Doorstroming van allochtone jongeren van het secundair onderwijs naar het hoger onderwijs optimaliseren RAPPORT Opdracht : via het opzetten van gesprekken met allochtone studenten in het tweede en derde jaar nietuniversitair hoger onderwijs, nagaan welke kritische succesfactoren zijn voor het reeds gevolgde leertraject. September - december 1999 Conclusies en korte beschrijving van cases. Ria Rector Autonome Hogeschool Hasselt
Er werden gesprekken gevoerd met 14 studenten. De gesprekken gebeurden in groepjes van 2 of 3 studenten, zodat 6 gesprekken doorgingen. Elk gesprek duurde ongeveer 3u. Identificatiegegevens van de 14 betrokken studenten: - Etnische afkomst: 8 Turks, 4 Marokkaans, 2 Italiaans Allen migranten van de 2 de of 3 de generatie en in België geboren of voor 3 jaar naar België gekomen. - Sexe: 9 meisjes, 5 jongens - Leeftijd: tussen 20 en 24 jaar - Regio: 9 van Limburg, 2 van Gent, 3 van Boom- Antwerpen Studierichting: 5 lerarenopleiding, 4 sociaal- agogisch werk, 2 verpleegkunde, 3 elektromechanica. De betrokken hogescholen waren: - Hogeschool Limburg ( Autonome Hogeschool) - Katholieke Hogeschool Gent (Katholieke Hogeschool) - Plantijn Hogeschool Antwerpen (Provinciale Hogeschool) Gemiddeld genomen gingen slechts 50% van de allochtonen die uitgenodigd werden voor een diepgaand gesprek over hun persoonlijke studieloopbaan daarop in, ook al werd de context geschetst... Dit fenomeen deed zich voor in de 3 hogescholen, de verschillende studierichtingen, bij jongens en meisjes. We gaan hier verder nog even op in bij punt 5 blz 4. Vooraf enkele belangrijke structurele elementen bij de overgang naar het hoger onderwijs 1. De structuur van het onderwijs na 18 jaar kan soms misleidend zijn. Bijvoorbeeld naast de basisopleiding gezondheidszorg van 1 cyclus (3j) op niveau van de hogeschool waarbij men kan kiezen tussen verpleegkunde, vroedkunde, logopedie... bestaat er ook een 4de graad verpleegkunde (3» maar deze heeft slechts een niveau A2. Als we in Gent de populatie van beide opleidingen vergelijken stellen we vast dat in de opleiding aan de hogeschool bijna geen allochtonen zijn en in de 4de graad er veel allochtonen zijn. De promotiekansen van beide groepen afgestudeerden is echter zeer verschillend. 2. De wijze waarop men omgaat met het vereiste taalniveau bij het begin van het hoger onderwijs is zeer verschillend. Sommige hogescholen stellen als toegangsvoorwaarde het slagen in het taalexamen niveau 5, zoals dat aan de universiteiten wordt afgenomen. Andere hogescholen nemen tijdens de introductieperiode van het 1 ste jaar een instaptoets taal af betreffende de vier taalvaardigheden, vooral met de bedoeling te weten voor wie welke remediëring noodzakelijk is, zodat deze zo snel mogelijk kan aangeboden worden.
Succesfactoren die de allochtone studenten aangeven 1. De voornaamste factor die bij alle 14 bevraagde studenten terugkomt is het belang van voorbeelden, modellen. Om een voorbeeld te kunnen zijn moet iemand best van dezelfde etnische afkomst zijn, enkele jaren ouder zijn en tot de familie behoren of in de buurt wonen. Dit is gedurende de ganse schoolloopbaan belangrijk. Bijvoorbeeld iemand verlaat een concentratieschool en gaat naar het atheneum ASO volgen omdat een nicht die 2 jaar ouder is dat ook deed. Daar komt ze in een klas met enkele allochtonen, in het derde jaar secundair gaan de meeste allochtonen naar TSO of BSO, maar met 3 houden ze vol en samen gaan ze nu naar dezelfde hogeschool, waar ze verschillende richtingen volgen en" anderen van het atheneum bellen mij nu op om over de studies te praten, ik ben nu een voorbeeld t, zegt ze. 2. Veel omgang met autochtone leeftijdsgenoten werd ook door al de bevraagde studenten als zeer belangrijk ervaren, al stelden ze het toch niet allemaal op dezelfde manier. Een student vertelt dat hij in het 5 de jaar TSO in een klas terechtkwam met veel allochtonen. Hij had toen veel problemen met zijn vader, op school... en trok op met een groep allochtonen na de school. Hij was niet geslaagd op het einde van het schooljaar. Nu heeft hij spijt van die tijd en is hij blij dat hij van zijn vader het jaar daarna naar een andere school moest. In die andere school deed hij het jaar over in een klas met weinig allochtonen. Hij zegt daarover" in die school was meer overleg en een zachtere aanpak" en later in ons gesprek " ik heb nu gestudeerd, ik sta nu open voor iedereen Wat mij opvalt is dat er in verschillende opleidingen en scholen met nogal wat allochtonen (bv. 10% ) in het eerste jaar hoger onderwijs, zich momenteel een tamelijk gesloten groep allochtonen vormt in het eerste jaar. Misschien neemt dit fenomeen af in het tweede semester, maar het baart mij en andere studentenbegeleiders elders toch zorgen. Twee studenten van het derde jaar zeggen daarover" Wij horen niet bij die groep Turkse jongeren, dat geeft een slechte indruk. Soms vragen zij ons waarom wij allerlei negatieve ervaringen niet hebben, dan zeg ik omdat wij ons beter integreren. En met dat hoofddoekgedoe ook, dat maakt echt wel wat uit zowel bij studenten als bij lectoren. Voor de integratie in de groep is het belangrijk geen hoofddoek te dragen." Maar wat betekent integratie in deze context? Dezelfde twee studenten vertellen over de groep autochtone studenten waarmee ze al 3 jaar samen les volgen" Ze kennen ons niet! Wij doen gewoon met de anderen mee. We gaan er ook niet op in als ze iets vragen. Ze begrijpen het toch niet, de vooroordelen zitten vast in hun hoofd. Onszelf zijn kunnen we nooit!" 3. Bij het vertellen van hun studieloopbaan komt bij bijna alle bevraagde studenten één of meerdere momenten voor waarop ze de Nederlandse taalvaardigheid als cruciaal ervaren hebben. Alle 14 studenten spreken thuis met minstens één van de ouders steeds de moedertaal. De leeftijd waarop de taal als cruciaal ervaren werd verschilt. Een studente vertelt dat ze het eerste leerjaar deed in een concentratieschool en moest overzitten. Toen beslisten haar ouders om haar te laten overzitten in een school zonder allochtonen, ze had toen zeer goede resultaten en dat was volgens haar cruciaal voor haar verdere schoolloopbaan. Bij sommige studenten blijft de Nederlandse taal zelfs in het hoger onderwijs veel aandacht en extra inzet vragen.
De meeste studenten vonden dat ze bijna nooit efficiënt geholpen werden op school op het vlak van taal, ook al werden soms extra lessen georganiseerd. Iemand zei in dat verband" nooit kregen we een echt goede uitleg over hoe het precies zit met bijvoorbeeld de - die - schon~.." 4. Het einde van de lagere school werd door de meeste bevraagde studenten als een belangrijk moment in hun schoolloopbaan gezien. De sfeer die daar heerst zet volgens hen de toon voor later. Zij stellen het ook als belangrijk om op die leeftijd van de kinderen beide ouders proberen te betrekken bij de studieloopbaan van het kind. Zij weten uit eigen ervaringen dat het realiseren van die betrokkenheid zeer moeilijk is, maar vinden het belangrijk dat men daarin investeert door bv. reeds in het Sde leerjaar te starten met gesprekken met de ouders. De leerlingen zouden in het 6deleerjaar moeten individueel begeleid worden door de onderwijzer(es) van de klas in samenwerking met PMS medewerkers. Eén van de studenten zegt daarover" Ze moeten op die leeftijd praten over hun verwachtingen, over wat ze willen bereiken in het leven! De begeleiding daarvan zou voor allochtonen best door allochtone medewerkers gebeuren". 5. In het secundair onderwijs moet dat denken aan de eigen toekomst, werken aan het eigen levensplan, verder begeleid worden. Volgens de bevraagde studenten is het belangrijk de allochtone leerlingen in het secundair in contact te brengen met doorgestroomde allochtonen. De ervaring van de bevraagde studenten is dat ongeveer de helft van de geslaagde allochtone studenten gesloten is, daar liever niet openlijk over praat, wat ik zelf ook ondervond tijdens deze verkenning. De allochtone leerlingen in het secundair hebben echter nood aan voorbeelden van geslaagden die open willen praten over hun ervaringen, die het belang van diploma's voor het verdere leven van de jongeren kunnen toelichten, die een realistisch beeld van het hoger onderwijs kunnen ophangen... 6. De ervaringen van deze 14 studenten met PMS waren over het algemeen negatief. Vooral het feit dat allochtonen te snel verwezen worden naar TSO en vooral BSO wordt kwalijk genomen. Een genuanceerd voorbeeld van deze ervaringen is een studente die in een concentratieschool het 6de leerjaar verlaat en van het PMS en de school het advies krijgt TSO te volgen. Twee Turkse meisjes van haar klas kregen een ASO-advies, alle andere allochtonen kregen als advies TSO of BSO. Na enkele weken in TSO gestart te zijn besluit ze zelf naar een andere school te gaan waar weinig allochtonen zijn en waar ze een vriendin heeft die ASO volgt. Ze mag daar nog starten, zit het eerste jaar over, nadien doet ze Economie-Moderne talen en eindigt na 7 jaar in de Menswetenschappen. Als we nu terugblikken naar de groep die toen in dat 6de leerjaar zat zegt ze, dan zijn er toch 4 van de groep allochtonen die ASO hebben beëindigd met succes, alhoewel het PMS maar aan 2 van hen een positief advies had gegeven voor ASO.
7. Alle bevraagde studenten praten ook over het belang van de houding van hun leerkrachten. In scholen met weinig allochtonen ondervinden zij volgens hen meer steun van hun leerkrachten. Een studente vertelt " Van dhr. X mochten we (enkele allochtonen van de klas) regelmatig iets vertellen voor de klas bv. over ons vasten. Hij wou echt dat we in ASO bleven, je kon het zo voelen." Ik hoorde echter veel negatieve verhalen, verhalen over racistisch gedrag van leerkrachten. Als studenten dat nu vertellen voel je dat deze ervaringen hen sterk beïnvloed hebben. Welke invloed deze ervaringen precies hebben gehad kan verschillen. Enkele uitspraken ter illustratie en concretisering:" Leerkrachten veralgemenen. Dan moet ge op uw tanden bijten. Er zijn er weinigen die op hun tanden blijven bijten tegen racisme van leerkrachten. Ge moet een harde zijn om vol te houden". Een andere studente zegt:" Als ze aan mij twijfelen is mijn zelfvertrouwen snel beschadigd". Nog een andere student zegt:" Sommige leerkrachten waren eerder negatief, maar daar krijg je wilskracht door. Als ze mij uitdagen voel ik mij aangepord." 8. Natuurlijk is ook de houding van de ouders uiterst belangrijk. Uit sommige verhalen bleek dat ouders soms bewust het advies van het PMS en de school negeren en hun kinderen toch naar het ASO sturen en hen voortdurend stimuleren om hulp te zoeken op het vlak van taal... Assertieve ouders die in hun kinderen geloven, kunnen ze helpen om door te zetten. Een studente zegt in dat verband: "Wij hebben een gevoel van frustratie. Onze ouders hebben dat gevoel ook. Wij willen nu voor onze eigen zaak opkomen! De 2 de generatie is de brug. Om die brugfunctie nog sterker te maken moet het sociaal opbouwwerk binnen de allochtone gemeenschap meer uitgebouwd worden." 9. Vaders worden vooral door de allochtone jongens als belangrijk vermeld. Een jongen omschrijft het zo " Veel jongens hebben problemen met hun vader en dan gaan ze op straat lopen in groepen. Dat is omdat die vaders te hard zijn! Vaders moeten vertellen over wat zij meemaken en hoe zij dat beleven. Vaders moeten praten met hun kinderen en hen stimuleren." Een meisje zegt: " Veel jongens worden te los gelaten en dan spijbelen ze soms...ouders moeten de jongens meer bijhouden." 10. De houding van de moeders wordt door de allochtone meisjes als zeer belangrijk vermeld. Een studente vertelt: "Thuis ben ik een huisvrouw en opvoedster. Het huishouden komt altijd op de eerste plaats en nadien kan ik studeren, zelfs tijdens de examens. Ik voel me schuldig als ik mijn mama niet help." Dit is echter niet te veralgemenen, sommige studenten vertelden dat hun moeder het huishouden helemaal zelf doet. 11. Het gedrag dat ouders wenselijk achten voor een meisje - vrouw, wordt vaak ervaren als contradictorisch met de eisen van het beroepsleven, die tijdens de opleiding langzaam duidelijk worden. Een studente vertelt dat ze na zonsondergang niet meer weg mag gaan van haar ouders. Tijdens haar stage moest ze '5 avonds absoluut naar een vergadering. Ze had al gevraagd om die vroeger te plaatsen, maar omdat er externen bij betrokken waren kon dat niet. Toen ze haar vader zei dat ze weg moest werd hij boos en riep: "Vergaderen is voor businessman. Gij denkt echt dat ge iets zijt!"
Het dragen van een hoofddoek is een gelijkaardig probleem en voor sommigen, die bijvoorbeeld in de lerarenopleiding startten, bleek het een onoverkomelijk probleem. Een laatstejaarsstudente zegt:" Ik ben niet tegen een sluier, alleen omdat ik leerkracht ben draag ik er geen." Een andere zegt:" Een sluier heeft met bewustwording te maken, bij jezelf en bij anderen. Ik ben een onderdaan van God en dat wil ik uiten. Weer een andere zegt:" In het secundair onderwijs mocht ik al geen hoofddoek dragen. Als ik het toen had gemogen, zou ik het nooit gelaten hebben. Nu draag ik de hoofddoek niet op school en verder altijd. Gedurende het eerste jaar schaamde ik mij daarvoor, maar nu voel ik mij heel op mijn gemak daarbij. Ik ben pragmatisch. Ik wil iets bereiken en dat vind ik belangrijker dan principes. Maar ik voel me vaak schuldig." 12. Eén groepje studenten zag het als belangrijk rond 12 jaar aan sexuele opvoeding te doen. Naat de gangbare sexuele opvoeding vinden zij dat de verschillende visie op intieme relaties in onze Westerse samenleving enerzijds en in de Turkse of Marokkaanse samenleving anderzijds, zou moeten besproken worden met de jongeren. Dit zien zij als een mogelijke taak voor het integratiecentrum. Eigenlijk zijn de 20- jarigen die ik bevraagd heb nog zeer veel en verward bezig met hun relaties... het vraagt hen veel tijd en energie. Een studente zegt:" Ik bewonder de Turkse ouders die erin toestemmen dat hun dochter op kot gaat. Voor mij zou dat echt een zegen zijn, vooral om de dingen voor mezelf te ordenen." 13. Het zich algemeen goed voelen wordt door verschillende studenten als fundamenteel genoemd voor het succesvol studeren van jongeren. Daarbij denken ze dan vooral aan het evenwicht dat ze voor zichzelf moeten vinden tussen de Islam en de de achtergronden daarvan, vragen een aantal van de geslaagde studenten dat we in de eerste jaren aan de hogeschool strenger zouden controleren op aanwezigheid. Het gebrek aan controle schrikt volgens hen de ouders ook af en maakt soms dat jonge allochtonen naar bepaalde hogescholen of universiteiten niet mogen gaan. Dit is volgens mij een moeilijk punt. Immers zeker op het niveau van de hogeschool zijn zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid belangrijke doelen. Maar bij het denken over gedifferentieerde begeleiding kan het idee toch worden meegenomen. 17. Bepaalde studenten zijn van mening dat een vereniging van allochtone studenten een belangrijke hulp kan zijn bij het studeren en het volhouden van de studie. Eén van de bevraagde studenten vertelde dat de voorzitter van de vereniging haar in het eerste jaar van haar studies in de hogeschool in contact had gebracht met een student die haar echt goed had geholpen bij het studeren. Andere studenten vinden dat vooral het samen met autochtonen optrekken belangrijk is voor het slagen. 18. Sommige doorgestroomde studenten vragen dat de hogescholen extra hulp zouden bieden aan eerstejaarsstudenten die specifieke problemen hebben bv. op het vlak van taalvaardigheid of op het vlak van aanpassing aan de werkwijzen in het hoger onderwijs... Een studente zegt: "Dat lectoren aanbieden om te helpen is zeer belangrijk. Het is belangrijk ergens anders ondersteuning te krijgen als je die thuis niet kan krijgen."