De strijd tegen de straffeloosheid: een processie richting Echternach Interview met Luc Walleyn 1 JF: Is België internationaal zijn boekje te buiten gegaan met de oorspronkelijke genocidewet, meer bepaald in verband met de immuniteitkwestie? Ik denk niet dat ons land internationaal zijn boekje te buiten gegaan is. Op het ogenblik dat die wet gestemd werd, ging men ervan uit dat dit een regel was van internationaal recht. In werkelijkheid was de kwestie van de immuniteit internationaalrechtelijk het voorwerp van discussie. Er is geen enkele conventie die zegt dat staatshoofden, Eerste Ministers en Ministers van Buitenlandse Zaken kunnen genieten van immuniteit, maar deze is volgens het Internationaal Gerechtshof gebaseerd op internationaal gewoonterecht. Dat laatste is een evolutief begrip, vermits gewoonterecht niet door de VN of het Internationaal Gerechtshof wordt geschapen, maar wel door de statenpraktijk. Als een staat iets nieuw doet maar zo nieuw was het Belgische initiatief niet, want er waren al openingen in de klassieke leer van de immuniteit, ondermeer door de Pinochet-arresten van House of Lords kan dat een nieuwe gewoonte worden. Maar die gedraging kan even goed afgeschoten worden door de andere staten. Indien twee of drie andere staten België waren gevolgd of andere rechtsinstanties in die richting waren gegaan, dan had het Hof het internationaal gewoonterecht wellicht anders geëvalueerd. Het Internationaal Gerechtshof heeft in het YERODIA arrest een internationale gewoonte afgeleid uit slechts enkele beslissingen, onder andere de KHADAFI beslissing van het Franse Hof van Cassatie, maar het betreft hier geen materie waar er honderden arresten zijn. Hoe dan ook, België is teruggefloten en heeft zijn wetgeving aangepast, nadat de rechtspraak trouwens reeds rekening had gehouden met deze evolutie, bij voorbeeld in het SHARON-arrest. Indien men a posteriori kan zeggen dat het zijn boekje te buiten is gegaan, zijn er natuurlijk staten die hun boekje veel verder te buiten zijn gegaan, en toch achteraf gelijk kregen. Of het een voorzichtige beslissing van België was de immuniteit af te schaffen, is een andere vraag. 1 Meester Walleyn is gewezen voorzitter van Advocaten Zonder Grenzen Internationaal. Jura Falconis Jg. 40, 2003-2004, nummer 1 153
LUC WALLEYN (INTERVIEW) JF: Hadden het parlement en de regering destijds niet meer rekening moeten houden met de mogelijke gevolgen zoals de latere diplomatieke rellen? Toen minister VAN PARYS namens de regering het amendement over de immuniteit in de senaatscommissie Justitie indiende, had men blijkbaar alleen maar gevallen voor ogen van van ex-dictators zoals PINOCHET. Over de consequenties van een dergelijk algemeen principe in andere kwesties heeft men waarschijnlijk weinig nagedacht. JF: Had men niet kunnen voorzien dat er misbruiken mogelijk zouden zijn? Bij veel wetten denkt men dikwijls onvoldoende na over de gevolgen op lange termijn. Men concipieert wetgeving vaak in functie van het onmiddellijke effect dat ze heeft op de publieke opinie, eerder dan eerst een soort effectenrapport op te stellen over de mogelijke consequenties. De wetgeving inzake universele rechtsmacht heeft altijd een te sterke symboolwaarde gehad, zelfs bij de afschaffing ervan, en er is te weinig aandacht besteed aan de toepassing. Zo heeft men bijvoorbeeld ook niet voorzien heeft dat er bijkomende mankracht nodig was bij parket en politiedienstenen en dat de nieuwe wet bepaalde materiële en organisatorische gevolgen had voor het gerecht. JF: Vindt u zelf dat de wet in bepaalde zaken misbruikt is geweest? De genocidewet is ontegensprekelijk misbruikt geweest. Een groot aantal klachten werden niet ingediend met de bedoeling een onderzoek te laten beginnen, maar enkel met het oog op het effect dat de aankondiging zou hebben op de publieke opinie. Bij sommige van die klachten was de bedoeling zelfs om de wet zelf in een slecht daglicht te brengen en om ze zo te doen kelderen, zoals de klacht tegen Louis MICHEL. Het gebeurt echter ook in andere materies dat een klacht alleen wordt ingediend om een zijdelings effect te bekomen, met name in familiezaken. Daarom schaft men die wetten natuurlijk nog niet af. JF: De oude wet is dan afgezwakt en daarna zelfs geheel afgeschaft, vooral onder internationale druk. Was die druk vanuit de buitenwereld gerechtvaardigd? Zeker niet. De Verenigde Staten verzetten zich tegen elke vorm van internationale jurisdictie, en aanvaarden niet dat ze zich zouden moeten onderwerpen aan een internationale autoriteit. Samen met Somalië is dit de enige staat die zelfs het verdrag inzake de rechten van het kind niet heeft ondertekend. Uiteraard verzetten de V.S. zich tegen het Strafhof, maar zij 154 Jura Falconis Jg. 40, 2003-2004, nummer 1
DE STRIJD TEGEN DE STRAFFELOOSHEID: EEN PROCESSIE VAN ECHTERNACH aanvaarden evenmin de autoriteit van het Internationaal Gerechtshof, althans sinds hun veroordeling in de zaak-nicaragua. Ze hebben anderzijds intern wel sinds jaar en dag wetgeving die minstens even ver gaat als de onze. Op strafrechtelijk gebied is er de 'Torture Victim s Protection Act', die een universele strafrechtelijke rechtsmacht toekent voor folteringen. Bovendien hebben ze een wet voor oorlogsmisdaden die de Amerikaanse rechtbanken rechtsmacht toekent wanneer er slachtoffers zijn van staten die bondgenoten zijn van de V.S. Een misdaad in een Afrikaans land tegen een burger van een Navo-lidstaat zou aldus kunnen worden berecht in de Verenigde Staten. Tenslotte is er voor civiele procedures de 'Alien Torts Claim Act', op basis waarvan generaals en ex-staatshoofden zoals MARCOS door Amerikaanse rechtbanken tot vrij hoge sancties (punitive damages) veroordeeld zijn voor schendingen van mensenrechten in het buitenland. Onlangs nog werden de kaders van de regeringspartij ZANU in Zimbabwe veroordeeld tot enorme schadevergoedingen. Zittende staatshoofden genieten wel immuniteit, hoewel die niet beschouwd wordt als een principe van internationaal recht, maar als een gunst verleend door de eigen regering. De Verenigde Staten hebben ook specifieke wetgevingen waarmee ze dan niet in naam van de mensheid, maar vanuit hun eigen Amerikaans nationaal belang normen opleggen aan anderen. Zo kunnen Europese (rechts)personen zich schuldig maken aan overtredingen op de Amerikaanse wet door de boycot tegen Cuba of Libië te overtreden. De V.S. meten dus duidelijk met twee maten en gewichten: ze vinden het normaal om Panama binnen te vallen en de president aan te houden als ze een onderzoek hebben lopen tegen hem, maar het idee dat iemand anders een onderzoek zou kunnen openen tegen een Amerikaans staatsburger, is onaanvaardbaar. Israël, dat eveneens hard schreewde tegen de Belgische wetgeving, is zelfs het eerste land dat een universele rechtsmacht voor genocide heeft ingevoerd en deze ook heeft toegepast, o.m. in de EICHMANNzaak. JF: Was de druk enkel diplomatiek of had men echt schrik dat FRANKS of BUSH werkelijk veroordeeld zou kunnen worden? Nee, de Verenigde Staten hebben nooit gedacht dat FRANKS in België veroordeeld zou worden. Maar op dat vlak is zelfs de symboolwaarde van een klacht al te veel. Het idee dat er een onderzoek zou kunnen komen ging voor hen al te ver, ook al was er geen sprake van enige maatregel. Het was allerminst zeker dat de klacht tot een effectief onderzoek zou leiden, vermits deze reeds viel onder de afgezwakte wetgeving van 23 april. Deze wet had de Amerikanen normaal moeten geruststellen, vermits het initiatief van de slachtoffers drastisch ingeperkt werd, en onderworpen aan de controle aan de officiële staatsorganen. Toen reeds kon alleen de Federale Procureur een zaak Jura Falconis Jg. 40, 2003-2004, nummer 1 155
LUC WALLEYN (INTERVIEW) in onderzoek brengen en er was niets dat erop wees dat dit het geval zou zijn bij de klacht tegen FRANKS. Bovendien, zelfs mocht dit het geval zijn, dan nog betekende dit niet dat men zou overgaan tot een effectieve vervolging, te meer daar in de wet de mogelijkheid was voorzien om de zaak aan een ander land over te dragen. Als de V.S. een onderzoek wensten te starten naar mogelijke overtredingen van het oorlogsrecht in Irak, dan was dit voldoende om de klacht tegen Franks naar hen door te schuiven. België stuurde destijds troepen naar Somalië destijds in het kader van de V.N., waarbij sommigen zich ook hebben misdragen. Die mensen zijn in België voor de krijgsraad verschenen die enkele onder hen veroordeeld heeft, wat de normale gang van zaken is. Het is evident dat als je driehonderdduizend soldaten op een land afstuurt, die zich niet allemaal aan het boekje gaan houden. Maar blijkbaar gaan de Verenigde Staten er ook van uit dat er geen aanleiding is om ook maar te onderzoeken of er wel oorlogsmisdaden zijn gebeurd in Irak. Men heeft overigens de wet van 23 april niet de kans gegeven te functioneren, maar de zaak direct naar de regering toe getrokken, wat natuurlijk een vergissing was. Bij internationale jurisdictie moet men juist vermijden dat de beslissingen politiek van aard zijn. Door als regel in te voeren dat niet de rechterlijke macht beslist, maar de regering, een regel die de regering met enthousiasme ging toepassen heeft men de dossiers onmiddellijk gepolitiseerd. Ik weet niet of dat gewoon onverstandig was, of dat er de bedoeling was om de zaak op de spits te drijven, maar het systematisch overmaken van klachten aan de Verenigde Staten was niet bepaald de manier om de gemoederen te bedaren. Zo is er op een bepaald moment een anonieme klacht ingediend tegen BUSH, POWELL en anderen, verstuurd uit Genève van iemand die tekende als 'un citoyen du monde'. Normaal gaat zoiets meteen de archieven in, maar hier werd dat aan de regering overgemaakt, de ministerraad beraadslaagde hierover, en er werd beslist dit nieuwe dossier over te maken aan de Verenigde Staten. Op die manier maakte men natuurlijk ook de nieuwe wet belachelijk bij de Amerikaanse ambassade, maar misschien was dat wel de bedoeling. In elk geval heeft de regering ingespeeld op alle provocaties. Uiteindelijk waren er een aantal binnenlandse (denk maar aan het bedrijfsleven) en buitenlandse belangen (meer bepaald de Verenigde Staten en Israël) die de facto zijn gaan convergeren, waardoor de balans uiteindelijk naar het kamp van de tegenstrevers is overgeslaan. 156 Jura Falconis Jg. 40, 2003-2004, nummer 1
DE STRIJD TEGEN DE STRAFFELOOSHEID: EEN PROCESSIE VAN ECHTERNACH JF: Gaat de wet nog wel ver genoeg, vermits er van internationale jurisdictie nog maar sprake is voor zover een Belg erbij betrokken is? We zijn zeker een grote stap achteruit gegaan, en we staan nu zelfs achter op enkele andere Europese staten. Spanje kent nog steeds een vrij radicale wet inzake universele jurisdictie. De Duitse nieuwe wet gaat ook een stuk verder dan de onze, vermits daar eveneens universele jurisdictie mogelijk is, zelfs als er geen Duitser bij betrokken is. Onze wet gaat nu zelfs zo ver dat er een uitzondering gemaakt wordt op het recht van burgerlijke partijstelling, zelfs als er Belgische slachtoffers zijn. JF: Kan een klein land als België alleen iets doen (met of zonder een genocidewet) op het vlak van internationale jurisdictie? Een klein land kan wel degelijk een rol spelen, omdat zo'n land minder gedreven is door zijn eigen belangen. Een klein land kan met meer recht een ethische politiek proberen te voeren en dit bepleiten op internationaal vlak. Effectief gerechtelijk optreden gebeurt natuurlijk beter in internationaal verband. In die zin heeft België enkele steken laten vallen, omdat we op Europees vlak initiatieven hadden moeten nemen om onze wet open te trekken naar de andere landen, te meer omdat vele van deze landen vormen van universele jurisdictie kennen. Men heeft nooit geprobeerd dit op de Europese agenda te plaatsen, terwijl andere landen zoals Nederland en Denemarken dit wel hebben geprobeerd. Bovendien is er een samenwerking op Europees vlak inzake terrorisme, die niet werkt op basis van een band met een bepaald Europees land (denk maar aan de zaak rond Al Quaeda, die gestart is wegens 11 september). Ironisch genoeg is er sinds vanwege de V.S. een vraag aan de Europeanen om wel universele bevoegdheid in te voeren inzake terrorisme. Er is echter geen reden om terrorisme of drughandel wel internationaal aan te pakken en genocide en niet. JF: Wie kan volgens u het sterkste initiatief nemen voor universele jurisdictie: de V.N., de Raad van Europa, een individueel land,...? Gezien de huidige machtsverhoudingen lijkt me de Europese Unie het best geplaatst om een initiatief te nemen, hetzij met een kaderbesluit, hetzij in de Europese Conventie. De V.N. zijn waarschijnlijk te verzwakt. De meest realistische aanpak lijkt me om universele rechtsmacht verder uit te bouwen op basis van de dynamiek van het Europees Strafhof. Jura Falconis Jg. 40, 2003-2004, nummer 1 157
LUC WALLEYN (INTERVIEW) JF: Door overmoedig te handelen, hebben we een grote stap terug moeten zetten. Hadden we het meer strategisch bekeken en maar een kleine stap gezet, dan hadden we misschien vandaag verder gestaan? Misschien wel, maar het blijft altijd afhankelijk van de heersende politieke conjunctuur. De crisis rond de genocidewet is losgebarsten op de vooravond van de Irakcrisis en in volle verkiezingscampagne. Was de uitspraak van het Hof van Cassatie in de zaak Sabra & Chatila van 12 februari 2003 een jaar vroeger gekomen, dan was de sfeer waarschijnlijk totaal anders geweest. De vroegere wet ging inderdaad wel ver, maar ze werd gecorrigeerd door de uitspraak van Den Haag en de onmiddellijke toepassing die daarvan werd gemaakt in de YERODIA-zaak. België had zich dus al neergelegd op de scherpste punten in verband met de immuniteit. Blijkbaar echter te laat, gezien de toenmalige politieke conjunctuur. JF: Zijn er alternatieven voor de strafrechtelijke oplossing van dergelijke misdaden? Bij internationale conflicten moet steeds het internationaal dwingend recht gerespecteerd worden. Systematische overtredingen van dit recht moeten dan ook strafrechtelijk gesanctioneerd worden. Hierbij is de strafrechtelijke oplossing natuurlijk niet de enige, voor zover steeds de belangen van de slachtoffers maar gediend worden. Zo werd er door de V.N. een commissie opgericht die Irak zware financiële compensatie heeft laten betalen aan de slachtoffers van de inval in Koeweit. Op termijn zie ik een mooie toekomst voor het Internationaal Strafhof. In het begin zal het niet gemakkelijk zijn om zijn gezag door te drukken, maar door rustig zijn prestige op te bouwen, moet dit tot meer in staat zijn dan het individuele initiatief van enkele landen. Uiteindelijk was de afschaffing van de genocidewet dus inderdaad een stap achteruit, maar het is zeker en vast geen definitief einde van extraterritoriale aanpak van internationale misdaden. In elke processie van Echternach horen stappen achteruit, maar in Echternach kunnen we nog steeds geraken! 158 Jura Falconis Jg. 40, 2003-2004, nummer 1