Hierbij bied ik u aan het Rapport reserve-personeel en sociale zekerheid van de korporaal der eerste klasse J.A. Pols.

Vergelijkbare documenten
Landmacht cht. Koninklijke. Reserve-personeel en sociale zekerheid

2. Arbeidsrelatie tussen de reservist en Defensie

Hoofdstuk XIX Reservepersoneel en sociale zekerheid en pensioenen

I. VERKLARINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 1, ONDER L), VAN VERORDENING (EG) NR. 883/2004 DE DATUM VANAF WELKE DE VERORDENING VAN TOEPASSING ZAL ZIJN

Werken na het bereiken. gerechtigde leeftijd. het bereiken. leeftijd. Deze brochure is een samenwerkingsproduct van:

UWV Tijdreeksen 2017

NOTA VAN WIJZIGING. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Inhoud. Afkortingen 13

Informatie over materiële hulp voor veteranen, militaire dienstslachtoffers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

UWV Tijdreeksen 2018

Financiële zekerheid bij arbeidsongeschiktheid. IPAP Defensie

Informatie over materiële hulp voor veteranen, militaire dienstslachtoffers en hun relaties.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Overgangsbepalingen. Was u in dienst voor 1 januari 2018? Dan gelden er voor u extra regels:

Bijlage: Vergelijking WIA en Appa

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Hoofdstuk 14 Sociaal zekerheidsrecht

ARBEIDS- ONGESCHIKTHEID Alles goed geregeld

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Uitleg hoogte WW-uitkering vanaf 1 juli 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

FACTSHEET Arbeid & Recht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Plein CR Den Haag Wetgeving voor veteranen

Vaststelling van regels voor het tot stand brengen van een nieuw evenwicht tussen arbeid en zorg in de ruimste zin (Wet arbeid en zorg)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Verordening Loonkostensubsidie Participatiewet Gemeente Capelle aan den IJssel 2015

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services. Documentatierapport Hackaton bestand

REGLEMENT AANVULLEND ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN VAN STICHTING PENSIOENFONDS IMTECH

Uw werknemer is arbeidsongeschikt. Wat doet PMT? Wat betekent het voor uw administratie?

Jeugdzorg Zie artikel 3.10 van de cao.

III. REGLEMENT AANVULLINGEN EN UITKERINGEN

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bescherming bij verlof en werkloosheid of tijdens ziekte

Langdurig arbeidsongeschikt. VOP0034_arbeidsongeschikt-2.indd :36

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2018

Ministerie van Veiligheid en Justitie. Korpsbeheerders van de regionale politiekorpsen College van Bestuur Politieacademie

Sociale verzekeringen en uitkeringen (januari) 2012 Premieoverzicht

DienstenCentrum Re-integratie. Verlaten van Defensie en Re-integratie

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2018

WIA verzekering Overheid & Onderwijs

Inkomensgarantieplan voor Overheid & Onderwijs. De oplossing voor inkomensverlies bij arbeidsongeschiktheid

Middels deze nota verzoek ik u daarom, tot nader order, uitvoering te geven aan de concept-rff, zoals in bijlage bijgevoegd.

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Krimpen aan den IJssel 2015

H12 Ziektewet en wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Kenmerk : H:\SEZ\Notities\2015\438 Aanbod WSD mbt No-riskpolis

Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten Geldend van t/m heden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Arbeidsongeschiktheid en uw pensioen

Uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid

versie 7 juni 2012 Nota van Toelichting Algemeen

WIA verzekering Individueel Overheid & Onderwijs

II Het dienstverband

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Auteur. Onderwerp. Datum

Tweede Kamer der Staten-Generaal

INHOUD DEEL B BURGERLIJK WETBOEK WET VERBETERING POORTWACHTER

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Vrijwillige verzekering binnenland

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Richtlijn werk en mantelzorg

ECCVA/U CvA/LOGA 10/17 Lbr. 10/086

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Minister van Binnenlandse Zaken

uw kenmerk Lbr

(VNQ) Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 16 maart TAZ/U Lbr:18^10 CvA/LOGA 18/ College voor Arbeidszaken

Pensioenovereenkomst (inclusief pensioenovereenkomst voor beroepsmilitairen)

Financiële zekerheid bij arbeidsongeschiktheid

Uitkeringsbedragen per 1 juli Nieuwsbericht

Financiële zekerheid bij arbeids ongeschiktheid

Vrijwillige voortzetting bij ontslag en tijdens Ziektewet vóór 1 juli 2017

Reglement. Excedent Arbeidsongeschiktheidspensioen. Stichting Metro Pensioenfonds

RAADSBESLUIT. gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d ;

GEMEENTE HOOGEVEEN. Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR) b e s l u i t :

Vrijwillige verzekering binnenland. Informatie over vrijwillig verzekeren voor de Ziektewet, WIA, WAO en WW

Uw inkomen bij arbeidsongeschiktheid

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

IPAP Inkomen bij arbeidsongeschiktheid. werkgevershandleiding bij collectief contract

Pensioen 2 WIA Aanvulling Plus

Werknemers 1 ZIEK. werknemer en verzekerd voor ZW en WIA is degene die een ww-uitkering geniet

Uitkeringsbedragen per 1 juli 2019

Raadsvoorstel Agendanummer: Datum raadsvergadering: Onderwerp: Gevraagde Beslissing: Inleiding Beoogd effect

HOOFDSTUK V ZIEKTE 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Pensioen 2 WIA Arbeidsongeschiktheidspensioen

Overzicht uitkeringsbedragen en maatregelen Sociale Zaken en Werkgelegenheid per 1 juli 2017

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweemeting Uitstroomdoelstelling re-integratieondersteuning Voorlopige cijfers 2006 en eerste halfjaar 2007

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

REGLEMENT SENIORENREGELING GROOTHANDEL IN BLOEMBOLLEN 2019

Vrijwillige voortzetting bij ontslag en tijdens Ziektewet vóór 1 juli 2017

In deze brief leest u informatie over de verzekering. Bewaar deze brief goed.

Uitkeringsbedragen per 1 januari 2015

Arbeidsongeschiktheid en uw pensioen

In artikel 2.1.5, eerste lid, wordt artikel vervangen door artikel 2.1.4a, eerste lid,.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Transcriptie:

> Retouradres Postbus 20703 2500 ES Den Haag Voorzitter en leden van de werkgroep Postactieven Hoofddirecteur Personeel Directie Personeelsbeleid Afdeling Pensioenen, Sociale Zekerheid, Zorg en Veteranen Bezoekadres: Binckhorstlaan 135 2516 BA Den Haag MPC 58 L Postbus 20703 2500 ES Den Haag Nederland Datum 2 september 2010 Betreft Rapport reserve-personeel en sociale zekerheid Contactpersoon mr K.J. Kooi T +31 (0)70 3 39 66 80 MDTN *06 580 339 66 80 F +31 (0)70 33 9 70 12 Onze referentie BS/2010027235 Hierbij bied ik u aan het Rapport reserve-personeel en sociale zekerheid van de korporaal der eerste klasse J.A. Pols. Ik stel voor om in de eerstvolgende vergadering van de werkgroep PA procedureafspraken te maken over de behandeling van het rapport. d.t.v. de secretaris SOD Bij beantwoording datum, onze referentie en betreft vermelden. DE MINISTER VAN DEFENSIE voor deze DE HOOFDDIRECTEUR PERSONEEL w.g. J.G.A. Leijh Luitenant-generaal Georganiseerd overleg sector Defensie (SOD) email 2-9-2010 briefnummer PA/10.00502 zaaknummer ZD.003.1 status x Behandel Informatie Pieptermijn Br08001 Aanbieding rapport Pols 27235 Pagina 1 van 1

Reserve-personeel en sociale zekerheid Financiële gevolgen voor reserve-personeel van ziekte, (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontstaan tijdens verblijf in werkelijke dienst J.A. Pols Korporaal der eerste klasse (R) van het Korps Nationale Reserve oninklijke Landmacht cht 10210b

Opdrachtgever voor het onderzoek waarover dit rapport verslag doet was oorspronkelijk, in 2002 de medezeggenschapscommissie (MC) van 30 NATRES-bataljon. Al kort na aanvang van het onderzoek is dit gekomen onder de gezamenlijke MCs van alle NATRES-bataljons en van de Korpscommandant van het Korps Nationale Reserve, verenigd in het Bronbeek Overleg. De MCs waren in het jaar 2000 bij de NATRES-bataljons opgericht op grond van het Besluit medezeggenschap Defensie. De toenmalige KC KNatres raakte geïnteresseerd in het onderzoek doordat hij bij zijn aantreden in 2000 van C-NATCO de opdracht kreeg om ervoor te zorgen dat de sociale zekerheid van het NATRESpersoneel geregeld werd. Te vaak hoorde C-NATCO klachten over vraagstukken van sociale zekerheid bij bezoeken aan de NATRES. Na presentatie van het tussenrapport NATRES Poortwachter in de Legerraad in 2005 is door die raad verzocht de knelpunten te inventariseren en te komen met aanbevelingen. Meest recentelijk heeft de Hoofddirecteur Personeel gevraagd het rapport uit te breiden tot al het reserve-personeel, ook buiten de NATRES. In 2002, toen het onderzoek begon, was het reservistenbeleid nog gebaseerd op de reservistennota uit 1996 1 ; daardoor was het NATRES-personeel (m/v) het enige vrijwillig dienende reserve-personeel. Deze NATRES-reservisten, hun werkgevers en hun commandanten stelden bij herhaling vast dat de staande organisatie geen afdoende antwoorden kon geven op vragen over de gevolgen van ziekte, arbeidsongeschiktheid en overlijden door de dienst voor dit vrijwillig dienende reserve-personeel. Het is vanuit deze achtergrond dat dit onderzoek is opgestart vanuit de NATRES. De brief Reservistenbeleid uit 2005 2 legt de basis voor het ontstaan van een grotere groep vrijwillig dienende reservisten, circa 5.600 bij de vier operationele commando s 3. Deze brief introduceerde de begrippen Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) en Reservisten Militaire Taken (RMT) en kondigde ook aan het intrekken van de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht. Per 2008 is dit intrekken gerealiseerd en is de rechtspositie van de vrijwillig dienende reservist opgenomen in de Militaire Ambtenarenwet 1931. Door de nieuwe rechtspositionele structuur is de uitkomst van dit onderzoek nu van belang voor al het reserve-personeel bij de krijgsmacht. Daarbij gaat het over reserve-personeel dat op vrijwillige basis is aangesteld en uitsluitend op vrijwillige basis met (vrijwillige) medewerking van de civiele werkgever in werkelijke dienst komt. In de nieuwe wettelijke opzet komt het onderscheid tussen de categorieën RMT en RSD niet voor; dit onderscheid blijft beperkt tot beleidsdocumenten. Zo ontstaan ook twee nadrukkelijk te onderscheiden opkomstpatronen die wel relevant zijn voor de interpretatie van het toepasselijk recht maar die niet terugkomen in wet- en regelgeving. Die twee patronen zijn: 1) herhaald, kortstondig (vooral O&T, steunverleningen inzet binnenland) en 2) incidenteel, langdurig (onder andere uitzendingen, front fill en back fill). Verdere verwarring over de arbeidsrechtelijke positie van de reservist kan ontstaan doordat er nog (civiele) wet- en regelgeving bestaat met daarin bepalingen voor dienstplichtigen en reservisten. De reservisten uit die teksten zijn echter niet de reservisten van nu. De reservisten (m/v) uit deze oude teksten behoorden verplicht tot het reservepersoneel op grond van de Dienstplichtwet, en niet vrijwillig op grond van de Militaire Ambtenarenwet 1931. Kenmerkend voor de wetgeving op het gebied van de sociale zekerheid is dat deze de laatste jaren vaak en ingrijpend wordt gewijzigd. Alle informatie over dit onderwerp is dan ook vluchtig van aard; onderhouden van kennis, per half jaar is een dwingende eis. Voor een juiste beoordeling van dit rapport is dan ook van belang dat de systematische inventarisatie is gestopt rond het einde van het eerste kwartaal van 2009. Deel II bevat hoofdlijnen van regelingen en is een geactualiseerde versie van het tussenrapport uit oktober 2005. Voor een volledig begrip, en voor toepassing van de onderhavige materie is meer kennis en achtergrondinformatie nodig dan wat in deze publicatie is weergegeven. Eindrapport, oktober 2009. Eerdere tussenrapporten: 1 e van 10 september 2003 2 e van 25 februari 2004 3 e van 10 oktober 2005, met de titel NATRES Poortwachter Onderzoeker: J.A. Pols, Korporaal der eerst klasse (R) van het Korps Nationale Reserve (KNatres) Redactie en vormgeving: Ir. B.J. de Waal MBA, Luitenant-kolonel (R) b.d. der Infanterie bij het KNatres 2005-2009, J.A. Pols, Yerseke. Citeren uit deze publicatie is toegestaan, mits met bronvermelding. De meningen en opvattingen die in deze publicatie worden uitgesproken, zijn en blijven voor de verantwoordelijkheid van de auteur. Zij geven niet noodzakelijkerwijs de mening weer van de Minister van Defensie. Aan de inhoud van deze publicatie kunnen geen rechten worden ontleend. 1 Het reservepersoneel in de professionele krijgsmacht, Kamerstukken II, vergaderjaar 1995-1996, 24 400 X, nr. 104. De nota voorziet in actieve- en afroepreservisten. Dit is verplicht dienend reserve-personeel dat vrijwillig aanvullende verplichtingen op zich neemt. 2 Brief van Staatssecretaris van Defensie aan de Tweede Kamer, Reservistenbeleid, d.d. 20 april 2005. Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29 800 X, nr. 82. 3 Brief van Staatssecretaris van Defensie aan de Tweede Kamer, Reservistennota 2009, d.d. 20 januari 2009, kenmerk P/2008032380. Deze nieuwe nota breidt de groep vrijwillig dienend reserve-personeel uit met een Flexpool van 400 arbeidsplaatsen met dezelfde rechtspositie als reserve-personeel dat op functie is geplaatst.

Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE Managementsamenvatting...1 Inleiding...5 Deel I Knel- en zorgpunten en aanbevelingen...7 1 Knelpunten en punten van (grote) zorg... 9 1.1 Inleiding...9 1.2 Rechtspositie...9 1.3 Organisatie...16 1.4 Algemeen...19 1.5 Vergelijking met vrijwillige brandweer en -politie...22 2 Aanbevelingen... 23 Deel II Wetten en regelingen...25 1 Doorbetaling inkomen... 25 1.1 Ziektewet (ZW)...25 1.2 Loondoorbetaling bij ziekte...25 1.3 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)...25 1.4 Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO)...27 1.5 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)...27 1.6 Studenten: Wet arbeidsongeschiktheid jonggehandicapten (Wajong)...27 1.7 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (WAMIL)...29 2 Pensioenen... 29 2.1 Arbeidsongeschiktheidspensioen met dienstverband...30 2.2 Invaliditeitspensioen (IP)...32 2.3 Bijzondere invaliditeitsverhoging (BIV)...33 2.4 Garantiepensioen (GP), tot 65 e...33 2.5 Totaalbeeld uitkeringen, tot 65 e...33 2.6 Invaliditeitspensioen, na 65 e...34 2.7 Algemene ouderdomswet (AOW)...34 2.8 Militair ouderdomspensioen...34 2.9 Pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid (na introductie WIA)...35 3 Zorg, arbeid en inkomen... 36 3.1 Wet werk en bijstand (WWB)...36 3.2 Wet arbeid en zorg en levensloopregeling (Wazo)...37 3.3 Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (REA)...37 3.4 Mantelzorg...38 4 Overige inkomensregelingen... 38 4.1 Herplaatsingstoelage...38 4.2 Suppletie...38 4.3 Toeslagenwet (TW)...38 5 Ziektekosten... 39 5.1 Zorgverzekeringswet (Zvw)...39 5.2 De reservist, de Zvw en de SZVK...41 5.3 Algemene wet bijzondere ziektekosten (AWBZ)...43 5.4 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)...44 5.5 Voorzieningenstelsel militaire oorlogs- en dienstslachtoffers (VMOD)...45 6 Overlijden... 46 6.1 Bijzonder Nabestaandenpensioen...46 6.2 Overlijden met dienstverband...47 versie: definitief i

Inhoudsopgave 6.3 Voortdurend partner- of wezenpensioen...47 6.4 Tijdelijk verhoogd partner- of wezenpensioen...47 6.5 Overlijden zonder dienstverband...47 6.6 Overlijden zonder dienstverband maar met IP...47 6.7 Overlijden zonder dienstverband en zonder IP...47 6.8 Eenmalige uitkeringen (AMAR artikel 118a)...48 7 Overige onderwerpen... 48 7.1 Wet Inkomstenbelasting 2001 geldend voor aftrekposten jaar 2008...48 7.2 Procedures...49 7.3 Aanvullende particuliere verzekeringen...51 7.4 Wet Ambulancevervoer (WAV)...51 7.5 Woon-werkverkeer...52 7.6 Front- en back fill...52 8 Bijlagen bij Deel II... 55 Deel III Vrijwillige brandweer en -politie...79 1 Voorwoord... 79 2 Rechtspositie vrijwillig politieambtenaar... 79 2.1 Inleiding...79 2.2 Dekkingsgebied...79 2.3 Aanvullende ziekengeldverzekering vrijwillige politie, en werkgeversvergoeding...81 2.4 Oproepen in werkelijke dienst i.v.m. activiteiten rondom ongevalsgebeurtenis...81 2.5 Zorgplicht...81 3 Commentaar op sociale rechtspositie vrijwillig politieambtenaar...81 3.1 Algemeen...81 3.2 Dekkingsgebied...81 3.3 Toekenning bij overlijden met dienstverband...81 3.4 Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV)...82 3.5 HIV infectie...82 3.6 Whiplash...82 3.7 Gliedertaxe en arbeidsongeschiktheidstabel...82 3.8 Verschillen in invaliditeits- dan wel arbeidsongeschiktheidspercentages...82 3.9 Verschillen in uitkeringspercentages...82 3.10 Aanvullende ziekengeldverzekering vrijwillig politieambtenaar, en werkgeversvergoeding...83 3.11 Vergoeding kosten geneeskundige behandeling...83 3.12 Reis- en verblijfkosten...83 3.13 Bij in dienst houden...83 4 Rechtspositie brandweervrijwilligers Gemeente Sittard-Geleen... 83 4.1 Algemeen...83 4.2 De verzekering...83 4.3 Wijzigingen sinds afsluiten onderzoek...85 5 Rechtspositie brandweervrijwilliger Gemeente Goes... 85 5.1 Algemeen...85 5.2 Verzekering...85 5.3 Wijzigingen sinds afsluiten onderzoek...86 6 Commentaar op sociale rechtspositie brandweervrijwilliger... 87 6.1 Algemeen...87 6.2 Dekkingsgebied...87 6.3 Toekenning bij overlijden met dienstverband...87 6.4 Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV)...87 6.5 Gliedertaxe en arbeidsongeschiktheidstabel...87 6.6 Verschillen in invaliditeits- en arbeidsongeschiktheidspercentages...87 6.7 Verschillen in uitkeringspercentages...88 ii versie: definitief

Inhoudsopgave 6.8 Tijdelijke arbeidsongeschiktheid...88 6.9 Vergoeding kosten geneeskundige behandeling...88 6.10 Omvang dekking aanvullende ziekengeldverzekering brandweervrijwilliger...88 6.11 Reis- en verblijfkosten...88 6.12 Bij in dienst houden...88 7 Voornaamste verschillen rechtspositie reservist versus vrijwilligers politie en -brandweer... 88 8 Bijlagen bij Deel III...91 versie: definitief iii

Management samenvatting MANAGEMENTSAMENVATTING Verantwoording en doelstelling onderzoek Voor U ligt het rapport Reserve-personeel en sociale zekerheid. De ondertitel zegt waar het rapport over gaat: Financiële gevolgen voor reserve-personeel van ziekte, (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontstaan tijdens verblijf in werkelijke dienst. Aan overlijden wordt ook aandacht besteed. Daarbij gaat het over vrijwillig dienend reserve-personeel (m/v), en niet meer over verplicht dienend reserve-personeel (m/v) voortkomende uit de dienstplicht. De aparte positie van de krijgsmacht in onze maatschappij wekt verwachtingen als het gaat om de personeelszorg. De reservemilitair en zijn werkgever gaan er van uit dat bij ziekte of ongeval in militaire dienst (met een militaire oorzaak) er goed voor de reservist wordt gezorgd. De Mission Statement KL zegt immers: Zij staat borg voor een goede personeelszorg. De praktijk van de afgelopen jaren, zeker sinds 1995 is echter dat het reserve-personeel geen duidelijke antwoorden krijgt van Defensie over de financiële gevolgen van ongevallen in dienst. Niet alleen voor de reservemilitairen en hun werkgevers is dit een probleem, ook commandanten en personeelsdiensten ervaren de bestaande onduidelijkheid en onbekendheid als ontoelaatbaar. Vanuit deze achtergrond is in 2002 dit onderzoek gestart op verzoek van de medezeggenschapscommissie (MC) van 30 NATRES-bataljon. Al kort na aanvang is dit onderzoek gebracht onder de gezamenlijke MCs van de vijf NATRES-bataljons en van de Korpscommandant van het Korps Nationale Reserve (KC KNatres), verenigd in het Bronbeek Overleg. De KC KNatres raakte geïnteresseerd in het onderzoek omdat hij bij zijn aantreden in september 2000 van C-NATCO de opdracht had gekregen ervoor te zorgen dat de sociale zekerheid van het NATRES-personeel geregeld werd. Aan dit eindrapport zijn in de jaren 2003 tot en met 2005 een drietal tussenrapporten voorafgegaan. De resultaten van het laatste tussenrapport NATRES Poortwachter uit 2005 zijn in de Legerraad gepresenteerd op 24 mei 2005. De Legerraad heeft gevraagd de knelpunten te inventariseren en te komen met aanbevelingen. Het uiteindelijke doel van het onderzoek, zoals ook al opgenomen in het tussenrapport uit 2005 is: - Te komen tot een rapport van bevindingen met verbetervoorstellen om [een deel van] de hiaten, die er momenteel op rechtspositioneel gebied voor reservisten bestaan, te dichten; - Om tot een up-to-date handleiding te komen die is aangepast aan de laatste stand van zaken. Toepasbaarheid resultaten Hoewel het onderzoek is uitgevoerd vanuit de MCs van de NATRES-bataljons is de uitkomst intussen ook van toepassing op het overige vrijwillig dienende reserve-personeel bij de krijgsmacht. Sinds de brief Reservistenbeleid uit 2005 kent de krijgsmacht alleen nog vrijwillig dienend reserve-personeel. Dat is reserve-personeel dat op vrijwillige basis is aangesteld en uitsluitend op vrijwillige basis met (vrijwillige) medewerking van de civiele werkgever in werkelijke dienst komt. Sinds 2008 valt dit reserve-personeel onder de Militaire Ambtenarenwet 1931, en niet meer onder de Dienstplichtwet (buiten werking) en de Wet voor het reservepersoneel der krijgsmacht (ingetrokken). Door deze omstandigheid en mede op verzoek van de HDP is waar mogelijk het rapport uitgebreid tot het reserve-personeel buiten de NATRES. In de brief Reservistenbeleid uit 2005 worden de categorieën Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) en Reservisten Militaire Taken (RMT) geïntroduceerd. Dit onderscheid komt niet terug in wet- en regelgeving, alleen in beleidsstukken. Meest recentelijk is in de brief Reservistenbeleid 2009 de omvang van het reservistenbestand uitgebreid tot ca. 6.000 functieplaatsen, dit door toevoeging van een Flexpool. Deze laatste brief verruimt ook de inzetmogelijkheden van het reserve-personeel. De brief illustreert het verschil qua inzetmogelijkheden met het volgende overzicht: Reservistenbestand Inzet (huidig) Inzet (wordt) - Uitzendingen - Uitzendingen Reservisten Specifieke Deskundigheid - Nationale taken - Nationale taken (RSD) - Back fill Reservisten Militaire Taken (RMT) Vrij Indeelbaar Reservistenbestand - Nationale taken - Nationale taken - Uitzendingen - Back fill Plaatsing in Flexpool voor: n.v.t. - Uitzendingen - Back fill Opkomstpatronen Door de brief Reservistenbeleid (2005) zijn twee nadrukkelijk te onderscheiden opkomstpatronen ontstaan die relevant zijn voor de interpretatie van het toepasselijk recht maar die niet terugkomen in wetgeving. Die twee patronen zijn: - Herhaald, kortstondig dagdeel tot enkele dagen aaneengesloten, meerdere keren per maand of week; - Incidenteel, langdurig drie tot twaalf maanden aaneengesloten, eens per drie tot vier jaar. versie: definitief 1

Management samenvatting Het eerste model komt vooral voor bij NATRES, CEE, 400 Gnkbat, GLR (voornamelijk O&T, steunverleningen en inzet binnenland), en het tweede bij uitzendingen en bij back fill. Back fill kan ook nog eens langdurig in deeltijd zijn. Omdat dit rapport is geschreven vanuit de NATRES is meer aandacht besteedt aan het model herhaald, kortstondig en minder aan het model incidenteel, langdurig ; herhaald, kortstondig is de norm bij de NATRES. Ieder van deze modellen heeft zijn eigen eigenaardigheden. Naar het tweede model zal verder onderzoek moeten worden gedaan. De reservisten voor de veiligheidsregio s vormen hier nog een afzonderlijke groep die niet vanzelfsprekend in een van de twee opkomstmodellen is te vangen. Deze groep vraagt dan ook afzonderlijke aandacht. Indeling rapport Dit rapport bestaat uit drie delen. In Deel I worden de knel- en zorgpunten met de daaruit voortkomende aanbevelingen behandeld. Daarna volgen in Deel II de wetten en regelingen die het aandachtsgebied vormen van het onderzoek. Dit deel maakte de hoofdmoot uit van het laatste tussenrapport van de onderzoekers uit 2005. Het is echter wel voor een groot deel herschreven wegens de vele wijzigingen in de wetgeving. In Deel III wordt ten slotte de situatie van de vrijwilligers bij politie en brandweer weergegeven en vergeleken met die van het reserve-personeel van Defensie. Bijlage 1 bevat de verklaringen van alle gebruikte afkortingen. Deel I Knel- en zorgpunten Het onderzoek heeft een groot aantal knel- en zorgpunten geïdentificeerd. Deze hebben niet alleen betrekking op de rechtspositie van het reserve-personeel, maar ook op de organisatie. Omdat het gaat om 25 knelpunten en 26 zorgpunten wordt hier volstaan met een bespreking van de onderwerpen die aan de orde komen. Het onderscheid tussen knelpunten en punten van (grote) zorg is dat de knelpunten evident zijn. De punten van (grote) zorg zijn punten die vragen om stellingname door de Staatssecretaris van Defensie en door de centrales van overheidspersoneel. Ondanks dit onderscheid vragen beide categorieën evenveel aandacht. Ieder knel- en zorgpunt is kort verwoord, en voorafgegaan door een beknopte inleiding. De knel- en zorgpunten hebben verschillende achtergronden, daaronder de veranderingen die de laatste jaren zijn doorgevoerd in de sociale zekerheid. Maar ook de veranderingen bij het reserve-personeel zelf, waarbij het vooral erom gaat dat dit personeel vrijwillig in werkelijke dienst komt op grond van de Militaire Ambtenarenwet 1931 en niet meer verplicht op grond van de Dienstplichtwet. Aan deze tweede wijziging zijn de militaire aspecten van de sociale zekerheid en een deel van de militaire wet- en regelgeving nog niet aangepast. Dit mede door onbekendheid met de materie. Daarnaast heeft Defensie de uitvoering van delen van wet- en regelgeving afgestoten waarbij onvoldoende aandacht is besteedt aan de gevolgen daarvan voor het reserve-personeel. Onder andere is de kennis die bij Bureau Toepassing rechtspositieoverleg en medezeggenschap (TROM) aanwezig was, niet voldoende geconserveerd en overgedragen aan het DienstenCentrum Human Resources. Het Algemeen militair ambtenarenreglement kent bepalingen die zijn aangepast aan de nieuwe vrijwillig dienende reservist maar ook bepalingen die (nog) niet zijn aangepast. Hierdoor zijn voor de reservist onduidelijke regels ontstaan met onduidelijke gevolgen. Een voorbeeld is de toepasselijkheid van de artikelen 120 en 124 over betalingen bij arbeidsongeschiktheid. Artikel 124 spreekt van de reservemilitair die verplicht tot het reserve-personeel behoort of heeft behoord, terwijl artikel 120 spreekt van de militair die is ontslagen uit de dienst bij het beroepspersoneel. Omdat dit de enige twee artikelen zijn die gaan over deze betalingen is er voor de vrijwillig dienende reservist geen toepasselijk artikel. Niet alleen de rechtspositie is veranderd of moet nog aangepast worden, ook de middelen en mogelijkheden op administratief gebied zijn veranderd. De invoering van zelfbediening voor het vastleggen en wijzigen van gegevens in het geautomatiseerde personeelssysteem (PeopleSoft) heeft alleen plaatsgevonden voor het beroepspersoneel en niet voor het reserve-personeel. Algemeen geldt dat het reserve-personeel (nog) geen toegang heeft (vanuit huis) tot het Defensie Intranet en ook zelden een eigen kantoorwerkplek heeft met eigen account. Evenzeer geldt dat soldaten en korporaals bij het beroepspersoneel ondanks het opgesteld zijn van informatiezuilen ook nog matig worden bediend. In een defensieomgeving, die over gaat van informatie brengen naar zelf informatie halen, ontstaat er zodoende ook voor het reserve-personeel een (informatie) achterstand. Los van de wijze van toegang tot dat systeem is in PeopleSoft niet voorzien in de mogelijkheid van ziekmelding aan de (militaire) werkgever door de reservist. Een voorziening die van belang is om in aanmerking te komen voor uitkeringen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid. Daarbij geeft ook de appèllijst niet de mogelijkheid een afwezigheid als gevolg van ziekte op een juiste wijze te registreren. Een gerelateerd onderwerp is de eigen handtekening op de appèllijst. De discipline bij het zetten van die handtekening laat nog steeds te wensen over. Die eigen handtekening is het enige (door het ABP) toegelaten bewijs van aanwezigheid, dan wel opkomst in werkelijke dienst. Hier openbaart zich het kenmerkend onderscheid tussen beroeps- en reserve-personeel, dat bij het beroepspersoneel alleen de afwezigheid wordt geregistreerd en bij het reserve-personeel alleen de aanwezigheid. 2 versie: definitief

Management samenvatting De vulling van de huidige reservistenonderdelen verandert. Deze krijgen te maken met groepen met bijzondere inkomenssituaties; denk aan huisvrouwen en -mannen, studenten en kleine zelfstandigen zonder verzekering (bijvoorbeeld ZZP-ers). Vooral de kleine zelfstandige dreigt bij gezondheidsproblemen ontstaan door de militaire dienst financieel in de knel te komen. Faillissement van de eigen eenmanszaak na een langdurige revalidatie na een ongeval in werkelijke dienst is geen uitzondering meer. In toenemende mate gaan studenten een nevenbaan als RMT-er zien als een sportieve en avontuurlijke uitdaging met een welkome aanvulling op de studiefinanciering. Hierdoor baart het sluiten van de WAMIL voor nieuwe gevallen zorg. Het reserve-personeel valt na een ongeval voor het merendeel terug op de algemene WIA, terwijl de student, tevens reservist terugvalt op de Wajong. Deze Wajong is een regeling die qua uitgangspunten sterk afwijkt van de oude WAMIL. De Wajong voorziet in een uitkering met als grondslag 75% van het minimumloon en houdt geen rekening met een verwacht carrièreverloop zoals dat wel het geval was onder de WAMIL. Vooral voor studenten op de niveaus HBO en WO kan dit dramatisch uitpakken. Verder kent de Wajong een wachttijd van één jaar zonder loondoorbetaling of ziekengeld waardoor de student één jaar zonder middelen van bestaan zit. De Wajong is ook alleen gericht op het aan het werk krijgen van de jongere en voorziet niet in het afmaken van de studie. Door onbekendheid met de regelingen rond de sociale zekerheid van studenten, tevens reservist kunnen de wervers van Defensie de studenten onvoldoende voorlichten over deze gevolgen van eventuele ongevallen. De bijzondere positie van Defensie brengt met zich mee dat men zich niet kan verschuilen achter het argument dat de student dezelfde (loopbaan- en inkomens-) risico s loopt op het sportveld of werkend in de supermarkt. Maar ook huisvrouwen/-mannen en kleine zelfstandigen zonder verzekering bevinden zich in een gevarenzone. Aangezien de militaire regelingen er van uit gaan dat bij ziekte de reservist terugvalt op de ziekengeldregeling van de civiele werkgever, is er voor huisvrouwen/-mannen en kleine zelfstandigen zonder verzekering niets. Door medewerkers van Defensie wordt uitgedragen dat de maatwerk oplossing voor deze reservisten er uit kan bestaan dat zij voltijds in werkelijke dienst kunnen worden gehouden en dan als gewoon werknemer van Defensie loon doorbetaald krijgen (maximaal 104 weken). Of dit in de praktijk wordt toegepast en dan werkelijk werkt is niet bekend. In het algemeen is het ontbreken van een duidelijke regeling voor het vaststellen van de berekeningsgrondslag (BG) voor uitkeringen een groter wordend knelpunt. Te denken valt aan omstandigheden als geen vast civiel inkomen hebben naast het militaire inkomen, of alleen een inkomen genieten dat volledig afhankelijk is van de eigen omzet. Voor reservisten met het opkomstpatroon herhaald, kortstondig speelt dat bij ziekte of arbeidsongeschiktheid zowel het civiele- als het gelijktijdige militaire inkomen wegvallen. Alleen het civiele inkomen wordt door de civiele werkgever doorbetaald; Defensie voorziet niet in compensatie voor het weggevallen militaire inkomen. De verruiming van de lengte van de periode van uitzendingen of back fill leiden tot nieuwe vragen in verband met de civiele BG bij bijvoorbeeld werkloosheid. Bij RMT-ers kan dan ook nog gaan spelen dat het militaire werkniveau niet automatisch overeenkomt met het civiele niveau. De manager die er bewust voor kiest om in de vrije tijd soldaat te zijn is geen uitzondering. De militaire- en civiele inkomensniveaus verschillen in een dergelijk geval soms aanzienlijk met onherroepelijke gevolgen voor de BG. Een reservist die gezondheidsproblemen heeft die aan de dienst gerelateerd zijn, heeft met twee verschillende invalshoeken te maken, de militaire en de civiele. Hierin verschilt de reservist wezenlijk van zijn beroepscollega. Snelle en adequate hulp is nodig, niet alleen medisch, maar ook waar het gaat om deskundig advies en begeleiding. De militaire organisatie moet meer aandacht besteden aan die advisering en begeleiding door een, in de omstandigheden van de reservist goed ingewerkte casecoördinator. Verder laten ook de volgende onderwerpen te wensen over: het op juiste wijze omgaan met de appèllijst en het proces-verbaal van ongevallen, het declareren van ziektekosten, de kennis van de personeelsfunctionarissen en de eigen commandanten. Een specifiek probleem vormt de duur van een eventueel (her)keuringstraject. De voor beroepsmilitairen wenselijke wachttijd van twee jaar werkt op civiel niveau voor de reservist verkeerd. De reservist zonder loondoorbetaling van Defensie wil zo snel mogelijk uit dienst en weten op welke (tijdelijke) uitkeringen, voorzieningen en verstrekkingen hij kan rekenen. Ook de voorlichting naar de civiele werkgever vraagt om aandacht. Deze zal bij langdurige afwezigheid door ziekte van zijn personeelslid, veroorzaakt door de militaire dienst zeker met vragen komen. Hij wordt in eerste instantie geacht zelf, of via zijn eigen verzekering te voorzien in de loondoorbetaling aan zijn werknemer. Voor eventuele compensatie van die loonkosten door Defensie bestaat geen vaste regeling, zoals dat wel het geval is bij de vrijwillige brandweer en -politie. Defensie draagt uit dat de werkgever een claim kan indienen. Deel I Aanbevelingen Het rapport komt na de opsomming van de knel- en zorgpunten tot de volgende aanbevelingen: - Overnemen van de knelpunten en punten van (grote) zorg. versie: definitief 3

Management samenvatting - In alle wet- en regelgeving op het gebied van de sociale zekerheid van militairen nadrukkelijk rekening houden met de specifieke situatie van het vrijwillig dienende reserve-personeel (m/v). - De kwaliteit te verbeteren van de begeleiding van reservemilitairen die in of door de dienst (tijdelijk) arbeidsongeschikt of invalide zijn geworden. De samenloop van militaire- en civiele regelingen bij reservemilitairen brengt met zich mee dat er sprake is van extra complexiteit ten opzichte van de begeleiding van beroepspersoneel. - De belegging van de functie van de begeleidingsofficier (casecoördinator) voor reservemilitairen vraagt bijzondere aandacht. Te overwegen valt om hier reservemilitairen mede bij te betrekken daar die langer op functie kunnen worden gehouden; de continuïteit kan daarmee gediend zijn. - De standaard tijdsbalk voor keuringen die gehanteerd wordt voor ziek of arbeidsongeschikt beroepspersoneel pakt niet goed uit voor het reserve-personeel. Deze tijdsbalk moet voor het reserve-personeel worden aangepast. - Volledige en eenduidige informatievoorziening aan reservemilitairen is en blijft een aandachtspunt. Naast denken aan informatie op papier verdient het aanbeveling om een algemene reservistensite op het internet te ontwikkelen; de reservistenpagina op de site van Defensie kan hiervoor als basis dienen. Naast een publiek deel zou hier ook een afgesloten deel bij horen dat toegang geeft tot delen van het Defensie Intranet. Ook civiele werkgevers zullen willen weten waar zij aan toe zijn wanneer een van hun werknemers iets overkomt als reservemilitair. Werkgevers krijgen te vaak bij Defensie te maken met medewerkers die onbekend zijn met de (afwijkende) regelingen en omstandigheden waar de civiele werkgever mee te maken heeft. - In de opleidingen van personeel dat te maken heeft met reserve-personeel nadrukkelijk aandacht besteden aan de procedures rond de sociale zekerheid van reservemilitairen bij dienstgerelateerde incidenten. Het gaat dan bij het reserve-personeel zelf om het niveau van compagniescommandanten (idem eskadron, squadron, enz.) en hoger, en om het beroepspersoneel dat werkt met en voor die reservemilitairen op het niveau van stafofficieren bij de (NAT- RES-) bataljons of vergelijkbaar niveau bij KM, KLu en KMar. Te denken valt bijvoorbeeld aan het procesverbaal van ongeval dat een kerndocument is en dat niet in alle gevallen voldoende serieus wordt genomen en idem het omgaan met de appèllijst als wettelijk instrument voor de vastlegging van aanwezigheid. - De aanbevelingen van de Commissie Staal over sociaal leiderschap ook bij reservistenformaties uitwerken. Het sociaal leiderschap van commandanten bij de begeleiding van zieke, arbeidsongeschikte en invalide reservemilitairen dient verbeterd te worden. Het gaat dan om commandanten vanaf het niveau compagnie (eskadron, squadron, enz.) en stafpersoneel (beroeps en reserve) op niveau bataljon (NATRES-bataljon, GLR, enz.), dan wel overeenkomstige functionarissen bij de Zeeverkeersdienst, het CIMIC Bataljon, 400 Geneeskundig Bataljon, KMar Brigade, enz. - De Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007, MP 32-800 actualiseren en uitbreiden met een solide deel over reservistenaangelegenheden. Deze wegwijzer is een externe uitgave. Van des te groter belang is het onderhouden van de contacten met de uitgever en auteurs van deze publicatie. Deel II Wetten en regelingen In Deel II worden alle onderhavige wetten en regelingen beschreven. Dit deel is een uitgebreide handleiding hoe de huidige wetten en regels toegepast moeten of kunnen worden met in achtneming van de in deel één geconstateerde problemen. Het laatste hoofdstuk van dit deel behandelt een aantal bijzondere zaken waaronder uitvoeringsprocedures, aanvullende particuliere verzekeringen maar ook de laatste ontwikkelingen en aandachtspunten rond front- en back fill. In de bijlagen bij dit hoofdstuk wordt aan de hand van stroomschema s duidelijk gemaakt hoe de afwikkeling per geval verloopt. Aan de hand van stapeldiagrammen wordt visueel gemaakt hoe de uitkering bij verschillende vormen en gradaties van restbeperkingen of invaliditeit is opgebouwd. In tabellen worden de onderlinge relaties en verschillen tussen vergoedingenstelsels weergegeven. Deel III Vrijwillige brandweer en -politie Deel III beschrijft de rechtspositie van vrijwilligers van brandweer en politie zoals die door de Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is opgezet. De regelingen voor de vrijwilligers van brandweer en politie worden vergeleken met die voor reservisten van Defensie. De reden voor dit aanvullende onderzoek is onder andere dat in de veiligheidsregio s nauw samengewerkt wordt. Ook schept dit deel een mogelijkheid voor kruisbestuiving ten gunste van de reservisten uit alle drie organisaties. Een paar belangrijke verschillen zijn: - De vrijwilligers van brandweer en politie zijn verzekerd voor woon-werkverkeer. - De burgerwerkgever van de vrijwilligers van brandweer en politie krijgen een vergoeding voor het ziekengeld. - Politie en gemeentes kennen op de situatie toegesneden aanvullende verzekeringen voor de vrijwilliger. - De vrijwilligers bij brandweer en politie hebben geen last van anticumulatiebepalingen. - Het lijkt dat regelingen bij overlijden van brandweer en politie tot hogere uitkeringen leiden voor de nabestaanden. De bijlagen bij dit deel laten de verschillen zien tussen reservemilitairen en de vrijwilligers van brandweer en politie. 4 versie: definitief

Inleiding INLEIDING Dit rapport is het resultaat van een onderzoek, uitgevoerd door reservisten van het Korps Nationale Reserve van de Koninklijke Landmacht naar enkele aspecten van de rechtspositie van vrijwillig dienende reservisten (m/v). In het bijzonder hun financiële zekerheid als hen in werkelijke dienst iets overkomt. Aan dit eindrapport zijn in de jaren 2003 tot en met 2005 een drietal tussenrapporten voorafgegaan. In 2005 zijn de resultaten van het tussenrapport NATRES Poortwachter gepresenteerd in de Legerraad. Deze heeft gevraag de knelpunten te inventariseren en te komen met aanbevelingen. De aanleiding voor dit onderzoek is en was de onrust die in de loop der jaren was ontstaan bij het NATRES-personeel. Onrust over de onduidelijkheid over dit onderwerp en de soms tegenstrijdige antwoorden van verschillende betrokken instanties binnen en buiten Defensie. Daarbij was ook nog sprake van verschil in interpretatie van de regelgeving tussen de Regionaal Militaire Commando s. Van Defensie mag als goed werkgever worden verwacht dat de regelgeving intern bekend is. Echter met het opschorten van de dienstplicht begin 90 er jaren en als gevolg daarvan, een vermindering van ter zake kundig personeel, is voor de vrijwillig dienende reservist (m/v) veel belangrijke kennis verloren gegaan. Ook bij de sociale partners en bij gemeentelijke instanties is weinig of geen kennis meer aanwezig over deze materie. Er was hierdoor een onduidelijke situatie ontstaan met de mogelijkheid van nadelige financiële gevolgen voor de reservist. In eerste instantie is het thema sociale zekerheid, onafhankelijk van elkaar, door verschillende personen opgepakt. Na het invoeren van het Besluit medezeggenschap Defensie, ook bij het NATRES-bataljons is het Bronbeek Overleg het overleg tussen de medezeggenschapscommissies van de vijf NATRES-bataljons en de Korpscommandant van het Korps Nationale Reserve het samenwerkingsplatform geworden voor deze verschillende onderzoekers. Het uiteindelijke doel van het onderzoek, zoals ook al opgenomen in het tussenrapport uit 2005 is: - Te komen tot een rapport van bevindingen met verbetervoorstellen om [een deel van] de hiaten, die er momenteel op rechtspositioneel gebied voor reservisten bestaan, te dichten; - Om tot een up-to-date handleiding te komen die is aangepast aan de laatste stand van zaken. De titel Reserve-personeel en sociale zekerheid, met als ondertitel Financiële gevolgen voor reserve-personeel van ziekte, (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontstaan tijdens verblijf in werkelijke dienst, is een goede omschrijving van de inhoud van dit rapport. Aan overlijden wordt ook aandacht besteed. De beschrijving van de wetgeving is bijgewerkt tot omstreeks april 2009. De nieuwe onderwerpen front- en back fill krijgen enige aandacht. Het rapport gaat in op alle financiële aspecten die met de gevolgen van ziekte en ongeval te maken hebben. Ook is gekeken naar verschillende civiele inkomens en -werksituaties evenals de positie van de civiele werkgever. Daarbij is het geheel afgezet tegen al de bekende wettelijke kaders die van toepassing zijn. Ook is met diverse instanties buiten Defensie gesproken. Er is gekeken naar de stand van zaken bij de collega s van vrijwillige politie en -brandweer. Naast een aantal principiële verschillen die geïdentificeerd zijn, is onderzocht hoe bij de beoogde nadere samenwerking tussen deze organisaties de afhandeling van identieke situaties eruit ziet. Er is een groot aantal knel- en zorgpunten geïdentificeerd. Naar inzicht van de onderzoeker mede op basis van de door hem opgedane praktijkervaring is aan deze knel- en zorgpunten een prioriteitstelling toegekend. De strekking, conclusies en aanbevelingen van dit rapport reiken verder dan alleen het NATRES-personeel. Dit rapport is ook toepasbaar op alle andere reservisten binnen de krijgsmacht sinds er alleen nog vrijwillig dienend reserve-personeel bestaat. In de brief Reservistenbeleid uit 2005 worden de categorieën Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD) en Reservisten Militaire Taken (RMT) geïntroduceerd. Dit onderscheid komt niet terug in wet- en regelgeving, alleen in beleidsstukken. Niet nader in het rapport uitgewerkt zijn mogelijke verschillen die kunnen optreden tussen de twee nadrukkelijk te onderscheiden opkomstpatronen die sinds de Reservistenbrief uit 2005 zich voordoen. Die twee patronen zijn: - Herhaald, kortstondig dagdeel tot enkele dagen aaneengesloten, meerdere keren per maand of week; - Incidenteel, langdurig drie tot twaalf maanden aaneengesloten, eens per drie tot vier jaar. Het eerst model komt vooral voor bij NATRES, CEE, 400 Gnkbat, GLR (voornamelijk O&T, steunverleningen en inzet binnenland), en het tweede bij uitzendingen en bij back fill. Back fill kan ook nog eens langdurig in deeltijd zijn. Omdat dit rapport is geschreven vanuit de NATRES is er meer aandacht besteedt aan het model herhaald, kortstondig en minder aan het model incidenteel, langdurig ; herhaald, kortstondig is de norm bij de NATRES. Ieder van deze modellen heeft zijn eigen eigenaardigheden. Daarom zal naar het tweede model meer onderzoek moeten worden gedaan. De reservisten voor de veiligheidsregio s vormen hier nog een afzonderlijke groep die niet vanzelfsprekend in een van de twee opkomstmodellen is te vangen. Deze groep vraagt dan ook afzonderlijke aandacht. versie: definitief 5

Inleiding Meest recentelijk is in de brief Reservistenbeleid 2009 de omvang van het reservistenbestand uitgebreid met een Flexpool tot totaal 6.000 functieplaatsen. Deze laatste brief verruimt ook de inzetmogelijkheden van de reservisten en illustreert dat verschil met het volgende overzicht: Reservistenbestand Inzet (huidig) Inzet (wordt) - Uitzendingen - Uitzendingen Reservisten Specifieke Deskundigheid - Nationale taken - Nationale taken (RSD) - Back fill Reservisten Militaire Taken (RMT) Vrij Indeelbaar Reservistenbestand - Nationale taken - Nationale taken - Uitzendingen - Back fill Plaatsing in Flexpool voor: n.v.t. - Uitzendingen - Back fill Indeling rapport en overige In Deel I van dit rapport worden als eerste de knel- en zorgpunten met de daaruit voortkomende aanbevelingen behandeld. Deze knelpunten en aanbevelingen vormen de aanvulling die dit rapport levert op het laatste tussenrapport uit 2005. Daarna volgen in Deel II de wetten en regelingen die het aandachtsgebied vormen van het onderzoek. Dit deel vormde het tussenrapport uit 2005. Echter door het tijdsverloop en de vele aanpassingen in de sociale wetgeving moest dit deel ingrijpend worden herzien. De noodzaak van deze aanpassing werd al gememoreerd in de inleiding van het tussenrapport uit 2005. In het nieuwe Deel III wordt ten slotte de situatie van de vrijwilligers bij politie en brandweer weergegeven en vergeleken met die van het reserve-personeel van Defensie. Dit is de neerslag van nieuw onderzoek dat na 2005 is verricht. Bijlage I bevat de verklaringen van alle gebruikte afkortingen. De zelfstandige naamwoorden militair en reservist zijn volgens Van Dale mannelijk. Er wordt derhalve om taalkundige redenen steeds verwezen naar hij, hem, zijn, enz. Dat neemt niet weg dat ook de vrouwelijke militairen hieronder vallen. Waar dat voor het begrip noodzakelijk is staat achter begrippen als reserve-personeel, reservist, reservemilitair, NATRES-personeel, enz. soms (m/v) of (m/v) ter verduidelijking als dit wenselijk is. Dankwoord De uitvoering van dit onderzoek was niet mogelijk geweest zonder de steun, gedurende zoveel jaren van opeenvolgende Korpscommandanten van het Korps Nationale Reserve, Inspecteurs Reserve-personeel KL, hoofden van de Afdeling Reservistenaangelegenheden van de Staf van het Commando Landstrijdkrachten en uiteraard de eigen bataljons- en compagniescommandanten, wij zijn hen allen veel dank verschuldigd. Bijzondere dank zijn wij verschuldigd aan de Directeur Business Unit Bijzondere Regelingen Defensie van het ABP, en aan zijn medewerkers. Het is hun open opstelling die ertoe heeft geleid dat dit onderzoek inhoud heeft gekregen. Bij USZO-Defensie stond de heer G. Bekkers steeds open voor de vele vragen die het doorgronden van alle bijzondere regelingen met zich meebrachten. Voor het kunnen samenstellen van Deel III met de vergelijking met vrijwillige politie en -brandweer waren de vele contacten met de Landelijke Organisatie van Politie Vrijwilligers (LOPV) en met de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers (VBV) van onschatbare waarde. De eerste contacten met de brandweer vonden echter plaats met de korpsen van de gemeentes Goes en Sittard-Geleen. Zij legde de basis voor het inzicht in de regelingen voor de brandweervrijwilligers. Ook Postbus 51 heeft bij herhaling voorzien in de antwoorden die de gewone rechtzoekende te horen krijgt, wat het inzicht in de materie heeft verdiept. Hetzelfde geldt voor de medewerkers van Zorgkantoren, het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ), de Wmo-lokketten (Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning) van verschillende gemeentes, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en het UWV, zowel de centrale organisatie als de afdelingen. Tot het verschijnen van het derde tussenrapport in 2005 maakte Bert Swinkels deel uit van het onderzoeksteam. Door veranderingen in zijn werk kon hij dit laatste deel van het onderzoek niet meer mee maken. Zonder de bijdrage die hij tot 2005 leverde was dit onderzoek nauwelijks van de grond gekomen. Dit onderzoek heeft uiteindelijk ook geleid tot een ingrijpende verandering in de civiele loopbaan van Johan Pols. Begin 2009 is hij gaan werken bij de ACOM als beleidsadviseur. Tot slot zijn er de familie en vrienden. Zij moesten telkens weer luisteren naar de verhalen over dit voor velen zo afstandelijke onderwerp, en dat nog wel gedurende zoveel jaren. Jaren waarin heel veel vrije tijd in dit onderzoek werd gestoken. Zoals zo vaak bij de NATRES geldt, is het juist het thuisfront dat de gevolgen van een vrijetijdsbesteding als de NATRES heel nadrukkelijk meebeleeft door het grote tijdsbeslag op die vrije tijd. 6 versie: definitief

Deel I Knel- en zorgpunten DEEL I KNEL- EN ZORGPUNTEN EN AANBEVELINGEN 1.1 Inleiding...9 1.2 Rechtspositie...9 1.2.1 Prioriteit Urgent...9 1.2.1.1 Weduwes bij overlijden vóór 65 e zonder dienstverband...9 1.2.1.2 Aanvulling ziektegeld tot 100%...9 1.2.1.3 AMAR artikelen 120 versus 124...10 1.2.1.4 Samenlopende inkomsten...10 1.2.1.5 WAMIL vervangen door WIA...11 1.2.1.6 Wajong vervangt WAMIL voor jonge reservisten...11 1.2.1.7 Molest...12 1.2.1.8 AMAR Artikel 118 Aanspraken bij overlijden...12 1.2.1.9 BG voor personeel in WW (civiel), huisvrouw, kleine zelfstandigen...12 1.2.1.10 Voortzetting aanstelling bij arbeidsongeschiktheid onder 35%...13 1.2.1.11 Inkomensachteruitgang bij WIA...13 1.2.1.12 Kosten geneeskundige zorg...14 1.2.1.13 Anw en voortdurend nabestaandenpensioen...14 1.2.1.14 Eenmalige uitkering bij overlijden...14 1.2.1.15 Front- en back fill...14 1.2.2 Prioriteit Minder urgent...15 1.2.2.1 Fictieve pensioenjaren...15 1.2.2.2 SZVK...15 1.2.2.3 Regeling inkomenscompensatie...15 1.3 Organisatie...16 1.3.1 Prioriteit Urgent...16 1.3.1.1 Begeleiding vanuit Defensie bij dienstongevallen reservemilitairen...16 1.3.1.2 Professionaliteit...16 1.3.1.3 Kennisniveau DC HR/krijgsmacht over reservemilitairen...17 1.3.1.4 Re-integratiemiddelen vanuit Defensie/UWV...17 1.3.1.5 Ontslagbescherming en keuringstraject...17 1.3.1.6 Onbetaald civiel verlof...17 1.3.1.7 Tekenen appèllijst...18 1.3.1.8 Ziekmeldingsprocedure...18 1.3.1.9 Arbeidsongeschiktheid toepasselijke regelgeving militairen...18 1.3.1.10 Reservistenzorg, af van maatwerk...19 1.3.1.11 Declareren kosten geneeskundige zorg...19 1.3.1.12 Eenmalige uitkering bij overlijden...19 1.4 Algemeen...19 1.4.1 Prioriteit Minder urgent...19 1.4.1.1 Terugtredende overheid...19 1.4.1.2 IPAP - Invaliditeitspensioen aanvullingsplan...20 1.4.1.3 Vergoeding burgerwerkgevers...20 1.4.1.4 AWBZ...20 1.4.1.5 Wet arbeid en zorg en levensloopregeling...21 1.4.1.6 Wmo...21 1.4.1.7 Eigen bijdrage Wmo en AWBZ...21 1.4.1.8 Mantelzorg (ondergebracht in de Wmo)...21 1.4.1.9 Registratie partnerschap...22 1.5 Vergelijking met vrijwillige brandweer en -politie...22 versie: definitief 7

Deel I Knel- en zorgpunten 1 Knelpunten en punten van (grote) zorg 1.1 Inleiding Hierna worden de knelpunten en punten van (grote) zorg geïnventariseerd rond de financiële- en sociale zekerheid van reserve-personeel van Defensie bij ziekte, (tijdelijke) arbeidsongeschiktheid en invaliditeit ontstaan tijdens verblijf in militaire dienst. Deze knel- en zorgpunten komen voort uit het uitgebreide Deel II Wetten en regelingen van dit rapport dat de beschrijving van alle relevante regelingen bevat per tweede helft 2008 dan wel eerste helft 2009. Het onderscheid tussen knelpunten en punten van (grote) zorg is dat de knelpunten evident zijn. De punten van (grote) zorg zijn punten die vragen om stellingname door de Staatssecretaris van Defensie en van de samenwerkende centrales van overheidspersoneel. Dit onderscheid betekent niet dat beide categorieën niet evenveel aandacht vragen. De knel- en zorgpunten zijn ingedeeld naar de aandachtsgebieden Rechtspositie ( 1.2), Organisatie ( 1.3, pag. 16) en Algemeen ( 1.4, pag. 19). Binnen deze indeling is een onderverdeling aangebracht naar de prioriteiten Urgent en Minder urgent. 1.2 Rechtspositie 1.2.1 Prioriteit Urgent 1.2.1.1 Weduwes bij overlijden vóór 65 e zonder dienstverband De weduwe/weduwnaar van de reservemilitair (m/v) die vóór zijn 65 e jaar overlijdt, krijgt geen nabestaandenpensioen (NP). Het gaat daarbij om het NP zoals onder andere omschreven in de Wegwijzer Sociale Zekerheid Defensie 2007 (MP 32-800), Hoofdstuk XIX. Een van de argumenten van de Business Unit Service Verzekerden (SV) van het ABP is dat dit reserve-personeel slapers zijn. De kwalificatie als slapers is niet meer juist sinds op 1 juni 2001 de vrijwillig dienende reservist in werkelijke dienst deelnemer werd bij het ABP en premies OP/NP afdraagt (zie voor opstelling Business Unit Bijzondere Regelingen Defensie van het ABP 1.2.1.2). Momenteel loopt ten minste één bezwaarschrift bij het ABP van een weduwe van een NATRES-militair (bezwaarschrift is van mei 2007). Het langstlevendenpensioen zou wel worden uitgekeerd aan de nabestaande van de al pensioen ontvangende oudreservemilitair. Daar dit gaat over het reservistenpensioen nieuwe stijl dat in 2001 is ingegaan zijn hiervan nog geen praktijkvoorbeelden voor handen. Het beeld dat ontstaat, is dat als de reservemilitair (m/v) overlijdt vóór zijn 65 e de weduwe/weduwnaar geen NP krijgt, en na diens 65 e wel 4. Volgens de pensioenbrieven die het ABP op verzoek verstrekt, krijgen wezen steeds een uitkering, ongeacht of de ouder, reservemilitair zijnde overlijdt vóór of na het 65 e levensjaar. Knelpunt 1. Defensie en het ABP (Business Unit Service Verzekerden) doen afwijkende uitspraken over de NP-rechten van weduwes/weduwnaars van reservemilitairen (m/v) die vóór hun 65 e komen te overlijden. 1.2.1.2 Aanvulling ziektegeld tot 100% Op de reservistendag (Den Haag, 27-09-2007) werd uitgedragen dat de reservemilitair een arbeidsongeschiktheidsuitkering van Defensie krijgt gedurende de maximale duur van twee jaar. De huidige situatie is dat de reservemilitair zijn ziektegeld krijgt van zijn civiele werkgever. Immers, daar is hij in vaste dienst, niet bij Defensie. Werd dan met de uitspraak bedoeld dat het civiele ziektegeld gedurende twee jaar door Defensie wordt aangevuld tot 100% van het laatstelijk genoten civiele inkomen? Is die aanvulling dan gebaseerd op artikel 124 van het AMAR 5 of op een andere, nieuwe regeling? In het Burgerlijk Wetboek is geregeld dat de werknemer gedurende het eerste- en tweede ziektejaar ten minste 70% van het gewone inkomen moet krijgen. De reservemilitair krijgt bijgevolg als civiel werknemer afhankelijk van de cao of de arbeidsovereenkomst 70% of meer van zijn civiele inkomen uitbetaald. Voor het beroepspersoneel van Defensie is afgesproken dat zij in de eerste twee ziektejaren geen achteruitgang in hun salaris zullen zien indien er sprake is van met dienstverband. Voor het reserve-personeel is dit (nog) niet vastgelegd. 4 De verzekeringstechnische uitleg is dat het langstlevende pensioen (reservemilitair overlijdt na 65 e ) kapitaaldekking kent doordat de reservist sinds juni 2001 premie OP/NP afdraagt. Het weduwepensioen (reservemilitair overlijdt vóór 65 e ) is gebaseerd op risicodekking; alle deelnemers betalen een hoofdelijke omslag. Nu is er bij het reserve-personeel een discrepantie tussen het wel voltijds door het ABP risico lopen op overlijden van de reservist die echter niet voltijds de hoofdelijke omslag betaalt. 5 AMAR, Artikel 124 Bijzondere uitkering ter zake van derving van inkomsten uit arbeid, heeft betrekking op... De niet in werkelijke dienst verblijvende militair en de gewezen militair, die verplicht tot het reserve-personeel behoort onderscheidenlijk laatstelijk heeft behoord,. versie: definitief 9