Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1985-1986 18463 Geestelijke Volksgezondheid Nr. 25 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN WELZIJN, VOLKSGE ZONDHEID EN CULTUUR Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Rijswijk, 10 juni 1986 Hierbij doe ik u toekomen de Voortgangsnotitie Patiëntenvertrouwenspersoon. Met de toezending kom ik tegemoet aan de toezegging gedaan tijdens de UCV Nieuwe Nota Geestelijke Volksgezondheid op 22 mei 1985. De Staatssecretaris van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, J. P. van der Rijden Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18463, nr. 25 1
VOORTGANGSNOTITIE PATIËNTENVERTROUWENSPERSOON 1. Inleiding Tijdens de Uitgebreide Commissie Vergadering van de Vaste Commissie voor de Volksgezondheid op 22 mei 1985 naar aanleiding van de Nieuwe Nota Geestelijke Volksgezondheid en het Definitief Regeringsstandpunt over de beschermende woonvormen (kamerstukken II, 18 463, nrs. 1 t/m 3) heb ik toegezegd de Kamer een notitie te zenden aangaande het toekomstig beleid inzake het patiëntenvertrouwenswerk, waarbij met name een eventuele uitbreiding naar de sector beschermende woonvormen aan de orde zou komen. Ten aanzien van het in de notitie patiëntenvertrouwenspersoon (kamerstukken II, 1980/81, 16 400, XVII, nr. 30) toegezegde onderzoek naar de functie van de patiëntenvertrouwenspersoon in de zwakzinnigenzorg kan ik U mededelen, dat dit onderzoek, uitgevoerd door een gemengde werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Nationale Ziekenhuisraad, de Geneeskundige Hoofdinspectie voor de Geestelijke Volksgezondheid en het Werkverband van Verenigingen van Ouders rond Internaten (WOI) inmiddels is afgerond. Het eindrapport is mij 27 mei jl. ter hand gesteld. De werkgroep heeft niet gekozen voor klachtenbemiddeling door een pvp, maar heeft zich uitgesproken voor een onafhankelijke commissie. Momenteel wordt ten departemente het rapport bestudeerd en wordt nagegaan op welke wijze de aanbevelingen uitgewerkt kunnen worden. 2. Uitbreiding van het patiëntenvertrouwenswerk naar de sector beschermende woonvormen 2.1. Probleem verkenning Het verzoek om na te gaan of het patiëntenvertrouwenswerk toepasbaar is in de sector beschermende woonvormen heeft een geheel andere oorsprong dan welke in 1980 reden was voor de notitie patiëntenvertrouwenspersoon. Was indertijd de gedurende de zeventiger jaren toenemende aandacht voor de rechtspositie van patiënten van psychiatrische ziekenhuizen reden voor de overheid om mogelijkheden ter versterking van deze rechtspositie te inventariseren - het onderhavige verzoek is veeleer een gevolg van de waardering, die het patiëntenvertrouwenswerk inmiddels van vele groeperingen en instanties ondervindt. Bovendien vormt het in de Nieuwe Nota Geestelijke Volksgezondheid aangekondigde beleid de sector beschermd wonen te versterken en uit te breiden op zich een reden om te onderzoeken in hoeverre de rechtspositie van bewoners van deze sector versterking behoeft. De in Regeringsstandpunt en Nieuwe Nota Geestelijke Volksgezondheid gepresenteerde beleidsvisie op het beschermd wonen richt zich op een in een aantal jaren te realiseren eindsituatie Bij de beantwoording van de vraag in hoeverre het vertrouwenswerk in beschermende woonvormen toepasbaar is, is in eerste instantie een beoordeling van de huidige situatie nodig. 2.2. De sector beschermd wonen Momenteel bestaat de sector beschermd wonen nog uit een grote diversiteit van woonvormen, zowel wat betreft organisatie en functie, als betreffende personeelsbezetting en populatie. Op dit moment worden door de Ziekenfondsraad krachtens art. 52, 3e lid onder e, 2947 plaatsen gefinancierd, verdeeld over 118 voorzieningen. De gemiddelde omvang is circa 20 plaatsen. De maximale omvang 108 plaatsen in één huis. Circa 25% is kleiner dan 16 plaatsen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1 986, 18463, nr. 25 2
Al deze voorzieningen worden beheerd door rechtspersonen, over het algemeen stichtingen, waarbij een aantal meerdere voorzieningen overkoepelen, terwijl andere slechts één huis beheren. Het beleid is conform het Regeringsstandpunt gericht op het opzetten van Regionale Instellingen voor Beschermende Woonvormen (RIWB), die ieder een aantal beschermende woonvormen, kleinere wooneenheden, beheren. Een van de belangrijkste argumenten voor deze RIBW-vorming is het scheppen van de mogelijkheid een grote variëteit van hulpverlening te kunnen bieden, zodat zoveel mogelijk aanpassing aan de hulpbehoefte plaats kan vinden. De organisatievorm van de RIBW maakt inderdaad een grote variatie van beschermd wonen mogelijk: binnen één instelling zullen over het algemeen zowel huizen met een min of meer permanente bewoning als huizen met een relatief grote doorstroom aanwezig zijn. Deze variatie is nodig voor de opvang van een populatie, die weliswaar als algemene noemer «psycho-sociaal kwetsbaar» heeft, maar die zeer divers is. Het gaat enerzijds om mensen, die maar tijdelijk van de voorziening gebruik maken - het resocialisatie-aspect overheerst - anderzijds om mensen, die langdurig of voor altijd op de voorziening zijn aangewezen. De hulpverlening, die door de beschermende woonvorm wordt geboden bestaat in principe uit het bieden van beschermende huisvesting, woonrevalidatie en begeleiding, alsmede bemiddeling bij het vinden van zinvolle maatschappelijke activiteiten. Er moet hierbij sprake zijn van een afstenv ming op in de maatschappij aanwezige voorzieningen, zowel wat betreft de hulpverlening bij voorbeeld huisartsen, sociaal-psychiatrische behandeling door een RIAGG, deeltijdbehandeling, als wat betreft dag- en vrijetijdsbesteding, bij voorbeeld opleidingsfaciliteiten, werkplaatsen in het kader van de Wet Sociale Werkvoorziening, sociaal-cultureel werk, sportaccommodaties. Door te kiezen voor een opzet, waarbij bewust steeds meer gebruik wordt gemaakt van voorzieningen buiten de RIBW-organisatie, wordt gepoogd de afhankelijkheid van de bewoners van de instelling voortschrijdend te verminderen. Desondanks zal een vrij grote groep bewoners in niet onaanzienlijke mate afhankelijk zijn van de instelling. Met name de wat oudere bewoners, met vaak een lang (intra-muraal) psychiatrisch verleden, zijn veelal zo psychisch gehandicapt, dat van zelfstandig wonen nooit meer sprake zal zijn; de mogelijkheden om, ook op langere termijn, zelfstandig te gaan wonen behoren niet tot de realiteit: voor hun verdere leven zullen zij op beschermende huisvesting aangewezen zijn. Uit een inventariserend onderzoek over 1980 van de GHIGV (Haveman) blijkt dat 60% van de bewoners ouder is dan 45 jaar, dat twee derde er langer dan twee jaar verblijft en 40% zelfs langer dan vijf jaar. 2.3 Versterking van de rechtspositie Daar afhankelijkheid van de instelling, waar men verblijft, over het algemeen de mogelijkheden om rechten geldend te maken beperkt, is aandacht voor versterking van de rechtspositie niet alleen wenselijk, maar ook noodzakelijk. Gezien het karakter van de sector beschermd wonen, zoals in het voorafgaande beschreven, moet bij versterking van de rechtspositie met name gedacht worden aan maatregelen ter stimulering van het democratisch functioneren van de instellingen. Dergelijke maatregelen dienen uiteraard te passen bij de basisfilosofie van de RIBW vorming. Dit houdt in dat ze zoveel mogelijk gebaseerd moeten zijn op algemeen geldende (of in voorbereiding zijnde) regelingen, en dat er sprake moet zijn van eenzelfde aansluiting op bestaande voorzieningen, bij voorbeeld klachteninstanties als civielrechter en Staatstoezicht, als in bovenstaande is beschreven. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 1 8463, nr. 25 3
2.4. Participatie Niet alleen de afhankelijkheid van de bewoners van de instelling, maar ook de centrale plaats die de woonfunctie bij beschermd wonen inneemt, maakt een democratische vorm van samenleven in de beschermende woonvorm noodzakelijk. Voor instellingen voor beschermende woonvormen zullen derhalve bindende regelingen nodig zijn, waardoor bewoners medezeggenschap en inspraak ten aanzien van hun eigen woon- en leefsituatie wordt gegarandeerd. Verheugend is het initiatief van de stichting Landelijke Patiënten en Bewonersraden in de geestelijke gezondheidszorg (LPR): in een gecombineerde werkgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de LPR en de Nederlandse Vereniging van Beschermende Woonvormen (NVBW), is een rapport in voorbereiding, waarin een regeling gepresenteerd zal worden ten behoeve van de vorming van bewonersraden in beschermende woonvormen. Het begrip bewonersraden moet hierbij breed worden opgevat, het staat voor iedere gestructureerde vorm van medezeggenschap. Ten einde het voor de LPR mogelijk te maken extra werkzaamheden als inventarisaties en oriënterende bezoeken, die voor het stimuleren van participatie in beschermende woonvormen nodig zijn, uit te voeren, heeft een verhoging van het door de overheid beschikbaar gestelde subsidie plaatsgehad. In de Erkenningseisen voor de Regionale Instellingen voor Beschermende Woonvormen (RIBW) zullen bepalingen over Bewonersraden worden opgenomen. 2.5. Klachtenbehandeling 2.5.1. Een PVP? Een tweede manier om inspraak en medezeggenschap te vergroten is een goede regeling van de opvang en behandeling van klachten over de instelling. Aanleiding voor deze notitie was onder meer het verzoek om na te gaan in hoeverre een patiëntenvertrouwenspersoon hierbij betekenis zou kunnen hebben. Hoewel er sprake is van een zekere afhankelijkheid en hoewel lang niet alle bewoners mondig en zelfstandig kunnen worden genoemd, is het in eerste instantie niet verkieslijk patiëntenvertrouwenspersonen in instellingen voor beschermende woonvormen te werk te stellen. Een vertrouwenspersoon, die ten alle tijde naast de patiënt staat en diens partij kiest, past niet in de basisfilosofie, die ten grondslag ligt aan de hulpverlening in de beschermende woonvormen, waarbij in de eerste plaats ruimte moet zijn voor de ontplooiing van de eigen mondigheid en zelfstandigheid van de bewoners. De klachten, die in de sector beschermende woonvormen te verwachten zijn, zijn van een geheel andere aard, dan de klachten, waarmee patiëntenvertrouwenspersonen in psychiatrische ziekenhuizen worden geconfronteerd. Het betreft daar hoofdzakelijk klachten, die verband houden met (gedwongen) opname en met de behandeling. 2.5.2. Interne klachtencommissie en bewonersraad In de beschermende woonvormen, een kleine leefgemeenschap, zullen problemen meestal, en bij voorkeur, door gezamenlijke inspanning tot een oplossing worden gebracht. Wanneer echter sprake is van specifieke klachten zal voorzien moeten zijn in een procedure, waarbij niet alleen een interne klachtenregeling een functie heeft, maar ook de bewonersraad een duidelijke taak toegewezen krijgt. Het is namelijk te verwachten dat een groot deel van de klachten Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 463, nr. 25 4
een collectief karakter heeft. De bewonersraad kan een taak hebben bij de opvang en bemiddeling van dergelijke klachten. Voor eventuele behandeling en afhandeling van deze klachten en voor opvang van klachten van individuele aard is de, bij voorkeur onafhankelijke, klachtencommissie voor de instelling het meest aangewezen. Daar over het algemeen bewonersraden ondersteuning door bijvoorbeeld een sociaal-cultureel werker, slecht kunnen ontberen, wordt er naar gestreefd om voor 1988 financiële middelen hiervoor vrij te maken. Tezijnertijd, over één a twee jaar, zal aan de Nederlandse Vereniging van Beschermende Woonvormen een verzoek worden gericht om met de bewonersraden, die dan waarschijnlijk landelijk georganiseerd zullen zijn, voorstellen te ontwikkelen voor een interne klachtenregeling. Momenteel zijn in de sector beschermende woonvormen ontwikkelingen gaande op vele terreinen. Teneinde de aandacht niet te zeer te verspreiden dient op korte termijn prioriteit verleend te worden aan de totstandkoming van bewonersraden (en andere vormen van inspraak). Regeling van klachtenopvang zal een min of meer vanzelfsprekende volgende stap zijn in het proces van democratisering van beschermende woonvormen. 3. De voortgang en uitbreiding van het patiëntenvertrouwenswerk 3.1. Uitbreiding naar andere sectoren In mijn brief van 24 juli 1984 heb ik de toename van het aantal pvp-en in Algemeen Psychiatrische Ziekenhuizen tot en met 1986 aangegeven. Hoewel de voor 1986 beschikbare financiële middelen in principe ruimte bieden voor het aanstellen van 20 patiëntenvertrouwenspersonen, is het mogelijk gebleken 27 pvp-en hieruit te betalen. Zonder aanvullende financiële middelen is verdere uitbouw nu niet meer mogelijk. Nu de pvp middels opname in de erkenningsnormen verplicht is gesteld voor Algemene Psychiatrische Ziekenhuizen is aanvulling van de financiële middelen een klemmend vereiste. Door uitbreiding van het aantal pvp-en zal tevens de dienstverlening aan categorale psychiatrische instellingen uitgebreid kunnen worden. Momenteel functioneert in een aantal categorale psychiatrische instellingen een pvp, in één jeugdpsychiatrische instelling, één verslavingskliniek en in de Valeriuskliniek. Daar de categorale instellingen reeds van het begin gelden aan de Stichting PVP afdragen, probeert de Stichting aan verzoeken uit deze sector, voor zover het in haar mogelijkheden ligt, te voldoen, gezien de verplichting in de Erkenningseisen verdienen algemene psychiatrische ziekenhuizen echter prioriteit. De aanstelling van pvp-en in categorale instellingen zijn vooralsnog min of meer toevallig van aard, ze berusten op verzoeken van instellingen aan de Stichting PVP. Ook uit psychiatrische universiteitsklinieken en psychiatrische afdelingen van algemene ziekenhuizen (PUK's en PAAZ-en) hebben enkele verzoeken de Stichting bereikt. Voorzover gedacht wordt aan uitbreiding van het patiëntenvertrouwenswerk naar andere sectoren, ligt het in de rede om prioriteit te verlenen aan de sectoren in de volgorde zoals ze hierboven ter sprake zijn gekomen. Voor een uitbreiding naar de categorale psychiatrische ziekenhuizen wordt gestreefd de benodigde ruimte in 1989 vrij te maken. Dit houdt onder meer in dat overwegingen ten aanzien van een pvp in ambulante en semi-ambulante zorg momenteel niet opportuun zijn. Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 463, nr. 25 5
3.2. Financiële gevolgen De uitbreidingen zullen de volgende kosten met zich meebrengen. In het FOGM 1986 zijn reeds de drie miljoen gulden in het financieel kader opgenomen. Het bedrag voor 1987 wordt in de prioriteitstelling ingepast. Voor de latere jaren wordt bezien of de benodigde extra middelen kunnen worden vrijgemaakt. 1986 1987 1988 1989 1990 exp. p.v.p. a.p.z. stijging per jaar ondersteuning Patiëntenraden beschikbaar 3 min. 0,5 0,5 0,5 - Totaal 3,0 3,5 4,0 4,5 4,5 Tweede Kamer, vergaderjaar 1985-1986, 18 463, nr. 25 6