten (zie titel II, Hoofdstuk II, punt B (5), van de bovenvermelde interministeriële omzendbrief van 16 maart Verder dient opgemerkt te worden dat het eenvormig Schengenvisummodel dat gebruikt wordt door die Lidstaten van de Europese Unie die geen partij zijn bij de Schengenovereenkomst (Verordening (EG) nr.1683/95 van de Raad van 29 mei 1995, Publ. EG, 14 juli 1995) beschouwd moet worden als een nationaal visum dat de houder ervan enkel toelaat om het grondgebied te betreden van de Staat die het visum in kwestie heeft afgegeven.

2 1.2. Wijze waarop een visumsticker afgegeven door een Schengenlidstaat moet gelezen worden Zone van gemeenschappelijke gegevens. Rubriek "GELDIG VOOR" Met deze rubriek wordt het grondgebied aangeduid waarop de houder van het visum zich mag ophouden. In de meeste gevallen wordt in deze rubriek de vermelding "Schengenstaten" aangebracht of vermeldt ze de Schengensta(a)t(en) tot wiens (wier) grondgebied de geldigheid van het visum beperkt is (de Beneluxlanden zijn weergegeven door de kenletters "BNL" en België wordt weergegeven door de kenletter "B").. Rubriek "VANAF... TOT..." Met deze rubriek wordt de gebruiksduur van de visumsticker aangeduid d.w.z. de periode gedurende dewelke de houder van het visum tot de in het visum aangeduide verblijfsduur (zie rubriek "DUUR VAN HET VERBLIJF") gerechtigd is. De datum van de eerste dag waarop de houder van het visum het grondgebied mag betreden waarvoor het visum geldig is, wordt aangeduid na het woord "vanaf". De datum van de laatste dag waarop de houder van het visum op het grondgebied mag verblijven waarvoor het visum geldig is, wordt aangeduid na het woord "tot". De houder van het visum moet het betrokken grondgebied verlaten op de datum van de laatste dag, voor middernacht.. Rubriek "AANTAL BINNENKOMSTEN" Deze rubriek vermeldt het aantal malen dat de houder van het visum het grondgebied waarvoor het geldig is, mag betreden, d.w.z. het aantal periodes waarover de houder van het visum het aantal toegestane dagen (zie rubriek "DUUR VAN HET VERBLIJF") kan spreiden. Het aantal binnenkomsten kan één ("01"), twee ("02"), of meer ("MULT") bedragen. Wanneer het aantal uitreizen (dat kan vastgesteld worden door het aantal uitstempels) gelijk is aan het aantal toegestane binnenkomsten, kan het visum dat afgegeven werd voor meerdere binnenkomsten niet meer gebruikt worden, ook indien de houder van het visum nog niet het aantal dagen dat op het visum vermeld is, heeft "opgebruikt".. Rubriek " DUUR VAN HET VERBLIJF...DAGEN" Deze rubriek vermeldt het aantal dagen gedurende dewelke de houder van het visum gerechtigd is te verblijven op het grondgebied waarvoor het visum geldig is. Het maximaal aantal dagen dat in deze rubriek mag vermeld worden, bedraagt negentig, d.w.z. dat de houder van het visum gedurende maximaal negentig dagen per semester op het grondgebied mag verblijven waarvoor het visum geldig is.. Rubriek "AFGEGEVEN TE...OP.." Deze rubriek vermeldt de plaats en de datum van afgifte van het visum.. Rubriek "PASPOORTNUMMER" Deze rubriek vermeldt het nummer van het paspoort waarin de visumsticker wordt aangebracht.

3 Na het paspoortnummer kan in voorkomend geval het aantal minderjarige kinderen en de echtgeno(o)t(e) vermeld worden die ingeschreven zijn in het paspoort en die de houder van het visum vergezellen. De letter "X" wordt gebruikt voor de minderjarige kinderen, voorafgegaan door een cijfer voor het aantal minderjarigen", en de letter "Y" voor de echtgeno(o)t(e). In principe is het visum dat afgegeven wordt door een Belgische diplomatieke of consulaire post geldig voor alle personen die ingeschreven zijn in het paspoort tenzij het visum aanduidt dat het slechts geldig is voor de houder van het paspoort.. Rubriek " TYPE VISUM" In deze rubriek wordt aan de hand van de volgende vermeldingen verduidelijkt op welk type visum de visumsticker betrekking heeft: A: transitvisum voor luchtvaartpassagiers: dergelijk visum laat de houder ervan enkel toe om te transiteren in de internationale zone van de luchthaven. Dit visum laat dus niet toe om het Schengengrondgebied te betreden. B: transitvisum C: visum voor kort verblijf D: nationaal visum voor verblijf van lange duur: dit type visum omvat verscheidene categorieën van visa lang verblijf. De Belgische Staat geeft een visum type D af in het geval van gezinshereniging en een machtiging tot voorlopig verblijf (M.V.V.). De kenmerken van de verschillende soorten visa worden nader geëxpliciteerd in titel II, Hoofdstuk II, punt B (3) van de bovenvermelde interministeriële omzendbrief van 16 maart Zone van de nationale vermeldingen ("BIJZONDERHEDEN") In deze zone komen uitsluitend vermeldingen voor die gebaseerd zijn op de nationale wetgeving. Deze vermeldingen zijn van groot belang om de uitgereikte visa voor lang verblijf (visum type D) te interpreteren. Bij wijze van voorbeeld hebben de volgende Belgische vermeldingen verschillende gevolgen en beogen ze elk op zich een specifieke verblijfssituatie : - «B11» : dit betekent dat de betrokken vreemdeling een visum gezinshereniging verkregen heeft op basis van artikel 10, 1e lid, 4, van de wet van 15 december 1980 en dat het Belgisch gemeentebestuur de procedure moet volgen zoals beschreven in artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 oktober «B17» : dit betekent dat de betrokken vreemdeling een machtiging verkregen heeft om voor een tot 1 jaar beperkte duur in België te verblijven (toepassing van artikelen 9 en 13 van de wet van 15 december 1980). Het stadsbestuur moet in dit geval aan de vreemdeling een bewijs tot inschrijving in het vreemdelingenregister (B.I.V.R.) overhandigen dat beperkt is tot de duur van de MVV. De aandacht wordt gevestigd op het feit dat indien het visum type D geen enkele vermelding bevat in de zone van de nationale vermeldingen (rubriek "BIJZONDERHEDEN"), de houder van het visum in het bezit gesteld moet worden van een B.I.V.R. voor onbeperkte duur.

4 1.3. Gevolgen van de afgifte van een eenvormig Schengenvisum, type C (kort verblijf) Het belangrijkste gevolg is dat een Schengenvisum, type C, dat afgegeven wordt door de Staten die partij zijn bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst in principe geldig is voor het gehele Schengengrondgebied. Dit betekent bijvoorbeeld dat sedert 8 december 1997 de houder van een Schengenvisum dat afgegeven werd door Griekenland, gerechtigd is het grondgebied van de andere Staten die partij zijn bij de Schengenuitvoeringsovereenkomst (hierna genoemd het Schengengrondgebied) te betreden en er zich te verplaatsen gedurende de duur van het toegestane verblijf (maximum drie maanden) en omgekeerd, dit voor zover de andere binnenkomstvoorwaarden vervuld zijn. 2. OP HET VLAK VAN VERBLIJF 2.1. Het opstellen van een aankomstverklaring Een vreemdeling dient binnen de drie dagen na het Belgisch grondgebied betreden te hebben, zijn aankomst te signaleren bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats, tenzij hij logeert in een logementshuis, gehospitaliseerd is of in een strafinrichting verblijft (artikel 5 van de bovenvermelde wet van 15 december 1980 en artikel 18 van het bovenvermeld koninklijk besluit van 8 oktober 1981). De aankomstverklaring die afgegeven wordt op grond van artikel 20 van het bovenvermeld koninklijk besluit van 8 oktober 1981, moet opgesteld worden op basis van de vermeldingen die voorkomen op de visumsticker De aandacht dient gevestigd te worden op het feit dat deze vermeldingen tesamen dienen gelezen en geïnterpreteerd te worden. Zo kan het visum niet meer gebruikt worden indien de geldigheidsduur van de visumsticker verstreken is (de uiterste datum is de datum die vermeld is na "TOT" in de rubriek "VANAF...TOT...", om middernacht), zelfs indien de houder van het visum nog niet het aantal toegekende dagen (zie rubriek "DUUR VAN HET VERBLIJF") "opgebruikt" heeft. Bij wijze van voorbeeld kan gewezen worden op de afgifte van een visum met de volgende vermeldingen: GELDIG VAN TOT ; AANTAL BINNEN- KOMSTEN: 01; DUUR VAN HET VERBLIJF: 30 dagen. Indien de houder van het bovenvermeld visum onmiddellijk naar België komt en hier aankomt op 2 maart 1998 (vastgesteld door het aanbrengen van een binnenkomststempel) betekent dit dat hij in België mag verblijven tot 31 maart 1998, middernacht. Indien de houder van het visum echter in België pas aankomt op mag hij slechts verblijven tot 16 april 1998, middernacht. Men dient bovendien de rubriek "DUUR VAN HET VERBLIJF" samen te lezen en te interpreteren met de rubriek "AANTAL BINNENKOMSTEN". Indien de houder van het visum gemachtigd werd om meer dan één keer het Schengengrondgebied te betreden en van deze mogelijkheid gebruikt heeft gemaakt, dient het aantal dagen gedurende dewelke de vreemdeling verbleven heeft op het Schengengrondgebied bij de vorige binnenkomsten (vastgesteld door het aanbrengen van een binnenkomststempel), telkens meegeteld te worden.

5 Indien het totaal aantal dagen dat hij op het Schengengrondgebied verbleven heeft gelijk is aan het aantal dagen dat vermeld is in de rubriek "DUUR VAN HET VERBLIJF", mag de visumsticker niet meer gebruikt worden. Bij wijze van voorbeeld kan gewezen worden op de afgifte van een visum met de volgende vermeldingen: GELDIG VAN TOT ; AANTAL BINNEN- KOMSTEN: MULT.; DUUR VAN HET VERBLIJF: 30 dagen. Indien de houder van het visum het Schengengrondgebied betreedt via België op en er dertig dagen verblijft, verstrijkt het visum op Indien hij echter slechts tien dagen verblijft op het Schengengrondgebied bij zijn eerste binnenkomst, betekent dit dat hij gedurende de volgende binnenkomsten nog twintig dagen mag verblijven. In het bovenvermeld voorbeeld moet de aankomstverklaring die door het gemeentebestuur wordt uitgereikt bij de eerste binnenkomst (vastgesteld door het aanbrengen van een binnenkomststempel op 1 maart 1998), de vreemdeling tot verblijf toelaten tot Indien de vreemdeling in kwestie slechts tien dagen in België verblijft en na het Schengengrondgebied verlaten te hebben, België terug binnenkomt op (nieuwe binnenkomststempel), moet de aankomstverklaring die uitgereikt wordt bij de tweede binnenkomst de vreemdeling tot verblijf toelaten tot Indien de vreemdeling in kwestie bij de tweede binnenkomst slechts 10 dagen verblijft, het Schengengrondgebied verlaat en België terug binnenkomt op 10 april 1998 (derde binnenkomststempel), moet de aankomstverklaring bij de derde binnenkomst beperkt worden tot 16 april 1998, datum van het verstrijken van de geldigheidsduur van de visumsticker, ook al hij heeft hij nog niet alle dertig dagen van de toegestane verblijfsduur opgebruikt. Er dient in dit verband nog opgemerkt te worden dat indien de geldigheidsduur van het visum één jaar bedraagt, men slechts per semester gebruik kan maken van de toegestane verblijfsduur zoals vermeld in de rubriek "VANAF...TOT..." Indien het visum bijvoorbeeld de vermeldingen "GELDIG VAN TOT ; AANTAL BINNENKOMSTEN: MULT., DUUR VAN VERBLIJF: 30 DAGEN, bevat, mag de houder van het visum 30 dagen verblijven op het Schengengrondgebied van 1 maart 1998 tot 31 augustus 1998 en mag hij dertig dagen verblijven van 1 september 1998 tot 28 februari In het bovenvermeld voorbeeld moet de aankomstverklaring die uitgereikt wordt bij de opeenvolgende binnenkomsten, in de loop van beide semesters opgesteld worden volgens de hierbovenbeschreven procedure, waarbij het aantal dagen dat men verbleven heeft in het eerste semester geen invloed heeft op het aantal dagen dat men kan verblijven in het tweede semester Het aanbrengen van een binnenkomststempel in het paspoort van de vreemdeling overeenkomstig artikel 16, 1, van het bovenvermeld koninklijk besluit van 8 oktober 1981, speelt een belangrijke rol in het kader van het opstellen van een aankomstverklaring. Deze binnenkomststempel laat immers toe nauwkeurig de datum te bepalen waarop men het Schengengrondgebied betreden heeft. Indien het paspoort geen binnenkomststempel bevat, dient de aankomstverklaring als volgt opgesteld te worden:

6 - indien de vreemdeling visumplichtig is en in het paspoort derhalve een visum is aangebracht, wordt de vreemdeling geacht het Schengengrondgebied betreden te hebben vanaf de eerste dag van de geldigheidsduur van de visumsticker (datum aangeduid na het woord "VANAF", in de rubriek "VANAF...TOT"), tenzij hij bewijst dat hij op een latere datum het Schengengrondgebied betreden heeft; - indien de vreemdeling niet visumplichtig is, dient de aankomstverklaring slechts opgesteld te worden voorzover de vreemdeling het bewijs levert dat hij minder dan drie maanden op het Schengengrondgebied vertoeft. Indien de vreemdeling er niet in slaagt om dit bewijs te leveren, wordt hij geacht langer dan drie maanden op het Schengengrondgebied te verblijven (zie artikel 7, eerste lid, 2, van de bovenvermelde wet van 15 december 1980). Tenslotte dient de aandacht gevestigd te worden op het feit dat een binnenkomststempel in een paspoort slechts kan aangebracht worden door de Schengengrenspost via dewelke men het Schengengrondgebied betreden heeft en dat een binnenkomststempel in geen geval kan aangebracht worden door de Dienst Vreemdelingenzaken Het recht zich te verplaatsen op het Schengengrondgebied Zoals reeds aangeduid werd in de bovenvermelde interministeriële omzendbrief van 16 maart 1995, mag de vreemdeling die op een regelmatige wijze via een buitengrens het Schengengrondgebied betreden heeft, zich vrij verplaatsen op het Schengengrondgebied gedurende maximaal drie maanden in een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum waarop een inreisstempel werd aangebracht. Artikel 21.1 van de Schengenovereenkomst bepaalt eveneens dat een vreemdeling die houder is van een geldige verblijfstitel die afgegeven werd door een Schengenlidstaat, zich op grond van deze titel en van een geldig reisdocument, gedurende maximaal drie maanden in een periode van zes maanden vrij mag verplaatsen op het grondgebied van de andere Schengenlidstaten, voor zover hij de volgende voorwaarden vervult: - het, zonodig, overleggen van documenten ter staving van het doel van het voorgenomen verblijf en de verblijfsomstandigheden; - het beschikken over voldoende middelen van bestaan in de zin van artikel 3, eerste lid, 4, van de wet van 15 december 1980; - niet figureren op de nationale signalementslijst van de Schengenlidstaten op wier grondgebied hij zich wenst te verplaatsen; - niet geacht worden de openbare orde, de nationale veiligheid of de internationale betrekkingen van een Schengenlidstaat te kunnen schaden. De aandacht dient gevestigd te worden op het feit dat enkel de vreemdelingen die houder zijn van een bepaalde verblijfstitel die afgegeven werd door de Schengenlidstaten genieten van het recht om zich vrij te verplaatsen op het Schengengrondgebied. Voor wat betreft de verblijfstitels die afgegeven worden door de Belgische autoriteiten zijn het enkel het bewijs tot inschrijving in het vreemdelingenregister, de (gele) identiteitskaart voor vreemdelingen (de houders van een blauwe verblijfskaart genieten van gunstigere bepalingen inzake het vrije verkeer van personen), de speciale verblijfstitels die afgegeven worden door het Ministerie van Buitenlandse Zaken of een identiteitsbewijs dat door een Belgisch gemeentebestuur afgegeven wordt aan een kind onder de twaalf jaar (voorzien van een foto) die in dit verband in aanmerking komen. De houders van een attest van immatriculatie of een ander voorlopig verblijfsdocument genieten niet van het recht om zich vrij te verplaatsen op het Schengengrondgebied.

7 De lijst van verblijfstitels die afgegeven worden door de andere Schengenlidstaten en die het recht geven om zich vrij te verplaatsen op het Schengengrondgebied, zal later medegedeeld worden. De aandacht wordt nog gevestigd op het feit dat een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfstitel die afgegeven werd door een Schengenlidstaat, conform de Schengenovereenkomst slechts gedurende maximaal drie maanden op een periode van zes maanden zich vrij mag verplaatsen op het Schengengrondgebied. Een vreemdeling die langer dan drie maanden in België wenst te verblijven, dient de Belgische bepalingen terzake na te leven (bijv. door zich te baseren op een recht op verblijf of vestiging of via een aanvraag tot machtiging tot verblijf). 3. OP HET VLAK VAN VERWIJDERING De drie Schengenlidstaten, Italië, Griekenland en Oostenrijk, waar de Schengenovereenkomst sedert kort in werking gesteld werd, en die nog niet voorkomen op het bevel om het grondgebied te verlaten dat ter kennis worden gebracht door middel van het formulier A en B overeenkomstig het model van de bijlage 12 en 13 van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, kunnen zonodig, in afwachting van een formele wijziging van de bovenvermelde bijlagen, manueel toegevoegd worden op de betrokken formulieren. De Lidstaten die partij zijn bij de Overeenkomst van Dublin van 15 juni 1990 betreffende de vaststelling van de Staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij één van de Lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend, moeten echter niet toegevoegd worden aan de lijst van Staten die voorkomen op de hierbovenvermelde formulieren A en B. Deze Overeenkomst die goedgekeurd werd door de wet van 11 mei 1995 en in werking getreden is op 1 september 1997 betreft immers, zoals de titel van de Overeenkomst reeds aangeeft, enkel de asielprocedure. Elke inlichting aangaande het onderwerp van deze omzendbrief kan verkregen worden bij de Dienst Vreemdelingenzaken:. bureau AN (voor de individuele gevallen);. studiebureau (voor elke vraag van juridische aard).