Preek over 1 Samuël 1: Onze kinderen zijn van de HERE (kinder- en doopdienst) Zingen voor de dienst: Opwekking 82 Kom laat ons zingen vandaag Kinderliedbundel: Zing, zing, zingen maakt blij Opwekking 167: Samen in de naam van Jezus Welkom en mededelingen Voorzang: Psalm 150, 1 Votum en Groet Zingen: Psalm 150, 2 Koor zingt themalied Toontje hoger Lezing doopformulier Beantwoording van de doopvragen. Zingen: Gezang 333, 1 en 2 Doop van Yoran Marijn Hofman Zingen: Gezang 333, 3. 4 en 5 Dankzegging Kinderlied nr.15 (Wij hebben op de fluit gespeeld) Schriftlezing: 1 Samuël 1 (door Noreen Bruynes) Zingen: Gezang 9, 1. 6 en 8 Preek Zingen: Gezang 21, 1. 3 en 7 Koor zingt: Ik ben gewoon zo vrolijk Dankzegging en voorbede Collecte Slotlied: Gezang 434 : 1, 2 en 5 Zegen Gemeente van onze Heer Jezus Christus! Zijn jullie wel eens helemaal alleen uit logeren geweest, jongens en meisjes? Nou, dat duurde vast niet langer dan een week of twee. En dan ging je weer naar huis. Het bijbelverhaal van vanmorgen gaat over Samuël. En Samuël kwam bij een oude man, die hij nog nooit eerder had gezien. En hij kwam nooit weer thuis bij zijn moeder. En hij was nog maar een jongentje van een jaar of vier. Zo jong nog - en dan voor altijd het huis uit! Waarom moest dat dan? Hield zijn moeder niet zo veel van hem? Was ze blij dat ze hem kwijt was? O nee! Samuëls moeder was juist zo geweldig gelukkig met haar zoontje. Ze had zo vreselijk lang moeten wachten voordat hij geboren werd. En ze had zo vaak gebeden of de HERE haar een zoontje geven wilde. En eindelijk had de HERE haar gebed verhoord. Nou, toen was er niemand zo gelukkig als Hanna. We noemen hem Samuël, zei ze tegen haar man Elkana. Dat betekent: Ik heb de Heer om hem gevraagd. Wat was de HERE goed voor haar! Ja maar, als Hanna het dan zo fijn vond om eindelijk een kindje te krijgen, waarom brengt ze hem dan voor altijd weg? En waarom al zo jong? Nou, jongens en meisjes, daar zit een heel verhaal aan vast. Hanna is een vrouw die veel van de HERE houdt. Ze is getrouwd met Elkana.
En ook Elkana is een man die graag naar God luister en Hem gehoorzaam is. Nu, zulke mensen waren er toen niet veel in Israël. De meesten dachten helemaal niet aan God. Ze deden gewoon wat ze zelf goed vonden. Ze dachten alleen maar aan zichzelf. Elkana en Hanna hebben daar veel verdriet van. Ze vinden het vreselijk dat de mensen zo weinig aan God en om elkaar denken. Maar er is nóg een groot verdriet in hun leven. Hanna kan geen kinderen krijgen. Misschien heb je wel een oom en tante, die ook geen kinderen krijgen. Nou, dan weet je misschien wel hoe verdrietig dat is. Maar in die tijd was het voor een vrouw helemaal erg. Veel mannen werden zelfs boos op hun vrouw als ze geen kinderen kreeg. Alsof die vrouw daar wat aan doen kon! Nou ja, grote mensen kunnen soms ontzettend dom zijn! Nou, gelukkig was Elkana niet zo. Hij bleef van Hanna houden. Hanna vond het toch zeker even erg als hij? Nu was Elkana ook nog met een andere vrouw getrouwd. Ja, dat vinden wij vandaag ontzettend gek. Stel je voor zeg, dat jouw vader met twee vrouwen tegelijk getrouwd zou zijn. Maar in die tijd kwam dat toch vaker voor. Elkana was ook getrouwd met Peninna. En Peninna heeft wel kinderen. Nou, Peninna heeft vast wel medelijden met Hanna dat die geen kinderen kreeg. Maar nee, hoor! Peninna plaagt Hanna. Op alle mogelijke manieren laat ze Hanna merken dat zij, Peninna, belangrijk is. Zij heeft Elkana kinderen gegeven. Hanna niet. Hanna is een waardeloze vrouw! O, wat doet dat Hanna vreselijk pijn! Ieder jaar gaat Elkana met heel zijn gezin naar het huis van de HERE. Dat stond toen in het stadje Silo. En daar viert Elkana met zijn gezin feest, omdat hij dankbaar is voor alles wat God hem geeft. Er was een tijd, dat Hanna er ook naar verlangde. Ze vond het altijd heerlijk om te komen in het huis van God. Maar de laatste jaren is voor haar het plezier er wat af. In het begin had ze gedacht: Over een paar jaar of zo dan loop ik hier misschien met een klein jongentje aan mijn hand. En dan vertel ik hem alles over wat er te zien is in het huis van God. Over de kandelaar met zijn lichtjes die nooit uitgaan. En over de ark, de troon van God, die achterin Gods huis in het donker staat. En ik vertel hem dan over vroeger, hoe goed de HERE voor ons gezorgd heeft. Over Mozes, die ons volk uit Egypte haalde en ons bracht naar de Sinaï. En dat de HERE ons daar toen beloofde dat hij onze God wilde zijn. Net zoals God dat vanmorgen ook nog aan Yoran Hofman heeft beloofd. Ja, dat had Hanna mooi geleken. Maar ja, ze heeft nooit een kindje gekregen. 2
Als ze in Silo zijn gaan ze meteen naar de tempel. Daar zit een oude man, Eli. Hij is de hogepriester. Hij moet zorgen dat alles in Gods huis gebeurt zoals het hoort, zoals God het wil. Maar hij is al zo oud dat hij niet veel meer kan doen. Zijn zonen doen het werk voor hem. Dag Eli, zegt Elkana, hoe gaat het? We zijn weer gekomen voor het feest, net als andere jaren. Eli kijkt blij verrast. Hij wou wel dat er in Israël veel meer mannen waren als Elkana. Zo trouw aan de HERE en zijn dienst. Maar meteen betrekt zijn gezicht weer. Hij buigt zich wat voorover. En hij zegt zachtjes tegen Elkana: Je vraagt hoe het gaat? Eigenlijk niet zo best, Elkana. Ik maak me zorgen over mijn zonen. Ze doen wel dienst hier, maar ze zijn oneerlijk. En ze doen zulke lelijke dingen Je zou het misschien niet eens geloven als ik het je vertelde. O Elkana, het zou goed zijn als er eens een goede, jonge priester kwam. Ik ben oud. Ik kan niets meer. Het lijkt wel of de mensen God allemaal vergeten. Wie komt er nog zo trouw naar het feest als jij? Echt, er zou een nieuwe, goede priester moeten komen. Eén, die de mensen weer de weg naar God wijst. Ja, knikt Elkana, zo'n priester hebben we hard nodig. Maar waar vind je zo één! De volgende dag komt Elkana met zijn twee vrouwen en al zijn kinderen in de tempel terug voor het offerfeest. Elkana laat een schaap of een koe slachten. De beste stukken van het vlees zijn voor God bestemd. Die worden verbrand op het altaar. En er blijft nog genoeg over om voor heel de familie een feestmaal klaar te maken. Hanna kijkt toe hoe Elkana het vlees verdeelt. Ze ziet hoeveel ervan naar Peninna en de kinderen gaat. Op haar bord komt maar één stuk te liggen. O ja, het is wel een groot stuk. Elkana zorgt goed voor haar. Maar het is toch maar één stuk. Zij heeft verder immers niets uit te delen. Zij heeft geen kinderen. Ze hoort Peninna schamper lachen. Nou, Elkana, je bent met Hanna toch maar voordelig uit! Ik met al mijn kinderen kost je heel wat meer, zeg! Het is alsof Hanna een stomp in haar maag krijgt. Voor haar is de maaltijd alweer bedorven. Ze krijgt geen hap meer door de keel. Elkana ziet wel wat er aan schort. Hij probeert haar met een grapje op te beuren. Ben ik voor jou niet net zo belangrijk als tien zonen? Hanna probeert te glimlachen. 3
Och, Elkana bedoelt het wel goed. Maar echt troosten kan hij haar niet. Opeens kan Hanna het niet meer uithouden. Als niemand op haar let staat ze stilletjes op van tafel. Alléén wil ze zijn. Alléén met haar grote verdriet dat ze niet meer kan dragen. Ze vlucht naar het tempelhuis. Daar is het stil. Bij de ingang zit Eli een beetje te dommelen. Hanna gaat een beetje opzij. Daar knielt ze neer in de richting van de plaats waar de ark staat, de troon van God. Nu laat ze haar tranen de vrije loop. En ze zegt: Ach Heer, machtige God, u weet toch hoe verdrietig ik ben. Ik heb u al zo vaak gevraagd om een kindje. En nog eens weer smeek ik u: Geef me toch een zoon! Maar, HERE, ik vraag het echt niet alleen voor mezelf. Want als u mij een zoon geeft, weet u wat ik dan het liefste wou? Dat u hem kunt gebruiken hier in de tempel. Dat hij een goede helper van u zal zijn om de mensen de goede weg te wijzen. Dat hij aan de mensen mag leren wat u van uw volk verwacht. Want ik zie wel dat het niet goed gaat met Israël. Als u mij een zoon geeft, dan beloof ik u dat hem aan u zal teruggeven. Dan wil ik graag dat hij u heel zijn leven lang dient. Zo bidt Hanna. Ze doet het zachtjes voor zich heen. Ze is alles om zich heen vergeten. Ze merkt helemaal niet dat Eli uit zijn dutje wakker is geworden. En dat hij wat vreemd naar haar kijkt. Wat doet die vrouw toch al die tijd! Ze buigt zich voorover en dan zit ze weer op haar knieën overeind. Ze mummelt wat in zichzelf wat hij niet kan verstaan. Wat een vreemd mens! Ze lijkt wel niet helemaal in orde. En plotseling schrikt hij. En hij denkt: Die vrouw kon wel dronken zijn!. Is het al zo erg, dat vrouwen zelfs dronken naar Gods huis komen? Maar dan zal hij toch eens laten merken dat hij nog steeds de hogepriester is. Hé, jij daar! roept hij naar Hanna. Moet je hier bij het huis van God je zo dronken aanstellen. Maak dat je wegkomt! Hanna schrikt vreselijk van wat Eli zegt. Hoe kan hij zoiets van haar denken! Och meneer, zegt ze, denk toch alstublieft niet zo slecht over mij. Ik ben helemaal niet dronken. Maar ik heb een groot verdriet en dat wilde ik zo graag aan de HERE vertellen. Ik heb al die tijd tot God gebeden. Daar schrikt Eli van. Dat is wel het laatste waaraan hij dacht. Nou ja, hij is het ook niet meer gewend dat mensen lang komen bidden in de tempel. De meeste mensen hebben nauwelijks nog tijd voor God. O, wat heeft hij verkeerd gedacht van deze vrouw. 4
Ze is niet slecht, maar juist heel gelovig. En dan probeert hij het gauw weer goed te maken. Vriendelijk zegt hij nu: De Heer zal je vast geven waar je Hem om vroeg. Ga heen in vrede! O, daar wordt Hanna helemaal blij en warm van. Ze kijkt Eli stralend aan. Als de hógepriester het zegt dan zal het ook zeker gebeuren. Dank u wel, zegt ze. Dan gaat ze gauw weer terug naar de anderen. Elkana merkt dat ze helemaal is opgelucht. Het eten smaakt haar zelfs weer. Als Hanna met Elkana alleen is vertelt ze hem alles. Ook wat ze aan de HERE beloofd heeft als ze werkelijk een zoon zullen krijgen. Dat ze hem terug zal geven aan de HERE om Hem heel zijn leven te dienen. Gelukkig vindt Elkana het ook goed. Een paar maand later zeggen de vrouwen in Rama: Heb je het al gehoord? Heb je het nog niet gezien? Hanna verwacht nu ook een kindje. Ja, Hánna de vrouw van Elkana. Het heeft wel lang geduurd. Maar God heeft toch aan haar gedacht. Het jaar daarop, als Elkana weer naar Silo gaat, is Hanna er niet bij. Want haar zoontje is geboren. Ze heeft hem Samuël genoemd. Dat betekent: Ik heb de Heer om hem gebeden. Wat is Hanna gelukkig! Maar ze blijft nu thuis om voor haar jongen te zorgen. Ze zegt tegen Elkana: Ik wacht tot de jongen niet meer aan de borst hoeft te drinken. Dan neem ik hem mee naar de tempel. En dan zal hij daar altijd blijven. Nu, in die tijd gaven moeders kinderen nog de borst als ze al 3 of 4 jaar oud waren. Zo groeit ook Samuël op. Hij leert lopen en praten. Echt zo'n gezellig scharreltje wordt-ie al. Hanna kan vaak vertederd naar hem kijken als hij met andere kinderen speelt. Wat heeft ze naar dit joch verlangd. Maar ze denkt meteen: Hoe lang mag ik hem nog houden? Want ik heb hem aan God beloofd! En een paar jaar later, als Elkana weer met heel zijn gezin naar Silo trekt, is Hanna er ook weer bij. En aan haar hand huppelt de kleine Samuël. Och, jongens en meisjes, dat is geen gemakkelijke reis voor Hanna. Want ze houdt zoveel van Samuël. Maar toch houdt ze nog meer van de HERE. En ze weet: de HERE heeft mannen nodig om het slechte volk weer op de goede weg te helpen. En daarom gaat ze in Silo meteen met Samuël naar Eli. Weet u nog, zegt Hanna, ik ben die vrouw die hier toen zo lang gebeden heeft. Om deze jongen heb ik God toen gevraagd. En God heeft hem ons gegeven. Nu geef ik hem weer aan God terug zo lang hij leeft. 5
Na afloop van het feest keert Hanna weer naar Rama terug. Maar Samuël blijft voor altijd bij Eli achter. Dat is beslist niet gemakkelijk geweest voor Hanna. Nu heeft ze wéér geen kind. En toch is het alsof ze zich rijk voelt in haar verdriet. Heel anders dan vroeger. En in haar hart juicht een lied voor de Heer. Een lied op hoge toon! Voor de Heer, die arme mensen helpt en verdrietigen troost. Geen is er heilig als de HEER, er is geen andere God dan u, geen rots is er als onze God. Tenslotte wil ik nog wat tegen de grote mensen zeggen. Vaders en moeders, kinderen krijgen is iets geweldigs. Maar laten we van Hanna leren dat het fijnste is om ze weer aan God terug te geven. Ik vond daarom zo mooi wat we ook op hoge toon zongen bij de doop van Yoran: O Here God, - ons liefst verlangen, dit kind van ons, dit liefdepand, wij hebben het van U ontvangen, wij geven 't U uit uwe hand. Dit had Hanna kunnen zingen. Wie van God houdt zoals Hanna zal bereid zijn tot offers om Hem te dienen. Gelukkig hoeven wij onze kinderen niet meer ver weg te brengen. De tempel is nu overal waar onze kinderen naar de Bijbel kunnen luisteren. Allereerst thuis. Maar ook in de kerk, op de clubs en de catechisaties en op school. Op al die plaatsen kunnen onze kinderen leren helpers van God te worden. Laat het altijd zingen in ons hart: Geef dat ze van ons leren kijken naar Hem die 't licht der wereld is en altijd meer op Hem gaan lijken: een lichtglans in de duisternis Want ook vandaag en ook voor óns volk heeft God veel lichtdragers nodig. En vooral mensen die bidden zoals Hanna deed. Want dan gebeuren er grote dingen. AMEN. 14-11-2004 6