HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE

Vergelijkbare documenten
HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE

BIJZONDER REGLEMENT RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG LIMBURG

I. Mobiliteit binnen de rechterlijke macht.

Gerechtelijk Wetboek

STRAFRECHTELIJKE VERANTWOORDELIJKHEID VAN MINISTERS. Wet van 25 juni 1998 tot regeling van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers 1

Rechterlijke Orde. - Vacante betrekkingen

HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 CORRECTIONELE ZAKEN 4

Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg.

Organisatie van de rechtspraak - België

Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice. Parketjurist. Parketjurist bij de parketten van de rechtbanken van eerste aanleg.

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vquater. De gerechtelijke stage

Publicatie : Numac :

Wetsvoorstel tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek i.v.m. de mandaten en de evaluatie van de korpschefs van de zittende magistratuur.

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

HOF VAN BEROEP 1 BURGERLIJKE ZAKEN 2 CORRECTIONELE ZAKEN 4

Gerechtelijk Wetboek

HOOFDSTUK Vter. <Ingevoegd bij W /47, art. 46, Inwerkingtreding : > Benoemings en aanwijzingsprocedure.

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vter. Benoemings- en aanwijzingsprocedure

Gelet op de aanvraag van de FOD Justitie van 23 februari 2006; Gelet op het auditoraatsrapport van de Kruispuntbank ontvangen op 30 juni 2006;

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Gerechtelijk Wetboek. HOOFDSTUK Vter. Benoemings- en aanwijzingsprocedure

Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid Afdeling Sociale Zekerheid

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

BESCHIKKING HOUDENDE HET BIJZONDERE REGLEMENT VAN HET ARBEIDSHOF TE BRUSSEL

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Hof van Cassatie van België

Rolnummers 6797 en Arrest nr. 160/2018 van 22 november 2018 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 84/2003 van 11 juni 2003 A R R E S T

JUSTITIEPLAN EEN EFFICIËNTE JUSTITIE VOOR MEER

OMZENDBRIEF Nr. 161 (rev. 1)

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 135, 3, van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.

Coordinatie--Rechten--patient--Samenstelling-werking--KB doc

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 203 van het Wetboek van Strafvordering, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2004 ]

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken [ Gegevens 2005 ]

(4-606) 1. Huidige benoemingsregeling voor de referendarissen bij het Hof van Cassatie en mogelijke overstap naar de magistratuur

Hof van Cassatie van België

PERSMEDEDELING VAN HET KONINKLIJK VERBOND VAN VREDE- EN POLITIERECHTERS

AANBEVELINGEN INZAKE HARMONISERING VAN DE GERECHTELIJKE STAGE

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

Rolnummer Arrest nr. 106/2009 van 9 juli 2009 A R R E S T

NOTA STUDIEDIENST (mevrouw Y. Güner) (27/07/2016)

College van Procureurs-generaal stelt. jaarstatistiek 2015 van de correctionele parketten voor

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

Rolnummer Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer Arrest nr. 83/99 van 15 juli 1999 A R R E S T

Wetboek van 30 november 1939 der registratie-, hypotheek- en griffierechten (Vlaams Gewest)

HET HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE

Samenvatting Maatschappijleer Rechtsregels

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Standpunt van de Orde van Vlaamse Balies betreffende het deskundigenonderzoek

De jaarlijkse statistieken van de hoven en de rechtbanken

Het mini-onderzoek : Hefboom voor het verhoor van de accountant en de belastingconsulent als getuige in strafzaken

Hof van Cassatie van België

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Audit Parket van BERGEN Sectie verkeerszaken Afdelingen BERGEN en DOORNIK

Hoge Raad voor de Justitie Conseil Supérieur de la Justice

ADVIES Nr 04 / 2003 van 10 februari 2003

Gelet op het bestreden arrest, op 21 februari 1997 op verwijzing gewezen door het Hof van Beroep te Gent;

Rolnummers 4519 en Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Het Gerechtelijk Landschap

21 MEI Koninklijk besluit houdende algemeen reglement van de strafinrichtingen.

Rechtsvordering : ook nadien niet-aangegeven inkomsten

Hof van Cassatie van België

niet verbeterde kopie

ACTUALIA. Samengesteld door Flip Petillion Advocaat

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Vrij Syndicaat voor het Openbaar Ambt Provincie Oost-Vlaanderen

(plaats & XX XX XXXX datum) De vrederechter van het kanton XXX

GERECHTELIJK WETBOEK

12 AUGUSTUS Koninklijk besluit houdende de organisatie van de informatieveiligheid bij de instellingen van sociale zekerheid.

Hof van Cassatie van België

Ombudsdienst Consumentengeschillen Advocatuur OCA

A R R E S T. samengesteld uit voorzitter R. Henneuse en de rechters-verslaggevers F. Daoût en A. Alen, bijgestaan door de griffier F.

Hof van Cassatie van België

Akkoordprotocol inhoudende een aantal maatregelen die een efficiënter procesverloop beogen in het Hof van Beroep en het Arbeidshof te Antwerpen.

Spotlights - september 2012

Huishoudelijk reglement van de Federale Deontologische Commissie aangenomen op 8 september 2016

5 JULI Koninklijk besluit tot oprichting van een nationale raad voor dringende geneeskundige hulpverlening.

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011

Rolnummer Arrest nr. 49/2009 van 11 maart 2009 A R R E S T

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Titel. Inhoudstafel Tekst Begin

ADVIES VAN DE HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE BETREFFENDE HET WETSVOORSTEL INZAKE HET FEDERAAL PARKET 1

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

Krokusplan. Projectenplan van de Hoge Raad voor de Justitie. Hoge Raad voor de Justitie Conseil supérieur de la Justice

GERECHTELIJK WETBOEK TITEL VI

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

Commissie voor de toegang tot en het hergebruik van bestuursdocumenten

Hof van Cassatie van België

Strategische doelstelling

VOORWOORD 3 INLEIDING 4

[Artikel 1. [ 1. De wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State worden vastgesteld als volgt (in euro):

VOORONTWERP VAN DECREET TOT WIJZIGING VAN DIVERSE BEPALINGEN VAN HET DECREET VAN 16 JANUARI 2004 OP DE BEGRAAFPLAATSEN EN DE LIJKBEZORGING

Rolnummer Arrest nr. 41/2005 van 16 februari 2005 A R R E S T

Transcriptie:

HOGE RAAD VOOR DE JUSTITIE CONSEIL SUPERIEUR DE LA JUSTICE Jaarlijks verslag over de algemene werking van de rechterlijke orde Jaar 2000 3 oktober 2001

INHOUDSTAFEL INLEIDING... 4 I. WETTELIJKE BEPALINGEN... 4 1. Werkingsverslagen... 4 2. Aanvullende verslagen van het Hof van Cassatie... 5 3. Aanvullende verslagen van de Hoven van Beroep... 5 4. Andere verslagen... 6 II. OVERZICHT VAN DE ONTVANGEN VERSLAGEN... 6 1. Werkingsverslagen :... 7 1.1. Algemene vergadering... 7 1.2. Korpsvergadering... 7 2. Aanvullende verslagen van het Hof van Cassatie... 8 3. Aanvullende verslagen van de Hoven van Beroep... 8 III. METHODOLOGIE... 9 DEEL I : FORMELE ANALYSE EN SYNTHESE... 11 I. ALGEMEEN: GEBREK AAN UNIFORMITEIT... 11 II. WERKINGSVERSLAGEN... 11 1. Presentatie... 11 2. Auteur... 11 3. Redactie... 12 4. Mededeling... 12 5. Behandelde periode... 12 III. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN HET HOF VAN CASSATIE... 13 1. Presentatie... 13 2. Auteur... 13 3. Redactie... 13 4. Mededeling... 13 5. Behandelde periode... 14 IV. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN DE HOVEN VAN BEROEP... 14 1. Presentatie... 14 2. Auteur... 15 3. Redactie... 15 4. Mededeling... 15 5. Behandelde periode... 16 DEEL II: INHOUDELIJKE ANALYSE EN SYNTHESE... 17 I. VOORAFGAANDE OPMERKING: GEBREK AAN UNIFORMITEIT... 17 1. Werkingsverslagen... 17 2. Aanvullende verslagen van het Hof van Cassatie... 17 3. Aanvullende verslagen van de Hoven van Beroep... 18 4. Andere verslagen... 19 II. VASTSTELLINGEN... 19 1. Opdrachten van de rechtscolleges en het openbaar ministerie... 19 2. Personeelsformatie... 22 3. Werkingsmiddelen... 25 4. Organisatie... 27 5. Statistische gegevens: instroom, uitstroom en hangende zaken... 33 6. Werklast... 37 2

7. Gerechtelijke achterstand... 37 8. Varia...42 9. Bijlagen... 44 10. Voorstellen... 44 DEEL III. BESLUIT... 45 I. ALGEMEEN... 45 II. DE NOODZAAK TOT FORMELE EN INHOUDELIJKE INTEGRATIE VAN DE AANVULLENDE VERSLAGEN IN DE WERKINGSVERSLAGEN... 45 III. VOORSTELLEN M.B.T. DE TOTSTANDKOMING VAN DE WERKINGSVERSLAGEN... 46 1. Presentatie... 46 2. Auteur... 46 3. Mededeling... 46 4. Te behandelen periode en redactie van het verslag... 46 IV. BELANGRIJKSTE VASTSTELLINGEN EN AANBEVELINGEN... 47 1. Opdrachten van rechtscolleges en het Openbaar Ministerie... 47 2. Personeelsformaties... 48 3. Werkingsmiddelen... 48 4. Organisatie... 49 5. Statistische gegevens... 49 6. Werklast... 50 7. Gerechtelijke achterstand... 50 8+ 9. Varia + bijlagen... 51 10. Voorstellen... 51 BIJLAGEN... 52 1. Opdrachten... 52 2. Personeelsformatie... 56 3. Middelen... 61 4. Organisatie... 65 5. Statistieken... 73 6. Werklast... 97 7. Gerechtelijke achterstand... 102 8. Varia... 129 9. Voorstellen... 132 3

INLEIDING I. WETTELIJKE BEPALINGEN Art. 259bis-7 1 Ger.W. bepaalt dat de Hoge Raad rechtstreeks van de bevoegde instanties de door de wet of bij verordening voorgeschreven verslagen ontvangt die verband houden met de algemene werking van de rechterlijke orde. De mededeling van deze verslagen aan de H.R.J. heeft een dubbele doelstelling: De H.R.J. voldoende informatiebronnen ter beschikking stellen die een noodzakelijk instrument vormen om zijn bevoegdheden naar behoren te kunnen uitoefenen 1. De algemene vergadering van de H.R.J. in de gelegenheid stellen om op basis van een analyse en een evaluatie van de verslagen van de rechtsmachten en andere in het kader van haar opdracht verzamelde informatie een jaarlijks verslag over de werking van de rechterlijke orde op te stellen, dat wordt meegedeeld aan de Minister van justitie, de Kamer van Volksvertegenwoordigers, de Senaat en de korpschefs van de hoven en het openbaar ministerie bij deze hoven 2. Dit verslag valt onder de globale opdracht van de H.R.J. om een brug te slaan tussen de drie Staatsmachten en te waken over de goede werking van justitie. Het verslag heeft geen bindende kracht maar vormt een belangrijk signaal voor de staatsmachten die zich niet achter het bestaan van de H.R.J. kunnen verschuilen om hun verantwoordelijkheden ontlopen 3. De werkingsverslagen van de zetel, parketten en auditoraten kunnen in vier categorieën worden ingedeeld: 1. WERKINGSVERSLAGEN Het betreft de algemene verslagen met voorstellen van de algemene vergadering en de korpsvergaderingen van de parketten en auditoraten, op te stellen voor 15 oktober van elk jaar, over hun werking 4. Deze verslagen hebben ondermeer tot doel een permanente opvolging en doorlichting van deze werking door de rechtstreeks betrokkenen tot stand te brengen en een instrument aan te bieden om eventuele disfuncties snel te identificeren en aan te pakken. Bovendien vormen deze verslagen een belangrijk gegeven voor de beleidsplannen van de korpschefs en de evaluatie ervan 5. 1 Parl. St. Kamer, 1997-98, nr. 1677/1, 53. 2 Art. 259bis-7 3 Ger.W. 3 Parl. St. Kamer 1997-98, nr. 1677/1, 4. 4 Art. 340 2 2 en 346 2 2 Ger.W. 5 Parl. St. Kamer 1997-98, nr. 1677/1, 91. 4

2. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN HET HOF VAN CASSATIE Het betreft verslagen van de algemene vergadering die verband houden met de activiteiten, de gerechtelijke achterstand en de hangende zaken bij het Hof van Cassatie. Deze verslagverplichtingen zijn indertijd in navolging van de Raad van State 6 ingevoerd door de Wet van 6 mei 1997 strekkende tot bespoediging van de procedure voor het Hof van Cassatie en zijn ongewijzigd overgenomen door de wet van 22 december 1998 7. Het gaat om drie verslagen: Een jaarlijks activiteitenverslag op te maken en bekend te maken door de algemene vergadering dat onder meer een stand van de hangende zaken bevat 8. Volgens de parlementaire voorbereiding heeft dit verslag ondermeer tot doel een stand van zaken te bevatten betreffende de evolutie van de achterstand in de rechtsbedeling 9. Een vierjarenplan te formuleren door de algemene vergadering met maatregelen die, zonder dat zij afbreuk doen aan het vervullen van de rechtsprekende taak, kunnen bijdragen tot het wegwerken van de gerechtelijke achterstand van het Hof van Cassatie 10. Volgens de parlementaire voorbereiding heeft dit plan ondermeer tot doel het Hof van Cassatie te laten meewerken aan en te responsabiliseren inzake de verwezenlijking van het wegwerken van de achterstand in de rechtsbedeling 11. Tevens moet dit plan het beleid van het Hof van Cassatie tot leidraad dienen 12. Elk jaar een jaarlijks verslag, uit te brengen door de algemene vergadering tegen uiterlijk 15 oktober aan de Minister van justitie en de voorzitters van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en de Senaat, over het onderzoek uit te voeren in de loop van de maand september over de stand van zaken die hangende zijn 13. 3. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN DE HOVEN VAN BEROEP Het betreft vier verslagen die naar analogie met deze van het Hof van Cassatie verband houden met de activiteiten, de hangende zaken en de gerechtelijke achterstand. Een verslag van de algemene vergadering, op te stellen tegen uiterlijk 15 oktober, over het onderzoek van de hangende zaken in de loop van de maand september 14. Een verslag van de algemene vergadering met betrekking tot de gerechtelijke achterstand binnen het hof dat, wanneer het verslag betrekking heeft op de werking van het hof van beroep, aangevuld wordt met de vaststellingen en voorstellen van de eerste voorzitter 15. De procureur-generaal zendt dit verslag aan de H.R.J. en de Minister van 6 Amendement Landuyt, Parl. St. Kamer 1995-96, nr. 271/10, 26. 7 B.S. 25 juni 1997. 8 Art. 340 4 2 Ger.W. 9 Amendement nr. 7 (LANDUYT), Parl.St. 1995-96, nr. 271/3, 3. 10 Art. 340 4 3 Ger.W. 11 Amendement nr. 7 (LANDUYT), Parl.St. 1995-96, nr. 271/3, 3. 12 Parl. St. Kamer 1995-96, nr. 271/10, 26. 13 Art. 340 4 4 Ger.W. 14 Art. 340 3 lid 2 2 Ger.W. 15 Art. 340 3 lid 3 3 Ger.W. 5

justitie. De minister deelt dit mee aan de Ministerraad, de Senaat en de Kamer van Volksvertegenwoordigers 16. Een meerjarenplan van de algemene vergadering met maatregelen die strekken tot het wegwerken van achterstand in het rechtsgebied 17. 4. ANDERE VERSLAGEN Het betreft de verslagen, andere dan de voormelde werkingsverslagen en de aanvullende verslagen, van instanties die nauw betrokken zijn bij de werking van de rechterlijke orde en op wie ingevolge een specifieke wettelijke of reglementaire bepaling eveneens een verslagverplichting rust. Daarbij volgt de mededeling aan de H.R.J. uit artikel 259bis-7 1 Ger.W.. Het betreft onder meer: Het activiteitenverslag van de eerste voorzitters van de hoven van beroep - onduidelijk is of deze bepaling ook van toepassing is op de arbeidshoven - dat onder meer moet nagaan wat het effect is van de maatregelen die genomen zijn om de gerechtelijke achterstand weg te werken 18. De wet van 9 juli 1997 19 droeg dit oorspronkelijk op aan de inmiddels afgeschafte functie van - magistraat-coördinator 20. Dit verslag dient onder meer als grondslag voor de verlenging van de aanvullende kamers belast met de behandeling van de gerechtelijke achterstand bij de hoven van beroep 21. Het jaarlijks verslag van het College van procureurs-generaal dat onder meer de activiteiten toelicht, een beoordeling bevat van het opsporings- en vervolgingsbeleid tijdens het voorbije jaar en de prioritaire doelstellingen opsomt voor het komende jaar 22. II. OVERZICHT VAN DE ONTVANGEN VERSLAGEN De H.R.J. heeft voor de periode 1999-2000 bij toepassing van artikel 259bis-7 1 Ger.W. 153 23 werkingsverslagen ontvangen. Het aantal ontvangen aanvullende verslagen is om verschillende redenen (verschillende presentatie, al dan niet geïntegreerd in andere verslagen, verwijzing naar eerdere verslagen, ) minder eenduidig. De verdeling van de ontvangen verslagen is als volgt: 16 Art. 340 3 lid 3 Ger.W. 17 Art. 340 3 lid 2 4 Ger.W. 18 Art. 112 Ger.W. 19 Wet van 9 juli 1997 houdende maatregelen teneinde de gerechtelijke achterstand weg te werken bij de hoven van Beroep, B.S. 13 augustus 1997. 20 Zie art. 101 lid 2 en 3 Ger.W., opgeheven door de Wet van 22 december 1998. 21 Art. 106bis 1 lid 1 Ger.W. 22 Art. 143bis 7 Ger.W. 23 Stand op 22 augustus 2001. 6

1. WERKINGSVERSLAGEN : 1.1. Algemene vergadering Zetel Aantal Hof van Cassatie 1/1 Hoven van beroep 4/5 Arbeidshoven 4/5 Militair Gerechtshof 1/1 Rechtbanken van eerste aanleg 26/27 Arbeidsrechtbanken 20/21 Rechtbanken van Koophandel 22/23 Krijgsraad 0/1 Politierechtbanken 16/27 Vredegerechten 16/27 (gegroepeerd per gerechtelijk arrondissement) Tot op 22 augustus 2001 heeft de H.R.J., exclusief de vredegerechten en politierechtbanken 78 verslagen ontvangen. De H.R.J. heeft als gevolg van een probleem van wetsinterpretatie slechts zestien voor gerechtelijke arrondissementen werkingsverslagen van vredegerechten en politierechtbanken ontvangen. De leden van deze rechtscolleges maakten tot maart 2001 immers wettelijk deel uit van de algemene vergadering van de rechtbank van eerste aanleg van hun gerechtelijk arrondissement, en het was bijgevolg niet duidelijk of een eigen werkingsverslag moest worden opgesteld 24. De situatie werd uitgeklaard door de Wet van 13 maart 2001 25. Het gewijzigde artikel 340 2 2 Ger.W. bepaalt thans uitdrukkelijk dat met ingang van 30 maart 2001 de nieuw opgerichte algemene vergaderingen van vrederechters en rechters in de politierechtbank (één per rechtsgebied van de hoven van beroep, twee voor het rechtsgebied Brussel) eveneens een werkingsverslag moeten opstellen. Derhalve zal de H.R.J. slechts in 2001 beschikken over de werkingsverslagen van alle hoven en rechtbanken en van alle parketten en auditoraten van het Openbaar Ministerie. 1.2. Korpsvergadering Parketten en Auditoraten Aantal Parket van het Hof van Cassatie 1/1 Parketten-generaal bij de hoven van beroep 5/5 Auditoraten -generaal bij de arbeidshoven 4/5 Auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof 1/1 Parketten van de Procureur des Konings bij de 27/27 rechtbanken van eerste aanleg Auditoraten bij de arbeidsrechtbanken 19/21 Krijgsauditoraten 2/2 Tot op 2 augustus 2001 heeft de H.R.J. 59 verslagen ontvangen op een totaal van 62. 24 Art. 341 1 7 Ger.W. 25 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de oprichting van een algemene vergadering van vrederechters en rechters in de politierechtbank ; B.S. 30 maart 2001. 7

2. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN HET HOF VAN CASSATIE Aard verslag Aantal Activiteitenverslag met de stand van de hangende Zie werkingsverslag 2000 zaken Onderzoek van de hangende zaken in de maand september Vierjarenplan gerechtelijke achterstand Hof van Verwijzing in het werkingsverslag Cassatie naar het vierjarenplan uit 1998 Het Hof van Cassatie heeft in navolging van haar eerdere werkingsverslagen, waarvan het eerste dateert van 1998, één verslag uitgebracht. Het vierjarenplan is door het hof opgesteld in 1998 en geldt vanaf het gerechtelijke jaar 1998-1999. Het is opgenomen in het werkingsverslag van 1998, het huidige werkingsverslag verwijst ernaar. 3. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN DE HOVEN VAN BEROEP Aard verslag Onderzoek van de hangende zaken in de maand september Verslag over de gerechtelijke achterstand binnen het hof, incl. de vaststellingen en voorstellen van de eerste voorzitter Aantal 2 afzonderlijke verslagen 3 verslagen geïntegreerd in het werkingsverslag 3 verslagen geïntegreerd in het werkingsverslag 1 verslag geïntegreerd in het verslag over de hangende zaken 1 verslag verspreid geïntegreerd in het werkingsverslag en verslag over de hangende zaken Meerjarenplan achterstand binnen het rechtsgebied 2 plannen, waarvan 1 is opgenomen in de vorige werkingsverslagen van 1998 en 1999 en het andere als een afzonderlijk deel is opgenomen in het huidige werkingsverslag. De H.R.J. heeft van alle hoven van beroep aanvullende verslagen betreffende de hangende zaken en de gerechtelijke achterstand ontvangen, maar op weinig uniforme wijze. Slechts twee hoven delen een meerjarenplan mee of verwijzen naar de meerjarenplannen opgenomen in hun eerdere werkingsverslagen van 1998 en 1999. Eén hof stelt uitdrukkelijk hiervoor niet over voldoende tijd, middelen en informatie te beschikken. 8

III. METHODOLOGIE De verplichting voor de H.R.J. om ondermeer op basis van de werkingsverslagen van de zetel, parketten en auditoraten verslag uit te brengen over de werking van de rechterlijke orde is volkomen nieuw. Bovendien is het de eerste maal dat de zetel, parketten en auditoraten van het land via eigen verslagen informatie verschaffen over hun werking. Dit heeft ertoe geleid dat de H.R.J. bij gebrek aan bestaande modellen vooraf een eigen methodologie heeft moeten opstellen. Daarbij is gekozen voor een formele en inhoudelijke analyse en synthese van de verslagen in functie van de organisatiestructuur van de zetel en het openbaar ministerie. Zetel 1.Hof van Cassatie 3.Hoven van beroep 5.Arbeidshoven 7.Militair Gerechtshof 9.Rechtbanken van eerste aanleg 11.Rechtbanken van koophandel 12Arbeidsrechtbanken 15.Politierechtbanken 16. Vredegerechten Openbaar Ministerie 2. Parket van het Hof van Cassatie 4. Parket-generaal bij de hoven van Beroep 6. Auditoraat-generaal bij de arbeidshoven 8. Auditoraat-generaal bij het Militair Gerechtshof 10. Parket van de Procureur des Konings 13. Arbeidsauditoraat 14. Auditoraat bij de Krijgsraad In DEEL I van het verslag is telkens een formele analyse en synthese gemaakt van de vormelijke gegevens van de werkingsverslagen. Hierbij is aandacht besteed aan volgende vijf punten, desgevallend met toetsing aan de geldende wettelijke voorschriften: 1. presentatie 2. auteur 3. redactie 4. mededeling 5. behandelde periode Vermits de wet het opstellen van de aanvullende verslagen als een afzonderlijke verplichting heeft opgelegd, worden deze in zoverre overgemaakt aan de H.R.J. afzonderlijk besproken. Vervolgens is in DEEL II van het verslag een inhoudelijke analyse en synthese gemaakt van de werkingsverslagen met betrekking tot tien onderwerpen die de H.R.J. bij gebrek aan enige wettelijke precisering heeft geselecteerd in functie van hun gemeenschappelijke relevantie voor de werking van de rechterlijke orde. Deze onderwerpen zijn ondergebracht in de volgende tien rubrieken: 1. opdrachten van de zetel en het openbaar ministerie 2. personeelsformatie 3. werkingsmiddelen 4. organisatie 5. statistieken 6. werklast 9

7. gerechtelijke achterstand 8. varia 9. bijlagen 10. voorstellen Voor een goed begrip wordt elk onderwerp in het verslag tevens voorafgegaan door een korte (juridische) situering. De aanvullende verslagen van het Hof van Cassatie en de hoven van beroep zijn in zo verre meegedeeld samen met de werkingsverslagen besproken. In DEEL III volgt tenslotte het besluit met de belangrijkste vaststellingen. Tot slot dient te worden opgemerkt dat het aantal bijna 150 en de omvang samen meer dan duizenden pagina s van de verslagen en het absolute gebrek aan formele en inhoudelijke uniformiteit (cf. infra) de verwerking van de gegevens en het opstellen van dit verslag fel heeft bemoeilijkt. Vermits dit verslag bovendien richtlijnen bevat voor het te voeren beleid, is er voor gekozen dit uit te brengen bij de aanvang van het gerechtelijke en parlementaire jaar. 10

DEEL L I : FORMELE ANALYSE EN SYNTHESE I. ALGEMEEN: GEBREK AAN UNIFORMITEIT Zoals blijkt uit hiernavolgend overzicht vertonen de werkingsverslagen en de aanvullende verslagen die de H.R.J. heeft ontvangen weinig vormelijke uniformiteit. De wettelijke bepalingen terzake bevatten enkele aanwijzingen betreffende de auteur, de redactie en de mededeling, maar blijven, samen met de parlementaire voorbereiding, onder meer in het ongewisse wat betreft de presentatie en de te behandelen periode. Bij de aanvullende verslagen van het Hof van Cassatie en de hoven van beroep wordt dit gebrek aan uniformiteit bijkomend in de hand gewerkt door de overlapping met het werkingsverslag 26. II. WERKINGSVERSLAGEN 1. PRESENTATIE De presentatie van de werkingsverslagen verschilt onder meer wat betreft: de structuur en wijze van indeling, de opname van een inhoudstafel, de volgorde van de besprekingen, de omvang van de verslagen, de opname van bijlagen. Dit bemoeilijkt de leesbaarheid, de verwerking en de vergelijking van de verschillende verslagen. Bovendien zijn voor het Hof van Cassatie en een aantal hoven van beroep (de gegevens van) hun aanvullende verslagen geheel of gedeeltelijk in het werkingsverslag geïntegreerd 27. Hetzelfde geldt voor een aantal rechtbanken van eerste aanleg die, vertrekkend van een ruime interpretatie van het begrip rechtscollege, de werkingsverslagen van de vredegerechten en politierechtbank(en) in het eigen verslag hebben opgenomen. 2. AUTEUR De wet schrijft in beginsel voor dat de algemene vergadering en de korpsvergadering de werkingsverslagen moeten opstellen 28. In praktijk is het vaak de korpschef of een door de algemene vergadering of korpsvergadering aangewezen magistraat die een ontwerp opstelt, dat de algemene vergadering of de korpsvergadering nadien bespreekt en goedkeurt. De wet sluit deze werkwijze niet uit, op voorwaarde 26 Cf. infra. 27 Cf. infra. 28 Art. 340 2, 3 en 4 en 346 2 Ger.W. 11

dat een daadwerkelijke inbreng van de algemene vergadering en de korpsvergadering blijft gewaarborgd. Het in een aantal gevallen meegedeelde proces-verbaal van de algemene vergadering of korpsvergadering verschaft op dit punt nuttige informatie vermits men zich zo rekenschap geeft van het feit dat de tussenkomst van de algemene vergadering en de korpsvergadering (aanwezigheidspercentage, daadwerkelijke bespreking, duur ) dikwijls beperkt is tot deze van aanneming van de tekst. 3. REDACTIE De wet 29 bepaalt dat het werkingsverslag moet zijn opgesteld voor 15 oktober van elk jaar. De wetgever heeft zijn keuze voor deze datum niet gemotiveerd, en heeft evenmin een sanctie bepaald. Deze datum is nochtans niet zonder belang, onder meer voor de periode waarop het werkingsverslag moet slaan. Alhoewel niet elk verslag aangeeft wanneer het is opgesteld 30, zijn de meeste verslagen tijdig opgesteld binnen de wettelijke termijn. 4. MEDEDELING Volgens de wet maakt in beginsel de eigen korpschef de werkingsverslagen rechtstreeks aan de H.R.J. over 31. De wet bevat echter geen aanduiding omtrent het tijdstip van deze mededeling. De meeste werkingsverslagen zijn door de eigen korpschef aan de H.R.J. overgemaakt tijdens de periode oktober-december 2000, aansluitend op de goedkeuring door de algemene vergadering of de korpsvergadering. 5. BEHANDELDE PERIODE De wet noch de parlementaire voorbereiding preciseren de periode waarop het werkingsverslag moet slaan. In praktijk is er zodanig weinig uniformiteit tussen de verslagen dat dit vergelijkingen sterk bemoeilijkt. In de meeste werkingsverslagen is, mede ingevolge de verplichting het verslag op te stellen voor 15 oktober van elk jaar, gekozen voor een bespreking van het gerechtelijk jaar, dat loopt van 1 september 1999 tot 30 juni 2000 32. Bepaalde verslagen baseren zich hiervoor op een omzendbrief van het Ministerie van justitie waarin gesteld wordt dat het werkingsverslag moet slaan op het voorbije gerechtelijke jaar. Daarentegen zijn de statistieken meestal opgesteld voor het burgerlijk jaar 1999 en/of (een deel van) 2000. Bovendien zijn er verschillende verslagen die zich uitstrekken over meerdere jaren. 29 Art. 340 2 2 en 346 2 2 Ger. W. 30 Cf. infra, punt 4. 31 Art. 340 2 2 en 346 2 2 Ger. W. 32 Art. 334 Ger. W. 12

III. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN HET HOF VAN CASSATIE 1. PRESENTATIE Gelet op de opsomming in de wet en de verschillende wijzen van mededeling, kan hieruit worden afgeleid dat de aanvullende verslagen afzonderlijke verslagen betreffen 33. Het Hof van Cassatie heeft nog geen afzonderlijke aanvullende verslagen opgesteld, met uitzondering van het vierjarenplan. Dat plan werd reeds in 1998 opgemaakt in uitvoering van de Wet van 6 mei 1997 34 maar is niet meer aan de H.R.J. meegedeeld. Veel van de in deze verslagen op te nemen informatie is evenwel terug te vinden in het werkingsverslag. Deze de facto integratie in één werkingsverslag biedt onmiskenbaar voordelen en vermijdt dubbel gebruik, overbodige herhalingen en een versnippering van informatie. 2. AUTEUR Volgens de wet stelt de algemene vergadering van het Hof van Cassatie in beginsel alle aanvullende verslagen op 35. 3. REDACTIE De wettelijke bepalingen verschillen naargelang het soort aanvullend verslag. Het werkingsverslag met de stand van de hangende zaken moet jaarlijks worden opgemaakt 36. Voor het vierjarenplan is geen tijdstip bepaald 37. Het verslag over het onderzoek in de maand september naar de hangende zaken moet voor 15 oktober worden uitgebracht - en dus voor die datum zijn opgesteld - aan de Minister van justitie en de Voorzitters van de federale Wetgevende Kamers 38. 4. MEDEDELING De wijze van mededeling van de aanvullende verslagen verschilt of is niet bepaald. Het activiteitenverslag met de stand van de hangende zaken moet jaarlijks worden bekendgemaakt door de algemene vergadering 39. Omtrent de mededeling van het vierjarenplan is niets bepaald 40. Het verslag over het onderzoek in de maand september naar de hangende zaken moet door de algemene vergadering voor 15 oktober worden uitgebracht, maar dit geldt enkel ten aanzien van de Minister van justitie en de Voorzitters van de federale Wetgevende Kamers 41. Dit betekent dat de mededeling moet gebeuren door de bevoegde instanties op een niet nader bepaald tijdstip. 33 Art. 340 4 Ger.W. 34 B.S. 25 juni 1997 35 Art. 340 4 Ger.W. 36 Art. 340 4 2 Ger.W. 37 Art. 340 4 3 Ger.W. 38 Art. 340 4 4 Ger.W. 39 Art. 340 4 2 Ger.W. 40 Art. 340 4 3 Ger.W. 41 Art. 340 4 4 Ger.W. 13

5. BEHANDELDE PERIODE Omtrent de te behandelen periode bevat de wet geen of uiteenlopende bepalingen. Het jaarlijkse karakter van het activiteitenverslag met de hangende zaken laat in het midden of het betrekking moet hebben op een gerechtelijk jaar of burgerlijk jaar en op welke periode de stand van de hangende zaken moet slaan. Hetzelfde geldt voor het vierjarenplan. Enkel met betrekking tot het (tweede) verslag over de hangende zaken preciseert de wet dat dit moet steunen op een jaarlijks onderzoek in de loop van de maand september naar de stand van de zaken die hangende zijn 42. De gegevens opgenomen in het werkingsverslag betreffen in beginsel het gerechtelijk jaar 1999-2000. De hangende zaken worden weergegeven op respectievelijk: 1 januari 1999 en 31 december 1999; 1 januari 1995 en 31 december 1999; 1 januari 2000 en 30 juni 2000; 1 september 1999 en 31 augustus 2000. IV. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN DE HOVEN VAN BEROEP 1. PRESENTATIE Voor de aanvullende verslagen van de hoven van beroep gelden dezelfde opmerkingen als met betrekking tot de presentatie van het werkingsverslag, en de aanvullende verslagen van het Hof van Cassatie. Ondanks het feit dat de wet de aanvullende verslagen in beginsel als afzonderlijke verslagen heeft opgevat, hebben een aantal hoven van beroep gekozen voor een integratie in andere verslagen. Alle hoven hebben een verslag over de hangende zaken uitgebracht. Slechts twee hoven deden dit door middel van een afzonderlijk verslag (Brussel, Luik), drie hoven kozen voor een integratie in het werkingsverslag, hetzij in een afzonderlijk deel (Antwerpen, Gent), hetzij zonder onderscheid in het deel betreffende de statistieken (Bergen). Het verslag over de gerechtelijke achterstand is door elk hof geïntegreerd in een ander verslag, hetzij als een afzonderlijk onderdeel van het werkingsverslag (Antwerpen, Gent), hetzij in het werkingsverslag en beperkt tot de aanvullende kamers (Bergen), hetzij verspreid over het werkingsverslag en het verslag over de hangende zaken (Luik), hetzij gedeeltelijk in het verslag over de hangende zaken maar beperkt tot de aanvullende kamers (Brussel). Slechts één hof (Gent) deelt een meerjarenplan mee, dat als een afzonderlijk deel is opgenomen in het werkingsverslag. Een ander hof (Antwerpen) verwijst hiervoor naar de voorgaande werkingsverslagen van 1998 en 1999, echter zonder mededeling van een kopie. 42 Art. 340 4 2 en 4 Ger.W. 14

2. AUTEUR Volgens de wet stellen de algemene vergaderingen in beginsel alle aanvullende verslagen op 43. Drie hoven vermelden dat voor het verslag over de hangende zaken vooraf een ontwerpverslag is opgesteld, hetzij door de eerste voorzitter (Gent), hetzij door de (voormalige) magistraat-cöordinator (Antwerpen), hetzij door hen beiden samen (Bergen), waarna het is goedgekeurd door de algemene vergadering. De verslagen over de gerechtelijke achterstand en het meerjarenplan zijn op dezelfde wijze opgesteld als het werkingsverslag en/of het verslag over de hangende zaken waarin deze respectievelijk zijn geïntegreerd. 3. REDACTIE Naargelang het aanvullend verslag, gelden verschillende bepalingen. Het verslag over het onderzoek van de hangende zaken in september moet uiterlijk tegen 15 oktober zijn uitgebracht, en dus voor die datum zijn opgesteld 44. Omtrent het tijdstip van het opstellen van het verslag over de gerechtelijke achterstand en het meerjarenplan is niets bepaald, noch omtrent de periodiciteit 45. De verslagen over de hangende zaken, de verslagen over de gerechtelijke achterstand en het meerjarenplan zijn tijdig opgesteld. 4. MEDEDELING Volgens de wet moet de procureur-generaal bij het hof van beroep in beginsel alle aanvullende verslagen rechtstreeks aan de H.R.J. meedelen 46. Het tijdstip waarop dit moet gebeuren is niet bepaald. Bij de hoven die de aanvullende verslagen in het werkingsverslag hebben geïntegreerd, heeft dit geleid tot een mededeling door de eerste voorzitter in plaats van door de procureurgeneraal, of tot een afzonderlijke mededeling door hen beiden. 43 Art. 340 2, 3 en 4 en 346 2 Ger.W. 44 Art. 340 3 lid 2 2 Ger.W. 45 Art. 340 3 lid 2 4 Ger.W. en art. 340 3 lid 3 3 Ger.W. 46 Art. 340 3 lid 3 Ger.W. 15

5. BEHANDELDE PERIODE Het verslag over de hangende zaken moet net zoals voor het Hof van Cassatie slaan op een onderzoek in de loop van de maand september 47. Omtrent de te behandelen periode in het verslag over de gerechtelijke achterstand en het meerjarenplan is niets bepaald. De verslagen over de hangende zaken betreffen ondanks de wettelijke precisering zeer uiteenlopende periodes. Twee hoven geven een stand van de hangende zaken op een bepaald, zij het telkens verschillend, tijdstip: 30 juni 2000 (Antwerpen) en 1 januari 2000 (Brussel). Een hof geeft een stand op 4 oktober 2000, aangevuld met een overzicht van de stand op 31 december tijdens de periode 1996-1999 (Bergen). Twee hoven beperken de bespreking respectievelijk tot de kalenderjaren 1997-1999 (Gent) en 1998-1999 (Luik). Bij de verslagen over de gerechtelijke achterstand is de diversiteit nog groter, wat tevens samenhangt met het gebrek aan inhoudelijke precisering van het begrip gerechtelijke achterstand. Een hof (Antwerpen) maakt bij de behandelde periodes een onderscheid tussen de absolute achterstand (=aantal hangende zaken) per 30 juni 2000, de relatieve achterstand (= gemiddelde doorlooptijd procedures) tijdens de periode 1995-99, de reële wachttijd in burgerlijke zaken tussen de vaststelling en de pleitdatum op 1 januari 1999 en 2000 en op 30 juni 2000, en de achterstand in burgerlijke zaken volgens de Wet van 9 juli 1997 tijdens de periode tussen 13 februari 1998 en 30 juni 2000. Een ander hof (Gent) bespreekt de achterstand tijdens de periode 1997-juni 2000. Twee hoven (Brussel, Bergen) beperken zich tot de periode dat de aanvullende kamers actief zijn (geweest). Het meerjarenplan van het Hof van Beroep te Gent betreft, behoudens wat betreft de aanvullende kamers, geen duidelijk afgebakende periode en slaat zowel op maatregelen genomen in het verleden als doelstellingen voor de toekomst. 47 Art. 340 3 lid 2 2 Ger.W. 16

DEEL L II: INHOUDELIJKE ANALYSE EN SYN- THESE I. VOORAFGAANDE OPMERKING: GEBREK AAN UNIFORMI- TEIT 1. WERKINGSVERSLAGEN Niet alleen formeel, maar ook wat betreft de inhoud vertonen de werkingsverslagen die de H.R.J. heeft ontvangen weinig uniformiteit. De wettelijke bepalingen bepalen dat de werkingsverslagen samen met de voorstellen moeten handelen over de werking van de zetel, het parket of het auditoraat 48. Volgens de parlementaire voorbereiding moeten deze verslagen beantwoorden aan drie doelstellingen: 1) een instrument zijn van permanente doorlichting en evaluatie, 2) in staat stellen tot een snelle opsporing en remediering van disfuncties en 3) een beleidsinstrument zijn voor de korpschef. Zoals uit de navolgende vaststellingen blijkt, is op zeer uiteenlopende wijze aan deze bepalingen voldaan, ondermeer op het vlak van de behandelde onderwerpen. Dit gebrek aan uniformiteit laat vooralsnog niet toe met voldoening aan de doelstellingen van de wetgever te beantwoorden. 2. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN HET HOF VAN CASSATIE De meeste aanvullende verslagen van het Hof van Cassatie overlappen inhoudelijk met het werkingsverslag. Het jaarlijks Activiteitenverslag met een stand van de hangende zaken vertoont grote gelijkenissen met het werkingsverslag bedoeld in artikel 340 2 2 Ger.W., zij het dat activiteiten ruimer kan worden opgevat dan werking en dit verslag in beginsel geen werkingsvoorstellen moet bevatten. Het voorschrift dat dit verslag onder meer een stand van de zaken die hangende zijn bevat, houdt volgens de parlementaire voorbereiding ondermeer in dat het verslag een stand van zaken met betrekking tot de evolutie van de achterstand in de rechtsbedeling moet bevatten 49. Dit leidt tevens tot een dubbel gebruik met het andere aanvullende verslag over de stand van de hangende zaken. Het Verslag over het onderzoek in de maand september naar de stand van de hangende zaken bedoeld in artikel 340 4 4 Ger.W. overlapt gedeeltelijk met het jaarlijks Activiteitenverslag met een stand van de hangende zaken, met dien verstande dat de periode van het onderzoek wordt gepreciseerd. De wet definieert in beide gevallen het begrip hangende zaken niet. In het werkingsverslag van het Hof van Cassatie wordt dit gedefinieerd als het saldo na aftrek van het aantal gewezen arresten van het aantal ingeleide zaken over een bepaalde periode, vermeerderd met of in mindering gebracht van de (eventuele) saldi van de voorgaande perioden. 48 Artikelen 340 2 2 en 346 2 2 Ger.W. 49 Amendement nr. 7 (LANDUYT), Parl.St. 1995-96, nr. 271/3, 3. 17

Het Vierjarenplan inzake de gerechtelijke achterstand bij het Hof van Cassatie bedoeld in artikel 340 4 3 Ger.W. is in beginsel complementair aan de andere verslagen. Volgens de parlementaire voorbereiding is dit jaarlijks herzienbaar en moet dit aangeven of het hof de beschikbare werkingsmiddelen op de meest efficiënte wijze aanwendt, rekening houdende met de wijzigende omstandigheden 50. Het Hof van Cassatie heeft reeds een vierjarenplan opgesteld in 1998. Het huidige werkingsverslag verwijst regelmatig naar dit plan. 3. AANVULLENDE VERSLAGEN VAN DE HOVEN VAN BEROEP Net zoals bij het Hof van Cassatie, overlappen de meeste aanvullende verslagen inhoudelijk met de werkingsverslagen. Dit verklaart waarom slechts twee hoven afzonderlijke aanvullende verslagen hebben opgesteld. Bovendien vertonen ook deze verslagen weinig inhoudelijke uniformiteit. Het Verslag over het onderzoek in de maand september naar de hangende zaken bedoeld in artikel 340 3 3 Ger.W. overlapt gedeeltelijk met het werkingsverslag. De wet preciseert niet wat onder hangende zaken moet worden verstaan. De informatie verstrekt door de hoven is telkens verschillend, ondermeer wat betreft de periodes en de indeling per materie. Deze gegevens lenen zich derhalve niet voor een objectieve vergelijking tussen de hoven van beroep. Het Verslag met betrekking tot de gerechtelijke achterstand binnen het hof heeft in beginsel betrekking op het eigen hof en moet tevens de vaststellingen van de eerste voorzitter bevatten 51. Dit vormt zowel een overlapping met het werkingsverslag als met het aanvullend verslag over de hangende zaken. De vaststellingen van de eerste voorzitter vormen tevens een dubbel gebruik met het verslag bedoeld in artikel 112 Ger.W.. De verstrekte informatie over de gerechtelijke achterstand is zeer verschillend. De gegevens betreffen al naargelang de gewone kamers van het hof, de aanvullende kamers van het hof of het rechtsgebied. Ook de definitie, de criteria en de gegevens over de omvang, oorzaken, maatregelen en toekomstige evoluties verschillen. Het Meerjarenplan met maatregelen voor het wegwerken van de achterstand binnen het rechtsgebied is in beginsel complementair aan het werkingsverslag en de andere aanvullende verslagen omdat deze verslagen enkel het eigen hof betreffen 52. Het door het Hof van Beroep te Gent meegedeeld meerjarenplan heeft betrekking op de achterstand in de kamers van het hof maar niet op de achterstand binnen het rechtsgebied. Ingevolge de gehele of gedeeltelijke integratie van de meeste aanvullende verslagen in het werkingsverslag of in andere aanvullende verslagen en de verregaande inhoudelijke overlappingen zijn bij de vaststellingen alle verslagen van de hoven van beroep telkens samen behandeld, desgevallend met precisering van het betrokken (aanvullende) verslag waaruit zij afkomstig zijn. 50 Amendement nr. 7 (LANDUYT), Parl.St. 1995-96, nr. 271/3, 3. 51 Art. 340 3 lid 2 3 Ger.W. 52 Art. 340 3 4 Ger.W. 18

4. ANDERE VERSLAGEN Het activiteitenverslag van de eerste voorzitter bedoeld in artikel 112 lid 1 Ger.W. dient onder meer na te gaan wat het effect is van de maatregelen die zijn genomen om de gerechtelijke achterstand weg te werken. Dit verslag vloeit voort uit de inmiddels afgeschafte verslagverplichting van de magistraat-coördinator betreffende de werking van de aanvullende kamers en dient als basis voor de al dan niet verlenging van deze kamers 53. Behoudens voor wat betreft de auteur, overlapt dit verslag verregaand met het werkingsverslag en het aanvullende verslag van de hoven van beroep met betrekking tot de gerechtelijke achterstand binnen het hof. Dit blijkt ook uit de inhoud van het activiteitenverslag dat is meegedeeld door de Eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel dat ondermeer de werking, werklast en achterstand bij het hof bespreekt en werkingsvoorstellen van de eerste voorzitter bevat. De gegevens van dit verslag zijn bij de vaststellingen samen met de andere verslagen behandeld. II. VASTSTELLINGEN 1. OPDRACHTEN VAN DE RECHTSCOLLEGES EN HET OPENBAAR MINIS- TERIE De werking van de rechtscolleges, en van het openbaar ministerie wordt in de eerste plaats bepaald door de gerechtelijke opdrachten waarmee deze instellingen en hun leden zijn belast. Artikel 151 1 G.W. biedt terzake een belangrijke aanduiding. 1. Wat de rechtscolleges betreft bestaan hun gerechtelijke opdrachten in essentie in het berechten van de hen toegewezen geschillen. Welke deze geschillen zijn en aan welke rechtscolleges deze toekomen wordt materieel en territoriaal bepaald door de Grondwet 54, het Gerechtelijk Wetboek 55, het Wetboek van Strafvordering 56 en bijzondere wetten. De gerechtelijke opdrachten van het openbaar ministerie bestaan in essentie in de opsporing en vervolging van misdrijven bij toepassing van de strafwet. Welk parket of auditoraat binnen het openbaar ministerie bevoegd is voor welke misdrijven is bepaald in het Gerechtelijk Wetboek 57, het Wetboek van strafvordering 58 en in bijzondere wetten. Deze gerechtelijke opdrachten zijn in beginsel bepalend voor de toegekende middelen met betrekking tot personeel en materiaal. Verschillende magistraten van de zetel en van het openbaar ministerie zijn evenwel ook belast met buitengerechtelijke opdrachten en werkzaamheden. Vaak zijn deze het gevolg van wettelijke of reglementaire voorschriften, zoals de deelname aan de werkzaamheden van 53 Art. 106bis Ger.W. 54 Artikelen 144 e.v. G.W. 55 Artikelen 556 663 Ger.W. 56 Artikelen 55 e.v. en 137 e.v. Sv. 57 Art. 137 e.v. 58 Art. 22 e.v. Sv. 19

allerlei commissies en instellingen 59. Bepaalde activiteiten gebeuren echter op vrijwillige basis, zoals de medewerking aan werkgroepen en vormingsactiviteiten. Om derhalve de noden inzake het personeel en met betrekking tot de materiële middelen op objectieve wijze te kunnen inschatten, dient rekening gehouden te worden met de omvang en de impact van alle gerechtelijke en buitengerechtelijke opdrachten en werkzaamheden. 2. De werkingsverslagen bevatten terzake een aantal interessante indicaties. Zo geven verschillende rechtscolleges, parketten en auditoraten een uitgebreide toelichting over hun gerechtelijke opdrachten en dit veelal onder de vorm van een opsomming van hun wettelijke bevoegdheden. Belangrijkste vaststelling betreft de herhaalde klacht over de gestadige toename van deze opdrachten als gevolg van talrijke recente wetgevende hervormingen. Dit geldt ondermeer voor: de onderzoeksrechters, de onderzoeksgerechten en het openbaar ministerie ingevolge de Wet van 12 maart 1998 60 tot verbetering van de strafrechtspleging in het stadium van het opsporingsonderzoek; de beslagrechter (en de griffie) ingevolge de Wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen 61 ; de jeugdrechtbanken ingevolge de talrijke bijkomende taken van de jeugdrechter, zoals inzake hoorplicht, plaatsbezoeken in de jeugdinstellingen enz.; de arbeidsrechtbanken ingevolge de Wet 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid 62 ; de rechtbanken van koophandel ingevolge de nieuwe faillissementswetgeving en wetgeving op het gerechtelijk akkoord. Tevens wijst men erop dat de toename van deze opdrachten niet steeds gepaard gaat met de nodige versterking van het personeel en de materiële middelen. 59 Zoals bijvoorbeeld de H.R.J., het comité I en P, enz. 60 B.S. 2 april 1998. 61 B.S. 31 juli 1998. 62 B.S. 19 juni 1999; zie ook de Wet van 7 mei 1 999 tot wijziging van het Gerechtelijk Wetboek naar aanleiding van de wet van 7 mei 1999 op de gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden, de toegang tot het arbeidsproces en de promotiekansen, de toegang tot een zelfstandig beroep en de aanvullende regelingen voor sociale zekerheid, B.S 19 juni 1999 (Ed. 1). 20

Aansluitend hierop wordt herhaald melding gemaakt van een aantal factoren die een belangrijke impact hebben op de uitoefening van de gerechtelijke opdrachten, zoals: de voortdurende toestroom van nieuwe wetgeving; de complexiteit en de kwaliteit van de regelgeving; de actualiteit 63 ; het strafrechtelijk beleid; bepaalde socio-economische en geografische gegevens zoals het bevolkingsaantal, de levensstandaard, de economische en industriële bedrijvigheid, de aanwezigheid van toeristische activiteiten, grenzen, verkeersaders, enz.; de uitvoering van occasionele gerechtelijke opdrachten. Zo bijvoorbeeld verwijzen bepaalde hoven van beroep naar de organisatie van Assisenprocessen, de tuchtonderzoeken ten aanzien van magistraten en de strafonderzoeken in het kader van de voorrang van rechtsmacht. Verschillende rechtscolleges, parketten en auditoraten verstrekken tevens informatie over bepaalde van hun buitengerechtelijke opdrachten en werkzaamheden, zij het zelden op exhaustieve en gedetailleerde wijze zodat de concrete impact op de werkzaamheden niet steeds duidelijk is. Belangrijkste vaststelling in dit verband is dat deze taken zeer talrijk en gevarieerd zijn. Tot de officiële buitengerechtelijke opdrachten en werkzaamheden die in de werkingsverslagen zijn vermeld behoren ondermeer: de deelname aan allerlei commissies. Vaak zijn dit administratieve commissies met rechtsprekende bevoegdheid. Bij wijze van voorbeeld kan verwezen worden naar het werkingsverslag van het Hof van Beroep te Antwerpen dat een lijst bevat met 87 commissies waarin bijna alle magistraten van het hof als effectief of plaatsvervangend lid zetelen. Bij het Hof van Beroep te Gent is sprake van een 90-tal wettelijke commissies, waarin een 45- tal magistraten hetzij als effectief hetzij als plaatsvervanger zetelen; de deelname aan de algemene vergaderingen of korpsvergaderingen; de organisatie en deelname aan examenjury s 64 ; de activiteiten van de persmagistraten; de deelname aan werkgroepen ingesteld door de Minister van justitie; de deelname aan vormingsactiviteiten, studiedagen en colloquia. Andere buitengerechtelijke werkzaamheden die zijn vermeld betreffen ondermeer: de deelname aan interne en externe vergaderingen; de deelname aan interne en externe werkgroepen; de organisatie van vormingsactiviteiten voor de magistraten, de gerechtelijke stagiaires en voor bepaalde balies zoals bv. de balie van de advocaten bij het Hof van Cassatie; het vervullen van onderwijsopdrachten (binnen de perken van de wet); de publicatie van rechtsleer. 63 Zo wordt ondermeer verwezen naar de gevolgen van de dioxinecrisis, de asielproblematiek enz. 64 Zoals bij voorbeeld voor de aanwerving van referendarissen van het Hof van cassatie. 21

Aansluitend wijzen een aantal werkingsverslagen op bepaalde specifieke opdrachten van de korpschefs, zoals : de organisatie van de zetel, parket of auditoraat; het bijeenroepen en voorzitten van de algemene vergadering of korpsvergadering; de adviesverlening bij benoemingsprocedures; de evaluatie van magistraten; de organisatie van interne werkvergaderingen; het overleg met andere instanties; het opstellen van activiteitenverslagen. Het is echter zeer moeilijk te achterhalen of en in welke mate bij de toewijzing en de uitoefening van de vele buitengerechtelijke taken rekening gehouden wordt met de weerslag ervan op de uitoefening van de gerechtelijke opdrachten. 2. PERSONEELSFORMATIE 1. Een goede werking van de zetel en van het openbaar ministerie vereist de aanwezigheid van voldoende magistraten, juridisch personeel (referendarissen, parketjuristen), griffiers en parketsecretarissen en personeel van griffies en parketsecretariaten om de opdrachten naar behoren te vervullen. Deze personeelsformaties zijn in beginsel vastgesteld door de wetgever 65, de Koning 66 of de Minister 67. Personeelsformaties moeten evenwel ook ingevuld en toereikend zijn. Bovendien moet rekening gehouden worden met de weerslag van allerlei interne en externe factoren zoals afwezigheden, personeelsverloop, duur van de benoemingsprocedures enz. 2. De meeste rechtscolleges, parketten en auditoraten verstrekken informatie over het aantal magistraten. Deze informatie betreft meestal de wettelijke personeelsformaties. Vaak is dit aangevuld met gegevens over de reële personeelsformatie zoals vacatures, benoemingen, afwezigheden en detacheringen, zij het dat concrete cijfers regelmatig ontbreken. Terzake kunnen een aantal belangrijke vaststellingen worden gedaan. Zo is het opvallend dat de wettelijke personeelsformaties slechts zelden volledig zijn ingevuld. Daarbij wordt herhaald opgemerkt dat ingeval van volledige bezetting de wettelijke personeelsformaties meestal zouden volstaan. Deze situatie is vooral het gevolg van de niet - of laattijdige invulling van vacatures, ondermeer als gevolg van: de lange duur van de benoemingsprocedures. Daarbij wordt tevens opgemerkt dat de recente hervormingen waardoor de procedures tenminste zes maand duren hiervoor geen oplossing bieden; 65 Zie o.m. artikel 167 e.v., art. 186 Ger.W. 66 Zie o.m. artikel 79, 86bis, 186 Ger.W., 177 e.v. Ger.W. en 185 lid 2 en 3 Ger.W. 67 Zie o.m. artikel 135 bis, 156ter en - op contractuele basis - 185 lid 3 Ger.W. 22

een gebrek aan kandidaten. Dit wordt ondermeer aangehaald voor: de ambten van plaatsvervangend raadsheer bij bepaalde hoven van beroep. Dit wordt ondermeer toegeschreven aan de lage vergoedingen, de combinatie met andere werkzaamheden en de weerstand van bepaalde balies; bepaalde ambten waarvoor de wet de kennis van een tweede landstaal voorschrijft. Dit geldt in het bijzonder voor bepaalde ambten waarbij de kandidaten de kennis van het Frans of het Nederlands (arrondissement Brussel) of het Duits (o.a. arrondissementen Eupen en Verviers) moeten bewijzen; de ambten van parketmagistraten. Dit tekort wordt ondermeer toegeschreven aan bepaalde aspecten van het statuut; bepaalde gespecialiseerde ambten, zoals de ambten van de fiscale magistraten; bepaalde ambten van lekenrechters zoals de ambten van de rechters in handelszaken. het niet tijdig vervangen van magistraten die de leeftijd van inrustestelling hebben bereikt; het niet tijdig verlengen van de mandaten van de lekenrechters. Bovendien zijn niet alle magistraten die benoemd zijn op de personeelsformatie steeds (voltijds) beschikbaar. Dit is ondermeer het gevolg van: (langdurige) afwezigheden wegens verlof, ziekte enz.; opdrachten en detacheringen, vooral binnen de parketten en auditoraten; het (tijdelijk) vervullen van andere opdrachten, zoals in het Hof van Assisen; de beperkte inzetbaarheid van pas benoemde magistraten omdat zij vooraf moeten opgeleid worden en bijvoorbeeld enkel kunnen zetelen in collegiale kamers. Een ander vaak terugkomend gegeven betreft de geringe stabiliteit van bepaalde personeelsformaties ingevolge het aanhoudend personeelsverloop omwille van het statuut (zoals de toegevoegde rechters, zie ook infra), bevorderingen of andere redenen. Dit leidt tot een aantal neveneffecten op het vlak van : de continuïteit van de werkzaamheden; de organisatie van de dienst; de opleiding van pas benoemde magistraten. Naast de onvolledigheid en instabiliteit van de personeelsformaties, zijn er ook de talrijke klachten over het ontoereikend karakter van vele personeelsformaties en de daarbij aansluitende verzoeken tot kaderuitbreiding. Dit geldt in het bijzonder voor een aantal rechtbanken van eerste aanleg, de parketten bij deze rechtbanken en de rechtbanken van koophandel. Bovendien wijzen een aantal rechtscolleges op discrepanties tussen de wettelijke personeelsformaties van grote en minder grote rechtscolleges in verhouding tot de bevolking. Weliswaar wordt herhaaldelijk vermeld dat de recente kaderuitbreidingen van 1998 zijn tegemoet gekomen aan een aantal dringende noden, doch deze worden niet voldoende geacht omdat onvoldoende rekening wordt gehouden met een aantal factoren zoals: de verdere toename van rechtszaken; de verdere uitbreiding van bevoegdheden door opeenvolgende wetgevende hervormingen. Zo bijvoorbeeld dringen verschillende rechtbanken van eerste aanleg in het bijzonder aan 23

op een versterking van de beslagrechters, jeugdrechters en onderzoeksrechters. (Zie ook onder punt 1. Opdrachten); de lange benoemingsprocedures waardoor de effecten van een kaderuitbreiding gemiddeld pas na een jaar voelbaar zijn. Een aantal vaststellingen betreffen specifieke categorieën van magistraten. Zo bijvoorbeeld wordt gewezen op verschillende problemen in verband met de toegevoegde rechters. Naast de vele vacatures is er een groot verloop omwille van statutaire redenen waarbij de betrokkene vaak reeds na enkele maanden benoemd wordt in een ander ambt. Bovendien is hun inzetbaarheid niet optimaal omdat zij meestal moeten worden opgeleid en vaak slechts deeltijds aan een bepaald rechtscollege zijn verbonden. Dit laatste wordt trouwens ook aangehaald voor de rechters die gelijktijdig bij meerdere rechtbanken zijn benoemd. Voor wat betreft de plaatsvervangende magistraten zijn de meningen verdeeld. Voor bepaalde rechtscolleges zijn zij onmisbaar, terwijl anderen wijzen op hun ambigue en onderbetaalde statuut en beperkte inzetbaarheid. Tenslotte vestigen een aantal rechtscolleges, parketten en auditoraten de aandacht op bepaalde neveneffecten van kleine personeelsformaties - soms beperkt tot één magistraat, ondermeer op het vlak van: de continuïteit van de werkzaamheden bij afwezigheden wegens verlof, ziekte of bij verhindering van een magistraat; het verzorgen van wachtdiensten; de opvolging van zeer omvangrijke dossiers. 3. Slechts een deel van de verslagen bevat tevens informatie over het juridisch personeel en de leden en het personeel van de griffies en parketsecretariaten. Deze gegevens zijn vaak summier en zonder opgave van concrete cijfers. Desalniettemin kunnen ook hier een aantal vaststellingen worden gedaan, die bovendien vaak gelijklopen met wat reeds werd vermeld inzake de personeelsformaties van de magistraten. Zo geldt ook voor deze personeelsformaties dat zij zelden volledig zijn ingevuld, ondermeer omwille van de lange duur van de benoemings- en vervangingsprocedures en het gebrek aan bepaalde kandidaten voor bepaalde functies, zoals deze van vertalers. In tegenstelling tot de magistraten, wordt aan dit tekort evenwel gedeeltelijk tegemoet gekomen door contractuele aanwervingen en door fusie van bepaalde diensten in functie van de werklast. Daardoor is de reële personeelsformatie vaak groter dan de wettelijke. Ook hier geldt dat niet alle benoemde en contractuele personeelsleden steeds beschikbaar zijn als gevolg van (langdurige) afwezigheden, detachering en loopbaanonderbreking. Bovendien zijn velen werkzaam in deeltijdse functies (halftijds of vierdagenweek). Herhaaldelijk wordt opgemerkt dat de wettelijke personeelsformaties niet aangepast zijn aan de noden en niet steeds een goede basis zijn voor de aanwerving van gekwalificeerd personeel en de bevordering van bekwame mensen. Zo bijvoorbeeld wordt gewezen op de nood aan technisch en gespecialiseerd personeel zoals informatici, boekhouders, fiscalisten, criminologen, economisten, enz. 24