Leiden, 2 februari 2015

Vergelijkbare documenten
Betreft: vreemdelingenbewaring kinderen in de Gesloten Gezinsvoorziening in Zeist

Feiten over het Kinderpardon op website PvdA onjuist en onvolledig

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Geacht college, Met vriendelijke groet, mr. D.C. van Eeten Gemeentesecretaris gemeente Heumen

toepassing van artikel 64 Vreemdelingenwet, wanneer het vanwege de gezondheidstoestand van het kind niet verantwoord is om te reizen.

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Reacties en antwoorden op gestelde vragen Einde onderzoek De feiten

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Op grond van artikel 17, tweede lid, Vreemdelingenwet 2000 voorgestelde wijzigingen van artikel 3.71 Vreemdelingenbesluit 2000:

ECLI:NL:RBDHA:2013:14334

Afdeling is inconsistent over kinderpardon

Rapport. Rapport naar aanleiding van een klacht over de Immigratie- en Naturalisatiedienst en de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Standpunt: Een alternatief Kinderpardon dat recht doet aan kinderen. Nummer: KOM005/2017 Datum: 29 juni 2017

Betreft: zorgen over alleenstaande kinderen in Nederland (agendapunt 1 van het AO op 12 november 2015)

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, gemachtigden: mrs. C.J. Telting en B.A. Veenendaal.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het onderzoek van de IND richt zich op de vraag of de asielzoeker inderdaad gegronde(serieuze) redenen heeft.

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBDHA:2013:10770

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

VOORZIENINGENRECHTER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBDHA:2015:16286

Uitspraak /1/A2 en /1/A2

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 april 2018 in de zaak tussen

DE SAMENWERKING TUSSEN KINDERRECHTENJURISTEN EN (ORTHO)PEDAGOGEN

ECLI:NL:RBDHA:2015:16050

ECLI:NL:RBDHA:2017:7903

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBNNE:2016:678

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBDHA:2017:3918

Terugkeerproces Armeense kinderen. Plan van aanpak

[eiser], geboren op [geboortedatum] 1993, van Guatemalteekse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. F.W. Verbaas, advocaat te Alkmaar

(sr) administratief medewerker, (sr) regievoerder (bijzonder) vertrek, (sr) medewerker feitelijk vertrek,(sr) adviseur, procesdirecteur

Datum 20 juni 2017 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het terugsturen van kinderen naar Afghanistan

ECLI:NL:RBDHA:2016:2145

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Op 1 februari 2013 is de Regeling langdurig verblijvende. Staatssecretaris en Afdeling reduceren Kinderpardon tot dode letter

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBDHA:2017:2650

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Paragraaf B9/6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

ECLI:NL:CRVB:2014:3478

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Interne instructie Werken aan terugkeer definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen

Resultaten van het IND-dossieronderzoek

Datum 20 maart 2018 Onderwerp Antwoorden kamervragen over illegalen in Nederland te lang worden opgesloten in detentiecentra

uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 november 2013 in het geschil tussen verzoekster 1,

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

21 Vreemdelingen- en asielbeleid

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:


Rapport. Datum: 7 juli 2005 Rapportnummer: 2005/192

ECLI:NL:RBDHA:2016:16922

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Paragraaf A2/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

B 19 Voortgezet verbliif 19

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek te Den Haag. Datum: 14 mei Rapportnummer: 2012/081

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

EEN OVERZICHT VAN DE VERSCHILLENDE VERSIES VAN DE TEKSTEN VAN DE KINDERPARDONREGELING

ECLI:NL:RVS:2007:AZ9709

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

Den Haag, 20 februari 2014 Ons kenmerk: 2014/PBL/VSC/41 Betreft: Reactie internetconsultatie wetsvoorstel Wet terugkeer en vreemdelingenbewaring.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 22 januari 2019 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht Asielzoeker uit Bahrein na gedwongen vertrek meteen gearresteerd

Op 18 december 2018 is door de raad de motie aangenomen om aan de leden van de Tweede Kamer aandacht te vragen voor het kinderpardon.

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ6304

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Rapport. Rapport over een klacht over de Dienst Justitiële Inrichtingen. Datum: 31 december Rapportnummer: 2013/221

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Kwetsbare minderheidsgroep

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

Rapport. Een onderzoek naar een klacht over de Dienst Terugkeer en Vertrek. Oordeel

ECLI:NL:RBSGR:2009:BM8181

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

Transcriptie:

Leiden, 2 februari 2015 Betreft: Regeling langdurig verblijvende kinderen (agendapunt 1, 3 en 9 van het AO van 4 februari 2015) en de nieuwe gesloten gezinsvoorziening in Zeist Geachte Tweede Kamerleden, woordvoerders migratie, Voor het Algemeen Overleg op 4 februari 2015 van de vaste Tweede Kamercommissie voor Veiligheid & Justitie vraagt Defence for Children uw aandacht voor de recente ontwikkelingen in de gesloten gezinsvoorziening in Zeist en de uitvoering van de Regeling langdurig verblijvende kinderen (Kinderpardon). In deze brief gaat Defence for Children in op: Een Eerlijk Kinderpardon: zoals tevens door de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa is beargumenteerd dienen de criteria voor het Kinderpardon te worden aangepast en de kinderen centraal te blijven staan in het debat. Door de politieke verschuiving van een Eerlijk Kinderpardon naar de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris is willekeur gecreëerd. Het is volkomen onduidelijk waarom sommige kinderen zijn afgewezen en het is ook niet te controleren welke criteria hierbij zijn gehanteerd. Bij de toepassing van de discretionaire bevoegdheid lijken aanvullende restrictieve criteria toegevoegd te worden en is het onduidelijk in welke gevallen de kinderen alleen een vergunning krijgen wanneer zij een grensoverschrijdingsdocument kunnen tonen en in welke gevallen dit niet noodzakelijk is. De kleine groep kinderen van vermeende oorlogsmisdadigers (1F ers) wordt in de praktijk uitgesloten van het Kinderpardon terwijl zij na tien jaar verblijf in Nederland niet langer worden uitgesloten van andere vergunningen. Hierdoor dringt de vraag zich op welk risico er bij het verlenen van een Kinderpardonvergunning voor de openbare orde bestaat dat niet bestaat bij het verlenen van andere vergunningen. De toepassing van de criteria van de Definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen (met name het meewerkcriterium) is volgens de staatssecretaris niet gebaseerd op objectieve maatstaven van de Dienst Terugkeer en Vertrek. De definitieve Kinderpardonregeling lijkt hiermee niet het kinderrechtelijke vangnet te zijn waar iedereen op had gerekend. Grondige aanpassing van het beleid om kinderen in de Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) in Zeist te plaatsen is noodzakelijk: Een gezin werd tot twee keer toe in de GGV geplaatst om uitgezet te worden en tot twee keer toe oordeelde de rechter dat de bewaring onrechtmatig was. Er dient een gemotiveerde en kenbare afweging plaats te vinden van de belangen van de kinderen. Er zijn zorgen over twee meisjes die met een suïcidale vader zijn uitgezet vanuit de GGV. 1

1. Kinderpardon: geen cijfers maar namen Ondanks dat het Kinderpardon bij uitstek een kinderrechtelijke overwinning was, worden bij de uitvoering rechten van kinderen geschonden. In het debat overheerst de communicatie over de cijfers. Het menselijk leed en de kinderen achter de cijfers zijn naar de achtergrond verdrongen. Als agendapunt 3 is tijdens het aankomend Algemeen Overleg de brief opgenomen d.d. 19 november 2014 van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over de beroepszaken inzake de regeling langdurig verblijvende vreemdelingen. Van de 260 beroepszaken zijn er circa 50 gegrond verklaard. Eerder gaf de staatssecretaris in een brief van 24 september 2014 aan voor 27 van de 92 gezinnen die eerder waren afgewezen (de buiten beeld zaken) voor de overgangsregeling alsnog een vergunning te verlenen op grond van zijn discretionaire bevoegdheid. 1 In de brief van 21 januari 2015 van de staatssecretaris geeft hij aan dat in 2014 aan 190 personen (van de 830 aanvragen) een verblijfsvergunning is verleend vanwege schrijnende omstandigheden (agendapunt 9). Het is nog onduidelijk in hoeveel gevallen de staatssecretaris zijn discretionaire bevoegdheid heeft gebruikt voor kinderen die op andere gronden (dan het buitenbeeld criterium) zijn afgewezen voor het Kinderpardon. Veel Nederlanders zullen bij de bekendmaking van het Kinderpardon gedacht hebben dat er een oplossing kwam voor alle gewortelde migrantenkinderen in Nederland. Geen acties meer op Het Plein in Den Haag, geen petities meer of spandoeken schilderen door klasgenootjes en buurtbewoners van gewortelde kinderen. Helaas is de waarheid anders. Voor een Eerlijk Kinderpardon tekenden meer dan 300 burgemeesters en ruim 36.000 andere mensen. 2 Defence for Children rekent erop dat u als Tweede Kamer het kind centraal blijft stellen in het debat. Vele kinderen zitten inmiddels al weer twee jaar langer in onzekerheid en zijn afhankelijk gemaakt van de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris. Defence for Children plaatst, zoals hieronder uiteengezet zal worden, vraagtekens bij de wijze waarop deze discretionaire bevoegdheid wordt toegepast, maar stelt bovenal dat het aan de Tweede Kamer is om er op toe te zien dat uitvoering wordt gegeven aan een Eerlijk Kinderpardon voor ieder geworteld kind. Kinderrechten voer je niet voor 50% uit. Defence for Children pleit voor gelijke rechten voor alle gewortelde kinderen. Kinderen zijn geen cijfers. Ze hebben een naam, gaan naar school en hebben vriendjes. 1.1 Criteria discretionaire bevoegdheid strenger in plaats van ruimhartiger? Door de politieke verschuiving van een Eerlijk Kinderpardon naar de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris is willekeur gecreëerd. Het is volkomen onduidelijk waarom sommige kinderen zijn afgewezen en het is ook niet te controleren welke criteria hierbij door de staatssecretaris zijn gehanteerd. 1 23 gezinnen kregen op andere gronden alsnog een verblijfsvergunning en volgens de schatting van de staatssecretaris kunnen 25 gezinnen baat hebben bij de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over het buiten beeld criterium. Die uitspraak wordt nog steeds afgewacht. 2 Zie voor de petitie: http://www.defenceforchildren.nl/p/396/3570/mo480-cg320/mo481-cg320/mo544- cg376/teken-de-petitie. 2

Onder de noemer Kan toch niet waar zijn?! vallen de twee jongens Shenjun en Tri. Zij vormen een illustratie van de willekeur die momenteel optreedt bij de toepassing van de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris: Shenjun en Tri zijn beiden in Nederland geboren, nog nooit in het land van hun ouders geweest en dus volledig geworteld. De moeder van Shenjun komt uit China, de ouders van Tri uit Vietnam. Beide ouders vluchtten in 2001 naar Nederland. Beide gezinnen werden door de Nederlandse autoriteiten vanuit een asielzoekerscentrum op straat gezet en raakten enkel om die reden uit beeld van de rijksoverheid. In beide gevallen maakte dit laatste aspect ook dat zij volgens de IND niet onder het Kinderpardon vielen. Shenjun heeft een verblijfsvergunning gekregen op grond van de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris; Tri niet. Het is de vraag of de staatssecretaris andere criteria hanteert bij het toepassen van zijn discretionaire bevoegdheid in afgewezen kinderpardonzaken dan in andere zaken waarin hem wordt verzocht om zijn discretionaire bevoegdheid te gebruiken. Bij de toepassing van de discretionaire bevoegdheid lijken aanvullende restrictieve criteria toegevoegd te worden aan de criteria van het Kinderpardon. Zo is bij Defence for Children een zaak bekend waarbij het Kinderpardon was afgewezen op grond van het buiten beeld criterium, maar er bij de toepassing van de discretionaire bevoegdheid ineens openbare orde criteria 3 werden tegengeworpen. Ook is het onduidelijk in welke gevallen de kinderen alleen een vergunning krijgen wanneer zij een grensoverschrijdingsdocument kunnen tonen en in welke gevallen dit niet noodzakelijk is. Sommige kinderen krijgen namelijk wel een vergunning op basis van de discretionaire bevoegdheid maar moeten een grensoverschrijdingsdocument bemachtigen willen zij later kunnen naturaliseren. Daarentegen worden voor andere kinderen het obstakel al eerder opgeworpen: zij komen pas in aanmerking voor de verblijfsvergunning wanneer zij nu een grensoverschrijdingsdocument kunnen tonen. 3 Voor gepleegde feiten door vader (die niet is meegenomen in de Kinderpardonaanvraag) van voor de geboorte van de kinderen. De vader is nadat de relatie met de moeder verbroken was, teruggekeerd naar het land van herkomst. Later is hij met een andere vrouw met wie hij was getrouwd teruggekeerd naar Nederland. De ongewenstverklaring ging eraf en hij werd toegelaten. Toch zijn de gepleegde feiten nu een reden om kinderen en moeder af te wijzen. 3

1.2 Overige vragen rond het Kinderpardon Op de helpdesk van Defence for Children zijn zaken bekend van gezinnen die een paar weken te laat asiel aanvroegen om aan de vijfjaarstermijn van de Overgangsregeling te voldoen, maar die toch een aanvraag indienden voor deze regeling. Van één van deze zaken is inmiddels bekend dat er een vergunning op grond van de Overgangsregeling is toegekend. Andere kinderen, die op grond van het feit dat zij de vijfjaarstermijn op enkele dagen of weken na niet vol maakten, hebben alleen een aanvraag ingediend op basis van de definitieve regeling. Zij kregen geen vergunning. Wanneer zij ondanks het niet voldoen aan de termijn dus toch een aanvraag voor de overgangsregeling hadden ingediend, hadden zij nu mogelijk een vergunning gehad. Staatssecretaris Teeven is het blijkens de antwoorden op de Kamervragen 4 van de SP over 1F en het Kinderpardon niet eens met het oordeel van de meervoudige kamer van de Rechtbank in Groningen van 5 december 2014 5 dat er in het Kinderpardon geen expliciete afstand van het tienjarenbeleid voor gezinsleden van 1F-ers (uit het C-deel van de Vc) is genomen. 6 De staatssecretaris wil, kortom, anders dan in de rest van het vreemdelingenbeleid kinderen van 1F-ers die tien jaar of langer in Nederland verblijven volledig uitsluiten van de Regeling Langdurig Verblijvende Kinderen (Overgangsregeling & Definitieve regeling). De staatssecretaris sluit deze groep kinderen uit onder de noemer 'gevaar voor de openbare orde'. Het is echter de vraag welk risico er voor de openbare orde bestaat bij het verlenen van een Kinderpardonvergunning dat niet bestaat bij het verlenen van andere vergunningen. Bij de onderbouwing van het tienjarenbeleid voor gezinsleden van 1F-ers is expliciet overwogen dat het bij langdurig verblijvende gezinsleden van 1F-ers geen zin meer heeft om hen nog langer te weigeren vanwege het openbare orde risico. Bovendien wordt in deze onderbouwing onder verwijzing naar het VN-Kinderrechtenverdrag gesteld dat de belangen van kinderen na tien jaar verblijf voor gaan op het openbare orde-belang. 7 In de Kinderpardonprocedures waarin een beroep is gedaan op het tienjarenbeleid voor gezinsleden van 1F-ers wijst de IND op het risico dat 1F-ers moeilijker uit te zetten zijn als hun kinderen hier verblijfsrecht hebben. Dit argument is juridisch onjuist aangezien 1F-ers een zeer zwakke positie hebben bij een toets aan het recht op gezinsleven uit artikel 8 EVRM 8. Het argument kan ook niet overtuigen nu deze argumentatie geen enkele relatie heeft met het hebben van specifiek een Kinderpardonvergunning ten opzichte van andere vergunningen. Het is voor Defence for Children onbegrijpelijk dat juist in het kader van het Kinderpardon een alternatieve afweging van belangen zou zijn gemaakt, terwijl deze afweging evident minder gunstig voor kinderen uitvalt en nergens behalve in lopende procedures over Kinderpardonafwijzingen- is gemotiveerd. 4 Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 934 (zie online: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk- 20142015-934.html) 5 Rechtbank Den Haag (zittingsplaats Groningen) 5 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14947, JV 2015/36. 6 Zie voor een samenvatting van deze uitspraak de website van Defence for Children: http://www.defenceforchildren.nl/p/140/4125/rechtbank-zet-streep-door-volledige-uitsluiting-1f-kinderen-bijkinderpardon 7 Kamerstukken II 2007/08, 31 200 VI, nr. 160, p. 6. 8 Zie hierover bijvoorbeeld de volgende uitspraak: ABRvS 6 maart 2012, 201005037/1/V4. 4

Het is daarnaast de vraag in hoeveel Kinderpardonzaken er een beroep is gedaan op het specifieke tienjarenbeleid voor gezinsleden van 1F-ers. De indruk bestaat bij Defence for Children dat dit slechts een zeer kleine groep - van zo'n twee a drie gezinnen is. De vraag kan worden gesteld waarom de staatssecretaris tegen de uitspraak van de rechtbank Groningen tot in laatste instantie doorprocedeert, terwijl het waarschijnlijk maar een zeer klein groep mensen betreft die onder het bereik van die uitspraak valt. Bovendien is de overgangsregeling voor langdurig verblijvende kinderen inmiddels gesloten en kan er dus geen aanzuigende werking van uitgaan, wanneer de kleine groep kinderen een Kinderpardonvergunning krijgt. Voor de Definitieve regeling langdurig verblijvende kinderen komt tot nu toe maar 2,3% van de kinderen in aanmerking. 9 In antwoorden op vragen die de SP tijdens het AO op 29 oktober 2014 over dit onderwerp stelde, gaf de staatssecretaris aan dat er voor het criterium meewerken aan vertrek door de Dienst Terugkeer & Vertrek geen objectieve wegingscriteria zijn (niet afvinken van een lijstje). Dit is opmerkelijk gezien de toelichting bij de kinderpardonregeling waarin staat dat de definitieve regeling moet voorkomen dat er in de toekomst opnieuw discussies ontstaan over lang in Nederland verblijvende kinderen en de rol en verantwoordelijkheid van de overheid ten opzichte van deze, veelal uitgeprocedeerde, vreemdelingen. Door de invoering van de definitieve regeling komt er beleid waaraan deze verantwoordelijkheid van de overheid, alsmede de verantwoordelijkheid van de ouders, objectief kan worden getoetst. Nu er blijkbaar geen objectieve maatstaven worden gehanteerd, is dit niet alleen in strijd met de toelichting op de regeling 10 zelf maar dreigt ook willekeur. Door de huidige uitvoering van het meewerkcriterium wordt de definitieve regeling in feite een buitenschuldregeling en biedt daarmee geen oplossing voor kinderen die wortelen in Nederland. 1.3 Mensenrechtencommissaris roept ook op tot aanpassing regeling Ook de mensenrechtencommissaris van de Raad van Europa roept op tot aanpassing van de criteria van het Kinderpardon in zijn rapport over de mensenrechtensituatie in Nederland (agendapunt 1). 11 De voorwaarden waaraan gewortelde kinderen moeten voldoen om voor een verblijfsvergunning op grond van het Kinderpardon in aanmerking te komen, zijn volgens hem te restrictief. Hierdoor vallen verschillende groepen kinderen die volledig geïntegreerd zijn in de Nederlandse samenleving buiten de boot. 9 Zie hiervoor: http://www.defenceforchildren.nl/p/140/4098/mo332-cg233p5sd101%7c56=*/mo233- m80/criteria-permanente-regeling-gewortelde-kinderen-te-streng. 10 WBV2013/1. 11 Zie hiervoor: http://www.defenceforchildren.nl/p/140/4099/nederlandse-staat-moet-rechtenmigrantenkinderen-beschermen-. 5

2. Gesloten gezinsvoorziening in Zeist Op 13 september 2013 12 kondigde de staatssecretaris aan dat hij in het beleid rondom vreemdelingenbewaring (artikel 59 Vw) gezinnen met kinderen voor hun uitzetting niet meer in vreemdelingenbewaring zou stellen, tenzij zij zich eerder aan het toezicht hadden onttrokken. Dit leek aanvankelijk heel goed nieuws voor asielzoekerskinderen en een belangrijke stap richting het uitbannen van vreemdelingendetentie van minderjarigen in Nederland. De staatssecretaris kwam hier echter al snel op terug. In zijn brief van 28 mei 2014 schrijft de staatssecretaris dat hij een nieuwe gesloten gezinsvoorziening in Zeist wil creëren voor gezinnen die niet door de nieuw in te voeren screening op Schiphol komen en voor gezinnen die in bewaring worden genomen met het oog op hun uitzetting. 13 De staatssecretaris laat in deze brief weten dat hij ook overweegt om kinderen in gezinnen die zich niet eerder aan het toezicht hebben onttrokken in bewaring te stellen indien er sprake is van een reëel risico op onttrekking (in plaats van het objectieve feit of iemand zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken). In een brief van 25 september 2014 informeert de staatssecretaris de Tweede Kamer daarnaast over een pilot om de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) te laten beslissen over de inbewaringstelling in plaats van een Hulpofficier van Justitie. 14 De staatssecretaris laat weten dat de pilots zullen plaatsvinden in Ter Apel en in Gilze. De pilots zouden starten op 1 oktober 2014. Essentieel is de opmerking van de staatssecretaris dat het overdragen van de bevoegdheid tot inbewaringstelling aan de DT&V in deze pilot geen beleidswijziging met zich meebrengt ten aanzien van de voorwaarden waaronder kan worden overgegaan tot inbewaringstelling. In een nieuwe brief van 26 september 2014 komt de staatssecretaris daadwerkelijk terug van het beleid om geen kinderen meer in bewaring te stellen tenzij zij zich eerder aan het toezicht hebben onttrokken. Met ingang van 1 oktober 2014 wordt feitelijk, door de opening van wat een kindvriendelijke locatie zou zijn, een lagere drempel voor inbewaringstelling van kinderen geïntroduceerd. Opmerkelijk genoeg komt de aankondiging van deze beleidswijziging precies één dag na de brief waarin staatssecretaris Teeven een pilot aankondigde in Ter Apel en Gilze waarbinnen de DT&V de bevoegdheid krijgt gezinnen in bewaring te stellen. Dat staat op gespannen voet met zijn belofte in de brief van een dag eerder dat er met de invoering van de pilot geen sprake zou zijn van een beleidswijziging ten aanzien van de voorwaarden waaronder vreemdelingen in bewaring kunnen worden gesteld. Defence for Children stelt dat het introduceren van de pilot die beoogt inbewaringstellingen efficiënter en effectiever te doen plaatsvinden door de DT&V zelf, niet hand in hand had mogen gaan met de per dezelfde datum ingevoerde beleidswijziging ten aanzien van de voorwaarden voor inbewaringstelling, die er feitelijk op neerkomen dat kinderen sneller (ook als zij zich nooit eerder 12 Kamerstukken II, 2013/14, 19637, nr. 1721, p. 16. Deze passage uit de brief van de staatssecretaris wordt gevoplgd door een verwijzing naar ABRvS 13 mei 2013, zaak nr. 201302956/1 (voetnoot 17 in de kamerbrief). 13 TK 2013-2014, 19637, nr. 1827. 14 Brief staatssecretaris van Veiligheid en Justitie inzake de Pilot in bewaring stellen door Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V), 25 september 2014, 2014Z16603. De staatssecretaris licht toe: Er is geen sprake van een wijziging van het beleid ten aanzien van de voorwaarden om een vreemdeling in bewaring te mogen stellen. 6

aan het toezicht onttrokken) in vreemdelingenbewaring kunnen worden gesteld. Door de toetsing en het nemen van het besluit tot inbewaringstelling weg te nemen bij de Hulpofficier van Justitie die daar tot op dat moment toe bevoegd was, is nu juist een belangrijke schakel ter bewaking van de zorgvuldigheid bij het opleggen van deze maatregel komen te vervallen. Dit is niet in het belang van de kinderen aan wie de maatregel van inbewaringstelling wordt opgelegd of dreigt te worden opgelegd. 2.1 Gezin twee keer in bewaring; twee keer veroordeling door rechter Op woensdag 10 december 2014 om 7:40 uur werden een meisje van vier, haar broertje van drie en hun moeder staande gehouden in de Gezinslocatie in Gilze waar zij op dat moment verbleven. Later op die dag zijn zij overgebracht naar de Gesloten Gezinsvoorziening in Zeist omdat de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) voornemens was het gezin uit te zetten. In een uitspraak van 17 december 2014 verklaart de rechtbank in Rotterdam de inbewaringstelling van dit gezin onrechtmatig omdat bij het opleggen van de bewaringsmaatregel de belangen van de kinderen ten onrechte niet zijn meegewogen. De rechtbank beveelt dan de onmiddellijke invrijheidstelling van het gezin. 15 Op 8 januari 2015 wordt het gezin ondanks de hierboven genoemde uitspraak van de rechtbank, opnieuw staande gehouden in de gezinslocatie te Emmen waar zij op dat moment verbleven. Zij worden weer overgebracht naar de Gesloten Gezinsvoorziening in Zeist met het oog op hun uitzetting. Op 29 januari 2015 oordeelt de rechtbank in Zwolle wederom: De Rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de uitspraak van 17 december 2014 en dat de door verweerder verrichte belangenafweging thans wederom heel summier is. Door de minderjarige kinderen van eiseres in korte tijd twee keer in bewaring te stellen met als enkel argument dat het in het belang van de kinderen is bij hun moeder te blijven, heeft verweerder onvoldoende rekening gehouden met de belangen van de kinderen [ ]. De rechtbank is van oordeel dat de maatregel van bewaring bij afweging van alle belangen niet was gerechtvaardigd en dat verweerder ten onrechte geen lichter middel dan de maatregel van bewaring heeft opgelegd. De rechtbank in Rotterdam was zeer duidelijk over het feit dat een afweging van de belangen van de kinderen ontbrak, terwijl dit evident een vereiste is bij het opleggen van een bewaringsmaatregel. 16 Toch moest de rechtbank in Zwolle dit nogmaals uitspreken. Defence for Children ziet in de uitspraken van de rechtbanken een eerste bevestiging dat de vrees inhoudende dat de heringevoerde lichtere voorwaarden van bewaring, in combinatie met de beoordeling van deze voorwaarden door de DT&V, kan leiden tot het lichtvaardiger opleggen van een bewaringsmaatregel aan kinderen niet ongerechtvaardigd is. 15 Rechtbank Den Haag (zittingsplaats Rotterdam) 17 december 2014, AWB 14/27862, AWB 14/27986 en AWB 14/27989. 16 ABRvS 13 mei 2013, zaak nr. 201302956/1. Zie ook: Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 18 december 2014, nummer WBV 2014/37, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, onder C, p. 12. Daarin wordt verwezen naar de diverse Kamerbrieven van de staatssecretaris waarin hij de noodzaak van deze belangenafweging onderschrijft. 7

2.2 Twee meisjes met suïcidale vader uitgezet vanaf GGV Op de helpdesk van Defence for Children kwam een zaak binnen van twee kinderen (van acht en veertien jaar) die na meer dan vijf jaar verblijf in Nederland met hun ouders op de Gesloten Gezinsvoorziening (GGV) in Zeist in bewaring waren gesteld. Onze juridisch adviseur zocht hen daar op. Een dag later is het gezin uitgezet. Defence for Children maakt zich zorgen over dit kwetsbare gezin. De dochter van het gezin vertelde dat haar vader een zelfmoordpoging had ondernomen toen het gezin werd opgehaald om naar de GGV gebracht te worden. Tijdens het gesprek waren de dochters en hun moeder vrijwel alleen maar aan het huilen. De vader werd in isolatie opgevangen, onder permanent cameratoezicht. Er zou gevreesd worden voor een nieuwe suïcidepoging. Sinds de aankomst in Zeist zou de vader niet gegeten hebben. Vanuit kinderbeschermingsperspectief is het onbegrijpelijk dat deze twee meisjes met hun suïcidale vader, die tot het moment van uitzetting apart van het gezin onder permanente camerabewaking stond, zijn uitgezet. Defence for Children wil benadrukken dat het belang van de Staat bij een effectief uitzetbeleid nooit kan rechtvaardigen dat kinderen met een aantoonbaar suïcidale vader worden uitgezet. Van een bekende van de familie heeft Defence for Children vernomen dat het na de uitzetting heel slecht gaat met de familie. Het gezin heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. De kinderen gaan niet naar school. Zij spreken de taal niet en ze worden gepest door andere kinderen. Conclusie Door de politieke verschuiving van een Eerlijk Kinderpardon naar de discretionaire bevoegdheid van de staatssecretaris is willekeur gecreëerd. Het is volkomen onduidelijk waarom sommige kinderen zijn afgewezen en het is ook niet te controleren welke criteria hierbij zijn gehanteerd. De criteria voor het gebruik van de discretionaire bevoegdheid in Kinderpardonzaken zouden openbaar gemaakt moeten worden om het controleerbaar te maken of iemand terecht of onterecht wordt uitgesloten van een vergunning. Vanuit kinderrechtelijk perspectief rekent Defence for Children er op dat de kinderen centraal blijven staan in het debat en dat er alsnog wordt gekozen voor de uitvoering van een Eerlijk Kinderpardon voor alle gewortelde kinderen. Defence for Children heeft geïllustreerd dat er bij de oplegging van de bewaring in de nieuwe gesloten gezinsvoorziening onvoldoende naar de belangen van kinderen wordt gekeken. Het introduceren van de pilot die beoogt inbewaringstellingen te doen plaatsvinden door de Dienst Terugkeer & Vertrek had niet hand in hand had mogen gaan met de ingevoerde beleidswijziging ten aanzien van de voorwaarden voor inbewaringstelling. Deze voorwaarden komen er op neer dat kinderen sneller (ook als zij zich nooit eerder aan het toezicht hebben onttrokken) in vreemdelingenbewaring kunnen worden gesteld. Met vriendelijke groet, Martine Goeman Programmamanager Kinderrechten en Migratie 8