Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) 2 oktober 2009 Den Haag

Vergelijkbare documenten
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds MEERJARENAFSPRAAK ENERGIE-EFFICIËNTIE INHOUDSOPGAVE

MEERJARENAFSPRAAK ENERGIE-EFFICIËNTIE

MJA-3 MEERJARENAFSPRAAK ENERGIE-EFFICIËNTIE Versie 22 mei 2008

Bijlage E: samenvatting convenanten energie efficiency

Raamwerk bedrijfsspecifieke afspraken Rijksoverheid en ETS-bedrijven

Datum 4 december 2018 Betreft Resultaten 2017 Meerjarenafspraken energie-efficiëntie MJA3 en MEE

Datum 9 oktober 2015 Betreft Resultaten 2014 Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie MJA3 en MEE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk 3A Protocol Monitoring, procedure

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Datum 20 december 2017 Betreft Resultaten 2016 Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie MJA3 en MEE

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ADDENDUM Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE)

Regionaal Energie Convenant

Wijziging Meerjarenafspraak Energietransitie Glastuinbouw

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

Olie en (petro-)chemische industrie vitaal security

Tweede Kamer der Staten-Generaal

STICHTING AUTORITEIT FINANCIËLE MARKTEN, hierna AFM, Gevestigd te Amsterdam, STICHTING DSI, hierna: DSI, Gevestigd te Amsterdam

Convenant Almeerse Scholen Groep Gemeente Almere

Hierna tezamen ook genoemd: Partijen; 1 Green Deal

Inhoud. Voorwoord. Leeswijzer 7. 1 Toelichting op het benchmark-convenant 9. 2 Stappenplan bevoegd gezag 11

Doordacht energie-efficiencyplan leidraad voor MJA3

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Concept Bewerkersovereenkomst uitvoering

ARTIKEL 1. BEGRIPSBEPALINGEN Bart Jansen Advies: Bart Jansen Advies, ingeschreven in het Handelsregister onder nummer

Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

Samenwerkingsprotocol. Commissariaat voor de Media. Agentschap Telecom

Convenant inzake samenwerking op het gebied van toezicht op accountantsorganisaties. tussen

MANTELOVEREENKOMST LEASING

Convenant Horizontaal Toezicht. tussen. PricewaterhouseCoopers Compliance Services B.V. en de Belastingdienst

Convenant inzake de samenwerking op grond van art. 64 Wet SUWI

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw Carola Schouten;

CONVENANT MET BETREKKING TOT DE SCHEIDING VAN RISICO S VERBONDEN AAN DE UITVOERING VAN DE ACTIVITEITEN VAN DE BLOEDVOORZIENINGSORGANISATIE

Koepelconvenant tussen de Belastingdienst en NEXIA Nederland

Koepelconvenant Horizontaal Toezicht

TRIPARTIETE OVEREENKOMST 2015

Raamovereenkomst Educatie Gemeente Den Haag ROC Mondriaan

Bewerkersovereenkomst uitvoering Vroeg Eropaf

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Convenant inzake de samenwerking bij het tegengaan van ontoelaatbaar gedrag van (i) externe

Convenant Horizontaal Toezicht. tussen. Niehof Van der Meulen Accountants V.O.F. en de Belastingdienst

REGLEMENT RAAD VAN TOEZICHT FULDAUERSTICHTING

Convenant over kwaliteit van fiscale aangiften van SRA-kantoren tussen de Belastingdienst en SRA. Belastingdienst DV 362 1Z*2ED

Convenant. Ter bevordering van de productie van de Nederlandse film en Nederlandse publieksfilms in het bijzonder en het bioscoopbezoek in Nederland

5. Stichting IKC+, een statutair te Almere gevestigde stichting, met adres Randstad 20-31, 1314 BC Almere, hierna te noemen: "Stichting IKC+

CONVENANT VSV (naam regio)

BEWERKERSOVEREENKOMST GEMEENTE HILVERSUM IN HET KADER VAN DE WET BESCHERMING PERSOONSGEGEVENS (Wbp)

MEE CONVENANT. Protocol Monitoring, procedure

Convenant inzake de samenwerking bij het tegengaan van ontoelaatbaar gedrag van (i) externe

Belastingdienst. Inspectie Leefomgeving en Transport. Convenant tussen de Belastingdienst en. Autoriteit woningcorporaties. Datum 15 juni 2019

Bestuursreglement. Woningstichting Heteren

MEE CONVENANT. Methodiek energie efficiëntie

Convenant Horizontaal Toezicht. tussen. Maatschap Westelijke Accountants-kantoren Deltaland. en de Belastingdienst

Convenant tussen de Belastingdienst en Alfa Accountants en Adviseurs

De Europese lidstaten in het kader van de Lissabon-afspraken de EU tot de meest innovatieve economie ter wereld willen maken;

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bewerkersovereenkomst

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Licentievoorwaarden. Werkingssfeer:

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

BELEIDSREGEL CA-BR Experiment regelarme instellingen Wlz CONCEPT / PUBLICATIE VOORGENOMEN BESLUIT

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) Verwerkersovereenkomst van de gemeente Leiderdorp met de (nader in te vullen) verwerker.

CONCEPT Uitvoeringsovereenkomst Bedrijveninvesteringszone (BIZ) Domburg

Bijlage bij brief De maatregel wordt hier nader uitgewerkt.

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) Bewerkersovereenkomst de gemeente Scherpenzeel met Jeugdbescherming Gelderland

cx-connector verbinder in klantbeleving

B-140 Green Deal: Groene Gevangenis Veenhuizen: naar een gevangenis voorzien van duurzame energie uit de regio

Convenant Realisatie Windenergie in de Rotterdamse haven Ondertekend op 5 september 2009 Aan boord van de Nieuwe Maze in de haven van Rotterdam

Meer Met Minder. Convenant energiebesparing bestaande woningen en gebouwen

Afdeling 2.1 van de Regeling monitoring handel in emissierechten wordt als volgt gewijzigd:

Verdrag betreffende de bevoegdheid der autoriteiten en de toepasselijke wet inzake de bescherming van minderjarigen

Kvk #: Btw #: NL B01 Iban #: NL36 KNAB Paypal: 1. Algemene bepalingen P.

Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van EEP

BESTUURSCONVENANT PROVINCIE OVERIJSSEL GEMEENTE STEENWIJKERLAND TER UITVOERING VAN HET PROVINCIAAL MEERJARENPROGRAMMA LANDELIJK GEBIED OVERIJSSEL

Algemene bepalingen voor geldleningen NEF0408

het College bescherming persoonsgegevens, gevestigd in Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door de voorzitter, hierna te noemen: het CBP

Algemene Voorwaarden het Perspectief, financieel & strategisch management

Burgemeester en B&W-aanbiedingsformulier

Algemene voorwaarden. Algemeen Artikel 1

OVEREENKOMST VAN DEELNEMING

Reglement Dienstraden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2.1 Alle aanbiedingen van BudgetCoach de Eilanden zijn vrijblijvend, tenzij nadrukkelijk schriftelijk anders is vermeld.

VOORSTEL VAN WET. Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

2.1 Alle aanbiedingen van MF-Budgetcoaching zijn vrijblijvend, tenzij nadrukkelijk schriftelijk anders is vermeld.

Ontwerpregeling subsidiebedragen WKK 2006

SamenVoorRecht. 5. SamenVoorRecht is nimmer verplicht een persoon als deelnemer te accepteren;

Energieconvenant bedrijfsleven Veenendaal en gemeente Veenendaal

Voorontwerp voor een Klimaatwet

Verwerkersovereenkomst Oefenen.nl Bijlage 3 bij de Licentieovereenkomst

f. Klachtencoördinator: de klachtencoördinator als bedoeld in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van, IenM/BSK-2014/, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Documentnummer Verkorte inhoud document

MJA3 ICT-sector. Jeroen van der Tang. Manager Duurzaamheid & Milieu Nederland ICT

Wijziging Uitvoeringsregeling milieuverslaglegging

Convenant Horizontaal Toezicht

Transcriptie:

Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) 2 oktober 2009 Den Haag Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 1

Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Inhoudsopgave PARTIJEN OVERWEGINGEN 1. ALGEMEEN Artikel 1.1 Definities Artikel 1.2 Doelstelling 2. VERPLICHTINGEN Verplichtingen ETS-ondernemingen Artikel 2.1 Energie-efficiëntieplan (EEP) Artikel 2.2 WKK-overleg Verplichtingen VNO-NCW, Brancheorganisaties en Productschappen Artikel 2.3 Algemeen Artikel 2.4 Voorstudie Artikel 2.5 Routekaart Artikel 2.6 Meerjarenplan (MJP) Artikel 2.7 Verplichtingen Ministers 3. MONITORING EN RAPPORTAGE Artikel 3.1 Monitoring Artikel 3.2 Rapportage 4. OVERLEG Artikel 4.1 Artikel 4.2 Artikel 4.3 Artikel 4.4 Samenstelling Commissie MEE Taken Commissie MEE Overleggroep MEE Taken Overleggroep MEE 5. TOETREDING EN OPZEGGING Artikel 5.1 Toetreding Brancheorganisaties, Productschappen en ETS-ondernemingen Artikel 5.2 Voortzetting deelname ETS-ondernemingen Artikel 5.3 Voortzetting deelname niet-ets-ondernemingen Artikel 5.4 Openbaar overzicht Partijen Artikel 5.5 Opzegging Artikel 5.6 Toerekenbaar tekortschieten 6. OVERIGE BEPALINGEN Artikel 6.1 Kosten Artikel 6.2 Evaluatie Artikel 6.3 Wijziging sectorakkoord Artikel 6.4 Openbaarheid en geheimhouding Artikel 6.5 Looptijd Artikel 6.6 Juridische vorm Toelichting Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 2

Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) PARTIJEN 1. de Minister van Economische Zaken, mevrouw M.J.A. van der Hoeven, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, mevrouw G. Verburg, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, mevrouw dr. J.M. Cramer, de Staatssecretaris van Financiën, de heer mr. drs. J.C. de Jager, tezamen handelend in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger van de Staat der Nederlanden en handelend in hun hoedanigheid van bestuursorgaan, hierna te noemen: de Ministers; 2. de Vereniging VNO-NCW, statutair gevestigd te Den Haag, te dezen vertegenwoordigd door haar voorzitter mr. B.M. Wientjes, hierna te noemen: VNO-NCW; 3. de Brancheorganisaties en Productschappen die door ondertekening of toetreding partij zijn bij het Convenant Benchmarking, hierna te noemen: de Brancheorganisaties en Productschappen; 4. elke onderneming, die voor haar in een verklaring van deelname genoemde inrichting(en) is toegetreden tot dit sectorakkoord, hierna te noemen: de ETS-ondernemingen. OVERWEGINGEN In het EU Energie- en Klimaatpakket d.d. 23 januari 2008 hebben Europese Lidstaten geconcludeerd dat geïndustrialiseerde landen zich gezamenlijk moeten verbinden aan het reduceren van hun broeikasgasemissies met 30 procent in 2020 ten opzichte van 1990, in het kader van een betekenisvolle mondiale klimaatafspraak. Zolang die afspraak niet tot stand komt verbindt de EU zich unilateraal aan een reductie van ten minste 20 procent in 2020 ten opzichte van 1990. Daarnaast is in dit pakket de doelstelling opgenomen van 20 procent energie-efficiëntieverbetering in 2020 (ten opzichte van 2005) en een aandeel van 20 procent hernieuwbare energie in 2020. Op 12 december 2008 hebben de Europese Lidstaten een akkoord bereikt over het EU Energie- en Klimaatpakket. Het Europees Parlement heeft daarmee ingestemd op 17 december 2008. Het Coalitieakkoord van 7 februari 2007 van de regeringsfracties heeft zich ten doel gesteld een reductie van 30 procent broeikasgasemissies in 2020 te realiseren ten opzichte van 1990, liefst in Europees verband, alsmede een aandeel van 20 procent duurzame energie in 2020 en een energiebesparingtempo van gemiddeld 2 procent per jaar in de periode 2011-2020. Dat betekent een verdubbeling van de huidige landelijk gemiddelde energie-efficiëntieverbetering van 1 procent per jaar. De ambitie is om in 2020 in Nederland één van de duurzaamste en meest efficiënte energievoorzieningen in Europa te hebben. In het Duurzaamheidsakkoord van Rijksoverheid en bedrijfsleven d.d. 1 november 2007 onderschrijven VNO-NCW, MKB Nederland en LTO Nederland de noodzaak om in Nederland en Europa een actief en vooruitstrevend klimaatbeleid te voeren. Daarbij heeft de overheid toegezegd zich tot het uiterste in te spannen om ervoor te zorgen dat bedrijven op een Europees en mondiaal gelijk speelveld kunnen opereren. Het Duurzaamheidsakkoord geeft richting aan verdere concrete afspraken voor onder meer de sectoren gebouwde omgeving, energiesector, industrie, verkeer en vervoer, de agroketen en Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 3

het midden- en kleinbedrijf. Het Duurzaamheidsakkoord voorziet in een evaluatie van de voortgang van het programma Schoon en Zuinig in 2010, waarbij onder meer zal worden gekeken naar de voortgang van de sectorakkoorden, waaronder dit sectorakkoord. Het sectorakkoord Energie 2008-2020 van 28 oktober 2008 bevat afspraken tussen de Rijksoverheid en de energiesector. In dat akkoord is onder meer vastgelegd dat de Rijksoverheid de mogelijkheid open houdt om op termijn over te gaan op een verplicht aandeel duurzaam opgewekte elektriciteit, in beginsel in Europees verband. Het sectorakkoord Industrie bevat verschillende onderdelen. Op 1 juli 2008 is de Meerjarenafspraak 3 (MJA3) ondertekend met de industrie, die niet heeft geparticipeerd in het Convenant Benchmarking. Ook is er via het Energiecentrum midden- en kleinbedrijf een intensivering van energiebesparing in het midden- en kleinbedrijf in gang gezet. Voor ondernemingen, voor zover zij met hun inrichting(en) verplicht zijn deel te nemen aan het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten (ETS-ondernemingen), wordt het sectorakkoord Industrie via twee sporen ingevuld. In de eerste plaats moeten alle deelnemende ETS-ondernemingen aan een CO 2 - reductieverplichting voldoen omdat zij onder het systeem van CO 2 -emissiehandel vallen. Hiermee leveren zij een belangrijke bijdrage aan de uitvoering van het EU Energie- en Klimaatpakket en het Duurzaamheidsakkoord. In de tweede plaats wordt het op 6 juli 1999 afgesloten Convenant Benchmarking met dit sectorakkoord gewijzigd als bedoeld in art. 20 van dat convenant. De deelnemende ETSondernemingen gaan hiermee een inspanningsverplichting op het gebied van energieefficiëntie aan, met als doel een substiantiële verbetering van de energie-efficiëntie in de periode tot 2020. De Ministers hebben op het moment van ondertekening van dit sectorakkoord niet het voornemen om ETS-ondernemingen die deelnemen aan het sectorakkoord verplichtingen op te leggen ten aanzien van duurzame energie. Aangezien het sectorakkoord is toegesneden op ETS-ondernemingen, wordt de deelname van een niet-etsonderneming die is toegetreden tot het Convenant Benchmarking, niet voortgezet in dit sectorakkoord. Die ondernemingen worden aangemoedigd deel te nemen aan de MJA3. Het kan echter een meerwaarde hebben dat een niet-ets-onderneming, die pas na 2012 ETSonderneming wordt, dan wel onderdeel is van een concern, na mededeling aan het bevoegd gezag deelname voortzet in het MEE. Partijen zijn zich ervan bewust dat het verbeteren van de energie-efficiëntie voor ETSondernemingen een forse inspanning vergt. In de eerste plaats gaat het om ETSondernemingen die moeten deelnemen aan het Europese systeem van handel in CO 2 emissierechten, als gevolg waarvan aanzienlijke verplichtingen gelden ten aanzien van het reduceren van hun CO 2 -uitstoot. In de tweede plaats behoort een deel van de ETSondernemingen reeds tot de wereldtop op het gebied van energie-efficiëntie. Dit beperkt de mogelijkheden tot verdergaande efficiëntieverbetering. In de derde plaats worden in dit sectorakkoord ook efficiëntieverbeteringen in de keten meegenomen. Dit is een nieuw element ten opzichte van het Convenant Benchmarking. Het oppakken en nader uitwerken van de ketenaanpak kan de nodige tijd en inspanning kosten om tot concrete projecten en resultaten te komen. Het effect op de verbetering van de efficiëntie is van te voren nog moeilijk in te schatten. Tot slot zullen de Brancheorganisaties, Productschappen of deelnemende ETS- Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 4

ondernemingen een voorstudie starten om na te gaan of en in hoeverre een routekaart nieuwe inzichten zal bieden voor mogelijkheden voor energie-efficiëntieverbetering op de lange termijn. Op basis van de uitkomst van deze studie, de al gedane inspanningen van de ETSondernemingen en de relatie met ETS zal blijken welke efficiëntieverbetering voor de deelnemende ETS-onderneming op middellange en langere termijn realiseerbaar is. Mede als gevolg van dit sectorakkoord zullen ETS-ondernemingen omvangrijke investeringen moeten doen voor CO 2 -reductie en de verbetering van de energie-efficiëntie. Beide doelstellingen kunnen elkaar zowel in positieve als negatieve zin beïnvloeden, in welk geval vermijding van de uitstoot van CO 2 en andere broeikasgassen evenwel leidend is. Het is aan de partijen om gezamenlijk waar nodig de juiste randvoorwaarden te scheppen om de ambities uit het sectorakkoord te realiseren. In ieder geval zal de komende periode uitwerking worden gegeven aan de afspraken uit het EU Energie- en Klimaatpakket, waaronder de mogelijkheid om compensatie te geven aan die ETS-ondernemingen die geconfronteerd worden met hogere elektriciteitsprijzen als gevolg van de emissiehandel in de elektriciteitssector. KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN 1. ALGEMEEN Definities Artikel 1.1 In dit sectorakkoord wordt verstaan onder: Convenant Benchmarking: het Convenant Benchmarking energie-efficiency d.d. 6 juli 1999. Duurzame energie: uit hernieuwbare energiebronnen opgewekte energie: energie opgewekt met installaties waarbij uitsluitend van hernieuwbare energiebronnen wordt gebruikgemaakt, alsmede het aandeel in calorische waarde van de met hernieuwbare energiebronnen in hybride installaties opgewekte energie die ook met conventionele energiebronnen werken. Hieronder valt ook voor accumulatiesystemen gebruikte hernieuwbare elektriciteit, maar niet elektriciteit die van dergelijke systemen afkomstig is. Energie-efficiëntie: de verhouding tussen de verkregen prestatie, dienst, goederen of energie, en de energietoevoer hiervoor. Daarbij kan het gaan om procesefficiëntie, ketenefficiëntie en duurzame energie. Energie-efficiëntieverbetering (EEV): een toename van de energie-efficiëntie bij het eindgebruik ten gevolge van technologische, gedrags- en/of economische veranderingen. Energiegebruik: het energetisch gebruik van energiedragers. Hieronder wordt niet verstaan het non-energetisch gebruik in de vorm van als grondstof ingezette energiedragers (feedstock). Het energiegebruik van secundaire energiedragers wordt teruggerekend naar de stookwaarde (onderste verbrandingswaarde) van de primaire energiedragers. Netto ingekochte elektriciteit wordt verrekend tegen een opwekrendement van 42 procent, tenzij ten genoegen van SenterNovem wordt aangetoond, dat voor een bepaalde installatie een ander rendement geldt. Warmte die wordt verkocht of gekocht, wordt verrekend tegen een rendement, dat de goedkeuring behoeft van SenterNovem. De vaststelling van het deel van het energiegebruik per relevante procesinstallatie, dat feedstock betreft, behoeft de goedkeuring van SenterNovem. ETS-onderneming: tot dit sectorakkoord toegetreden onderneming met uitsluitend of in hoofdzaak een of meer inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, waarin Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 5

zich een of meer broeikasgasinstallaties als bedoeld in artikel 16.2 van de Wet milieubeheer bevinden, waarvoor deelname aan het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten (Emission Trading Scheme = ETS) verplicht is. Ketenefficiëntie: de verhouding tussen de verkregen prestatie, dienst, goederen of energie in de totale keten van grondstof tot en met afdanking en de energietoevoer hiervoor. Procesefficiëntie: de verhouding tussen de verkregen prestatie, dienst, goederen of energie, en de energietoevoer hiervoor binnen een inrichting. Doelstelling Artikel 1.2 Dit sectorakkoord is erop gericht dat de ETS-ondernemingen voor hun inrichting(en) volgens de in dit sectorakkoord afgesproken procedures in de periode tot en met 2020 een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de energie-efficientie door: a. het treffen van rendabele maatregelen ter verbetering van de energie-efficiëntie binnen hun inrichting(en) en in de keten; b. op strategisch niveau te onderzoeken wat de energiebesparingsmogelijkheden op de lange termijn zijn. 2. VERPLICHTINGEN Verplichtingen ETS-ondernemingen Energie-efficiëntieplan (EEP) Artikel 2.1 1. Elke ETS-onderneming verplicht zich om een Energie-efficiëntieplan (EEP) op te stellen en uit te voeren. 2. Elke ETS-onderneming stelt uiterlijk op 1 januari 2010 voor haar inrichting(en) een concept van een Energie-efficiëntieplan op, dat in elk geval een overzicht bevat van: a. mogelijkheden voor het treffen van rendabele maatregelen bij op het moment van toetreding bestaande installaties en het resultaat van die maatregelen, gemeten in percentage energie-efficiëntieverbetering per jaar en de daarmee samenhangende vermeden CO 2 -uitstoot; b. de doelstelling voor de energie-efficiëntieverbetering en de daarmee samenhangende vermeden CO 2 -uitstoot in de periode waarvoor het Energie-efficiëntieplan geldt, waarbij wordt aangegeven welke maatregelen wanneer zullen worden genomen. 3. Onder rendabele maatregelen worden verstaan maatregelen met een positieve netto contante waarde bij een interne rentevoet van 15 procent. Als alternatief kan een terugverdientijd van 5 jaar worden gehanteerd. 4. Elke ETS-onderneming actualiseert haar Energie-efficiëntieplan uiterlijk op 1 oktober 2012 voor de periode 2013-2016 en uiterlijk op 1 oktober 2016 voor de periode 2017-2020. 5. SenterNovem faciliteert desgewenst het opstellen van een Energie-efficiëntieplan. 6. SenterNovem adviseert de ETS-onderneming binnen 6 weken over het concept van het Energie-efficiëntieplan. Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 6

7. Elke ETS-onderneming geeft een deugdelijke motivering als uit de jaarlijkse monitoringronde blijkt dat de bereikte energie-efficiëntieverbetering achterblijft bij de geplande energie-efficiëntieverbetering. WKK-overleg Artikel 2.2 De relevante ETS-ondernemingen zullen in het overleg dat de energiesector zal starten op basis van het op 28 oktober 2008 afgesloten Sectorakkoord Energie 2008-2020: a. actief participeren om een door sectoren gedeeld beeld te creëren voor de potenties van warmte en elektriciteit voor de industrie en daarvoor zelf het industriële Warmte Kracht Koppeling-potentieel in kaart brengen; b. zo spoedig mogelijk de randvoorwaarden opstellen, waaraan moet zijn voldaan om het potentieel aan energiebesparing door bestaande en nieuw te bouwen industriële Warmte Kracht Koppeling (WKK) te kunnen realiseren. Daarbij zal aandacht worden besteed aan optimale regelmogelijkheden van elektriciteitsproductie. Verplichtingen VNO-NCW, Brancheorganisaties en Productschappen Algemeen Artikel 2.3 VNO-NCW, Brancheorganisaties en Productschappen verplichten zich om: a. hun leden te stimuleren om deel te nemen en uitvoering te geven aan dit sectorakkoord; b. hun leden voor te lichten over dit sectorakkoord; c. deel te nemen aan de Commissie MEE; d. namens de ETS-ondernemingen als aanspreekpunt te fungeren voor de Ministers. Voorstudie Artikel 2.4 1. Elk(e) Brancheorganisatie of Productschap voert samen met de bij die organisatie c.q. dat schap aangesloten ETS-onderneming(en) uiterlijk op 1 januari 2010 een of meer voorstudies uit om na te gaan of en zo ja in hoeverre een routekaart nieuwe inzichten zal bieden voor mogelijkheden voor energie-efficiëntieverbetering voor de lange termijn. 2. Een of meer ETS-ondernemingen kunnen de uitvoering van een voorstudie als bedoeld in het eerste lid op zich nemen. 3. De uitkomsten van een voorstudie worden met de Ministers besproken. 4. SenterNovem faciliteert desgewenst het uitvoeren van een voorstudie. Routekaart Artikel 2.5 1. Als de uitkomsten van de voorstudie en het overleg met de Ministers daarover daartoe aanleiding geven, kunnen de desbetreffende Brancheorganisatie of het desbetreffende Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 7

Productschap samen met de bij die organisatie c.q. dat schap aangesloten ETSondernemingen een routekaart opstellen. 2. Een routekaart is een strategische studie voor 2030, die inzichtelijk maakt hoe invulling zou kunnen worden gegeven aan de werkhypothese van 50 procent energieefficiëntieverbetering binnen inrichtingen en in de keten in 2030 ten opzichte van 2005. De strategische studie is vertrouwelijk. 3. SenterNovem faciliteert desgewenst het opstellen van een routekaart. Meerjarenplan (MJP) Artikel 2.6 Een Brancheorganisatie of Productschap kan op basis van de Energie-efficiëntieplannen, de uitkomst van de voorstudies en eventuele routekaarten een Meerjarenplan (MJP) vaststellen, dat de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen bevat voor de energieefficiëntieverbetering. Verplichtingen Ministers Artikel 2.7 1. De Ministers zullen, onverminderd hun elders in dit sectorakkoord opgenomen verplichtingen, zich ervoor inspannen, dat ETS-ondernemingen geen additionele specifieke nationale maatregelen gericht op verdere energie-efficiëntieverbetering of CO 2 - reductie zullen worden opgelegd. Dit laat de bevoegdheden van de Staten-Generaal en de bevoegdheden en verplichtingen van de Ministers tot uitvoering van internationale regelgeving onverlet. 2. De Ministers zullen zich tot het uiterste inspannen om ervoor te zorgen dat bedrijven op een Europees en mondiaal gelijk speelveld kunnen opereren. Bij nieuwe klimaat- en energiemaatregelen zullen de effecten op het gelijk speelveld van ETS-ondernemingen in kaart worden gebracht en worden besproken tussen Partijen. Indien noodzakelijk zullen hiermee verband houdende beleidsoplossingen worden gezocht om de nadelige effecten voor de concurrentiepositie te voorkomen, bij voorkeur in Europees verband. Zo nodig kan bij onoverkomelijke problemen van maatregelen worden afgezien. 3. De Ministers spannen zich ervoor in, dat het beleid van de overheid dat effect heeft op dit sectorakkoord ten dienste staat van het realiseren van de energie- en milieudoelstellingen van dit sectorakkoord. De effecten op het realiseren van de energie- en milieudoelstellingen van dit sectorakkoord zullen daarom vooraf worden onderzocht en besproken tussen Partijen. Uitgangspunt blijft dat conform het Coalitieakkoord en de miljoenennota 2008 het bedrijfsleven gevrijwaard blijft van per saldo lastenverzwaringen en op een Europees en mondiaal gelijk speelveld kan blijven opereren. De gezamenlijke ETS-ondernemingen laten realisatie van de milieu- en energiedoelstellingen van dit sectorakkoord mede afhangen van de verenigbaarheid van het overheidsbeleid dat effect heeft op dit sectorakkoord met de investeringsinspanningen uit hoofde van dit sectorakkoord. 4. De Ministers beijveren zich financiële ondersteuning te (blijven) verlenen in de sfeer van onderzoek en ontwikkeling en stimuleringsregelingen. 5. De Ministers zullen hun invloed uitoefenen voor het oplossen van eventuele knelpunten van niet-financiële aard, voor zover dat binnen de invloedssfeer van de Ministers ligt. Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 8

6. De Ministers stimuleren en ondersteunen de ontwikkeling en het gebruik van ketenefficiëntie en duurzame energie. 7. De Ministers dragen zorg voor inschakeling van SenterNovem, teneinde de taken uit te (laten) voeren die bij deze overeenkomst de Ministers worden toebedeeld, met betrekking tot ten minste: a. het opstellen, actualiseren en toetsen van Energie-efficiëntieplannen en Meerjarenplannen en het adviseren over en toetsen van de implementatie daarvan; b. monitoring van en rapportage over dit sectorakkoord; c. kennisontwikkeling over energie-efficiëntie, ketenefficiëntie en duurzame energie; d. kennisoverdracht aan alle Partijen; e. secretariaat van de Commissie MEE en de Overleggroepen MEE. 8. De Ministers spannen zich in voor bij dit sectorakkoord aansluitende en dit sectorakkoord versterkende beleidsinstrumenten gericht op stimulering, facilitering en handhaving. 9. De Ministers verruimen de ondersteuning en facilitering van Partijen door SenterNovem in het kader van dit sectorakkoord. De Ministers zullen de totstandkoming en uitvoering van Energie-efficiëntieplannen door ETS-ondernemingen, van Meerjarenplannen door Brancheorganisaties en Productschappen, alsmede van voorstudies en routekaarten door Brancheorganisaties, Productschappen en/of ETS-onderneming(en) waar mogelijk en wettelijk toelaatbaar ondersteunen. 10. De Ministers spannen zich in om bij totstandkoming en uitvoering van Europese, nationale en lokale regelgeving voor zover binnen hun bevoegdheden en mogelijkheden te bevorderen dat die regelgeving de realiseerbaarheid van de ambities aan energiebesparing en energie-efficiëntieverbetering van de ETS-ondernemingen ondersteunt, met dit sectorakkoord samengaat, dit sectorakkoord versterkt en de extra administratieve lasten van dit sectorakkoord voor ETS-ondernemingen tot een minimum beperkt. 3. MONITORING EN RAPPORTAGE Monitoring Artikel 3.1 1. ETS-ondernemingen rapporteren jaarlijks voor 1 april aan SenterNovem op een wijze die SenterNovem in staat stelt in geaggregeerde vorm aan de Commissie MEE te rapporteren over de voortgang van de doelstelling van dit sectorakkoord. 2. De Commissie MEE stelt ten behoeve van de ETS-ondernemingen een Monitoringprotocol op met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid. Rapportage Artikel 3.2 1. SenterNovem rapporteert jaarlijks uiterlijk op 15 juni aan de relevante Overleggroep MEE in geaggregeerde vorm en zonder openbaarmaking van tot ETS-ondernemingen herleidbare vertrouwelijke gegevens over de in het voorgaande kalenderjaar bereikte voortgang van: a. de uitvoering van de Energie-efficiëntieplannen; b. de uitvoering van het eventuele Meerjarenplan; Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 9

c. de als gevolg van de onderdelen a en b gerealiseerde energie-efficiëntieverbetering en vermeden CO2-emissies; d. voorstudies en eventuele routekaarten. 2. SenterNovem rapporteert jaarlijks uiterlijk op 1 september aan de Commissie MEE in geaggregeerde vorm over de in het voorafgaande kalenderjaar bereikte voortgang van dit sectorakkoord als bedoeld in het eerste lid. 3. De Ministers zullen de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de in het voorafgaande kalenderjaar bereikte voortgang van dit sectorakkoord als bedoeld in het eerste lid, informeren. 4. In de in het eerste tot en met derde lid genoemde rapportages mogen geen tot een ETSonderneming herleidbare gegevens staan of kunnen worden afgeleid. 4. OVERLEG Samenstelling Commissie MEE Artikel 4.1 1. Er is een Commissie MEE, die bestaat uit een voorzitter en vertegenwoordigers van Partijen, waarbij de Minister van Economische Zaken, de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Financiën elk maximaal twee vertegenwoordigers aanwijzen, en VNO-NCW, elk(e) deelnemend(e) Brancheorganisatie of Productschap één vertegenwoordiger. 2. Partijen wijzen samen een onafhankelijke voorzitter aan. 3. De commissie bepaalt haar eigen werkwijze en streeft naar overeenstemming. 4. De commissie wordt bijgestaan door SenterNovem. Taken Commissie MEE Artikel 4.2 De Commissie MEE heeft tot taak: a. de bespreking van knelpunten van algemene aard, die zich bij de implementatie van dit sectorakkoord in de praktijk voordoen, het bespreken van oplossingen en het zo nodig formuleren van richtlijnen hiervoor; b. het doen van voorstellen tot wijziging van dit sectorakkoord; c. het implementeren van met toepassing van artikel 6.3, tweede lid, overeengekomen wijzigingen van dit sectorakkoord; d. het jaarlijks opstellen en publiceren van een jaarverslag. Overleggroep MEE Artikel 4.3 1. Elke Brancheorganisatie en elk Productschap stelt samen met de Ministers een Overleggroep MEE in. 2. Elke Overleggroep MEE bestaat uit een voorzitter en vertegenwoordigers van de Brancheorganisatie dan wel het Productschap en de Ministers. Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 10

3. De Brancheorganisatie dan wel het Productschap wijst de voorzitter aan. 4. Elke overleggroep komt minimaal eenmaal per jaar bijeen, bepaalt zijn eigen werkwijze en streeft naar overeenstemming. 5. Elke overleggroep wordt bijgestaan door SenterNovem. Taken Overleggroep MEE Artikel 4.4 1. Elke Overleggroep MEE heeft tot taak het: a. vaststellen van de branchespecifieke rapportages ten behoeve van de Commissie MEE; b. bespreken van de ontwikkelingen op het gebied van systematische energiezorg, procesefficiëntie, ketenefficiëntie, duurzame energie en andere voor dit sectorakkoord relevante zaken. 2. Artikel 3.2, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing. 5. TOETREDING EN OPZEGGING Toetreding Brancheorganisaties, Productschappen en ETS-ondernemingen Artikel 5.1 1. Een Brancheorganisatie en Productschap kan als partij toetreden door middel van een aangetekende brief aan de Commissie MEE, waarin wordt verklaard dat de uit het sectorakkoord voor haar voortvloeiende verplichtingen zonder voorbehoud worden aanvaard. 2. Een ETS-onderneming kan als partij toetreden door middel van een aangetekende brief aan de Commissie MEE, waarin zij verklaart dat zij de uit dit sectorakkoord voor haar voortvloeiende verplichtingen zonder voorbehoud aanvaardt ten aanzien van met name genoemde inrichtingen. 3. Onverminderd het tweede lid, kan een ETS-onderneming die of tegen welke dit sectorakkoord is opgezegd als bedoeld in artikel 5.6, eerst opnieuw toetreden na schriftelijke toestemming van de desbetreffende Minister, die zich te dien aanzien laat adviseren door de Commissie MEE. Voortzetting deelname ETS-ondernemingen Artikel 5.2 Een Brancheorganisatie, Productschap of ETS-onderneming wordt geacht te zijn toegetreden tot dit sectorakkoord als het op het moment van ondertekening van dit sectorakkoord Partij was bij het Convenant Benchmarking. Brancheorganisaties, Productschappen of ETSondernemingen worden geacht nimmer tot het sectorakkoord te zijn toegetreden als zij binnen zes weken na ondertekening van het sectorakkoord door middel van een aangetekende brief aan de Commissie MEE hebben verklaard tot opzegging over te gaan als bedoeld in art. 21, derde lid, van het Convenant Benchmarking. Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 11

Voortzetting deelname niet-ets-ondernemingen Artikel 5.3 1. Een onderneming, die op het moment van ondertekening van dit sectorakkoord niet kwalificeert als ETS-onderneming, wordt met ingang van dat moment geacht geen Partij te zijn bij dit sectorakkoord. 2. In afwijking van het eerste lid en artikel 1.1, wordt in dit sectorakkoord onder een ETSonderneming ook begrepen een tot dit sectorakkoord toegetreden onderneming met uitsluitend of in hoofdzaak een of meer inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, waarin zich een of meer broeikasgasinstallaties als bedoeld in artikel 16.2 van de Wet milieubeheer bevinden, waarvoor deelname aan het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten na 2012 verplicht is. De desbetreffende ETSonderneming deelt de toetreding schriftelijk mede aan het bevoegd gezag. Openbaar overzicht Partijen Artikel 5.4 De Commissie MEE houdt een openbaar overzicht bij van toegetreden ETS-ondernemingen, Brancheorganisaties en Productschappen. Opzegging Artikel 5.5 1. Een Partij mag dit sectorakkoord met onmiddellijke ingang gemotiveerd opzeggen ten aanzien van een of meer inrichtingen. 2. De Commissie MEE wordt van elke opzegging in kennis gesteld. Toerekenbaar tekortschieten Artikel 5.6 1. Indien een ETS-onderneming naar het oordeel van de Commissie MEE toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van haar verplichtingen, zullen de Ministers dit sectorakkoord ten aanzien van deze ETS-onderneming opzeggen. 2. Alvorens de Ministers toepassing geven aan het eerste lid, treden zij in overleg met de desbetreffende ETS-onderneming en geven zij die ETS-onderneming een redelijke termijn waarbinnen zij alsnog aan haar verplichtingen kan voldoen. 3. Artikel 5.5, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing. Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 12

6. OVERIGE BEPALINGEN Kosten Artikel 6.1 1. De Ministers dragen alle kosten voor het opzetten en begeleiden van dit sectorakkoord, zoals de kosten voor SenterNovem en de Commissie MEE. 2. De ETS-ondernemingen dragen ten aanzien van hun inrichting(en) de kosten voor het uitvoeren van hun Energie-efficiëntieplan(nen). Evaluatie Artikel 6.2 1. Partijen zullen de uitvoering en werking van dit sectorakkoord elke vier jaar, voor het eerst uiterlijk op 1 april 2013, evalueren. 2. Partijen zullen, zodra er voldoende duidelijkheid is over de vormgeving van ETS, een wereldwijd klimaatverdrag en andere relevante ontwikkelingen, doch uiterlijk in 2012, beoordelen of het sectorakkoord al dan niet en al dan niet in gewijzigde vorm zal worden voortgezet. Wijziging sectorakkoord Artikel 6.3 1. In het geval een Partij daartoe de wens te kennen geeft, treden Partijen binnen 4 weken in overleg over wijziging van dit sectorakkoord. 2. Partijen zijn bevoegd tot wijziging van dit sectorakkoord. 3. In dit artikel wordt verstaan onder Partij, een in artikel 4.1, eerste lid, aangewezen Partij. Openbaarheid en geheimhouding Artikel 6.4 1. Onder vertrouwelijke gegevens worden verstaan alle door een ETS-onderneming als vertrouwelijk aangewezen bedrijfsgeheimen en beveiligingsgegevens als bedoeld in hoofdstuk 19 van de Wet milieubeheer respectievelijk ondernemings- en fabricagegegevens als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur. 2. Partijen zijn, behoudens voor zover wettelijke bepalingen of dit sectorakkoord tot openbaarmaking verplichten, verplicht tot geheimhouding ten aanzien van alle vertrouwelijke gegevens. 3. De Ministers dragen er zorg voor dat SenterNovem zich voor zover wettelijk toelaatbaar verplicht tot geheimhouding van de vertrouwelijke gegevens, die hem in het kader van de uitvoering van dit sectorakkoord zijn verstrekt. Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 13

Looptijd Artikel 6.5 1. Dit sectorakkoord wijzigt en vervangt het Convenant Benchmarking. 2. Het gewijzigde Convenant Benchmarking wordt aangehaald als Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE). 3. Het MEE treedt in werking met ingang van de dag na ondertekening en eindigt op 31 december 2020. Juridische vorm Artikel 6.6 1. Dit sectorakkoord is een overeenkomst naar burgerlijk recht. 2. De in dit sectorakkoord genoemde verplichtingen zijn inspanningsverplichtingen, tenzij verplichtingen uitdrukkelijk als resultaatsverplichting worden omschreven. 3. Dit sectorakkoord laat de voor Partijen uit wet- en regelgeving voortvloeiende verplichtingen onverlet. Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 14

Aldus overeengekomen en ondertekend in vijfvoud te Den Haag op 2 oktober 2009. M.J.A. van der Hoeven J.M. Cramer G. Verburg EZ VROM LNV J.C. de Jager B.M. Wientjes H. Wiegel Financiën VNO-NCW CBK P. van Rhede van der Kloot A.J. Markusse M.J. Hartvelt VNG Suikerindustrie VNP G.A.F. van Harten W.J.H.M.B. Hamers G. Ruitinga VNCI VNMI VNPI Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 15

Toelichting 1. Algemeen Op 6 juli 1999 hebben de Minister van Economische Zaken, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, IPO, VNO-NCW, VNCI, NIJSI, NFI, VNPI, VNP en Sep het Convenant Benchmarking (CBE) getekend. Later zijn individuele ondernemingen en gemeenten toegetreden tot het CBE. Elke ondertekenaar en toetreder is partij bij het CBE. Artikel 20 van het CBE legt de bevoegdheid tot wijziging van het CBE uitdrukkelijk niet bij alle partijen (dus inclusief individuele ondernemingen en gemeenten), doch bij de partijen die zijn vertegenwoordigd in de Commissie Benchmarking, te weten de genoemde ondertekenaars en toegetreden Brancheorganisaties en Productschappen (artikel 13, tweede lid, CBE). Artikel 20 bevat geen beperkingen ten aanzien van de wijzigingsbevoegdheid. De door partijen aangebrachte wijzigingen zijn niet zelfstandig geformuleerd, doch opgenomen in de geconsolideerde versie van het CBE, dat daarbij Sectorakkoord Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) is genaamd. De gevolgde procedure betekent dat het CBE als gevolg van de wijziging niet meer bestaat in de oorspronkelijke vorm (CBE), doch slechts in de door partijen gewijzigde vorm (MEE). Op het moment dat de wijziging van kracht wordt, bestaan voor een partij, zoals een individuele ETS-onderneming, geen rechten en verplichtingen meer op basis van het ongewijzigde CBE. Een CBE-partij kan een of meer andere CBE-partijen dus niet houden aan het ongewijzigde CBE. Voor de ondernemingen die als partij waren toegetreden tot het CBE (CBE-ondernemingen) heeft de wijziging de volgende consequenties: 1. Deelname aan het MEE staat open voor ETS-ondernemingen. Het gaat daarbij in de eerste plaats om ondernemingen met uitsluitend een of meer inrichtingen waarin zich een of meer broeikasgasinstallaties bevinden (art. 5.2 jo art. 1.1). 2. Deelname aan het MEE staat eveneens open voor een ETS-onderneming met een of meer inrichtingen, waarbij zich niet in alle inrichtingen een of meer broeikasgasinstallaties bevinden, maar die wel kan worden beschouwd als een onderneming waarbinnen in hoofdzaak sprake is van inrichtingen met een of meer broeikasgasinstallaties (art. 5.2 jo art. 1.1). 3. Individuele CBE-ondernemingen, die kwalificeren als ETS-ondernemingen, zoals hiervoor bedoeld onder 1 en 2, blijven dus ook partij bij het gewijzigde CBE (het MEE) (art. 5.2). Zij hebben evenwel het recht om het MEE op te zeggen met ingang van het moment waarop de wijzigingen van het oorspronkelijke CBE van kracht zijn geworden, dat is het moment van ondertekening van het MEE (art. 5.2). 4. Individuele CBE-ondernemingen, die niet kwalificeren als ETS-ondernemingen, worden met ingang van het moment van ondertekening van het MEE geacht geen partij te zijn bij dit sectorakkoord (art. 5.3). Deze ondernemingen worden aangemoedigd om deel te nemen aan de MJA3. Een uitzondering geldt evenwel voor niet-ets-ondernemingen die na 2012 wel zullen kwalificeren als ETS-onderneming. Zij mogen toetreden, maar moeten het bevoegd gezag daarvan wel op de hoogte stellen (art. 5.3, tweede lid). Voor deze categorie ondernemingen geldt namelijk dat het bevoegd gezag bevoegd is om in de Wm-vergunning voorschriften op te nemen ten aanzien van energie-efficiëntie. Het is aan het bevoegd gezag om te beoordelen of de inspanningen van de ondernemingen en het Energie-efficiëntieplan, Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 16

waarover SenterNovem adviseert (art. 2.1, vijfde lid), in voldoende mate uitvoering geeft aan de verplichtingen van de Wet milieubeheer (art. 2.1, vijfde lid). De doelstelling van het MEE is om de energie-efficiëntie van ETS-ondernemingen te verbeteren. Hierbij gaat het om energie-efficiëntieverbeteringen binnen de inrichting(en) en in de keten. Het oppakken en nader uitwerken van de ketenaanpak kan de nodige tijd vergen en inspanning kosten van ETS-ondernemingen om tot concrete projecten en resultaten te komen. Het potentieel voor efficiëntieverbetering in de keten is groot, maar voor veel ETSondernemingen nog onbekend terrein. Het effect op de verbetering van de efficiëntie is voor ETS-ondernemingen vooraf nog moeilijk in te schatten. Het zal tijd en inspanning kosten voordat dit tot concrete resultaten zal leiden. Het potentieel voor efficiëntieverbetering in de keten is groot, maar ETS-ondernemingen hebben de efficiëntieverbetering en besparingen in de keten die het gevolg zijn van eigen inspanningen nog niet eerder berekend en betrokken in de eigen resultaten. Voor het berekenen van efficiëntieverbetering in de keten zullen Partijen een transparant en verifieerbaar rekenmodel ontwikkelen. Op basis van de trajecten in het kader van energietransitie werken partijen al samen om de voor dit doel noodzakelijke technologische en niet-technologische doorbraken op de langere termijn te bereiken. 2. Artikelsgewijs Artikel 1.1 Onder vigeur van het CBE neemt een gehele inrichting deel, dus niet alleen de ETSinstallaties binnen de inrichting, maar ook de niet-ets-installaties, dus ook voor die onderdelen van de inrichting die niet als broeikasgasinstallatie kwalificeren en derhalve niet (kunnen of mogen) deelnemen aan het Europese systeem van handel in broeikasgasemissierechten. Sommige ondernemingen binnen het CBE nemen zelfs met hun gehele concern deel. Een ETS-onderneming mag er strikt genomen voor kiezen om niet aan het MEE, maar aan de MJA3 mee te doen, doch dat wordt niet beoogd. Het MEE is immers juist toegesneden op ETS-ondernemingen. Het kan echter een meerwaarde hebben dat ondernemingen, die pas na 2012 ETSondernemingen zijn, dan wel onderdeel zijn van een concern, direct al voor 2012 tot het MEE toetreden. Dit wel na schriftelijke mededeling aan het bevoegd gezag (art. 5.3, tweede lid). Artikel 1.2 De doelstelling van het MEE is dat de deelnemende ETS-ondernemingen een significante bijdrage leveren aan de verbetering van de energie-efficiëntie. Voor het realiseren van deze verbetering wordt de aanpak uit de meerjarenafspraken (MJA s) gehanteerd. Dit betekent dat elke ETS-onderneming periodiek voor haar inrichting(en) afzonderlijk een Energie-efficiëntieplan opstelt en dit Energie-efficiëntieplan vervolgens uitvoert. Elk Energieefficiëntieplan bevat doelstellingen voor de energie-efficiëntieverbetering en de daarmee samenhangende vermeden CO 2 -uitstoot in de periode waarvoor het Energie-efficiëntieplan geldt. Het verbeteren van energie-efficiëntie in de keten kan bijvoorbeeld worden bereikt door, in overleg met leveranciers en afnemers, in de productiefase binnen het eigen bedrijf de Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 17

specificaties van een product aan te passen, bijvoorbeeld door het toepassen van lichter materiaal, waardoor het product in de gebruiksfase (verderop in de keten bij een ander bedrijf) leidt tot een besparing van energie. Ook het leveren van restwarmte aan een bedrijf is een voorbeeld van een maatregel die leidt tot verbetering van energie-efficiëntie in de keten. Daarnaast voert elk(e) Brancheorganisatie of Productschap samen met de bij die organisatie c.q. dat productschap aangesloten ETS-onderneming(en) voorstudies uit en worden afhankelijk van de uitkomsten daarvan routekaarten opgesteld. Op grond van de Energieefficiëntieplannen, voorstudies en eventuele routekaarten kan een Brancheorganisatie of Productschap een Meerjarenplan (MJP) vaststellen, dat de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen bevat voor de energie-efficiëntieverbetering. Hierdoor wordt kennisuitwisseling tussen aangesloten bedrijven bevorderd. Het aanbod van mogelijk te nemen maatregelen zal hierdoor toenemen. De combinatie van afgesproken procedures, kennisuitwisseling en langetermijnonderzoeken, zal volgens de partijen leiden tot een verbetering van de energie-efficiëntie. De partijen verwachten dan ook dat het MEE een significante bijdrage kan leveren aan de energieefficiëntiedoelstelling van het Kabinet en de Europese Unie. Artikel 2.2 Benutting van het economisch WKK-potentieel is van groot belang voor het realiseren van de efficiëntiedoelstelling. WKK is ook een belangrijk middel voor vermindering van CO 2 - uitstoot bij de elektriciteitsproductie. Partijen zullen gezamenlijk bezien welke randvoorwaarden nodig zijn om de gewenste investeringen te kunnen doen. Artikel 2.5 De genoemde werkhypothese van 50 procent in 2030 ten opzichte van 2005 is uitdrukkelijk geen verkapte doelstelling of doorkijk. Het gaat erom bedrijven een prikkel te geven om out of the box te denken: is het mogelijk om in 2030 tot een energie-efficiëntieverbetering van 50 procent te komen en zo ja, wat zou daarvoor nodig zijn? Bij het opstellen van voorstudies en routekaarten kunnen ETS-ondernemingen, al dan niet met ondersteuning van SenterNovem, samenwerken. De ETS-ondernemingen moeten er uiteraard zorg voor dragen, dat zulks verenigbaar is met de Mededingingswet. Artikel 2.7, tweede en derde lid In het Duurzaamheidsakkoord heeft de overheid toegezegd zich tot het uiterste in te spannen om ervoor te zorgen dat bedrijven op een Europees en mondiaal gelijk speelveld kunnen opereren. Dit geldt uiteraard ook voor de ETS-ondernemingen. Artikel 3.1, eerste lid Het MEE kan worden aangemerkt als in het kader van met Onze Minister van Economische Zaken, Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit of Onze Minister van Verkeer en Waterstaat gemaakte afspraken in de zin van artikel 65, eerste lid, van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Op grond van artikel 65 van de Wbm kan onder bepaalde voorwaarden vrijstelling worden verleend van energiebelasting op elektriciteit. In het kader van die regeling zal SenterNovem jaarlijks een voortgangsverklaring als bedoeld in artikel 1, Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 18

onder a, van het Besluit vrijstelling energiebelasting op elektriciteit bij convenanten verstrekken aan de ETS-onderneming voor haar deelnemende inrichtingen. Artikel 6.2 Tijdens de evaluatie als bedoeld in dit artikel wordt in beeld gebracht wat de Energieefficiëntieplannen en de routekaarten hebben opgeleverd en wat de resultaten zijn van de uitvoering daarvan. Partijen geven nader invulling aan de wijze waarop dit sectorakkoord wordt geëvalueerd. Verder voorziet het Duurzaamheidsakkoord in een evaluatie van de voortgang van het programma Schoon en Zuinig in 2010, waarbij onder meer zal worden gekeken naar de voortgang van de sectorakkoorden, waaronder dit sectorakkoord. Voorts zal in de loop van 2010 meer duidelijkheid ontstaan over de resultaten van het overleg over een internationaal klimaatakkoord (Kopenhagen), de alsdan bekende uitwerking van de financiële crisis op dit sectorakkoord en de herziening van het Europese ETS. Op basis van een evaluatie in de loop van 2010 van deze drie voor de ETS-ondernemingen relevante ontwikkelingen kan nader overleg plaatsvinden over doelstelling en uitvoering van dit sectorakkoord voor de periode 2010-2020. Tot slot staat dit artikel een evaluatie van de voortgang van het sectorakkoord op een eerder tijdstip niet in de weg. Artikel 6.3 Artikel 6.3 biedt partijen de mogelijkheid om het MEE te wijzigen. Afgezien is van het noemen van voorziene en onvoorziene omstandigheden teneinde partijen zoveel mogelijk vrijheid te laten. Zo erkennen partijen dat vanwege de kredietcrisis in een groot aantal bedrijven en branches kapitaalintensieve investeringen sterk onder druk staan. Op het moment van het ondertekenen van het MEE kan echter nog niet worden voorzien wat hiervan de consequenties zijn voor de realisatie van de doelstellingen op middellange en lange termijn. Voorts is er van de zijde van de overheid op het moment van ondertekening van dit sectorakkoord geen enkel voornemen om aan ETS-ondernemingen extra duurzaamheidseisen te stellen. Artikel 6.4 Bij de uitwisseling van informatie in het kader van het MEE zullen partijen rekening houden met de mededingingswetgeving. Meerjarenafspraak Energie-efficiëntie ETS-ondernemingen (MEE) Pagina 19