Test procedure voor Damp Retour Systemen in Benzinepompen voor Nederland

Vergelijkbare documenten
Meetvoorwaarden voor productie-installaties met registratie van nuttig aangewende warmte

Nederlands Meetinstituut. Goedgekeurd. Door NMi Keuringen & Kalibraties. NMi Certin B.V.

Zware metalen en Hg. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming van de totale emissie van

Gelet op de artikelen 9 en 14 van het Meetinstrumentenbesluit I en artikel 8 van het Meetinstrumentenbesluit II;

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 29 oktober 2012 (30.10) (OR. en) 15606/12 ENV 823 ENT 277

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

file poldefrnv CONCEPT VOORSCHRIFTEN MEETMIDDELEN POLITIE Versie

Publicatieblad van de Europese Unie L 317/17

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Richtlijnen 2004/22/EG voor meetinstrumenten (MID) Informatie voor gebruikers van elektriciteitsmeters. Energiemanagement

Proefstand (testservice)

Arbeidsomstandighedenregeling. Hoofdstuk 4. Veiligheid tankschepen en gevaarlijke stoffen. Paragraaf 4.1 Veiligheid aan op of in tankschepen

2.1. Het meetprotocol van de HR-WKK-installatie bevat ten minste de volgende elementen:

Alternatieve lijmen voor raamverbindingen

Uitwerkingen Vacuümpomp, 3HV, 1: Onderzoeken: theorieën, modellen en experimenten.

Raad voor Accreditatie (RvA) Accreditatie van monsterneming

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Metrologische Reglementering

Versie ten behoeve van Internetconsultatie

Alles in één hand. Keuringen & kalibraties

Vocht. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de meting van vocht binnen de VKL.

7.0 BRANDVEILIGHEID BRANDVEILIGHEID VAN FLEXIBELE SLANGEN INLEIDING

Evaluatie volumebepalingssysteem

Metrologische Reglementering

Damprecuperatie fase II

Aanvraag en beheer van metercodes

Luchtkwaliteitmetingen in Alblasserdam. Jaarrapportage 2016

Inbraakwerende Smits Rolluiken / Zonwering BV aluminium rolluiken

BIJLAGE. -emissiereductie kan worden toegeschreven aan het gebruik in een voertuig van categorie M 1. Testopstelling

Eind- en toetstermen Toezichthouder Chemisch Technisch (TCT)

Zuurstof O 2. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de monsterneming en meting van zuurstof

Voorbeeld kalibratie procedure voor drukmeters

beleid remtestinrichtingen

Evaluatie volumebepalingssysteem

Augustus 2013 Pagina 1

(Voor de EER relevante tekst)

NL In verscheidenheid verenigd NL A8-0048/333. Amendement. Marco Zullo, Eleonora Evi, Rolandas Paksas namens de EFDD-Fractie

PROBETON vzw Aarlenstraat 53/B Brussel Tel.: +32 (0) Fax : +32 (0) mail@probeton.be

Als l groter wordt zal T. Als A groter wordt zal T

MODERNISERING MODELVERORDENING

Werken met de SCi-547 en SCi-548. Jody Schinkel, Suzanne Spaan, Ko den Boeft, Jan Tempelman

IN WERKING STELLEN VAN DE TEMPERATUURHERLEIDING VAN EEN ELEKTRONISCHE

Bijlagerapport Lichthinderonderzoek. Capaciteitsonderzoek Sportpark Zuidhorn

Er gaat iets veranderen...wanneer u afval aanbiedt aan een stortplaats

RICHTLIJNEN. (Voor de EER relevante tekst)

Forfaitaire verbruiken. Regels voor een elektriciteitsafname zonder meting

Richtlijn ruimte voor afleverstation DWAS

BIJLAGEN. bij GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) VAN DE COMMISSIE

CONCEPT REGELING VOORSCHRIFTEN MEETMIDDELEN POLITIE. Versie

Basiskennis en Basisvaardigheden II (245)

Bepaling van het thermisch rendement van een warmteterugwinapparaat

BETONSTAAL MECHANISCHE VERBINDINGEN VAN BETONSTAAL

Gasvormige componenten, Absorptie-emissiemetingen naar HCl, HF, NH 3. en SO 2. Periodieke metingen

Metrologische Reglementering

Veilig werken met brandbare koelmiddelen

Meetmethoden en meetfrequenties per luchtwasser

Berekening van de saliniteit uit de geleidendheid en de temperatuur

Het testen van led s en drivers

Test doc.

KE 11. Februari Keuringseis 11. Huisdrukregelaars, gasgebrekbeveiligingen en combinatieregelaars

QUANTUMFYSICA FOTOSYNTHESE. Naam: Klas: Datum:

Kalibreren van meetapparatuur

C.V.I. 5.3 Het meten van relatieve vochtigheid 5.3 HET METEN VAN RELATIEVE VOCHTIGHEID

Toezicht kermisattracties

(Regeling gebruik en installatie EUmeetinstrumenten)

Verreiker: Gebruik als multifunctioneel werktuig.

AANPASSINGEN / TOEVOEGINGEN VOOR HANDBOEK HOGE DRUK 7 E DRUK, JULI 2008

Ontwerpregeling mep-subsidiebedragen voor afvalverbrandingsinstallaties

BRL 9500 Deel

Op de voordracht van Onze Minister voor Wonen en Rijksdienst van 2013, nr. ;

Bijlage I: Voorschriften voor meting, bemonstering, analyse en berekening Definitiebepalingen

UITVOERINGS VOORSCHRIFTEN EXAMINERING. Gasmeten Ingangsdatum 3 september 2018 geldig tot 1 januari 2019

MONITOR ELEKTRICITEITSPRODUCTIE

Service catalogus. Serviceafdeling en geaccrediteerde kalibratie dienst

Kalibratiecertificaat

BEPALING VAN DE UITLOGING VAN ANORGANISCHE COMPONENTEN UIT POEDER- EN KORRELVORMIGE MATERIALEN MET DE KOLOMPROEF

Bepaling van de elektrische geleidbaarheid

CORBO Organisatie, Advies en Expertise B.V. Rollenremmentestbank VS Tweeplaatsremmentestbank

Hierbij gaat voor de delegaties document D040155/01.

Apparaat voor de wet van Boyle VOS-11002

NATIONALE MAATSCHAPPIJ DER BELGISCHE SPOORWEGEN TECHNISCHE BEPALING LEVERING VAN LUCHTFILTERS VOOR HET ROLLEND MATERIEEL VAN DE NMBS

Bijlage I Meetmethode voor het door toerenkranen uitgestraalde luchtgeluid

Minimum bepaalbaarheidsgrens

RAAMWERK MEP Meetprotocol Naam van de installatie

(Wijziging Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer)

Gelijkwaardigheid van niet-geaccrediteerde laboratoria (conform NEN-EN ISO/IEC 17025)

Gassnelheid en volume metingen. Deze code van goede meetpraktijk beschrijft de toegepaste. werkwijze bij de meting voor gassnelheid en volume

ANORGANISCHE ANALYSEMETHODEN/WATER GELEIDBAARHEID

Over gewicht Bepaling van de dichtheid van het menselijk lichaam.

BIJLAGE INDIVIDUELE GOEDKEURING ELEKTRISCHE VOERTUIGEN

Geïntegreerde netaansluiting 3x25A

TECHNISCHE UNIVERSITEIT EINDHOVEN. Tentamen OGO Fysisch Experimenteren voor minor AP (3MN10) Tentamen Inleiding Experimentele Fysica (3AA10)

Test Dylos fijnstof sensor. Vergelijking Dylos met BAM1020 metingen

Wijzigingsblad BRL 2502

Nederlandse vertaling KE 81. September 2018 Engelse versie. Keuringseis 81. Rubberafdichtingen

de weerstandscoëfficiënt van de bochten is nagenoeg onafhankelijk van het slangtype.

De juiste dampkap op de juiste plaats

ASBESTREGELGEVING: CRUCIALE ASPECTEN HELDER UITGELEGD. Adembescherming Suzanne Spaan

Transcriptie:

Test procedure voor Damp Retour Systemen in Benzinepompen voor Nederland NMi Certin, Dordrecht, 2011

NMi Certin Hugo de Grootplein 1 3314 EG Dordrecht Postbus 394 3300 AJ Dordrecht T 078 6 332 332 E certin@nmi.nl I http://nmi.nl Wijzigingen t.o.v. voorgaande versie: Ten opzichte van de testprocedures van juni 2001 zijn de eisen aangepast aan die zoals beschreven in de Europese richtlijn 2009/126/EC. Copyright NMi Certin B.V. Niets uit deze uitgave mag worden gepubliceerd, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van internet, e- mail, geheugenstick, geheugenkaart, optische schijf (CD of DVD), druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NMi Certin. Test procedure voor Damp Retour Systemen versie 1 februari 2011.doc, versie: 1 februari 2011 Blad 2 van 21

Blad 3 van 21 Inleiding Dit document beschrijft de wijze waarop dampretoursystemen in Nederland getest dienen te worden. Grofweg zijn twee delen te onderscheiden: het eerste beschrijft de testprocedures bij de Keuring (het Toelatingsonderzoek) het tweede deel beschrijft de procedures ten behoeve van Controle (eerste Keuring en her-keuring). Dordrecht, 1 februari 2011 J.J. van Wijngaarden Productmanager W.A.C.M. van Leeuwen Kwaliteitsmanager

Blad 4 van 21 1. INHOUDSOPGAVE 1. Inhoudsopgave... 4 2. Algemene voorwaarden testmethode... 5 3. Meetmethode bij Keuring (Toelating)... 6 3.1 Methode 1 Volumetrisch... 6 3.2 Methode 2 Volumetrisch + Gasanalyser... 9 3.3 Methode 3 Gravimetrisch... 11 3.4 Omrekeningsfactoren Lucht / Damp... 12 4. Keuring (Toelating) van een dampretoursysteem... 15 4.1 Randvoorwaarden... 15 4.2 Voorschriften... 15 4.3 Voorbereiding... 15 4.4 Testen... 16 5. Formele vastlegging... 17 5.1 IJkwettelijke vastlegging... 17 5.2 Milieutechnische vastlegging... 17 5.3 Modificaties aan dampretoursystemen... 17 6. Meetmethode bij Controle (Eerste Keuring / Her-Keuring)... 18 6.1 Bepaling volumeverhouding op lucht, met vloeistofstroom... 18 6.2 Bepaling volumeverhouding op lucht, gesimuleerde vloeistofstroom... 19 7. Controle (Eerste Keuring / Her-Keuring) van een dampretoursysteem... 20 7.1 Randvoorwaarden... 20 7.2 Voorschriften... 20 7.3 Testen... 20 7.4 Nazorg... 20 7.5 Geldigheid van de Controle (Eerste Keuring / Her-Keuring)... 21

Blad 5 van 21 2. ALGEMENE VOORWAARDEN TESTMETHODE De algemene voorwaarden waaraan de testmethode dient te voldoen zijn: 1.1 De productcertificatie van een dampretoursysteem moet bij voorkeur representatief zijn voor alle metrologische en klimatologische omstandigheden, zoals deze voorkomen in de diverse lidstaten. 1.2 De productcertificatie van een dampretoursysteem moet representatief zijn voor alle metrologische omstandigheden in een bepaalde lidstaat gedurende tenminste tien jaar vanaf de datum van uitgifte van de Verklaring van Toelating resp. Testcertificaat en/of Certificaat. 1.3 De resultaten van de testmethode moeten herhaalbaar zijn. Op voorwaarde dat een identieke testmethode wordt gevolgd, dient de uitkomst van het onderzoek onafhankelijk te zijn van de certificerende instantie en/of lidstaat. 1.4 De testmethode dient ondubbelzinnig en eenduidig geformuleerd te zijn. 1.5 De testmethode moet nauwkeurig zijn. De efficiëntie van terugwinning van damp moet met een onzekerheid van maximaal 5% worden vastgesteld. 1.6 De relevante parameters en de efficiëntie-formule moeten gedefinieerd zijn. De testmethode dient aan te geven welke parameters, correctiefactoren en invloedsfactoren gemeten, verwaarloosd danwel anderszins gequantificeerd worden. De testmethode moet uitsluitsel geven over: de volumeverhouding (afgezogen volume damp / volume geleverde vloeistof) als functie van: het vloeistofdebiet en de tegendruk in de dampretourleiding de efficiëntie van terugwinning van damp als functie van de volumeverhouding bij maximaal vloeistofdebiet en de helft daarvan de efficiëntie van terugwinning van damp als functie van het vloeistofdebiet en de tegendruk in de dampretourleiding De formule ter bepaling van de efficiëntie van terugwinning van damp is gebaseerd op volumeverhoudingen.

Blad 6 van 21 3. MEETMETHODE BIJ KEURING (TOELATING) De meetmethode is gebaseerd op testen uitgevoerd op een standaard autotank, danwel een kolf uitgerust met een vulnek welke een standaard autotank simuleert. De bepaling van de efficiëntie in de terugwinning van damp kan op twee volumetrische wijzen uitgevoerd worden; methodes 1 en 2. Indien gewenst kan, ten behoeve van internationale vergelijkingen, methode 3 toegepast worden welke gebaseerd is op massa. 3.1 Methode 1, volumetrisch Puur volumetrische bepaling van de Efficiëntie kan op twee manieren plaatsvinden: een directe manier zoals beschreven in 1A, danwel een manier opgebouwd uit de twee stappen 1B en 1C. Methode 1A, LFE (Laminair Flow Element) Zie ook figuur 3.1.1 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. Er is een Gasmeter aangesloten in de dampretourleiding. Middels een mof wordt de verbinding tussen slangkraan en autotank geheel afgesloten. De mof is uitgerust met een aansluiting voor een bi-directionele gasmeter (LFE), midden onder afgebeeld in de figuur. Door het LFE zal of lucht worden aangezogen, ofwel damp uitwijken. Een tweede gasmeter, rechtsboven afgebeeld, meet het totale volume van afgezogen damp plus eventuele lucht. Uit deze gemeten volumes is de efficiëntie te berekenen via de onderstaande formule. E = V dampa / (V dampa + V dampe ) V dampe : Volume ontsnapte damp V dampa : Volume afgezogen damp (+ eventueel lucht) V lucht : Volume aangezogen lucht E : Efficiëntie V vloei : Volume geleverde vloeistof

Blad 7 van 21 Figuur 3.1.1 Methode 1B, Balance Zie ook figuur 3.1.2 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem wordt afgesloten. Middels een mof wordt de verbinding tussen slangkraan en autotank geheel afgesloten. De mof is uitgerust met een aansluiting voor een gasmeter, midden onder afgebeeld in de figuur. Omdat er geen damp wordt afgezogen, zal alle ontstane damp door de gasmeter ontsnappen. Zie verder methode 1C. Figuur 3.1.2

Blad 8 van 21 Methode 1C, Volume Zie ook figuur 3.1.3 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. Middels een mof wordt de verbinding tussen slangkraan en autotank geheel afgesloten. De mof is uitgerust met een aansluiting voor een bi-directionele gasmeter (LFE), midden onder afgebeeld in de figuur. Door het LFE zal of lucht worden aangezogen, ofwel damp uitwijken. Uit stap 1B en 1C tezamen zijn nu dezelfde grootheden bekend als bij methode 1A. Uit deze gemeten volumes is de efficiëntie te berekenen via de onderstaande formule. E = V dampa / (V dampa + V dampe ) V dampe : Volume ontsnapte damp V dampt : Volume ontstane damp (= V dampa = afgezogen damp (+ eventueel lucht)) V lucht : Volume aangezogen lucht E : Efficiëntie V vloei : Volume geleverde vloeistof Figuur 3.1.3

Blad 9 van 21 3.2 Methode 2, volumetrisch + gasanalyser Methode 2 is opgebouwd uit twee stappen: methode 2A en 2B, die tezamen de benodigde informatie opleveren. Methode 2A, Balance Zie ook figuur 3.2.1 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem wordt afgesloten. Middels een mof wordt de verbinding tussen slangkraan en autotank geheel afgesloten. De mof is uitgerust met een aansluiting voor een gasmeter en gasanalyser, onder afgebeeld in de figuur. Omdat er geen damp wordt afgezogen, zal alle ontstane damp door de gasmeter plus analyser ontsnappen. De gasanalyser bepaalt het zuurstofpercentage X in de ontsnappende damp. Zie verder methode 2B. Figuur 3.2.1 Methode 2B, Volume Zie ook figuur 3.2.2 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. De opening tussen tank en slangkraan is niet afgesloten. De gasmeter meet het totale volume afgezogen damp plus de eventuele afgezogen lucht. De gasanalyser bepaalt het zuurstofpercentage Y in het door de gasmeter bepaalde volume. Met de onderstaande formules is achtereenvolgens te berekenen: het volume lucht in het door de gasmeter geregistreerde volume, het volume damp in het door de gasmeter geregistreerde volume en de efficiëntie.

Blad 10 van 21 V lucht = V gasmeter * (Y - X) / 21 V dampa = V gasmeter - V lucht E = V dampa / V dampt Y : Zuurstofpercentage in afgezogen damp plus eventuele lucht (stap 2B) X : Zuurstofpercentage in totaal vrijkomende damp (stap 2A) 21 : Zuurstofpercentage in normale buitenlucht V dampe : Volume ontsnapte damp V dampa : Volume afgezogen damp V dampt : Volume ontstane damp (= V dampa = afgezogen damp (+ eventueel lucht)) (stap 2A) V lucht : Volume aangezogen lucht E : Efficiëntie V vloei : Volume geleverde vloeistof Figuur 3.2.2

Blad 11 van 21 3.3 Methode 3, gravimetrisch De onderbeschreven methode benut een Actief Kool Filter (AKF) in een zogenaamd canister om ontstane dampen op neer te laten slaan. Uit de massatoename van het AKF is de Efficiëntie te bepalen. Het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. Om de slangkraan en vulopening van de tank wordt een mof aangebracht met twee openingen: één grote aan de bovenzijde waardoor lucht wordt aangezogen (midden boven afgebeeld) en één kleinere waarop een pomp en canister zijn aangesloten (midden onder afgebeeld). Hierdoor wordt de damp die onder normale omstandigheden zou vrijkomen, opgevangen in de onder afgebeelde canister. Een tweede canister (rechts afgebeeld) vangt de door het dampretoursysteem afgezogen damp op. Bepaling van de efficiëntie gebeurt met de volgende formule: E = H dampa / (H dampa + H dampe ) E : Efficiëntie H dampa : Massa afgezogen damp H dampe : Massa ontsnappende damp Figuur 3.3.1

Blad 12 van 21 3.4 Omrekeningsfactoren Lucht / Damp Het gedrag (efficiëntie in terugwinnig van damp) van dampretoursystemen is mede afhankelijk van de samenstelling van de damp en het dampdebiet. Ten behoeve van de Controle van dampretoursystemen op lucht worden de omrekeningsfactoren vastgesteld. Vanwege de bovengenoemde afhankelijkheden gebeurt dit per type damp / vloeistof bij maximaal debiet en bij de helft daarvan. Dit resulteert dus in 2 factoren per type damp / vloeistof (zie methode 4C). Methode 4A, Bepaling volumeverhouding op damp De testopstelling is schematisch weergegeven in figuur 3.4.1. Er is een gasmeter aangebracht in de dampretourleiding en het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. De volumeverhouding op damp volgt uit de volgende formule: V Rdamp = V gasmeter / V vloei V Rdamp : Volumeverhouding op damp V gasmeter : Volume afgezogen damp plus eventueel lucht (V dampa + V lucht ) V vloei : Volume geleverde vloeistof Figuur 3.4.1

Blad 13 van 21 Methode 4B, Bepaling volumeverhouding op lucht De testopstelling is schematisch weergegeven in figuur 3.4.2. Er is een mof aangebracht over de slangkraan met een opening waarop een gasmeter is aangesloten en het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. De volumeverhouding op lucht volgt uit de volgende formule: V Rlucht = V lucht / V vloei V Rlucht : Volumeverhouding op lucht V lucht : Volume afgezogen lucht V vloei : Volume geleverde vloeistof Figuur 3.4.2 Methode 4C, bepaling omrekeningsfactoren De onderstaande formule geeft aan hoe de benodigde omrekenigsfactoren te bepalen: OF = V Rdamp / V Rlucht OF : Omrekeningsfactor V Rlucht : Volumeverhouding op lucht V Rdamp : Volumeverhouding op damp Vanwege de bovengenoemde afhankelijkheden, worden stappen 4A t/m 4C per producttype uitgevoerd, resulterend in een tabel zoals onderstaand als voorbeeld is opgenomen.

Blad 14 van 21 Dampretoursysteem type:... Omrekeningsfactor Vloeistof Maximaal debiet Euro 95 A SuperPlus B Super met Loodvervanger C Pura D... E

Blad 15 van 21 4. KEURING (TOELATING) VAN EEN DAMPRETOURSYSTEEM Dit hoofdstuk beschrijft in grote lijnen aan welke voorwaarden een dampretoursysteem dient te voldoen en aan welke testen het wordt onderworpen bij Keuring. 4.1 Randvoorwaarden de benzinepomp waarop het dampretoursysteem is aangesloten mag geen grotere miswijzing bezitten op de vloeistoflevering dan ± 0.5% van de aangewezen waarde de metrologische eigenschappen van de benzinepomp mogen niet noemenswaardig beïnvloed worden door het dampretoursysteem 4.2 Voorschriften het efficiëntiegetal van dampterugwinning dient groter of gelijk te zijn aan 85% de volumeverhouding als functie van debiet moet liggen tussen 95 en 105% bij Qmax de variatie in volumeverhouding (ten gevolge van temperatuurverandering van de dampretourpomp) mag gedurende tien opeenvolgende leveringen van 35 niet groter zijn dan 5% elektronische inrichtingen moeten voldoen aan de voorwaarden vermeld in de IJkregeling benzinepompen resp. IJkregeling vloeistofmeters en vloeistofmeetinstallaties, voor wat betreft klimatologische en elektrische testen in elke dampretourleiding moet een terugslagklep of vergelijkbare inrichting zijn aangebracht, welke voorkomt dat afgezogen dampen naar de vrije atmosfeer kunnen ontsnappen slang en slangkraan moeten voldoen aan de voorwaarden vermeld in de IJkregeling benzinepompen resp. IJkregeling vloeistofmeters en vloeistofmeetinstallaties, voor wat betreft slangopblazing en goede werking 4.3 Voorbereiding Voorafgaande aan het Keuringsonderzoek (Toelatingsonderzoek) dienen de volgende voorbereidingen getroffen te worden: bij Methodes 1B, 1C, 2A, 2B en 3 (zie respectievelijk paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3) wordt de autotank in het laboratorium met een representatieve brandstof gevuld tot circa 20% van de maximale capaciteit; de tank wordt circa 5 minuten geconditioneerd bij de heersende omgevingstemperatuur; de test wordt uitgevoerd waarbij als eindsituatie de automatische afslag van de slangkraan geldt het systeem moet zodanig zijn afgeregeld dat bij het maximale debiet en maximale tegendruk de volumeverhouding circa 100% bedraagt en bij ½ Qmax ligt tussen 90 en 110% bij de bepaling van de volumeverhoudingen wordt gecorrigeerd voor de druk in de retourleiding en, indien nodig de daar heersende temperatuur; correctie vindt plaats naar heersende omgevingscondities

Blad 16 van 21 4.4 Testen De onderstaande testen worden uitgevoerd bij een omgevingstemperatuur tussen 15 en 25 C, tenzij een ruimer temperatuurgebied door de aanvrager wordt gewenst. Het dampretoursysteem wordt aan de volgende testen onderworpen: Lektesten er wordt een lektest uitgevoerd om te controleren of geen damp via de slangkranen ontsnapt ten gevolge van overdruk in de dampretourleiding bij een voor meerdere slangkranen gemeenschappelijke dampretourpomp wordt gecontroleerd of geen lucht wordt aangezogen door andere dan de te onderzoeken slangkraan Bestendigheidstest Er worden tien achtereenvolgende leveringen van 35 gedaan (bij systemen met een gemeenschappelijke dampretourpomp met tussenpozen van één minuut; anders twee minuten) waarbij bij elke levering de volumeverhouding wordt bepaald (zie ook paragraaf 4.2) Volume verhouding als functie van vloeistofdebiet Bij vloeistofdebieten van Qmax, 40, 35, 30, 25, 20 en 15 /min wordt de volumeverhouding bepaald Efficiëntie als functie van volumeverhouding in standaard tank Met behulp van één van de methoden genoemd in hoofdstuk 3 wordt de efficiëntie bepaald bij volumeverhoudingen van 110, 105, 100, 95, 90 en 85%

Blad 17 van 21 5. FORMELE VASTLEGGING Een dampretoursysteem dat voldoet aan de voorschriften en de testen met goed gevolg heeft doorstaan, wordt eenduidig vastgelegd op de onderstaande wijze: 5.1 IJkwettelijke vastlegging Op basis van de IJkwet wordt een toelatingsdocument afgegeven; een Verklaring van Toelating voor een gehele benzinepomp inclusief dampretoursysteem, of een Testcertificaat voor het dampretoursysteem dat deel uitmaakt van een benzinepomp. In het betreffende document wordt aangegeven of er, als gevolg van toepassing van het dampretoursysteem, rekening gehouden dient te worden met beperkingen, aansluitvoorwaarden of andere restricties om de metrologische eigenschappen van de benzinepomp niet te schaden. Ook worden de essentiële onderdelen van het dampretoursysteem vastgelegd. 5.2 Milieutechnische vastlegging Op basis van het Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wordt het dampretoursysteem vastgelegd in een Certificaat. In het Certificaat wordt het toepassingsgebied van het dampretoursysteem vastgelegd evenals de onderdelen die essentieel zijn voor het correct functioneren van het systeem. 5.3 Modificaties aan dampretoursystemen Wijzigingen aan dampretoursystemen, ten opzichte van de vastgelegde uitvoering(en), dienen door de fabrikant aan de certificerende instantie gemeld te worden. De certificerende instantie beoordeelt de invloed van de wijziging op de eigenschappen van het dampretoursysteem danwel de benzinepomp waarvan het dampretoursysteem deel uitmaakt. Afhankelijk van de invloed van de wijziging zal de certificerende instantie besluiten tot het al dan niet uitvoeren van nader onderzoek.

Blad 18 van 21 6. MEETMETHODE BIJ CONTROLE (EERSTE KEURING / HER-KEURING) Het uiteindelijke doel van een Controle is vast te stellen of het betreffende dampretoursysteem binnen de gestelde toleranties functioneert. Tijdens het Keuringsonderzoek (Toelating) zijn van elk type dampretoursysteem onder anderen de volgende karakteristieken vastgesteld: de efficiëntie als functie van de volumeverhouding bepaald op damp de omrekeningsfactoren volumeverhouding bepaald op lucht en de volumeverhouding bepaald op damp Met deze factoren is het mogelijk om uit een bepaling van de volumeverhouding op lucht de efficiëntie te berekenen. Bepaling van de volumeverhouding kan op twee wijzen tot stand komen. 6.1 Bepaling volumeverhouding op lucht, met vloeistofstroom De testopstelling is schematisch weergegeven in figuur 6.1.1 (identiek aan figuur 3.4.2). Er is een mof aangebracht over de slangkraan met een opening waarop een gasmeter is aangesloten en het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. Figuur 6.1.1 De volumeverhouding volgt uit de onderstaande formule: V Rlucht = V lucht / V vloei V Rlucht : Volumeverhouding op lucht V lucht : Volume afgezogen lucht V vloei : Volume geleverde vloeistof

Blad 19 van 21 6.2 Bepaling volumeverhouding op lucht, gesimuleerde vloeistofstroom De testopstelling is schematisch weergegeven in figuur 6.1.2. Er is een mof aangebracht over de slangkraan met een opening waarop een gasmeter is aangesloten. Het dampretoursysteem wordt in werking gesteld zonder dat er vloeistof wordt geleverd. Deze methode kan alleen worden toegepast voor dampretoursystemen waarbij de vloeistofstroom gesimuleerd kan worden. Figuur 6.1.2 De volumeverhouding volgt uit de onderstaande formule: V Rlucht = V lucht / V vloei V Rlucht : Volumeverhouding op lucht V lucht : Volume afgezogen lucht V vloei : Volume gesimuleerd geleverde vloeistof Het volume van de gesimuleerd geleverde vloeistof kan op meerdere wijzen bepaald worden: op directe wijze, wanneer de simulatie-apparatuur dit toestaat, is het volume afleesbaar of door deling van het aantal aangeboden pulsen door de pulswaarde (puls per volume) of door aflezing van het gesimuleerde debiet in combinatie met een tijdmeting van de totale proefduur

Blad 20 van 21 7. CONTROLE (EERSTE KEURING / HER-KEURING) VAN EEN DAMPRETOURSYSTEEM Dit hoofdstuk beschrijft in grote lijnen aan welke voorwaarden een dampretoursysteem dient te voldoen en aan welke testen het wordt onderworpen bij Controle. 7.1 Randvoorwaarden de benzinepomp waarop het dampretoursysteem is aangesloten mag geen grotere miswijzing bezitten op de vloeistoflevering dan ± 0.5% van de aangewezen waarde de metrologische eigenschappen van de benzinepomp mogen niet noemenswaardig beïnvloed worden door het dampretoursysteem 7.2 Voorschriften het efficiëntie getal van dampterugwinning dient groter of gelijk te zijn aan 85% de volumeverhouding als functie van debiet moet liggen tussen 95 en 105% bij Qmax 7.3 Testen Iedere slangkraan uitgerust met een dampretoursysteem wordt aan de volgende testen onderworpen: De conformiteit van het dampretoursysteem wordt vastgesteld aan de hand van de documenten genoemd in hoofdstuk 5 Lektesten Vaststellen dat het dampretoursysteem binnen het toegestane toepassingsgebied functioneert (zoals bijvoorbeeld maximaal debiet en maximale tegendruk) Bepaling volumeverhouding bij Qmax, waarbij Qmax het maximaal haalbare debiet ter plaatse van opstelling is. Bepaling efficiëntie (alleen bij de driejaarlijkse controle van damp retour systemen met een automatisch controle syteem) Op basis van de bepaalde volumeverhoudingen en de waarden (zoals bijvoorbeeld omrekeningsfactoren) bepaald bij Keuring (Toelating) wordt de efficiëntie berekend 7.4 Nazorg Op het station ter plaatse van opstelling wordt een bewijs van het uitgevoerde onderzoek achtergelaten. Dit bewijs omvat tenminste een Controle rapport, mogelijk aangevuld met een bedrijfseigen merkteken.

Blad 21 van 21 7.5 Geldigheid van de Controle (Eerste Keuring / Her-Keuring) In de volgende gevallen is de uitslag van de voorgaande Controle niet geldig en dient een nieuwe Controle uitgevoerd te worden: het aanbrengen van wijzigingen aan het dampretoursysteem, danwel de benzinepomp, die in tegenspraak zijn met de documenten genoemd in hoofdstuk 5 het aanbrengen van wijzigingen die het toepassingsgebied van het dampretoursysteem dusdanig verschuiven dat niet wordt voldaan aan de waarden vermeld in de documenten genoemd in hoofdstuk 5 het aanbrengen van wijzigingen waardoor het maximale debiet en/of de tegendruk van het dampretoursysteem veranderen het verbreken van één of meerdere verzegelingen, indien deze in de documenten genoemd in hoofdstuk 5 verplicht zijn gesteld