HOODSTUK 6 : ZELF MELODIEËN MAKEN EN TRANSPONEREN Dit deel van de cursus behandelt eigenlijk enkel de harmonische kant van de muziektheorie, vandaar dat we voor het zelf maken van melodieën voorlopig niet te diep in dit onderwerp gaan ingaan. Het is wel belangrijk om te weten hoe een melodie ontstaat om akkoorden beter te leren verstaan. We weten nu dat we voor de 2 hoofdakkoordgroepen (majeur en mineur) elk een eigen tetrachord hebben die kan gebruikt worden om het tonaal stelsel te verstevigen. Als we de 4 verschillende toonhoogtes na elkaar spelen en tegelijkertijd het bijpassend akkoord (hiervoor hebben we wel een 2de gitarist nodig) dan zal je horen dat alle 4 toonhoogtes een eigen karakter krijgen. In de muziek noemen we dit een klankkleur. Deze klankkleur ontstaat in onze hersenen, doordat we de verschillende geluiden (de tonen van de tetrachord en de verschillende tonen waaruit een akkoord bestaat) met elkaar gaan vergelijken. Door onze (onbewuste) kennis van de muziekstijlen waar we mee zijn opgevoed zal de botsing van de verschillende toonhoogtes ons het gevoel geven van rust of beweging. Simpel gezegd, je zal vinden dat iets goed klinkt of vals klinkt. De analyse van je hersenen hangt, zoals reeds gezegd, af van vele factoren : welke muziekstijlen beluister je, welke instrumenten bespeel je, hoe ver is je gehoor als muzikant ontwikkeld,...door steeds op te zoek te gaan naar nieuwe muziekstijlen en gitaartechnieken zal je merken dat je steeds meer open staat voor de botsingen van de verschillende toonhoogtes met de opbouw van akkoorden. Laten we als voorbeeld de tetrachord van C majeur eens bekijken : C Kay 200 F C D E We kunnen het akkoord CM symbolisch voorstellen als een sfeer (wolk) waarbij de 4 tonen uit de bijpassende tetrachord de sfeer aanvallen. Als je goed luistert naar de 4 verschillende klankkleuren die ontstaan, dan zal je horen dat sommige tonen beter klinken samen met het akkoord als andere. We spreken in de muziek van rustgevende tonen (aantrekking naar het akkoord) en bewegende tonen (afstoten van het akkoord). Bij elke tetrachord (majeur of mineur) zal steeds de eerste en derde toon rustgevend zijn, de tweede en vierde toon bewegend. 94
Afstoot Afstoot Aantrek- Aantrek- Praktisch betekent dit dat je bij een solo over een bepaald akkoord de nadruk (via accent, herhaling of lange tonen) op de rustgevende tonen uit de tetrachord moet geven. Als je een solo op het gehoor speelt, doe je dit onbewust. Hieronder een overzicht van de mogelijke rustgevende tonen per akkoord (zelf de up- en downstrokes uitzoeken!) Majeur tetrachords Danelectro - Gitaar & Bariton-gitaar 95
Mountain Kramer 8-string bass 96
Klein Bill Frisell Mineur tetrachord Danelectro Hodad 97
Vox Teardrop Martin D-28 (1940) 98
Volgende solo s zijn gebaseerd op de twee rustgevende tonen uit de verschillende tetrachords; kies zelf een vingerpositie en werk de bijbehorende up- en downstrokes uit : Zelfde oefening, maar nu moet je, aan de hand van de opgegeven akkoordenschema's zelf een melodie gaan maken. Kies zelf een ligging, vingerzetting en bijbehorende up- en downstrokes : Schrijf nu zelf andere solo s over de verschillende akkoordenschema s die je reeds in de cursus hebt gezien. 99
Voor we verder gaan met melodieën te maken, krijg je nog 2 nieuwe ritmische figuren : 1) De vierde rust Seafoam De vierde rust duurt net als de vierde noot (of kwartnoot) 1 TEL. Op de gitaar betekent dit dat je gedurende de tel GEEN GELUID maakt; je moet de snaar dus dempen door de snaar te lossen (vinger opheffen) of de snaar met je rechterhand te dempen 2) De gepunte halve noot De gepunte halve noot duurt 3 tellen Hieronder een overzicht van de mogelijke ritmische figuren in de maatsoort 4/4 die je tot nu toe dient te kennen : 100
Combinatie van rustgevende en bewegingsnoten Zoals al eerder gezegd; alles draait rond het creëren van een tonaal stelsel. Als je teveel gebruik maakt van de bewegingsnoten (2de en 4 de toon van een tetrachord) zal je merken dat de solo en het bijbehorend akkoordenschema niet samenklinkt. Speel onderstaand voorbeeld : De melodie is uitsluitend opgebouwd uit bewegende tonen uit de verschillende tetrachords; de solo komt dus nergens tot rust. Dit betekent niet dat je nooit de 2de en/of 4de toon uit een tetrachord mag gebruiken; de kunst bestaat erin om een combinatie van bewegende en rustgevende tonen te kiezen, zodat het tonaal stelsel steeds in evenwicht blijft. Schrijven we een nieuwe melodie over hetzelfde akkoordenschema met het vorige gegeven in het achterhoofd; dan kunnen we het volgende verkrijgen : Rustgevende tonen Bewegende tonen De keuze van de melodietonen hangt af van verschillende factoren : muziekstijl, tempo, beheersing van het instrument maar ook de openheid van zowel de componist (jij dus) als de toeschouwer. Slechts door ervaring en het blijven uitproberen van melodieën zal je ontwikkelen als componist en improvisator. Als je zelf een melodie wil uitwerken begin je dus best met een goede voorbereiding : Alle mogelijke posities van de tetrachords Daarna kies je een ritmische figuur (of wordt er een opgegeven) waarop je de melodie gaat uitwerken : 101
Dan ga je experimenteren met verschillende oplossingen : Grimes Hapa steel Ook het uitproberen van open en gesloten posities en spelen op verschillende tempo s hoort bij het experimenteren. Hieronder vind je akkoordenschema s met een opgegeven ritmische figuur voor de melodieën. Werk voor elk schema minstens 2 variaties uit (een gouden tip : hoe langer de toon duurt, hoe meer hij zal opvallen, dus best rustgevende tonen gebruiken) Schrijf 2 variaties op het akkoordenschema met dezelfde opgegeven ritmische figuur Dit is de opgegeven ritmische figuur voor de melodieën Werk ook de vingerzettingen en de up- en downstrokes uit. Tony Iommi 102
Gretch Viking - Fiddle axe Big 103
Zelfde oefening, maar nu kies je zelf de ritmische figuren (je kan ze opzoeken op pagina 100) en je kiest zelf je akkoordenschema s (één akkoord per maat) : Big Rocket Fatdog Full 104
Transponeren van melodieën Net als de akkoordenschema s (zie pagina 20) kan je ook melodieën gaan transponeren. Je zou dit toon per toon kunnen doen, maar je kan ook de analyse van een tetrachord gebruiken. Het principe is eenvoudig; een tetrachord bestaat uit 4 tonen, die je elk een cijfer geeft : Daar elke melodie (voorlopig) als basis een tetrachord heeft, kan je de melodie gaan analyseren door onder elke toon het cijfer dat bij het origineel tetrachord hoort te copieren : Deze voorbeeldmelodie is geanalyseerd t.o.v. de tetrachord G De cijfers onder de melodie kan je nu gebruiken om dezelfde melodie te gebruiken boven een ander majeur akkoord. Opgelet : je kan geen melodie over een majeurakkoord gaan transponeren over een mineurakkoord of omgekeerd! Op deze manier kan je dus gelijk welke melodie gaan omzetten naar gelijk welk akkoordenschema. Dit is heel belangrijk om dit vlot te kennen en kunnen, het zal je in staat stellen zelf licks (=gitaarmelodieën) te leren maken en deze te kunnen spelen over verschillende akkoordenschema - s. Vooral op gebied van improvisatie (= een melodie maken op het moment zelf) is dit een goed hulpmiddel. Iedere gitarist beschikt over een eigen databank van gitaarlicks, die hij/zij door de jaren van spelen en leren opslaat in het geheugen. Hoe groter deze database, hoe meer melodieën je kan gebruiken als je in een groep speelt en zelf de solo s uit je mouw moet schudden. Probeer daarom zoveel mogelijk ideeën uit te werken en bij te houden, je kan nooit weten wanneer ze eens gebruikt kunnen worden. Jimi Hen- 105
Transponeer nu de opgegeven akkoorden (zie pagina 20 e.v.) en de melodie door de tetrachordanalyse (de vingerzettingen en up- en downstrokes niet vergeten) : Als je bij het transponeren een ligging uitkomt die te hoog of te laag is, neem je o dezelfde tetrachord, maar in een andere ligging; dit wordt ook relatief transponeren genoemd : 106
Zelfde oefening, maar nu moet je de uitwerking hiernaast in het klad doen; één akkoord wordt opgegeven in het nieuwe akkoordenschema, de rest moet je erbij transponeren, alsook de melodie (vingerzetting en up- en downstrokes natuurlijk ook uitwerken, je kan natuurlijk ook zelf extra andere akkoordnoten kiezen en de melodie in verschillende andere toonaarden gaan transponeren.) : 107
Hieronder een volledige solo uitgewerkt over een bluesschema; lees, speel en transponeer naar de opgegeven toonaard : Grimes beamstring Quatro Thang - 10 string Bluesschema s zijn zowel op akkoordgebied als op melodiegebied de belangrijkste schema s waar je melodieën moet leren transponeren. Alle gitaristen gebruiken blueslicks van elkaar; deze worden dan getransponeerd naar de toonaard waarin het stuk staat. Doe deze oefening dan ook veelvuldig en zoek zelf variaties op de melodieën. 108
Schrijf nu zelf een melodie op een opgegeven bluesschema en transponeer dezelfde melodie naar het opgegeven akkoord : Gibson ES-355 12-string Ramirez 2-A Fender Startocaster Johhny Winter 109
De volgende oefeningen zijn iets moeilijker; leidt de bijbehorende akkoorden af t.o.v. de melodie en transponeer ze dan met behulp van één opgegeven akkoord : (De laatste oefening vergt zeker wat denkwerk!!) Neem alle mogelijke stappen door voor je begint te transponeren, en vergeet natuurlijk nooit een vingerzetting te kiezen die gemakkelijk in de hand ligt en de bijbehorende up- en downstrokes uit te werken. 110
Overzicht O Bij het tezamen spelen van akkoorden en melodieën krijgt elke toon een...t.o.v. de harmonie. O Een toon kan... of een... veroorzaken als je de klankkleur met het akkoord vergelijkt. O In een tetrachord (majeur of mineur) is de... en de...toon steeds rustgevend; de... en de... toon geven een beweging aan. O Een toon die één tel duurt krijgt als ritmische figuur de naam...noot. O Een toon die twee tellen duurt krijgt als ritmische figuur de naam :... noot. O Een toon die vier tellen duurt krijgt als ritmische figuur de naam :... noot. O Een toon die drie tellen duurt krijgt als ritmische figuur de naam :... noot. O Zoek nu bij de verschillende akkoordenschema's die je in deze cursus gezien hebt een eigen bijpassende melodie met de verschillende tetrachords, schrijf verschillende variaties en werk de verschillende vingerzettingen en up- en downstrokes uit. Steve Howe 111