Fosfaat- en kalibemesting van bladspinazie en stamslabonen op landbouwgronden

Vergelijkbare documenten
5 Voederbieten. November

Grondsoorten Zand, dalgrond, veen. Klei < 10% org. stof, rivierklei

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

3.3 Maïs: Fosfaat Advies voor optimale gewasproductie

Lössgrond. ph-kcl ph-water

(PAV Bulletin Vollegrondsgroenteteelt December e jg.) Besparen op kali-bemesting bij

Proefopzet In tabel 1 zijn enkele gegevens over het proefveld weergegeven.

2.2 Grasland met klaver

2.1.6 Grasland zonder klaver: Natrium

April 1990 Intern verslag nr 27

ca«. PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS 223 '2^2- hm/pap/csstikst Stikstofvormen bij intensieve bemestingssystemen voor kasteelten C.

IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE?

Semesting met kunstmest en grondonderzoek in de

GROTE KALIBEHOEFTE IN DROGE EN GERINGE IN REGENRIJKE JAREN

Teelthandleiding. 4.5 kaliumbemesting

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Beproeving mineralenconcentraten en spuiwater in diverse gewassen. Praktijkonderzoek Plant & Omgeving. Inhoud

Naar een nieuwe systematiek voor N-bemestingsadviezen als basis voor precisiebemesting

Tips voor het uitvoeren van bemestingsproeven

\ u. A 1 v 78. Proefstation voor de Groenten- en Fruitteelt onder Glas 3 Naaldwijk DE INVLOED VAN DE METEODE VAN STOMEN OP DE

Kali bemesting aardappelen Zuidoostelijke zandgronden en Löss

CCBT-project: Optimalisatie bemesting in de biologische kleinfruitteelt

N-systemen in wintertarwe

DE INVLOED VAN GESCHEURDE KUNSTWEIDEN OP DE OPBRENGSTEN EN DE ONDERWATERGEWICHTEN VAN VORAN-AARDAPPELEN OP ZANDGROND

Hoe maak je een bemestingsplan binnen de gebruiksnormen

Naar een duurzaam bodemen nutriëntenbeheer via de kringloopwijzer akkerbouw

Landbouwkundige en milieukundige trends akkerbouw in relatie tot 6 e AP Nitraatrichtlijn

Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen?

N- en P-afvoer akkerbouw- en vollegrondsgroentegewassen. 1. Inleiding. 2. Opzet van het onderzoek. J.R van der Schoot en W.

3.3 Maïs: Fosfaat Advies voor optimale gewasproductie

Teelthandleiding wettelijke regels

Interactie Moddus en Actirob

NutriNorm.nl. Op NutriNorm vindt u praktische en onafhankelijke informatie over bemesting, meststoffen, bodem en strooien.

ONDERZOEK OVER MOLYBDEENGEBREK^^^V^^

Toetsing van effecten van toediening van biochar op opbrengst en bodemkwaliteit in meerjarige veldproeven

Bemesting kool en relatie tot trips.

meststoffen rijenbemesting in mais groei door kennis

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

DE N-BEMESTING VAN KLAVER EN LUZERNE, AL DAN NIET GEMENGD

Is spuiwater een volwaardig alternatief voor minerale meststoffen in de aardappelteelt?

Bodemvruchtbaarheid Flevoland in gevaar Bemesting op maat!

Resultaten KringloopWijzers 2016

EM Onderzoek op blijvend grasland

m \m Geeft intensieve graslandexploitatie meer kweek?

WIJZER MET MINERALEN GRONDMONSTERS: DE JUISTE AANPAK GEEFT EEN BETROUWBAAR RESULTAAT

Bemesten van gras na mais en mais na gras?

Groeiregulatie in Engels raaigras

MAISTEELT 2019: DE SUCCESFACTOREN!

Trends in bodemvruchtbaarheid in Nederlandse landbouwgronden

Waarom plantsapmetingen?

OVERDRUK ÜIT H ET LANDBOUWKUNDIG TIJ D SfeaWR î Î^L 0 ""TTT"" 62ste JAARGANG No. 8

Teelthandleiding. 4.7 magnesiumbemesting

Wintergerst als groenbemester en stikstofvanggewas. W.C.A. van Geel & H.A.G. Verstegen

Nieuw kali-advies mais

Teelthandleiding. 4.7 magnesiumbemesting

RE-gras. Bedrijfsspecifiek advies voor het sturen op ruw eiwit, grasopbrengst en stikstofbenutting

Naaldwijk, juni Intern rapport nr. 24.

TOLALG14SPZ_BM07: (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt erwt.

TOLALG14SPZ_BM08 (Blad)bemestingsproef in najaarsspinazie voor industriële verwerking met voorteelt Tarwe.

BEMESTING VAN ERWTEN IN VERBAND MET OPBRENGST EN KWALITEIT. Ir. J. PRUMMEL Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, Groningen

Diepte (cm) Stikstofanalyse totaal Kort voor aanleg 16/06/ Bij aanleg proef 03/07/

Het gebruik van ammoniumpolyfosfaat (Hydro Terra) en zwavel in pootaardappelen

Bestrijding van blad- en aarziekten in wintertarwe. EH 859 Door: ing.h.w.g.floot

DOPERWT vergelijking efficiëntie fungiciden tegen valse meeldauw

Bemesting aardappelen2017

Stichting Proefboerderijen Noordelijke Akkerbouw. Het effect van N-bemesting op de (energie)opbrengst van wintertarwe

Report 1695.N.17. Mestbewerking en Waterkwaliteit. een case studie voor het beheergebied van waterschap Aa en Maas.

Doel van het onderzoek

/~T 4r( Ol S O PROEFSTATION VOOR TUINBOUW ONDER GLAS. Onderzoek naar de optimale EC van de voedingsoplossing voor de teelt van komkommers in steenwol

Gevolgen van de slechte weersomstandigheden in de herfst van 1974 voor g rond en gewas

Maïs bemesten: oude principes, nieuwe technieken

Beter stikstofadvies voor grasland op komst

BEMESTING WINTERTARWE (Tekst uit LCG-Brochure Granen Oogst 2009)

HUMUSZUREN ALS HULPMIDDEL VOOR DE OPTIMALISATIE VAN

Bemesten van gras na mais en mais na gras?

Bemestingsonderzoek Mais continuteelt perc 5

Economische gevolgen verlaagde N-gebruiksnormen. Wim van Dijk (PPO) Hein ten Berge (PRI) Michel de Haan (ASG)

Teelthandleiding. 4.8 kalkbemesting

Fractioneren van de stikstofbemesting in aardappelen 6 jaar proeven

CSPE GL minitoets bij opdracht 9

Bemestingsonderzoek Akker-/tuinbouw perceel 5

ir. L. Delanote, ir. A. Beeckman PCBT vzw Kruishoutem, 16 maart 2011

Vruchtbare Kringloop Overijssel

ZWAVEL (= S) : STEEDS BELANGRIJKER IN DE BEMESTING

INSTITUUTVOOR BODEMVRUCHTBAARHEID,HAREN (Gr.) EENONDERZOEKNAARHETOPTREDENVAN MAGNESIUMGEBREKBIJ LATE TOMATENIN HET RIVIERKLEIGEBIED

CDM-advies Fosfaatgebruiksnormen en gewasopbrengsten Advies CDM Fosfaatgebruiksnormen en gewasopbrengsten.

REgras. Bedrijfsspecifiek advies voor het sturen op ruweiwit, grasopbrengst en stikstofbenutting

3. Het praktijkonderzoek

Bemestingsproef snijmaïs Beernem

Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, Oosterweg 92, Haren (Gr)

Rijenbemesting met drijfmest bij snijmaïs. Inleiding. Rijenbemesting. Plaatsing van meststoffen. Effect van plaatsing

22a Grondbewerkingssystemen voor de teelt van wintertarwe EH 0623 Door: ing.h.w.g. Floot

Effecten van zwavel, borium en mangaan bij de teelt van zetmeelaardappelen

Organische stof what else? Marjoleine Hanegraaf

Bemesting met kunstmest en grondonderzoek in de

Aanvullend onderzoek mineralenconcentraten op bouwland en grasland

Rhizoctoniabestrijding in de teelt van biologische pootaardappelen KW0721 Door: Ing. W.S. Veldman

Kop Bemesting maïs 2015

meststoffen Kiemvoeding voor een vlotte start groei door kennis

Inventarisatie omstandigheden optreden zwarte vlekken in peen

Transcriptie:

Fosfaat- en kalibemesting van bladspinazie en stamslabonen op landbouwgronden Ir. J. Prummel - Instituut voor Bodemvruchtbaarheid te Haren (Gr.) Vollegronds groentegewassen worden de laatste jaren steeds meer op akkerbouwbedrijven verbouwd. Dit is een gevolg van de toenemende vraag van de conserveninduslrie. Over de eisen die deze gewassen op landbouwgronden aan de bemesting stellen, is betrekkelijk weinig bekend. In de afgelopen jaren is daarom aandacht geschonken aan de fosfaaten kalibemesting van bladspinazie en stamslabonen. Beide nemen als vollegronds groentegewassen op landbouwgronden een belangrijke plaats in. De oppervlakten waarop deze gewassen voor industriële verwerking worden geteeld, bedragen voor bladspinazie en stamslabonen respectievelijk ongeveer 12 ha en ruim 5 ha. De industrie verwerkt per jaar ongeveer 36 ton spinazie en 3 ton bonen met een produktiewaarde van resp. bijna 3 en 6 miljoen gulden. Het onderzoek is uitgevoerd om een bemestingsadvies voor deze gewassen op basis van grondonderzoek op te stellen. Bij spinazie is behalve de opbrengst ook het gehalte aan nitraat en oxaalzuur in het geoogste produkt bepaald. Beide hebben betekenis voor de kwaliteit van deze groente. Proefveldmateriaal Het onderzoek is in 1966, 1967 en 1968 verricht door de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst en het Instituut voor Bodemvruchtbaarheid op zeeklei, zand- en dalgrond. Enkele proeven met stamslabonen in voorafgaande jaren zijn mede opgenomen. Er waren in totaal 26 fosfaat- en 26 kaliproeven met spinazie en 38 fosfaat- en 32 kaliproeven met stamslabonen. De gevarieerde meststofgiften op de proeven bedroegen, 6, 12, 24 en 48 kg P 2 5 / ha of K 2 /ha, resp. als superfosfaat of dubbelsuperfosfaat en als kalizout-6 (spinazie) of zwavelzure kali (bonen). In enkele gevallen weken de giften hier iets van af. De meststoffen werden kort voor het zaaien van de gewassen toegediend en licht ingewrekt. De objecten lagen meestal in drievoud. In het voorjaar werden bij de aanleg van de proeven, grondmonsters genomen om de bemestingstoestand van de grond vast te stellen. Methodevanbewerking Bij de bewerking van de opbrengstgegevens zijn voor alle proeven opbrengstcurven gemaakt. Uit deze curven zijn per gewas en per grondsoort een gemiddelde curve bepaald en wel voor fosfaat voor een aantal Pw-getalgroepen en voor kali voor een aantal K-getalgroepen (zie figuur 2 en 3). Zand- en dalgrond zijn hierbij samengenomen. Uit deze gemiddelde opbrengstkrommen zijn de economisch optimale giften binnen deze groepen van proefvelden afgelezen, waarbij de kosten van de meststof in aanmerking zijn genomen. Per 1 kg produkt is voor spinazie gerekend met een prijs van f 8 en voor bonen f 16. De kosten van 1 kg P 2 5 bedragen f 8 en van 1 kg K 2 f 33. De op deze wijze gevonden gemiddelde economisch optimale giften zijn in verband gebracht met de resultaten van het grondonderzoek (zie figuur 4 en 5).. Bemesting en opbrengst van spinazie Kali Spinazie op zeeklei reageerde in opbrengst in alle 26 proeven duidelijk op de kalibemesting. Zonder kali traden zeer sterke opbrengstdepressies op (bij lage kalitoestand tot ruim 6%). De reactie op de kalibemesting en daarmee de behoefte neemt gemiddeld af naarmate de bemestingstoestand van de grond toeneemt. Dit laatste wordt gedemonstreerd in figuur 1, waarin de economisch optimale gift per proefveld is uitgezet tegen het K-getal. De spreiding tussen de proefvelden kan voor een belangrijk deel worden verklaard door de onnauwkeurige bepaling van de optimale gift. Bedrijfsontwikkeling! (1971) 5 (mei), editie Akkerbouw 11

optimale KÏO -gift, kg/ha Deze gift is in het weinig reagerende en daardoor vlakke deel van de opbrengstkromme namelijk niet scherp aan te geven. Een geringe verandering van de opbrengstreactie heeft een belangrijke verschuiving in de optimale hoeveelheid meststof ten gevolge. In figuur 2 zijn de gemiddelde opbrengstkrommen vermeld voor vier groepen proefvelden met verschillend K-getal. De hierin opgenomen lijn voor de meststofkosten is in verhouding tot de prijzen omgerekend in opbrengst van het geoogste produkt. Volgens deze figuur bedraagt de economisch optimale gift bij gemiddeld K-getal 12, 15, 18 en 23 gemiddeld resp. 42, 37, 3 en 2 K 2 /ha. Een hoger K-getal gaat volgens figuur 2 gemiddeld samen met een hogere opbrengst. Het K-getal is in dit materiaal evenwel zwak gecorreleerd met de zwaarte van de grond: lichtere gronden hadden gemiddeld een hoger K-getal en gaven tegelijk gemiddeld een hogere opbrengst dan zwaardere gronden. Deze verschillen in opbrengst mogen dan ook niet zonder meer aan de factor kali worden toegeschreven. Hoogstens kan men spreken van een aanwijzing dat een hogere kalitoestand van de grond samenging met een hogere opbrengst. Het gevonden verschil in opbrengst tussen de vier K-getalgroepen kan volgens deze figuur door een zware kalibemesting niet worden opgeheven. Dit laatste is ook bij geconstateerd. 5 4 3 2 1 - J 1 15 2 25 3 K-getal Fig. 1 Samenhang tussen de optimale kaligift en K-getal voor bladspinazie op zeeklei verse spinazie t o n /ha Fosfaat In 16 van de 26 proeven reageerde spinazie op zeeklei positief op de fosfaatbemesting. Op dezelfde wijze als bij kali zijn voor fosfaat de opbrengstkrommen van een aantal proeven samengevat. Hiervoor zijn vier groepen van proefvelden genomen met verschillend Pw-getal. Voor deze vier groepen van proefvelden met Pw-getal gemiddeld 12, 3,45 en 61 bedroeg de economisch optimale gift resp. 2, 9, 12 en kg P 2 5 /ha. Naarmate het Pw-getal toenam, nam de behoefte aan fosfaat af. De opbrengstdepressie zonder foslaatbemeiung bedroeg bij de laagste Pwgetalgroep gemiddeld ruim 2%. Spinazie reageert blijkbaar minder sterk op de fos- 6 12 «8 kgkjo/ha Fig. 2 Invloed van de kalibemesting op de opbrengst van bladspinazie op zeeklei bij vier groepen van proefvelden met verschillend K-getal. Tussen haakjes aantal proefvelden * Optimale gift

faatbemesting dan op de kalibemesting, de behoefte is eveneens geringer. Een hogere bemestingstoestand (Pw-getal) ging evenals bij kali gemiddeld samen met een hogere opbrengst. Het Pw-getal was echter evenals het K-getal zwak gecorreleerd met de zwaarte van de grond. Lichte gronden hadden gemiddeld een hoger Pw-getal en gaven tegelijk gemiddeld een hogere opbrengst dan zwaardere gronden, Het is dus niet zeker of de verschillen in opbrengst volledig toegeschreven mogen worden aan verschillen in fosfaattoestand van de grond, maar er is een aanwijzing in die richting. Evenmin als bij kali konden deze verschillen in opbrengst opgeheven worden door zwaar met fosfaat te bemesten. Een invloed van de fosfaatbemesting en van de kalibemesting op de blad/steel-verhouding bij spinazie werd niet geconstateerd (per proef werden alle objecten op dezelfde dag geoogst). Op een van de proefvelden is de invloed van de kalibemesting op de lengte van de schietstengel (bloeistengel) nagegaan. Met toenemende kalibemesting nam de lengte van de schietstengel toe van 5,7 cm zonder kalibemesting tot 7,1 cm bij 48 kg K 2 /ha, dit is met bijna 25 %. De fosfaatbemesting had gemiddeld geen invloed op het droge-stofgehalte, kalibemesting verlaagde het gehalte iets, namelijk van gemiddeld 8,4 % zonder kalibemesting tot 7, % bij 48 kg K 2 /ha. Bemesting en kwaliteit van spinazie Spinazie kan zowel veel nitraat als veel oxaalzuur bevatten. Beide kunnen schadelijk zijn voor de gezondheid. Nitraat is op zichzelf niet giftig, behalve bij zeer grote hoeveelheden. In nitraatrijke spinazie kan zich echter onder bepaalde omstandigheden nitriet vormen. Bij voeding met nitriethoudende spinazie kunnen vergiftigingsverschijnselen optreden bij zuigelingen. Het nitraatgehalte is hoog bij een ruim aanbod van nitraat en onder omstandigheden die remmend op de reductie van nitraat in de plant werken, bij voorbeeld bij een geringe lichtintensiteit (natte jaren). Oxaalzuur is voor een deel als oplosbare kalium- en natriumoxalaten aanwezig. Bij een overschot aan oplosbare zouten wordt calcium aan het lichaam onttrokken onder vorming van onoplosbaar calciumoxalaat, waardoor bij overvloedig gebruik en bij kalkarme voeding een tekoit aan calcium kan ontstaan. In overeenstemming met gegevens uit de literatuur verhoogde een bemesting met kali het nitraatgehalte, zij het in zeer geringe mate (stijging gemiddeld van 1,94 tot 2,9% N 3 in de droge stof). Het gehalte aan oplosbaar oxaalzuur nam eveneens toe met de kalibemesting (stijging gemiddeld van 2,35 tot 3,18 % in de droge stof). Fosfaatbemesting verlaagde het gehalte aan oplosbaar oxaalzuur van gemiddeld 3,56 tot 3,19% in de droge stof. Het nitraatgehalte en het gehalte aan oplosbaar oxaalzuur zijn bij zware kalibemesting echter niet zo hoog dat spinazie in dit opzicht bij normaal gebruik schadelijk zou zijn! Er moet bovendien rekening worden gehouden met afname van het gehalte aan oplosbaar oxaalzuur en nitraat door uitloging bij conservering tot blik- of diepvriesspinazie. In 2 van de 15 gevallen lag het nitraatgehalte bij zware kalibemesting iets boven 3% N 3 en in 2 andere gevallen het gehalte aan oplosbaar oxaalzuur iets boven 4% in de droge stof. Deze gehalten worden in de literatuur wel als grenswaarde genoemd, waarboven bij meer dan normaal gebruik nadeel zou zijn te duchten voor de gezondheid, voor oxaalzuur speciaal bij kalkarme voeding (Prummel, 1966: literatuurgegevens). Het nitraatgehalte bedroeg in deze gevallen 3,7 en 3,8%, het gehalte aan oplosbaar oxaalzuur 4,3 en 4,8 %. Bemesting en opbrengst van stamslabonen Bonen reageerden op kleigrond in opbrengst in 14 van de 22 proeven op de fosfaatbemesting en in evenveel gevallen op de kalibemesting. Op zand- en dalgrond trad in 12 van de16 proeven een duidelijke fosfaatreactie op; een kalireactie deed zich slechts voor in 2 van de 1 proeven. Weglaten van de fosfaatbemesting gaf op zand- en dalgrond zeer sterke opbrengstdepressies (tot 6%). In een aantal gevallen ontwikkelde het gewas zich op zand- en dalgrond zeer slecht. De 79

Pw - getal 59 (6) opbrengsten waren ondanks een ruime bemesting dan ook laag (6 à 9 ton/ha). Dit betreft o.a. percelen met een sterke fosfaatreactie. Zonder fosfaatbemesting werd een misgewas verkregen. In twee gevallen waren bladen stronkresten van in het jaar daarvoor verbouwde kruisbloemigen ondergeploegd (stoppelknollen en bladkool). De achterstand in groei werd gedeeltelijk opgeheven door fosfaatbemesting, maar niet volledig. Misschien heeft het voorafgaand gewas een residu in de grond achtergelaten, dat schadelijk heeft gewerkt, zodat ondergewerkte kruisbloemigen vermoedelijk een slechte voorvrucht zijn voor bonen. De invloed van de fosfaatbemesting op de opbrengst van stamslabonen als gemiddelde voor drie groepen van proefvelden met verschillend Pw-getal wordt voor zeeklei weergegeven in figuur 3. De economisch optimale gift bedraagt volgens deze figuur bij Pw-getal 15, 32 en 59 gemiddeld resp. 2, 14 en kg P 2 O s / ha. Op zand- en dalgrond was de behoefte groter dan op zeeklei. De economisch optimale gift bedroeg op zand- en dalgrond bij Pw-getal 14, 38 en 55 gemiddeld resp. 48, 24 en 6 kg P 2 O s /ha. De economisch optimale kaligift bedroeg voor stamslabonen op zeeklei bij K-getal 13, 17, 2 en 26 gemiddeld resp. 2, 18, 12 en 9 kg K 2 /ha. Zowel bij fosfaat als bij kali nam de behoefte af met hogere bemestingstoestand van de grond. Zoals reeds vermeld, hebben de bonen in opbrengst op zand- en dalgrond slechts in twee van de tien proeven op de kalibemesting gereageerd, nl. bij K-getal 8 en 11. De hoogste opbrengst werd reeds bij een vrij lage kalibemesting bereikt, nl. bij resp. 6 en 9 kg K2O/ha. In de overige acht gevallen had de kalibemesting geen invloed op de opbrengst, ook niet bij lage kalitoestand van de grond. Een hoger Pw-getal en een hoger K-getal gingen op zeeklei - evenals bij spinazie - samen met een hogere opbrengst. Een invloed van de zwaarte van de grond werd niet gevonden. Het verschil in opbrengst tussen de groepen 5 12 48 kg P 2 5/ha o 32 (8 ) 15 (8 ) Fig. 3. Invloed van de fosfaatbemesting op de opbrengst van stamslabonen op zeeklei bij drie groepen van proefvelden met verschillend PWgetal. Tussen haakjes aantal proefvelden * Optimale gift van proefvelden met verschil in bemestingstoestand werd niet opgeheven door zwaar met fosfaat of met kali te bemesten. Bemestingsadvies Per gewas en per grondsoort zijn de hierboven genoemde optimale bemestingsgiften in figuur 4 voor fosfaat uitgezet tegen het Pwgetal en in figuur 5 voor kali tegen het K-getal. De getrokken lijnen geven het verband aan tussen deze giften en het grondonderzoek. Voor het opstelten van een bemestingsadvies is het totale traject voor Pw-getal en voor K- getal in enkele klassen van laag tot hoog ingedeeld. Het aantal klassen is hierbij kleiner genomen dan in de Adviesbasis voor Landbouwgronden voor bouwlandgewassen is aangegeven, omdat een nauwkeurige vaststelling bij dit materiaal niet verantwoord leek. Om een aansluiting met dit advies te krijgen, zijn de grenzen van deze klassen echter gelijk genomen. Deze klassen met de daarbij vastgestelde normen zijn in de figuren 4 en 5 met gebroken lijnen aangegeven en in de tabel als inmiddels door het Bedrijfslaboratorium voor Grond- en Gewasonderzoek ingevoerd adviesschema vermeld. Ter veigelijking zijn de bestaande adviezen voor consumptie in de tabel mede opgenomen. Voor spinazie waren op zand- en dalgrond 8

optimal e P 2 5- gift, kg/ha Fig. 4 Samenhang tussen de optimale fosfaatgift en Pw-getal voor spinazie op zeeklei en voor stamslabonen op zeeklei, zand- en dalgrond. De getallen bij de tekens geven het aantal proeven aan a spinazie, zeeklei stamslabonen, zeeklei x b stamslabonen, zand en dalgrond O 2 - optimale K 2-gift. kg /ha 7 8 Pw-getal 5 4 3. Fig. 5 Samenhang tussen de optimale kaligift en K-getal voor spinazie en stamslabonen op zeeklei. De getallen bij de tekens geven het aantal proeven aan a spinazie, zeeklei b stamslabonen, zeeklei x 81

geen gegevens beschikbaar. Voor dit gewas gelden op deze grondsoorten voorlopig de normen voor. In de overige gevallen zijn de adviezen meestal ongeveer even hoog of hoger dan voor, met uitzondering van stamslabonen, die op zand- en dalgrond waarschijnlijk weinig kalibehoeftig zijn. Samenvattingen conclusies Op landbouwgronden werd een onderzoek verricht naar de gewenste fosfaat- en kalibemesting van bladspinazie en stamslabonen in afhankelijkheid van de bemestingstoestand van de grond. Op grond van dit onderzoek werd voor zeeklei, zand- en dalgrond voor deze gewassen een bemestingsadvies opgesteld. De conclusies van het onderzoek zijn: 1 Bladspinazie blijkt op kleigrond sterk kalibehoeftig te zijn. Beneden K-getal 2 (kalitoestand zeer laag tot goed) wordt voor spinazie op zeeklei ruim 1 kg K 2 /ha meer geadviseerd dan voor. 2 Stamslabonen reageren op zand- en dalgrond sterk op de fosfaatbemesting. Bij een Pw-getal beneden 46 (fosfaattoestand zeer laag tot goed) wordt ongeveer twee maal zoveel fosfaat geadviseerd als voor de eveneens behoeftige. In de overige gevallen is de behoefte ongeveer gelijk aan die van. 3 Stamslabonen krijgen op klei echter minder kali dan ; op zand- en dalgrond wordt voor dit gewas beneden K-getal 13 slechts een matige en boven dit K-getal geen kalibemesting geadviseerd. 4 Op zeeklei werden bij spinazie en stamslabonen aanwijzingen verkregen dat een hogere bemestingstoestand samenging met een hogere opbrengst, die niet bereikt kan worden door een hogere bemesting. 5 Zware kalibemesting verhoogde het nitraatgehalte en gehalte aan oplosbaar oxaalzuur van spinazie. Deze verhoging was echter meestal niet zodanig dat de kwaliteit van het produkt voor de gezondheid ongunstig zou worden beïnvloed. Fosfaatbemesting verlaagde het gehalte aan oplosbaar oxaalzuur. Literatuur Adviesbasis voor landbouwgronden. Rlc. voor Bodem en Bemesting (1967). Prummel, J. Nitraat en oxaalzuur in spinazie in verband met de gezondheid. IB-rapp. 1 (1966). Adviesschema voor fosfaat- en kalibemesting voor bladspinazie en stamslabonen op zeeklei, zand- en dalgrond (landbouwgronden) in vergelijking met Pw-geta Kleigrond Zand- en dal;»rond spinazie en stamslabonen stamslabonen kg P 2 O s /ha <2 2-45 46-6 >6 16-2 9-12 6 3 2 15 75 18-24 1-14 6 3 4 25 1 K-getal Kleigrond Zand- en dalgrond klei zand spinazie stamslabonen stamslabonen kg K 2 Ojha <11 11-2 21-34 >34 <13 >13 38 23-33 1-17 6 5 4 15 5 3 2 1 2-25 -16 1 82