Test procedure voor Damp Retour Systemen in Benzinepompen voor Nederland NMi Certin, Dordrecht, 2011
NMi Certin Hugo de Grootplein 1 3314 EG Dordrecht Postbus 394 3300 AJ Dordrecht T 078 6 332 332 E certin@nmi.nl I http://nmi.nl Wijzigingen t.o.v. voorgaande versie: Ten opzichte van de testprocedures van juni 2001 zijn de eisen aangepast aan die zoals beschreven in de Europese richtlijn 2009/126/EC. Copyright NMi Certin B.V. Niets uit deze uitgave mag worden gepubliceerd, verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van internet, e- mail, geheugenstick, geheugenkaart, optische schijf (CD of DVD), druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van NMi Certin. Test procedure voor Damp Retour Systemen versie 1 februari 2011.doc, versie: 1 februari 2011 Blad 2 van 21
Blad 3 van 21 Inleiding Dit document beschrijft de wijze waarop dampretoursystemen in Nederland getest dienen te worden. Grofweg zijn twee delen te onderscheiden: het eerste beschrijft de testprocedures bij de Keuring (het Toelatingsonderzoek) het tweede deel beschrijft de procedures ten behoeve van Controle (eerste Keuring en her-keuring). Dordrecht, 1 februari 2011 J.J. van Wijngaarden Productmanager W.A.C.M. van Leeuwen Kwaliteitsmanager
Blad 4 van 21 1. INHOUDSOPGAVE 1. Inhoudsopgave... 4 2. Algemene voorwaarden testmethode... 5 3. Meetmethode bij Keuring (Toelating)... 6 3.1 Methode 1 Volumetrisch... 6 3.2 Methode 2 Volumetrisch + Gasanalyser... 9 3.3 Methode 3 Gravimetrisch... 11 3.4 Omrekeningsfactoren Lucht / Damp... 12 4. Keuring (Toelating) van een dampretoursysteem... 15 4.1 Randvoorwaarden... 15 4.2 Voorschriften... 15 4.3 Voorbereiding... 15 4.4 Testen... 16 5. Formele vastlegging... 17 5.1 IJkwettelijke vastlegging... 17 5.2 Milieutechnische vastlegging... 17 5.3 Modificaties aan dampretoursystemen... 17 6. Meetmethode bij Controle (Eerste Keuring / Her-Keuring)... 18 6.1 Bepaling volumeverhouding op lucht, met vloeistofstroom... 18 6.2 Bepaling volumeverhouding op lucht, gesimuleerde vloeistofstroom... 19 7. Controle (Eerste Keuring / Her-Keuring) van een dampretoursysteem... 20 7.1 Randvoorwaarden... 20 7.2 Voorschriften... 20 7.3 Testen... 20 7.4 Nazorg... 20 7.5 Geldigheid van de Controle (Eerste Keuring / Her-Keuring)... 21
Blad 5 van 21 2. ALGEMENE VOORWAARDEN TESTMETHODE De algemene voorwaarden waaraan de testmethode dient te voldoen zijn: 1.1 De productcertificatie van een dampretoursysteem moet bij voorkeur representatief zijn voor alle metrologische en klimatologische omstandigheden, zoals deze voorkomen in de diverse lidstaten. 1.2 De productcertificatie van een dampretoursysteem moet representatief zijn voor alle metrologische omstandigheden in een bepaalde lidstaat gedurende tenminste tien jaar vanaf de datum van uitgifte van de Verklaring van Toelating resp. Testcertificaat en/of Certificaat. 1.3 De resultaten van de testmethode moeten herhaalbaar zijn. Op voorwaarde dat een identieke testmethode wordt gevolgd, dient de uitkomst van het onderzoek onafhankelijk te zijn van de certificerende instantie en/of lidstaat. 1.4 De testmethode dient ondubbelzinnig en eenduidig geformuleerd te zijn. 1.5 De testmethode moet nauwkeurig zijn. De efficiëntie van terugwinning van damp moet met een onzekerheid van maximaal 5% worden vastgesteld. 1.6 De relevante parameters en de efficiëntie-formule moeten gedefinieerd zijn. De testmethode dient aan te geven welke parameters, correctiefactoren en invloedsfactoren gemeten, verwaarloosd danwel anderszins gequantificeerd worden. De testmethode moet uitsluitsel geven over: de volumeverhouding (afgezogen volume damp / volume geleverde vloeistof) als functie van: het vloeistofdebiet en de tegendruk in de dampretourleiding de efficiëntie van terugwinning van damp als functie van de volumeverhouding bij maximaal vloeistofdebiet en de helft daarvan de efficiëntie van terugwinning van damp als functie van het vloeistofdebiet en de tegendruk in de dampretourleiding De formule ter bepaling van de efficiëntie van terugwinning van damp is gebaseerd op volumeverhoudingen.
Blad 6 van 21 3. MEETMETHODE BIJ KEURING (TOELATING) De meetmethode is gebaseerd op testen uitgevoerd op een standaard autotank, danwel een kolf uitgerust met een vulnek welke een standaard autotank simuleert. De bepaling van de efficiëntie in de terugwinning van damp kan op twee volumetrische wijzen uitgevoerd worden; methodes 1 en 2. Indien gewenst kan, ten behoeve van internationale vergelijkingen, methode 3 toegepast worden welke gebaseerd is op massa. 3.1 Methode 1, volumetrisch Puur volumetrische bepaling van de Efficiëntie kan op twee manieren plaatsvinden: een directe manier zoals beschreven in 1A, danwel een manier opgebouwd uit de twee stappen 1B en 1C. Methode 1A, LFE (Laminair Flow Element) Zie ook figuur 3.1.1 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. Er is een Gasmeter aangesloten in de dampretourleiding. Middels een mof wordt de verbinding tussen slangkraan en autotank geheel afgesloten. De mof is uitgerust met een aansluiting voor een bi-directionele gasmeter (LFE), midden onder afgebeeld in de figuur. Door het LFE zal of lucht worden aangezogen, ofwel damp uitwijken. Een tweede gasmeter, rechtsboven afgebeeld, meet het totale volume van afgezogen damp plus eventuele lucht. Uit deze gemeten volumes is de efficiëntie te berekenen via de onderstaande formule. E = V dampa / (V dampa + V dampe ) V dampe : Volume ontsnapte damp V dampa : Volume afgezogen damp (+ eventueel lucht) V lucht : Volume aangezogen lucht E : Efficiëntie V vloei : Volume geleverde vloeistof
Blad 7 van 21 Figuur 3.1.1 Methode 1B, Balance Zie ook figuur 3.1.2 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem wordt afgesloten. Middels een mof wordt de verbinding tussen slangkraan en autotank geheel afgesloten. De mof is uitgerust met een aansluiting voor een gasmeter, midden onder afgebeeld in de figuur. Omdat er geen damp wordt afgezogen, zal alle ontstane damp door de gasmeter ontsnappen. Zie verder methode 1C. Figuur 3.1.2
Blad 8 van 21 Methode 1C, Volume Zie ook figuur 3.1.3 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. Middels een mof wordt de verbinding tussen slangkraan en autotank geheel afgesloten. De mof is uitgerust met een aansluiting voor een bi-directionele gasmeter (LFE), midden onder afgebeeld in de figuur. Door het LFE zal of lucht worden aangezogen, ofwel damp uitwijken. Uit stap 1B en 1C tezamen zijn nu dezelfde grootheden bekend als bij methode 1A. Uit deze gemeten volumes is de efficiëntie te berekenen via de onderstaande formule. E = V dampa / (V dampa + V dampe ) V dampe : Volume ontsnapte damp V dampt : Volume ontstane damp (= V dampa = afgezogen damp (+ eventueel lucht)) V lucht : Volume aangezogen lucht E : Efficiëntie V vloei : Volume geleverde vloeistof Figuur 3.1.3
Blad 9 van 21 3.2 Methode 2, volumetrisch + gasanalyser Methode 2 is opgebouwd uit twee stappen: methode 2A en 2B, die tezamen de benodigde informatie opleveren. Methode 2A, Balance Zie ook figuur 3.2.1 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem wordt afgesloten. Middels een mof wordt de verbinding tussen slangkraan en autotank geheel afgesloten. De mof is uitgerust met een aansluiting voor een gasmeter en gasanalyser, onder afgebeeld in de figuur. Omdat er geen damp wordt afgezogen, zal alle ontstane damp door de gasmeter plus analyser ontsnappen. De gasanalyser bepaalt het zuurstofpercentage X in de ontsnappende damp. Zie verder methode 2B. Figuur 3.2.1 Methode 2B, Volume Zie ook figuur 3.2.2 voor een schematische weergave van de testopstelling. Het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. De opening tussen tank en slangkraan is niet afgesloten. De gasmeter meet het totale volume afgezogen damp plus de eventuele afgezogen lucht. De gasanalyser bepaalt het zuurstofpercentage Y in het door de gasmeter bepaalde volume. Met de onderstaande formules is achtereenvolgens te berekenen: het volume lucht in het door de gasmeter geregistreerde volume, het volume damp in het door de gasmeter geregistreerde volume en de efficiëntie.
Blad 10 van 21 V lucht = V gasmeter * (Y - X) / 21 V dampa = V gasmeter - V lucht E = V dampa / V dampt Y : Zuurstofpercentage in afgezogen damp plus eventuele lucht (stap 2B) X : Zuurstofpercentage in totaal vrijkomende damp (stap 2A) 21 : Zuurstofpercentage in normale buitenlucht V dampe : Volume ontsnapte damp V dampa : Volume afgezogen damp V dampt : Volume ontstane damp (= V dampa = afgezogen damp (+ eventueel lucht)) (stap 2A) V lucht : Volume aangezogen lucht E : Efficiëntie V vloei : Volume geleverde vloeistof Figuur 3.2.2
Blad 11 van 21 3.3 Methode 3, gravimetrisch De onderbeschreven methode benut een Actief Kool Filter (AKF) in een zogenaamd canister om ontstane dampen op neer te laten slaan. Uit de massatoename van het AKF is de Efficiëntie te bepalen. Het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. Om de slangkraan en vulopening van de tank wordt een mof aangebracht met twee openingen: één grote aan de bovenzijde waardoor lucht wordt aangezogen (midden boven afgebeeld) en één kleinere waarop een pomp en canister zijn aangesloten (midden onder afgebeeld). Hierdoor wordt de damp die onder normale omstandigheden zou vrijkomen, opgevangen in de onder afgebeelde canister. Een tweede canister (rechts afgebeeld) vangt de door het dampretoursysteem afgezogen damp op. Bepaling van de efficiëntie gebeurt met de volgende formule: E = H dampa / (H dampa + H dampe ) E : Efficiëntie H dampa : Massa afgezogen damp H dampe : Massa ontsnappende damp Figuur 3.3.1
Blad 12 van 21 3.4 Omrekeningsfactoren Lucht / Damp Het gedrag (efficiëntie in terugwinnig van damp) van dampretoursystemen is mede afhankelijk van de samenstelling van de damp en het dampdebiet. Ten behoeve van de Controle van dampretoursystemen op lucht worden de omrekeningsfactoren vastgesteld. Vanwege de bovengenoemde afhankelijkheden gebeurt dit per type damp / vloeistof bij maximaal debiet en bij de helft daarvan. Dit resulteert dus in 2 factoren per type damp / vloeistof (zie methode 4C). Methode 4A, Bepaling volumeverhouding op damp De testopstelling is schematisch weergegeven in figuur 3.4.1. Er is een gasmeter aangebracht in de dampretourleiding en het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. De volumeverhouding op damp volgt uit de volgende formule: V Rdamp = V gasmeter / V vloei V Rdamp : Volumeverhouding op damp V gasmeter : Volume afgezogen damp plus eventueel lucht (V dampa + V lucht ) V vloei : Volume geleverde vloeistof Figuur 3.4.1
Blad 13 van 21 Methode 4B, Bepaling volumeverhouding op lucht De testopstelling is schematisch weergegeven in figuur 3.4.2. Er is een mof aangebracht over de slangkraan met een opening waarop een gasmeter is aangesloten en het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. De volumeverhouding op lucht volgt uit de volgende formule: V Rlucht = V lucht / V vloei V Rlucht : Volumeverhouding op lucht V lucht : Volume afgezogen lucht V vloei : Volume geleverde vloeistof Figuur 3.4.2 Methode 4C, bepaling omrekeningsfactoren De onderstaande formule geeft aan hoe de benodigde omrekenigsfactoren te bepalen: OF = V Rdamp / V Rlucht OF : Omrekeningsfactor V Rlucht : Volumeverhouding op lucht V Rdamp : Volumeverhouding op damp Vanwege de bovengenoemde afhankelijkheden, worden stappen 4A t/m 4C per producttype uitgevoerd, resulterend in een tabel zoals onderstaand als voorbeeld is opgenomen.
Blad 14 van 21 Dampretoursysteem type:... Omrekeningsfactor Vloeistof Maximaal debiet Euro 95 A SuperPlus B Super met Loodvervanger C Pura D... E
Blad 15 van 21 4. KEURING (TOELATING) VAN EEN DAMPRETOURSYSTEEM Dit hoofdstuk beschrijft in grote lijnen aan welke voorwaarden een dampretoursysteem dient te voldoen en aan welke testen het wordt onderworpen bij Keuring. 4.1 Randvoorwaarden de benzinepomp waarop het dampretoursysteem is aangesloten mag geen grotere miswijzing bezitten op de vloeistoflevering dan ± 0.5% van de aangewezen waarde de metrologische eigenschappen van de benzinepomp mogen niet noemenswaardig beïnvloed worden door het dampretoursysteem 4.2 Voorschriften het efficiëntiegetal van dampterugwinning dient groter of gelijk te zijn aan 85% de volumeverhouding als functie van debiet moet liggen tussen 95 en 105% bij Qmax de variatie in volumeverhouding (ten gevolge van temperatuurverandering van de dampretourpomp) mag gedurende tien opeenvolgende leveringen van 35 niet groter zijn dan 5% elektronische inrichtingen moeten voldoen aan de voorwaarden vermeld in de IJkregeling benzinepompen resp. IJkregeling vloeistofmeters en vloeistofmeetinstallaties, voor wat betreft klimatologische en elektrische testen in elke dampretourleiding moet een terugslagklep of vergelijkbare inrichting zijn aangebracht, welke voorkomt dat afgezogen dampen naar de vrije atmosfeer kunnen ontsnappen slang en slangkraan moeten voldoen aan de voorwaarden vermeld in de IJkregeling benzinepompen resp. IJkregeling vloeistofmeters en vloeistofmeetinstallaties, voor wat betreft slangopblazing en goede werking 4.3 Voorbereiding Voorafgaande aan het Keuringsonderzoek (Toelatingsonderzoek) dienen de volgende voorbereidingen getroffen te worden: bij Methodes 1B, 1C, 2A, 2B en 3 (zie respectievelijk paragrafen 3.1, 3.2 en 3.3) wordt de autotank in het laboratorium met een representatieve brandstof gevuld tot circa 20% van de maximale capaciteit; de tank wordt circa 5 minuten geconditioneerd bij de heersende omgevingstemperatuur; de test wordt uitgevoerd waarbij als eindsituatie de automatische afslag van de slangkraan geldt het systeem moet zodanig zijn afgeregeld dat bij het maximale debiet en maximale tegendruk de volumeverhouding circa 100% bedraagt en bij ½ Qmax ligt tussen 90 en 110% bij de bepaling van de volumeverhoudingen wordt gecorrigeerd voor de druk in de retourleiding en, indien nodig de daar heersende temperatuur; correctie vindt plaats naar heersende omgevingscondities
Blad 16 van 21 4.4 Testen De onderstaande testen worden uitgevoerd bij een omgevingstemperatuur tussen 15 en 25 C, tenzij een ruimer temperatuurgebied door de aanvrager wordt gewenst. Het dampretoursysteem wordt aan de volgende testen onderworpen: Lektesten er wordt een lektest uitgevoerd om te controleren of geen damp via de slangkranen ontsnapt ten gevolge van overdruk in de dampretourleiding bij een voor meerdere slangkranen gemeenschappelijke dampretourpomp wordt gecontroleerd of geen lucht wordt aangezogen door andere dan de te onderzoeken slangkraan Bestendigheidstest Er worden tien achtereenvolgende leveringen van 35 gedaan (bij systemen met een gemeenschappelijke dampretourpomp met tussenpozen van één minuut; anders twee minuten) waarbij bij elke levering de volumeverhouding wordt bepaald (zie ook paragraaf 4.2) Volume verhouding als functie van vloeistofdebiet Bij vloeistofdebieten van Qmax, 40, 35, 30, 25, 20 en 15 /min wordt de volumeverhouding bepaald Efficiëntie als functie van volumeverhouding in standaard tank Met behulp van één van de methoden genoemd in hoofdstuk 3 wordt de efficiëntie bepaald bij volumeverhoudingen van 110, 105, 100, 95, 90 en 85%
Blad 17 van 21 5. FORMELE VASTLEGGING Een dampretoursysteem dat voldoet aan de voorschriften en de testen met goed gevolg heeft doorstaan, wordt eenduidig vastgelegd op de onderstaande wijze: 5.1 IJkwettelijke vastlegging Op basis van de IJkwet wordt een toelatingsdocument afgegeven; een Verklaring van Toelating voor een gehele benzinepomp inclusief dampretoursysteem, of een Testcertificaat voor het dampretoursysteem dat deel uitmaakt van een benzinepomp. In het betreffende document wordt aangegeven of er, als gevolg van toepassing van het dampretoursysteem, rekening gehouden dient te worden met beperkingen, aansluitvoorwaarden of andere restricties om de metrologische eigenschappen van de benzinepomp niet te schaden. Ook worden de essentiële onderdelen van het dampretoursysteem vastgelegd. 5.2 Milieutechnische vastlegging Op basis van het Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor inrichtingen (Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer) onder verantwoordelijkheid van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer wordt het dampretoursysteem vastgelegd in een Certificaat. In het Certificaat wordt het toepassingsgebied van het dampretoursysteem vastgelegd evenals de onderdelen die essentieel zijn voor het correct functioneren van het systeem. 5.3 Modificaties aan dampretoursystemen Wijzigingen aan dampretoursystemen, ten opzichte van de vastgelegde uitvoering(en), dienen door de fabrikant aan de certificerende instantie gemeld te worden. De certificerende instantie beoordeelt de invloed van de wijziging op de eigenschappen van het dampretoursysteem danwel de benzinepomp waarvan het dampretoursysteem deel uitmaakt. Afhankelijk van de invloed van de wijziging zal de certificerende instantie besluiten tot het al dan niet uitvoeren van nader onderzoek.
Blad 18 van 21 6. MEETMETHODE BIJ CONTROLE (EERSTE KEURING / HER-KEURING) Het uiteindelijke doel van een Controle is vast te stellen of het betreffende dampretoursysteem binnen de gestelde toleranties functioneert. Tijdens het Keuringsonderzoek (Toelating) zijn van elk type dampretoursysteem onder anderen de volgende karakteristieken vastgesteld: de efficiëntie als functie van de volumeverhouding bepaald op damp de omrekeningsfactoren volumeverhouding bepaald op lucht en de volumeverhouding bepaald op damp Met deze factoren is het mogelijk om uit een bepaling van de volumeverhouding op lucht de efficiëntie te berekenen. Bepaling van de volumeverhouding kan op twee wijzen tot stand komen. 6.1 Bepaling volumeverhouding op lucht, met vloeistofstroom De testopstelling is schematisch weergegeven in figuur 6.1.1 (identiek aan figuur 3.4.2). Er is een mof aangebracht over de slangkraan met een opening waarop een gasmeter is aangesloten en het dampretoursysteem werkt op de normale wijze. Figuur 6.1.1 De volumeverhouding volgt uit de onderstaande formule: V Rlucht = V lucht / V vloei V Rlucht : Volumeverhouding op lucht V lucht : Volume afgezogen lucht V vloei : Volume geleverde vloeistof
Blad 19 van 21 6.2 Bepaling volumeverhouding op lucht, gesimuleerde vloeistofstroom De testopstelling is schematisch weergegeven in figuur 6.1.2. Er is een mof aangebracht over de slangkraan met een opening waarop een gasmeter is aangesloten. Het dampretoursysteem wordt in werking gesteld zonder dat er vloeistof wordt geleverd. Deze methode kan alleen worden toegepast voor dampretoursystemen waarbij de vloeistofstroom gesimuleerd kan worden. Figuur 6.1.2 De volumeverhouding volgt uit de onderstaande formule: V Rlucht = V lucht / V vloei V Rlucht : Volumeverhouding op lucht V lucht : Volume afgezogen lucht V vloei : Volume gesimuleerd geleverde vloeistof Het volume van de gesimuleerd geleverde vloeistof kan op meerdere wijzen bepaald worden: op directe wijze, wanneer de simulatie-apparatuur dit toestaat, is het volume afleesbaar of door deling van het aantal aangeboden pulsen door de pulswaarde (puls per volume) of door aflezing van het gesimuleerde debiet in combinatie met een tijdmeting van de totale proefduur
Blad 20 van 21 7. CONTROLE (EERSTE KEURING / HER-KEURING) VAN EEN DAMPRETOURSYSTEEM Dit hoofdstuk beschrijft in grote lijnen aan welke voorwaarden een dampretoursysteem dient te voldoen en aan welke testen het wordt onderworpen bij Controle. 7.1 Randvoorwaarden de benzinepomp waarop het dampretoursysteem is aangesloten mag geen grotere miswijzing bezitten op de vloeistoflevering dan ± 0.5% van de aangewezen waarde de metrologische eigenschappen van de benzinepomp mogen niet noemenswaardig beïnvloed worden door het dampretoursysteem 7.2 Voorschriften het efficiëntie getal van dampterugwinning dient groter of gelijk te zijn aan 85% de volumeverhouding als functie van debiet moet liggen tussen 95 en 105% bij Qmax 7.3 Testen Iedere slangkraan uitgerust met een dampretoursysteem wordt aan de volgende testen onderworpen: De conformiteit van het dampretoursysteem wordt vastgesteld aan de hand van de documenten genoemd in hoofdstuk 5 Lektesten Vaststellen dat het dampretoursysteem binnen het toegestane toepassingsgebied functioneert (zoals bijvoorbeeld maximaal debiet en maximale tegendruk) Bepaling volumeverhouding bij Qmax, waarbij Qmax het maximaal haalbare debiet ter plaatse van opstelling is. Bepaling efficiëntie (alleen bij de driejaarlijkse controle van damp retour systemen met een automatisch controle syteem) Op basis van de bepaalde volumeverhoudingen en de waarden (zoals bijvoorbeeld omrekeningsfactoren) bepaald bij Keuring (Toelating) wordt de efficiëntie berekend 7.4 Nazorg Op het station ter plaatse van opstelling wordt een bewijs van het uitgevoerde onderzoek achtergelaten. Dit bewijs omvat tenminste een Controle rapport, mogelijk aangevuld met een bedrijfseigen merkteken.
Blad 21 van 21 7.5 Geldigheid van de Controle (Eerste Keuring / Her-Keuring) In de volgende gevallen is de uitslag van de voorgaande Controle niet geldig en dient een nieuwe Controle uitgevoerd te worden: het aanbrengen van wijzigingen aan het dampretoursysteem, danwel de benzinepomp, die in tegenspraak zijn met de documenten genoemd in hoofdstuk 5 het aanbrengen van wijzigingen die het toepassingsgebied van het dampretoursysteem dusdanig verschuiven dat niet wordt voldaan aan de waarden vermeld in de documenten genoemd in hoofdstuk 5 het aanbrengen van wijzigingen waardoor het maximale debiet en/of de tegendruk van het dampretoursysteem veranderen het verbreken van één of meerdere verzegelingen, indien deze in de documenten genoemd in hoofdstuk 5 verplicht zijn gesteld