RAAD VAN TUCHT VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS. Datum uitspraak: 30 september 2015 Zaaknummer: RvT VRC

Vergelijkbare documenten
- het op 4 juni 2014 ingekomen klaagschrift van [klager] ( klager ), inclusief 5 producties;

de heer [betrokkene], voorheen RC, wonende [te woonplaats 4]

1.1 De Raad van Tucht ( Raad ) heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder:

- het op 16 augustus 2012 ingekomen klaagschrift van [klager], inclusief twee producties; en

RAAD VAN BEROEP VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS UITSPRAAK. inzake

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/175 Wtra AK van 27 juni 2016 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/1388 Wtra AK van 9 maart 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/337 Wtra AK van 24 augustus 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/340 Wtra AK van 15 juli 2019 van

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

Taxatie. Onjuiste taxatiewaarde. Zelfstandig oordeel van de Raad t.o.v. oordeel civiele rechter.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 19/471 Wtra AK van 12 augustus 2019 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/2549 Wtra AK van 31 augustus 2018 van

BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/2549 Wtra AK van 31 augustus 2018 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/669 Wtra AK van 12 september 2016 van

Bij verweerschrift van 4 mei 2016 heeft verweerster, mede onder verwijzing naar correspondentie met klager, gereageerd op de klacht.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/2362 Wtra AK van 1 mei 2017 van

Raad van Toezicht te Arnhem van de Nederlandse Vereniging van Makelaars in Onroerende Goederen en Vastgoeddeskundigen NVM BESLISSING.

Informatie aan niet-opdrachtgever. Bouwkundige staat. Mededelings- en onderzoeksplicht. Asbest.

Landelijk Register van Gerechtelijke Deskundigen, LRGD. Raad voor de Tuchtrechtspraak U I T S P R A A K

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4413

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/1384 Wtra PE van 27 november 2015 van

Collegialiteit. Oneerlijke concurrentie. Aftroggelen van medewerkers van collega. Onvoldoende gekwalificeerde medewerkers.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/2550 Wtra AK van 31 augustus 2018 van

Te hoge huurprijs vastgesteld? Summiere onderbouwing taxatierapport. Gebrek aan communicatie.

Raad van Toezicht Amsterdam van de Nederlandse Vereniging van Makelaars en Taxateurs in onroerende goederen NVM DE LOOP VAN DE PROCEDURE

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/512 Wtra AK van 5 oktober 2018 van

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Tuchtrechtspraak NVM. Stichting RvT Zuid 203 ERECODE 202 TAXATIE. Taxatie uitgevoerd door medewerker die geen lid NVM was.

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Kamer voor Gerechtsdeurwaarders te Amsterdam

CBE-1142 (030)

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

Beslissing d.d. 10 mei 2017 ex art Tuchtrechtreglement Bancaire Sector

Bij brief van 22 april 2015 heeft de gemachtigde van beklaagde een verweerschrift ingediend bij de Raad.

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 17/414 Wtra AK van 14 juli 2017 van

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/1029 Wtra AK van 5 december 2016 van

de besloten vennootschap ELQ Portefeuille 1 B.V., gevestigd te Amsterdam Zuidoost, hierna te noemen de Bank.

Hof: medisch advies behoeft niet te worden overgelegd

College van Beroep. Van de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVMW)

KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK

Samenvatting. 1. Procedure

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

ECLI:NL:RBAMS:2013:8696

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

de Rechtspraak Rechtbank Rotterdam Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak van de rechtbank waarbij op bovenvermeld beroep is beslist.

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

CR 09/2280 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

het College van bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. M.G. de Vries, secretaris)

UITSPRAAK. het bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen het bevoegd gezag

DE Raad van Toezicht Eindhoven/Maastricht geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

1.1. De Inspecteur heeft appellante voor het jaar 1993 een taxatieve aanslag in de winstbelasting opgelegd, gedagtekend 3 juni 1996.

ECLI:NL:GHDHA:2014:2773

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/2082 Wtra AK van 29 maart 2019 van

DE RAAD VAN TUCHT VOOR REGISTERACCOUNTANTS EN ACCOUNTANTS-ADMINISTRATIECONSULENTEN TE 'S-GRAVENHAGE

UITTREKSEL uit het Huishoudelijk Reglement van de Stichting ROTA 8 mei 2014

Gerechtshof te 's-gravenhage negende enkelvoudige belastingkamer 29 maart 2002 Nr. BK-00/01073 UITSPRAAK

betreft: [klager] datum: 2 februari 2015

1.2 Verweerder in beroep (hierna: belanghebbende) heeft een op 13 september 2011 gedateerd verweerschrift ingediend.

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

DE RAAD VAN TOEZICHT ZUID VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM geeft de volgende uitspraak in de zaak van:

ACCOUNTANTSKAMER. STICHTING SOBI, gevestigd en kantoorhoudende te Bussum, KLAAGSTER, gemachtigde: drs. [A], t e g e n. 1) Y1, registeraccountant,

Belangenbehartiging opdrachtgever. Onvoldoende overleg met opdrachtgever. Onjuiste informatie in verkoopbrochure.

10-02 DE RAAD VAN TOEZICHT GRONINGEN VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS IN ONROERENDE GOEDEREN NVM

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/2657 Wtra AK van 20 oktober 2017 van

Daarmee was de schriftelijke behandeling van de klacht gereed.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

ECLI:NL:GHAMS:2016:753 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

Samenvatting. 1. Procedure

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 16/921 Wtra AK van 7 oktober 2016 van

Echtscheiding, perikelen bij. Onvoldoende overleg opdrachtgever. Ongepast optreden.

CR 13/2476 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7766

Kamer voor het notariaat in het ressort Den Haag

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

Meetinstructie. Geen informatie verstrekt over positie van medewerker van makelaarskantoor.

ACCOUNTANTSKAMER. X B.V., gevestigd te [plaats1], K L A A G S T E R, gemachtigde: [A], t e g e n

Onafhankelijkheid. Belangenverstrengeling.

DE COMMISSIE GEDRAGSCODE BOUWEND NEDERLAND

Zaaknummer: KZ/2014/03 Datum: 10 februari Uitspraak van de Stichting Rentmeesterskamer in de klachtzaak van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

ECLI:NL:RVS:2014:1169

ECLI:NL:GHAMS:2013:2068 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie

TUCHTCOLLEGE NEDERLANDSE ORDE VAN ADMINISTRATIE- EN BELASTINGDESKUNDIGEN Bij afkorting aangeduid als NOAB Beslis sing in de zaak van:

Transcriptie:

RAAD VAN TUCHT VERENIGING VAN REGISTERCONTROLLERS Datum uitspraak: 30 september 2015 Zaaknummer: RvT VRC 2015-01 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [klaagster], gevestigd te[plaats], vertegenwoordigd door [x] en [y] K L A A G S T E R tegen de heer[betrokkene], wonende te [woonplaats 1] gemachtigde: de heer mr. P. Roos B E T R O K K E N E 1. Verloop van de procedure 1.1 De Raad van Tucht van de Vereniging van Registercontrollers ( Raad ) heeft kennisgenomen van de in deze zaak gewisselde en aan partijen bekende stukken, waaronder: - het op 27 december 2014 ingekomen klaagschrift van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [klaagster] ( klaagster ), inclusief 23 producties; 1

- het op 20 februari 2015 ingekomen verweerschrift van [betrokkene] ( betrokkene ), van 20 februari 2015, inclusief 11 producties; - de op 6 mei 2015 ingekomen nadere stukken van klaagster van 6 mei 2015, bevattende 9 producties; - de op 27 mei 2015 ingekomen nadere stukken van klaagster, bevattende 9 producties, inclusief begeleidende e-mail; en - de op 4 juni 2015 ingekomen reactie van betrokkene op de nadere stukken van klaagster van 27 mei 2015. 1.2 De klacht is in een besloten zitting van de Raad op 21 mei 2015 behandeld. Namens klaagster waren daarbij aanwezig [x] en [y] bestuurders van klaagster, en betrokkene was daarbij in persoon aanwezig tezamen met zijn gemachtigde. Tijdens de mondelinge behandeling hebben klaagster en betrokkene, alsmede de heer mr. P. Roos ( Roos ) namens betrokkene, hun wederzijdse standpunten toegelicht en geantwoord op vragen van de Raad. 2. Vaststaande feiten en omstandigheden Op grond van (i) de gewisselde stukken, (ii) het verhandelde ter zitting, en (iii) wat als vaststaand kan worden aangemerkt door eigen waarneming of op basis van onvoldoende (gemotiveerd) weersproken stellingen, stelt de Raad het volgende vast: 2.1 Klaagster is op 23 december 2010 opgericht door [x], [a] (de zuster van [x], tevens de echtgenote van [y]) en [b] (de echtgenote van [betrokkene]). Blijkens haar doelomschrijving houdt klaagster zich in het bijzonder bezig met het ontwikkelen en vermarkten van medische ideeën, innovaties en productinnovaties. Bij akte van levering van 22 maart 2012 hebben de echtgenote van betrokkene en de echtgenote van [y] hun aandelen in klaagster overgedragen aan betrokkene respectievelijk[y], beiden tegen een koopprijs van 267,74, waarna [x], [y] en betrokkene ieder houder van één derde van de aandelen in klaagster zijn geworden. 2.2 [x] is sinds 29 november 2011 bestuurder van klaagster, en [y] sinds 22 december 2014. Betrokkene is geen bestuurder geweest van klaagster, maar heeft vanaf december 2010 tot en met januari 2013 de financiële administratie (het verwerken van de uitgaven en de bonnen en het opstellen van de jaarrekeningen) van klaagster gevoerd, en de indiening van de aangiften vennootschapsbelasting en omzetbelasting van klaagster verzorgd. Betrokkene was niet verantwoordelijk voor het 2

beheren van de bankrekening van klaagster, het adviseren inzake waarderingen, of het deponeren van de publicatiestukken van klaagster bij de Kamer van Koophandel. Het beheren van de bankrekening van klaagster, het uitvoeren van mutaties daarop en het deponeren van de publicatiestukken behoorde tot de verantwoordelijkheid van [x]. [x] heeft zich tot op heden voltijds kunnen inzetten voor de activiteiten van klaagster, onder meer door de rol van bestuurder van klaagster te vervullen. Betrokkene en [y], die elders werkzaam waren als financieel directeur van een telecombedrijf respectievelijk vaatchirurg, konden zich beperkt inzetten voor klaagster. 2.3 Klaagster heeft een medisch instrument genaamd [het medisch instrument] ontwikkeld. Voor de verdere ontwikkeling van dit product is klaagster op zoek gegaan naar externe financiering, voor het vinden waarvan [x], [y] en betrokkene zich hebben ingezet. Drie investeerders ([de investeerders), hebben interesse getoond in [het medisch instrument]. Besprekingen over de vormgeving van de investeringen hebben geleid tot het opstellen van een eerste concept term sheet gedateerd 10 oktober 2012. In de term sheet is onder employee matters opgenomen dat [x] chief executive officer en sole statutory director (op voltijd basis) zou worden, en dat [y] en betrokkene als advisors op basis van een consultancy agreement werkzaam zouden zijn gedurende acht uur per week. Voorts werd bij deze term sheet voorzien dat aan [x], [y] en betrokkene in gelijke mate zogenaamde compensation shares zouden worden verstrekt, die een voordeel zouden opleveren indien binnen vijf jaar, zonder aanvullende financiering, tot verkoop zou worden overgegaan van [het medisch instrument]voor een waarde van 25 miljoen of meer. 2.4 Op 3 januari 2013 vond een gesprek plaats tussen [x] en betrokkene, dat zodanig onplezierig verliep, dat betrokkene onmiddellijk zijn werkzaamheden voor klaagster heeft neergelegd en de financiële stukken (bonnen) van klaagster in persoon aan [x] heeft overhandigd. Bij e-mails van 4 januari 2013 en 15 januari 2013 heeft betrokkene [x] in twee separate Excel-bestanden de financiële administratie van klaagster overgedragen. 2.5 Op 18 januari 2013 vond een gesprek plaats tussen [x], [y] en betrokkene. Na dat gesprek ontvingen [x] en [y] een e-mail d.d. 20 januari 2013 van betrokkene waarin onder meer is vermeld: Zoals aangegeven is de conclusie uit het gesprek van donderdagavond voor mij zeer onplezierig. Jullie hebben voor mij bepaald dat ik vanaf nu slechts de rol als aandeelhouder kan spelen bij[klaagster]. 3

2.6 Omstreeks 20 januari 2013 is het e-mailadres van betrokkene bij klaagster afgesloten. 2.7 Eind januari 2013 is een herziene term sheet gecirculeerd. In deze term sheet werd uitgegaan van de oprichting van een nieuwe besloten vennootschap (later genoemd: [A B.V.]) waarin klaagster [het medisch instrument]-concept zou inbrengen en waarin klaagster én [de investeerders] aandeelhouders zouden worden. In dit herziene concept zouden alleen aan [x] en [y] compensation shares toekomen, en zou alleen [y] een rol als advisor gaan vervullen. Voor betrokkene was geen rol meer ingeruimd. 2.8 Tijdens de algemene vergadering gehouden op 28 februari 2013 zijn diverse besluiten genomen, die ertoe strekten tot overeenstemming met de investeerders te komen. Onder meer is door de drie aandeelhouders unaniem besloten [x] mandaat te geven om de deal (te) closen naar zijn verdere inzichten. 2.9 In de notulen van de algemene vergadering van 23 mei 2013 (productie 9 bij de klacht) is het navolgende opgenomen bij de bespreking van het voorstel tot het vaststellen van de jaarrekening 2012: De Bestuurder licht toe dat de jaarrekening is opgesteld op 25 maart 2013 volgens de oude methode, namelijk op dezelfde manier als vorig jaar. Het bijhouden van de financiële administratie in 2012 viel onder de verantwoordelijkheid van[betrokkene]. De Bestuurder geeft aan dat de vorm niet conform de wettelijke richtlijnen is. Tevens is er een nog niet verklaard, maar immaterieel, afrondingsverschil en is gedurende 2012 BTW op horeca uitgaven teruggevorderd, welke beide gecorrigeerd moeten worden. Een financieel administrateur zal ingeschakeld worden om deze zaken met terugwerkende kracht recht te zetten. Tevens zal een accountant voorgedragen worden ter goedkeuring van de AVA. De cijfers kunnen wel vastgesteld worden, aangezien deze niet materieel zullen veranderen. De aandeelhouders hebben unaniem met bovengenoemd voorstel tot het vaststellen van de jaarrekening 2012 ingestemd. 2.10 In de algemene vergadering gehouden op 27 juni 2013 (productie 5 bij het verweerschrift) is een voorstel tot uitgifte van 6.000 aandelen aan elk van de aandeelhouders en tot het vaststellen van de bij de uitgifte te betalen prijs per aandeel op 3,50 aangenomen, waarbij alleen betrokkene heeft tegengestemd. Omdat betrokkene niet bereid was aandelen te nemen, is tijdens de vergadering besloten dat alleen [x] en 4

[y] aandelen zullen nemen. [x] en [y] wensten niet de 6.000 aan betrokkene aangeboden aandelen te nemen, zodat werd volstaan met uitgifte van 12.000 aandelen. Nadien heeft de plaatsing van de geëmitteerde aandelen bij [x] en [y] (ieder 6.000 aandelen) plaatsgevonden, tegen betaling van 3,50 per aandeel. Daardoor is het aandelenbelang van [x] en [y] in klaagster gestegen naar 40% en het aandelenbelang van betrokkene gedaald naar 20%. 2.11 Bij e-mail van 26 september 2013 (productie 11 bij de klacht) aan [x] heeft [B B.V.] een advies uitgebracht omtrent de vraag of de financiële administratie, de jaarrekeningen en de publicatierapporten van klaagster over de boekjaren 2011 en 2012 aan de wettelijke vereisten voldoen. Dat advies d.d. 26 september 2013 heeft klaagster er mede toe geleid onderhavige klacht tegen betrokkene in te dienen. 3. Klacht 3.1 De klacht komt er in de kern op neer dat betrokkene, in de periode waarin betrokkene hiervoor verantwoordelijk was: (i) ten onrechte (a) de financiële administratie van klaagster over de boekjaren 2011 en 2012 niet conform de (formele) wettelijke eisen heeft gevoerd door de BTW op de representatiekosten terug te vorderen bij de aangiften omzetbelasting, en (b) de aangiften omzetbelasting van klaagster over het boekjaar 2011 te laat, en over de boekjaren 2011 en 2012 foutief/frauduleus heeft ingediend en zaken heeft verhuld om klaagster te misleiden (alsook heeft nagelaten corrigerende acties te ondernemen); (ii) ten onrechte de jaarrekeningen over de boekjaren 2011 en 2012 van klaagster (inhoudelijk) niet volgens de wettelijke eisen heeft opgesteld, in het bijzonder door (a) na te laten de ontwikkelingskosten voor [het medisch instrument] en de kosten van de octrooiaanvraag op de balans van klaagster als immateriële vaste activa te activeren en derhalve een wettelijke reserve voor de boekwaarde te vormen, en (b) na te laten de lening ad 7.500,- zoals opgenomen in de balans per 31 december 2011 te documenteren; (iii) in maart 2012 ten onrechte de onderneming van klaagster op oneigenlijke en onwettige gronden heeft gewaardeerd (door na te laten de ontwikkelingskosten voor [het medisch instrument] en de kosten van de octrooiaanvraag op de balans van klaagster als immateriële vaste activa te activeren en derhalve een wettelijke reserve voor de boekwaarde te vormen); 5

(iv) ten onrechte de financiële administratie van klaagster niet deugdelijk heeft overgedragen aan [x]; en (v) ten onrechte vertrouwelijke informatie aangaande de activiteiten van klaagster heeft gelekt aan derden zonder medeweten of toestemming van [x]. 3.2 Mede op basis van hetgeen klaagster ter zitting heeft gesteld, begrijpt de Raad de klacht aldus dat betrokkene, door te handelen zoals hierboven omschreven in rov. 3.1, klachtwaardig zou hebben gehandeld en in het bijzonder de beginselen van (i) integriteit, (ii) objectiviteit, (iii) deskundigheid en zorgvuldigheid, (iv) geheimhouding en/of (iv) professioneel gedrag (zoals omschreven in de VRC Gedragscode) zou hebben geschonden. 4. Ontvankelijkheid klaagster 4.1 Betrokkene heeft zich op het standpunt gesteld dat klaagster nietontvankelijk zou zijn, nu betrokkene geen bestuurder is geweest van klaagster en slechts in zijn vrije tijd werkzaamheden heeft verricht voor klaagster. 4.2 Op grond van artikel 2.1 van het Reglement van de Raad van Tucht van de VRC ( Reglement ) kan betrokkene slechts worden onderworpen aan een onderzoek en (mogelijk) disciplinaire maatregelen door de Raad, indien tegen betrokkene een klacht wordt ingediend door (a) het bestuur van de VRC, (b) de werkgever van betrokkene, (c) een andere RC, en/of (d) iedere andere belanghebbende. Voor de ontvankelijkheid van klaagster in deze procedure dient te worden vastgesteld of klaagster een belanghebbende is in de zin van artikel 2.1 sub (d) Reglement. Op grond van artikel 1 Reglement wordt als belanghebbende aangemerkt hij die vertrouwt of heeft mogen vertrouwen op het werk van een RC, waaronder zijn werkgever en andere gebruikers van de werkzaamheden van de RC. 4.3 Hoewel betrokkene geen bestuurder is geweest van klaagster en slechts in zijn vrije tijd werkzaamheden heeft verricht voor klaagster, is de Raad van oordeel dat klaagster in de onderhavige omstandigheden evenzeer als belanghebbende in de zin van het Reglement kan worden aangemerkt. Klaagster kan worden beschouwd als iemand die heeft mogen vertrouwen op het werk van betrokkene, nu vertrouwen in de zin van artikel 1 Reglement breed moet worden begrepen. Hoewel de werkzaamheden van betrokkene als financiële man van klaagster zich afspeelden in het private domein, hebben deze gevolgen gehad in het professionele domein van de RC (artikel 1.3.2 VRC Gedragscode). 6

Volgens artikel 1.5 VRC Gedragscode vallen de werkzaamheden van betrokkene als financiële man van klaagster binnen de reikwijdte van de VRC Gedragscode. In dergelijke omstandigheden moet klaagster het recht toekomen om een klacht in te dienen tegen betrokkene. Nu klaagster op die grond als belanghebbende kan worden aangemerkt, is zij ontvankelijk in deze procedure. 5. Beoordeling/ gronden van de beslissing (i) Financiële administratie 5.1 Klaagster stelt zich op het standpunt dat betrokkene ten onrechte (a) de financiële administratie van klaagster over de boekjaren 2011 en 2012 niet conform de (formele) wettelijke eisen heeft gevoerd door de BTW op de representatiekosten terug te vorderen bij de aangiften omzetbelasting, en (b) de aangiften omzetbelasting van klaagster over het boekjaar 2011 te laat, en over de boekjaren 2011 en 2012 foutief/frauduleus heeft ingediend en zaken heeft verhuld om klaagster te misleiden (alsook heeft nagelaten corrigerende acties te ondernemen). 5.2 Uit de aan de Raad overgelegde stukken (producties 1-3 bij de klacht) en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, is het de Raad gebleken dat betrokkene verantwoordelijk was voor het doen van de fiscale aangiften over de boekjaren 2011 en 2012 van klaagster. Betrokkene heeft voorts zowel in het verweerschrift (punt 25) als ter zitting erkend dat het terugvorderen van de BTW op de representatiekosten onjuist is geweest. Ofschoon de Raad van oordeel is dat betrokkene de nauwgezetheid en zorgvuldigheid waartoe een RC is gehouden onvoldoende in acht heeft genomen bij het doen van voormelde fiscale aangiften, komt de Raad niet tot de conclusie dat betrokkene in een zodanig ernstige mate onzorgvuldig is geweest, dat daarmee het beginsel van deskundigheid is geschonden. 5.3 De stelling van betrokkene dat, voor zover er fouten, overigens van beperkte financiële omvang, zouden zijn opgetreden bij de indiening van de aangiften omzetbelasting, hij niet door klaagster in de gelegenheid is gesteld corrigerende acties te nemen, is niet betwist door klaagster. De Raad stelt derhalve vast dat het nalaten om corrigerende acties te ondernemen niet aan betrokkene te wijten is. De stellingen van klaagster dat betrokkene (i) de aangiften omzetbelasting over het boekjaar 2011 te laat zou hebben ingediend, en (ii) frauduleuze belastingaangiften over de boekjaren 2011 en 2012 zou hebben ingediend en zaken zou hebben verhuld om klaagster te misleiden, worden als onvoldoende onderbouwd buiten bespreking gelaten. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond. 7

(ii) (a) Jaarrekeningen Ontwikkelingskosten [medisch intrument] 5.4 Onder verwijzing naar het advies van [B B.V.] (e-mail [B B.V.] aan [x] d.d. 26 september 2013, productie 11 bij de klacht), stelt klaagster dat betrokkene ten onrechte de jaarrekeningen 2011 en 2012 van klaagster niet conform de wettelijke eisen heeft opgesteld, in het bijzonder door na te laten de ontwikkelingskosten voor [het medisch intrument] en de kosten van de octrooiaanvraag op de balans als immateriële vaste activa te activeren en derhalve een wettelijke reserve voor de boekwaarde te vormen. 5.5 Volgens betrokkene houdt het niet activeren van de ontwikkelingskosten ermee verband dat ultimo boekjaar 2011 en tijdens de overdracht van de aandelen aan betrokkene en [y] in maart 2012 geen zicht was op toereikende financiering om het business plan van klaagster uit te voeren (voorzichtigheidsbeginsel) en werd dit blijkens de e-mails van betrokkene aan de notaris d.d. 12 maart 2012 en 15 maart 2012 (productie 4 bij de klacht) door [x] gedeeld. 5.6 Anders dan het advies van [B B.V.] d.d. 26 september 2013, waarin wordt opgemerkt: Kleine ondernemingen kunnen vrijgesteld zijn om deze kosten te activeren, tenzij ontwikkeling van immateriële vaste activa behoort tot de voornaamste activiteit. De thans geldende opvatting is dat deze kosten, mede gezien de bedrijfsactiviteiten, geactiveerd dienen te worden., is de Raad van oordeel dat (i) kleine ondernemingen immateriële vaste activa die voortkomen uit ontwikkeling uitsluitend mogen activeren als is voldaan aan alle voorwaarden genoemd in alinea 105 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, maar hiertoe niet verplicht zijn, en (ii) de immateriële activa moeten activeren indien interne ontwikkeling van immateriële activa tot de voornaamste activiteit van de rechtspersoon behoort, indien de rechtspersoon kan aantonen dat aan alle voorwaarden voor activering is voldaan. Kortom, indien niet is voldaan alle voorwaarden vereist voor activering, mag een rechtspersoon ontwikkelingskosten niet activeren. 5.7 Betrokkene kan in zoverre gevolgd worden in zijn redenering dat in de onderhavige omstandigheden - in de periode van eind 2011 en in de loop van 2012 - geen, althans onvoldoende zicht was op voldoende (externe) financiering voor de verdere ontwikkeling van [het medisch instrument], zodat niet was voldaan aan de voorwaarden genoemd in alinea 105 van de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving en hij de ontwikkelingskosten derhalve niet mocht activeren. Gesteld noch gebleken is dat aan alle voorwaarden vereist voor activering van de ontwikkelingskosten van [het 8

medisch instrument] was voldaan. Dat wordt ook niet bestreden door klaagster en evenmin gesteld in het advies van [B B.V.] d.d. 26 september 2013 (productie 11 bij de klacht). Gezien het voorgaande, acht de Raad de keuze van betrokkene om de ontwikkelingskosten en de kosten van de octrooiaanvraag op de balansen over de boekjaren 2011 en 2012 niet te activeren en derhalve geen wettelijke reserve voor de boekwaarde te vormen niet onaanvaardbaar. Andersluidende opvattingen van klaagster op dit punt merkt de Raad als onvoldoende gemotiveerd aan en houden om die reden geen stand. (b) Documentatie leningen 5.8 Klaagster stelt voorts op basis van voormeld advies van [B B.V.] (e-mail [B B.V.] aan [x] d.d. 26 september 2013, productie 11 bij de klacht), dat betrokkene ten onrechte geen leningsovereenkomsten heeft opgesteld voor de aandeelhoudersleningen die in de balans van klaagster per 31 december 2011 als post Lening staan vermeld voor een bedrag van 7.500,-. Ter zitting stelt klaagster [x] dat zij de leningen wilde documenteren, maar dat betrokkene heeft aangegeven dat dat niet nodig was. Betrokkene stelt ter zitting dat hij het niet nodig vond om de leningen te documenteren alsmede dat het niet tot zijn taak en verantwoordelijkheid behoorde om de leningen te documenteren. 5.9 De Raad merkt op dat, hoewel betrokkene niet verantwoordelijk was voor het documenteren van de leningen en het feitelijk niet noodzakelijk is om leningen te documenteren, het vanuit het oogpunt van een zorgvuldige dossiervorming op de weg van betrokkene had gelegen om de leningen te documenteren, mede gelet op zijn hoedanigheid van registercontroller. Het voorgaande levert echter niet een zodanige mate van schending van de zorgvuldigheid op, dat moet worden geconcludeerd dat van schending van de beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en/of professioneel gedrag sprake is. (iii) Waardering 5.10 Klaagster stelt dat betrokkene ten onrechte (i) de waardering van de immateriële vaste activa van klaagster op nihil heeft gesteld c.q. de ontwikkelingskosten en de kosten voor de octrooiaanvraag van [het medisch instrument] niet heeft geactiveerd op de balans van klaagster, waardoor klaagster in mei 2013 op basis van een te lage bedrijfswaardering een equity financing zou zijn aangegaan met nieuwe [de investeerders], en (ii) de aandelen van zijn echtgenote gekocht zou hebben voor een luttel bedrag. 9

5.11 Ter zitting heeft betrokkene gesteld dat het adviseren inzake waarderingen niet tot zijn taak behoorde, maar dat hij tijdens de gesprekken met [de investeerders] de waardering van de aandelen van klaagster heeft bekeken en voorts heeft aangegeven tegen welke waarde de aandelenoverdracht aan [y] en betrokkene diende plaats te vinden. Volgens klaagster blijkt uit de e-mailwisseling tussen betrokkene en de betreffende notaris tussen 10 maart 2012 en 20 maart 2012 (productie 4 bij de klacht) dat het adviseren inzake waarderingen tot de taak van betrokkene behoorde. 5.12 De Raad merkt op dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen het wel of niet activeren van ontwikkelingskosten in het kader van het opmaken van de jaarrekening, en de methoden van waardering van aandelen. Wat betreft het door klaagster gestelde omtrent het niet activeren op de balans van de ontwikkelingskosten voor [het medisch instrument] en de kosten van de octrooiaanvraag, wordt verwezen naar het hiervoor overwogene onder rov. 5.4 t/m 5.7., omdat dit uitsluitend ziet op het opmaken van de jaarrekening. 5.13 Wat betreft de aandelenwaardering is het Raad uit de overgelegde stukken alsmede ter zitting gebleken dat betrokkene tijdens de gesprekken met [de investeerders] de waardering van de aandelen van klaagster op zich heeft genomen, en daarbij heeft gekozen voor een waardering van het eigen vermogen van klaagster tegen de intrinsieke waarde, zonder andere methoden van waardering in overweging te nemen. Hoewel betrokkene, uit het oogpunt van zorgvuldigheid, duidelijker had kunnen toelichten welke methoden van waardering volgens hem wel en welke niet bruikbaar zijn, acht de Raad de expliciete keuze van betrokkene voor een waardering van de aandelen van klaagster tegen de intrinsieke waarde in de gegeven omstandigheden niet onredelijk. Daarbij komt dat klaagster op de hoogte was van de door betrokkene voorgestelde waardering op basis van de intrinsieke waarde, maar dit niet heeft bestreden (e-mailwisseling betrokkene en notaris tussen 10 maart 2012 en 20 maart 2012, productie 4 bij de klacht). Ten overvloede merkt de Raad voorts op dat een investeerder op verschillende (andere) manieren de waarde van een bedrijf bepaalt, zodat de Raad het onwaarschijnlijk acht dat [de investeerders] bij de waardering van de onderneming van klaagster (uitsluitend) is afgegaan op de waardering van betrokkene. Voorts geldt dat [y] op hetzelfde moment en voor hetzelfde bedrag als betrokkene de aandelen van zijn echtgenote kocht, waar alle betrokken partijen mee hebben ingestemd. Gelet op het voorgaande, ziet de Raad dan ook geen reden om dit handelen van betrokkene te kwalificeren als een schending van het beginsel van objectiviteit of enige andere schending van de VRC 10

Gedragscode. Derhalve dient de klacht van klaagster op dit onderdeel te worden afgewezen. (iv) Overdracht financiële administratie 5.14 Klaagster stelt zich op het standpunt dat betrokkene de financiële administratie van klaagster abrupt en zonder duidelijke overdracht heeft overgedragen door (i) op 3 januari 2013, na een gesprek tussen betrokkene en [x], zijn werkzaamheden als financiële man van klaagster terstond neer te leggen en de boeken van klaagster vanuit de privéwoning van betrokkene aan [x] over te dragen, en (ii) bij e- mailberichten van 4 januari 2013 en 15 januari 2013 [x] de financiële administratie van klaagster over de boekjaren 2011 en 2012 (die gevoerd is in twee Excel-sheets) toe te zenden. Ter zitting heeft klaagster [x] daarnaast gesteld dat meerdere bonnen die zij aan betrokkene had gegeven zijn zoek geraakt, waardoor [x] geen vergoeding kon ontvangen voor een groot bedrag aan representatiekosten. Klaagster [x] stelt niet te kunnen aantonen welke bonnen zij aan betrokkene heeft gegeven, nu [x] geen kopie van de bonnen heeft gemaakt. De Raad constateert dat dit geen onderdeel is van de klacht en derhalve een nieuw ingenomen stelling van klaagster betreft. Wat daarvan verder ook zij, de Raad meent dat een en ander klaagster niet kan baten ter ondersteuning van haar klacht dat betrokkene de financiële administratie van klaagster abrupt en zonder duidelijke overdracht heeft overgedragen aan [x]. 5.15 De Raad is van oordeel dat betrokkene de financiële administratie van klaagster over de boekjaren 2011 en 2012 niet zodanig onvoldoende inzichtelijk of ontoereikend heeft overgedragen aan klaagster [x], dat klaagster [x] en [y] zich daarover geen oordeel zou kunnen vormen, zulks mede gezien de beperkte omvang (een map met bonnen en twee Excel-bestanden) en de (relatief) eenvoudige aard van de financiële administratie van klaagster. De Raad ziet dan ook geen aanleiding om dit handelen van betrokkene te kwalificeren als een schending van het beginsel van integriteit of enige andere schending van de VRC Gedragscode. (v) Geheimhouding 5.16 Volgens klaagster heeft betrokkene in strijd met de Term Sheet van 10 oktober 2012 (productie 22 bij de klacht) en zonder medeweten of toestemming van [x] belangrijke vertrouwelijke informatie over klaagster gelekt aan derden, terwijl klaagster op dat moment bezig was met een financieringsronde met potentiële investeerders voor de verdere ontwikkeling van [het medisch instrument]. Betrokkene heeft ter zitting 11

toegelicht dat hij zich samen met [x] zou inzetten om potentiële leden voor de raad van commissarissen van klaagster te benaderen. 5.17 Uit de door klaagster en betrokkene overgelegde correspondentie, in het bijzonder de e-mail aan [w] (met [x] in bcc) d.d. 12 januari 2013 (productie 11 bij het verweerschrift) en de e-mail van [x] aan betrokkene d.d. 2 april 2013 (productie 21 bij de klacht), alsmede ter zitting, is het de Raad onvoldoende gebleken (i) in hoeverre betrokkene informatie aangaande klaagster mocht delen bij het benaderen van potentiële leden voor de raad van commissarissen van klaagster, en (ii) dat dit zonder medeweten of toestemming van [x] is gebeurd. Dat betrokkene in strijd zou hebben gehandeld met het fundamentele beginsel van geheimhouding is door klaagster niet, althans onvoldoende, onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel faalt. 6. Conclusie 6.1 Hoewel de Raad van oordeel is dat betrokkene in zijn hoedanigheid van registercontroller de financiële aangelegenheden van klaagster zuiverder had kunnen vastleggen, is de handelswijze van betrokkene volgens de Raad echter niet dermate in strijd met de fundamentele beginselen van deskundigheid en zorgvuldigheid en/of professioneel gedrag, dat een en ander tot toewijzing van de klacht op die onderdelen zouden moeten leiden. 6.2 Dat betrokkene in strijd zou hebben gehandeld met de door hem op grond van de VRC Gedragscode in acht te nemen fundamentele beginselen van (i) integriteit, (ii) objectiviteit, en (iii) geheimhouding, is door klaagster niet, althans onvoldoende onderbouwd, zodat deze onderdelen van de klacht geen nadere bespreking behoeven. 6.3 Ten overvloede merkt de Raad op dat het zijn taak is om het handelen van betrokkene als registercontroller te toetsen aan de VRC Gedragscode. Het is aan de civiele rechter om te beoordelen of en in hoeverre klaagster met succes betrokkene aansprakelijk kan stellen voor de door haar gestelde schade respectievelijk betrokkene gehouden is enige vergoeding aan klaagster te voldoen; de Raad is niet bevoegd, en ziet het ook niet als zijn taak, daarover een oordeel uit te spreken. 6.4 De Raad is van oordeel dat de klacht van klaagster tegen betrokkene ongegrond is. 7. De beslissing De Raad verklaart de klacht ongegrond. 12

Aldus beslist door dhr. mr. T. van Wijngaarden (voorzitter), dhr. J.J.M. Roording RA RC (lid-rc), dhr. prof. dr. A.C.N. van de Ven RA (lid niet-rc), in aanwezigheid van mw. mr. S. Yildiz (secretaris), en uitgesproken op 30 september 2015. voorzitter secretaris 13

Hoger beroep Tegen deze eindbeslissing van de Raad kan op grond van artikel 10 Reglement van de Raad van Tucht van de Vereniging van Registercontrollers hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van Beroep door: a. klaagster, nu de klacht ongegrond is verklaard; b. betrokkene; en c. het bestuur van de VRC. Het beroepschrift dient op straffe van nietigheid c.q. niet-ontvankelijkheid binnen dertig (30) dagen na datering van de uitspraak van de Raad te zijn ontvangen door het secretariaat van de Raad van Beroep. Het beroep wordt ingesteld bij een met redenen omkleed en ondertekend beroepschrift. Het beroepschrift dient digitaal bij het secretariaat van de Raad van Beroep, tezamen met een afschrift van de beslissing waartegen het beroep is gericht, te worden ingediend. 14