Statusoverzicht. Consultatie unitmanagers/ locatiemanagers mei 2009 evaluatie/ november aanpassing Consultatie cliëntenraad sept.

Vergelijkbare documenten
2 Uitvoering dienstverlening richtlijnen/ werkinstructies b chronisch ziek kind en kind met handicap

dienstverlening/ protocollen Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in: niet van toepassing Eerstvolgende evaluatiedatum mei 2013

dienstverlening/ protocollen Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in: Niet van toepassing Eerstvolgende evaluatiedatum mei 2013

PROTOCOL SIGNALERING ONTWIKKELINGSPROBLEMEN

Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO)

Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO/gastouder)

Wat Wie Actie Tijdspad. - registreert. - deelt signalen in kindbespreking; - registreert.

Stappenschema 1: De vraagouder heeft een vermoeden dat het kind in het gastgezin wordt mishandeld

NB: Uit deze omschrijving kan worden afgeleid dat onder kindermishandeling ook ernstige verwaarlozing valt.

STICHTING BASISVOORZIENING PEUTERSPEELZAALWERK ERMELO

Protocol meldcode. Huiselijk geweld en kindermishandeling. OBS Prins Claus

dienstverlening/ protocollen Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in: n.v.t. Eerstvolgende evaluatiedatum mei 2013

Samenwerkingsplan Kindercentra & Flexpool incl. beoordelen invalmedewerkers Flexpool

Handreiking signaleringsprotocol zorgkinderen 0-4 jaar

Protocol signaleren KDV en BSO

Voor iedereen die beroepshalve met kinderen te maken heeft INFORMATIE

[MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING]

dienstverlening/ protocollen Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in: niet van toepassing Eerstvolgende evaluatiedatum mei 2013

De Aandachtsfunctionaris 1

Protocol signalering M. de Veen

Protocol Meldcode bij vermoeden van kindermishandeling en huiselijk geweld (KDV/BSO)

Doel: Het op zorgvuldige wijze signaleren van ontwikkelingsproblemen bij kinderen.

Plan van Aandacht Aandachtsfunctionaris SWV RiBA Ridderkerk, 20 december 2018

Protocol signaleren KDV en BSO

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

INFORMATIE. Voor iedereen die zich zorgen maakt over kinderen in zijn of haar omgeving

[MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING]

Meldcode bij een vermoeden van kindermishandeling

Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode Cibap vakschool & ontwerpfabriek

Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld

Meldcode Kindermishandeling en Huiselijk Geweld

DIRECT, DICHTBIJ EN DOELTREFFEND

Werken met de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de kinderopvang en gastouderopvang De meldcode inclusief afwegingskader

Protocol opvallend gedrag

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan

Protocol machtsmisbruik / meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

SAMENVATTING VERNIEUWDE MELDCODE HUISELIJK GEWELD & KINDERMISHANDELING

Versie april Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Jeugdhulpverlening

Protocol Meldcode. hoe te handelen bij vermoedens van kindermishandeling of huiselijk geweld. Orthopedagogisch Gastouderbureau Groningen

Protocol huiselijk geweld en kindermishandeling onderdeel van het Veiligheidsbeleid

MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDER MISHANDELING BEELDENBOX BEELDEND JEUGDHULP VERLENEN

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Plan van aandacht

Als u niet (helemaal) tevreden bent. Alle informatie over de klachtenprocedure bij Kiddoozz. Meer dan 20 locaties -

dienstverlening/ werkinstructies Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in: n.v.t. Eerstvolgende evaluatiedatum mei 2013

Zorgprotocol. 3. Omschrijving. Uitvoering Document: 209 Datum: 03/04/2018 Pagina: 1 van 8

secundaire preventie kindermishandeling

Meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling

HANDELEN: Quiz werken met de meldcode

Meldcode huiselijk geweld en mishandeling

Praktijk voor Logopedie Anna Paulowna eo

Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Stichting Werkplaats Kindergemeenschap. Voortgezet Onderwijs

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

PROTOCOL SIGNALEREN EN MELDEN MISHANDELING/MISBRUIK/VERWAARLOZING. Smidserweg CP Heerlen Telefoon

DE MELDCODE IN UW PRAKTIJK

AMK: Bij een vermoeden van kindermishandeling

Wat te doen bij kindermishandeling en/of huiselijk geweld

KINDERGENEESKUNDE. Pedagogische begeleiding van uw kind in het ziekenhuis

Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Stichting Werkplaats Kindergemeenschap. Voortgezet Onderwijs

Algemeen beleid. BICOPA Gastouderbureau B.V.

Uw rechten, onze plichten

Er heeft een oriëntatie met en in het veld plaatsgevonden rondom de aanpak van loverboyproblematiek.

stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, uitgewerkt in een stappenplan en geldend voor alle agogische medewerkers, vast:

Taak- Functieomschrijving Aandachtsfunctionaris Huiselijk Geweld en Kindermishandeling

Wat doet NIM Maatschappelijk Werk?

Stappenplan Oudergesprekken

1. Inleiding. Waddinxveen, Roel van der Vet & Bob Visser

Meldcode Kindermishandeling

Kinderdagverblijf Buitenpret. Peuterspeelleergroep De Krullevaar Peuterspeelleergroep Pim&Pom PROTOCOL VVE

MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voor de besturen en scholen die vallen onder het SWV primair onderwijs

Consortium Beroepsonderwijs

Zo werkt Bureau Jeugdzorg Flevoland

Als opvoeden een probleem is

Handelingsprotocol Meldcode Huiselijk Geweld en kindermishandeling Basisschool Meander

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

MELDCODE SCALA COLLEGE

Vraag standaard naar de veiligheid in het gezin. Acuut gevaar? Stap 0: overweeg altijd: kán hier sprake zijn van kindermishandeling?

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. College De Heemlanden

ToolKID Informatie-uitwisseling in verband met de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling

Als de Raad u om informatie vraagt

Bijlage 1. Een goed begin is het halve werk

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

R Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Montessori Lyceum Herman Jordan

Implementatie meldcode PRO33college

MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING. Openbaar VMBO en MAVO Zeist Openbaar Lyceum Zeist MAVO Doorn Vakcollege Maarsbergen

Meldcode Intelecto huiselijk geweld en kindermishandeling

De combinatie huiselijk geweld en kinderen betekent altijd kindermishandeling!

III. Route bij signalen van seksueel grensoverschrijdend gedrag tussen kinderen onderling

af. Met dit protocol, in haar handelen en in haar beleid wil Klik Kinderopvang

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Samenwerken in de jeugdketen Een instrument voor gegevensuitwisseling

Eerste richtlijnen voor het omgaan met euthanasie vragen van cliënten en hun families die bij Geriant in behandeling zijn

Jeugdbescherming Informatie voor ouders/opvoeders

Meldcode huiselijk geweld en (kinder-)mishandeling Groenhorst. Aantal bijlagen: 2 Vastgesteld:

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld

voor OUDERS Formulier doelstellingen Gedrag van mijn kind Ik wil graag dat mijn kind: Datum: Dit formulier is ingevuld door: Adres: Postcode: Tel:

Protocol (ernstig) ongewenst gedrag.

Transcriptie:

Statusoverzicht. Consultatie unitmanagers/ locatiemanagers mei 2009 evaluatie/ november aanpassing Consultatie cliëntenraad sept. 2001 OR n.v.t. Instemming Advies. Vastgesteld door Bestuursgroep sept. 2001 Borging. Proceseigenaar MKO Implementatie m.i.v. Augustus 2011 Opgenomen in kwaliteitshandboek September 2011 Basisdocument opgeslagen in: KWF/ kwaliteitshandboek / uitvoering dienstverlening/ protocollen Specifiek bijbehorende instrumenten opgeslagen in: n.v.t. Eerstvolgende evaluatiedatum mei 2013 Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 1 van 16

Uitgangspunten. Onze kindercentra bieden kinderopvang in een verantwoorde en veilige omgeving. SKSG hanteert als leidraad, dat in de opvangsituatie steeds zorgvuldig wordt afgewogen wat in het belang is van het individuele kind en de groep kinderen. We willen de toegankelijkheid van de kindercentra voor alle kinderen waarborgen. Dat kan betekenen, dat wij specifieke maatregelen dienen te nemen om de opvang van kinderen met opvallend gedrag of opvoedings- en/of ontwikkelingsproblemen mogelijk te maken. Voor deze kinderen geldt, net als voor alle andere kinderen, dat het kind voor zijn ontwikkelingsmogelijkheden gebaat dient te zijn bij opvang, verzorging en begeleiding in een groep kinderen op een kindercentrum of bij een gastouder. Definitie Opvallend gedrag Onder opvallend gedrag verstaat SKSG gedrag dat een kind regelmatig of vaak laat zien waar zorg over is, of dat als hinderlijk ervaren wordt door het kind zelf, óf door de andere kinderen, óf door de pedagogisch medewerker(s) óf door de ouder(s). Het kan hier gaan om een breed scala van problemen, van relatief eenvoudig tot complex. Het kan gaan om zaken als veel huilen, niet of weinig willen eten niet alleen of niet samen kunnen spelen, taalachterstand, vreemde motoriek, vaak ruzie maken met andere kinderen, geen contact kunnen krijgen. Stap 1: Signaleren en verhelderen van het gedrag. De eerste signalen van opvallend gedrag worden meestal door pedagogisch medewerkers opgemerkt en zijn in het begin vaak nog vaag. Er valt iets op, maar de pedagogisch medewerker kan nog niet goed duiden wat het is. De pedagogisch medewerker bespreekt, tijdens een pedagogisch werkoverleg, haar observaties bij de directe collega s en de locatiemanager. Tijdens de bespreking wordt de observatie verhelderd door een aantal vragen te stellen. Wat vind ik eigenlijk het probleem? Waarom vind ik het een probleem? Hoe lang komt het gedrag of het probleem voor en in welke situaties? In hoeverre kan dit gedrag bij de ontwikkelingsfase van het kind horen? Kan dit gedrag samenhangen met de aanpak van de pedagogisch medewerker of met de omstandigheden in het kindercentrum of in de groep? Is er thuis iets gebeurd dat het gedrag kan verklaren? Overweeg de mogelijkheid van kindermishandeling (zie protocol kindermishandeling). Verslaglegging. De observaties m.b.t. het kind worden nauwkeurig vastgelegd in het kinddossier. Gesprekken met ouders worden eveneens vastgelegd in dit dossier. De locatiemanager draagt zorg voor een zorgvuldige en schriftelijke verslaglegging van alle bovengenoemde stappen en de daaruit voortvloeiende afspraken met collega s, ouders, de UM of MKO. Bij alle bovengenoemde stappen dragen de pedagogisch medewerkers en de locatiemanager zorg voor een zorgvuldige bewaking van de privacy van kind en ouders (zie ook privacyreglement SKSG). Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 2 van 16

Stap 2: Overleg met ouders. (binnen 3 weken na stap 1) Het contact met ouders is erg belangrijk. Vanaf het begin af aan worden ouders via de overdracht geïnformeerd over het gedrag van het kind. Om meer inzicht te krijgen in het gedrag worden de eerste bevindingen met de ouders besproken. De mentor plant daarvoor een gesprek met de ouders en bereidt deze voor. (bijlage 2 bespreekbaar maken opvallend gedrag met ouders). De locatiemanager wordt op de hoogte gesteld van het gesprek. Afhankelijk van de ernst van de situatie zal de locatiemanager bij het gesprek aanwezig zijn. Als de leeftijd en de aard van het gedrag dat toelaat, bespreekt de pedagogisch medewerker het gedrag ook met het kind. 1. Allereerst komt het gedrag van het kind ter sprake tijdens de mondelinge overdracht met de ouders aan het begin of einde van de opvangdag. 2. Als gewenst maken de pedagogisch medewerker en de ouder(s) een aparte afspraak om het gedrag van het kind te bespreken en ervaringen uit te wisselen. 3. Het gedrag van het kind kan eveneens besproken worden in de reguliere (10-minuten) oudergesprekken die plaats vinden naar aanleiding van de Observatie Welbevinden Algemeen evt. aangevuld met de observatie Welbevinden in situaties. Van alle gesprekken met de ouders die vallen onder 2 en 3 wordt een gespreksverslag geschreven en in het kinddossier gearchiveerd waarvan ouders een afschrift ontvangen. Stap 3: Gericht observeren. (binnen 6 weken na stap 1) Als het beeld van het gedrag van het kind nadere verheldering behoeft, gaat de pedagogisch medewerker na overleg met en toestemming van de ouder(s) en de locatiemanager gericht observeren. Dit kan met behulp van de WIS (instrument Welbevinden) of de vervolgaanvraag pedagogische ondersteuning (bijlage 3). Om een goede inschatting te kunnen maken van het opvallende gedrag, vraagt de pedagogisch medewerker zich steeds af wat de functie is van het gedrag en welke betekenis de signalen hebben die het kind uitzendt. De pedagogisch medewerkers kunnen alleen signaleren dus geen diagnose stellen. Op basis van de observaties maakt de pedagogisch medewerker een verslag. Zij overlegt met de locatiemanager en met haar collega s over het door haar geschetste beeld van het kind. Stap 4: Plan van aanpak. (7 e week) Op basis van de observatiegegevens wordt opnieuw overlegd in het pedagogisch werkoverleg en met de ouders door de pedagogisch medewerker (mentor) en/ of door de locatiemanager. Het doel van deze uitwisseling is te komen tot een volledig beeld van het gedrag en een beter begrip van de signalen die het kind uitzendt. Ook wordt besproken welke aanpak het meest gewenst lijkt. Het kan hier een plan van aanpak op het kindercentrum betreffen, maar ook afspraken die ouders thuis kunnen uitvoeren Het plan van aanpak kan bestaat uit verschillende keuzemogelijkheden, soms kunnen/moeten meerdere stappen tegelijkertijd genomen worden. Afwachten en blijven volgen: Als het probleem niet al te ernstig lijkt of ouders willen er op dat moment niets mee, dan kan besloten worden het nog een tijdje aan te kijken. Het is goed om hiervoor een termijn af te spreken en dan opnieuw een Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 3 van 16

gesprek met ouders aan te gaan over hoe het met het kind gaat op het kindercentrum/ bij de gastouder. Belangrijk is om in deze periode het kind extra te blijven observeren. Treden er binnen deze periode opvallende veranderingen op wordt het gesprek met de ouders vervroegd. Aanpak wijzigen: Soms kan geprobeerd worden of een andere aanpak helpt. Bijvoorbeeld door een tijdje gericht aandacht aan het kind te geven. Ook in deze gevallen is het goed om na een vooraf afgesproken periode opnieuw met ouders te bespreken hoe het gaat. Observeren door pedagoog: Als er nog veel vragen zijn kan opnieuw besloten worden het kind gericht te observeren. Hiervoor kan één van de pedagogen ingeschakeld worden (bijlage 4: inschakelen van pedagogen). Deze kan na toestemming van de ouders eventueel gebruik maken van video interactie begeleiding (VIB). Ouders ontvangen dan de informatiebrief over VIB. Overleg met instanties buiten de SKSG: Als er sprake is van ernstige zorg rond het gedrag van een kind kan het nodig om zijn om overleg te plegen met bijvoorbeeld school of Centrum voor Jeugd en Gezin en waar nog aanwezig het 0-4 jarigenoverleg. Hierover wordt met ouders overlegd en na toestemming van ouders kan overgegaan worden tot het bespreken van de zorgen rondom het kind. Zorg voor Jeugd Groningen. Wanneer de zorgen rondom de ontwikkeling/ gedrag van het kind ernstig en complex zijn kan worden besloten een zorg signaal af te geven in het systeem Zorg voor Jeugd Groningen. Hiertoe kan alleen overgegaan worden wanneer de locatiemanager, in overleg met de unitmanager, besluit een signaal te willen afgeven. In dit overleg wordt ook besloten om een zorg signaal af te geven of een urgent signaal. Bij een urgent signaal wordt nog op de dag van de melding in het systeem contact opgenomen door een zorgcoordinator.de locatiemanager informeert ouders over deze stap en zal een signaal in het systeem plaatsen. Ouders moeten geinformeerd worden maar, hoeven geen toestemming voor deze stap (zie bijlage 5). Doorverwijzing: In sommige gevallen komen pedagogisch medewerkers, ouders en locatiemanager (evt. ondersteund door de pedagoog) tot de conclusie dat er externe deskundige hulp nodig is. Wanneer daartoe aanleiding is, draagt de locatiemanager zorg voor een gericht advies aan ouders t.a.v. een doorverwijzing naar bijvoorbeeld huisarts, Bureau Jeugdzorg of MEE (zie ook bijlage 5). De voor ouders relevante afspraken over een plan van aanpak worden schriftelijk vastgelegd in het kinddossier en ondertekend door de ouders. Afweging: is kinderopvang goede plek? Wanneer een kind ondanks een gerichte pedagogische aanpak zich opvallend blijft gedragen, wordt opnieuw Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 4 van 16

met de ouders overlegd of het kindercentrum voldoende mogelijkheden biedt om het kind een verantwoorde opvang met voldoende ontwikkelingsmogelijkheden te bieden. Om vast te kunnen stellen, of het kind in de groep opgevangen kan blijven worden hanteren wij de volgende criteria: 1. Aan het kind dient voldoende individuele zorg en aandacht geboden te kunnen worden. 2. De opvang in de groep dient een gunstige invloed op de ontwikkeling van het kind te hebben. 3. Het kind dient gegeven de omstandigheden in de groep opgevangen te kunnen blijven worden. 4. De extra aandacht en begeleiding die het kind nodig heeft mag niet ten koste gaan van de andere kinderen in de groep. Raadpleeg bij besluit tot beëindiging opvang bijlage 6. Protocol kindermishandeling. Indien het opvallend gedrag van het kind aanleiding geeft tot het vermoeden van kindermishandeling, treedt het protocol kindermishandeling in werking. Dit kan op verschillende momenten gebeuren. Vanaf het begin kan er sprake zijn van een vermoeden van kindermishandeling, maar ook op andere momenten bijvoorbeeld na het observeren of na overleg met pedagogen. Het protocol kindermishandeling wordt hiermee als het ware een onderdeel/bijlage van het protocol opvallend gedrag. (zie protocol kindermishandeling). Stap 5: Evaluatie. (12 weken na stap 1) Het is van belang om tijdens het hierboven beschreven proces regelmatig stil te staan bij de vraag wat het heeft opgeleverd en hoe verder te gaan. Samen met de ouders kunnen de pedagogisch medewerkers bekijken of zij op de goede weg zijn en wat er nog meer moet gebeuren. Soms kan er gekozen worden voor een herziening van het plan van aanpak. Gebruikte literatuur: Jongepier,N., Kwetsbare kinderen in de kinderopvang; Utrecht, NIZW, 1998. Albeda-Jaartsveld,M. en Ochtmans-Jongerius, F., VTO in de praktijk van de kinderopvang; Den Haag, 1995. Toetsing De inhoud van het protocol wordt tenminste 1x per jaar in het teamoverleg met de medewerkers besproken. Met als doel de kennis over de werkwijze te actualiseren. Het protocol wordt één maal per 2 jaar getoetst op zijn actuele waarde en toepasbaarheid. Wijze van uitvoering van de toetsing wordt vastgesteld in UM-overleg. Naar aanleiding van de toetsing worden de verbeteringen in het protocol aangebracht. Als ingrijpende inhoudelijke wijzigingen worden aangebracht wordt het protocol opnieuw ter advisering voorgelegd aan de Centrale Oudercommissie. De toetsing van dit protocol wordt in de jaarplanning van de manager kinderopvang, unitmanager en locatiemanager vastgelegd. Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 5 van 16

Bijlage 1: stroomschema. Bijlage 2: bespreken opvallend gedrag met ouders. Bijlage 3: vragenlijst voor het verhelden van vragen Bijlage 4: inschakelen van pedagogen. Bijlage 5: ZVJG, De Toegang (Jeugdzorg) en AMK Bijlage 6: beëindiging kinderopvang Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 6 van 16

Bijlage 1: stroomschema Zorg tijdens het proces voor goede verslaglegging van de stappen. k Stap 1 Signaleren en verhelderen van het gedrag afwachten Stap 2 Overleg met ouders (binnen 3 weken na stap 1) Stap 3 Gericht observeren evt ondersteuning (ortho)pedagoog (binnen 6 weken na stap 1) Stap 4 Plan van aanpak Kan bestaan uit: (7 e week) aanpak kind wijzigen inschakelen (ortho)pedagoog (terug naar stap 3) overleg instanties buiten SKSG Kinderopvang ZVJG of doorverwijzing Stap 5 Evaluatie Na 3 maand vanaf stap 4 (eventueel herziening plan van aanpak) doorverwijzing ouders en kind afweging: is kinderopvang goede plek protocol vermoeden van kindermishandeling Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 7 van 16

Bijlage 2: bespreken opvallend gedrag met ouders Een gesprek met ouders over opvallend gedrag van hun kind kan een slecht-nieuws gesprek zijn. In termen van gesprekstechniek betekent dit dat je tijdens het gesprek moet kunnen switchen tussen inhoudsen relatieniveau. Inhoudelijke bijdragen hebben betrekking op feiten en argumenten. Relatiegerichte uitingen verwoorden gevoel en invoelingsvermogen: bijvoorbeeld begrip en aandacht. Voorbeelden: Inhoudsniveau: Ons is opgevallen dat [ ] Het probleem is [...] De feiten zijn [...] Uit observaties blijkt dat [...] [...] Betrekkingsniveau: Ik zie dat je schrikt. Mijn mededeling maakt je boos, merk ik. Vertel eens herken je dit.. Op het betrekkingsniveau moet je het hebben van de vaardigheid om zakelijk te blijven en tóch invoelingsvermogen te tonen. Je doet er goed aan je zoveel mogelijk te verplaatsen in de ander. Door te proberen om in te voelen wat de ander doormaakt, kun je hem helpen de teleurstelling, het verdriet of de onmacht te verwerken. Zet de bril op van je gesprekspartner, zowel in de voorbereiding van het gesprek als tijdens het gesprek. Door respect te tonen voor de gevoelens van de ouders, help je hen te accepteren wat er aan de hand is. En acceptatie van ouders is noodzakelijk om eventuele vervolgstappen te kunnen nemen. Zie voor gesprekken met ouders ook bijlage 2 van het protocol kindermishandeling. Tips voor het omgaan met ouders uit een andere cultuur. Deze tips gelden met name voor het omgaan met ouders uit andere culturen, maar zijn ook zeker bruikbaar voor het omgaan met Nederlandse ouders, die ook verschillende waarden en normen hebben. Sommige ouders zullen niet direct laten merken dat ze het ergens niet mee eens zijn. Het is onbeleefder om zoiets rechtstreeks te zeggen, dan ja zeggen en nee doen. Met name non-verbale communicatie kan verschillen: voorbeelden hiervan zijn: elkaar aankijken, het maken van heftige gebaren, praten met stemverheffing. Ook de inhoud van taal kan verschillen: zo kan het in sommige culturengebruikelijk zijn om opdrachten te geven, in plaats van vragen te stellen. Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 8 van 16

(Bijvoorbeeld: geef mij drinken, in plaats van mag ik drinken?.) Opvoedingsidealen in andere culturen kunnen anders zijn dan de Nederlandse. Zo gaat het bij opvoeding in andere culturen vaak om waarden als: respect voor ouderen, goede omgang met anderen, religie, beleefdheid, hulpvaardigheid, gastvrijheid. En veel minder om waarden als: zelfstandigheid, voor jezelf op kunnen komen, weten wat je wilt. Veel allochtone ouders vinden dit ongepast / brutaal gedrag. Dit kan betekenen dat kinderen in deze gezinnen langer geholpen worden met aan- en uitkleden; en dat ze veel eerder op broertjes en zusjes moeten passen dan bij ons gebruikelijk is. De familie speelt in veel allochtone gezinnen een heel belangrijke rol. Ook anderen bemoeien zich met opvoeden en nemen daarin verantwoordelijkheid. Als de familie niet in de buurt woont of zelfs niet in Nederland, kan dit dan ook een groot gevoel van isolement en eenzaamheid geven. Soms is de manier van straffen anders dan in de Nederlandse cultuur. Apart zetten is minder vanzelfsprekend, en lijfstraffen kunnen gebruikelijk zijn. ( Je zet je hond op de gang, maar niet je kind! ) Als je geconfronteerd wordt met een voor jou ongebruikelijke situatie, vermijd dan zoveel mogelijk de waarom-vragen, want die houden maar al te vaak een verwijt of waardeoordeel in. Voor een open gesprek is het beter om met open vragen te werken die met hoe, wat, waar en wanneer beginnen. Bekritiseer ouders nooit openlijk of waar anderen bij zijn, zeker niet in het bijzijn van hun kinderen. Dit geeft gezichtsverlies en hiermee loop je de kans dat de vertrouwensrelatie of het contact wordt verbroken. Als er sprake is van gebrekkig Nederlands: praat duidelijk, niet te snel en in korte volledige zinnen. Vermijd moeilijke woorden en vakjargon. Roep eventueel de hulp in van anderen (familie of vrienden) of van een tolk Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 9 van 16

Bijlage 3: vervolgaanvraagformulier pedagogische ondersteuning Invulformulier voor het verhelderen van vragen, twijfels, zorgen rond de ontwikkeling/het gedrag van kinderen. Ingevuld op/in de periode: Ingevuld door: Naam kindercentrum: A ALGEMENE GEGEVENS OVER HET KIND Naam : (jongen/meisje) Leeftijd :.. jaar en. Maanden Aantal dagdelen/dagen op het kindercentrum : Het kind komt de volgende dagdelen : Op het kindercentrum sinds : Voorgeschiedenis kinderopvang: Naam basisschool: Voorgeschiedenis basisschool: Een-ouder-/twee-oudergezin : Aantal broertjes/zusjes : Leeftijden: Informatie bij aanmelding : Gegevens over de ontwikkeling: Motorische ontwikkeling: Cognitieve ontwikkeling: Taalontwikkeling: Sociaal-emotionele ontwikkeling: B ALGEMENE GEGEVENS OVER HET KINDERCENTRUM Grootte van de groep waarin het kind verblijft: Verdeling naar leeftijd: Aantal PM-ers/ locatiehulpen die deze groep begeleiden: C ALGEMENE GEGEVENS M.B.T. HET GEDRAG OP HET KINDERCENTRUM Hoe verliep de gewenningsperiode? Hoe is het contact met pedagogisch medewerker: Hoe is het contact met andere kinderen: Welke positie neemt het kind in de groep in? Hoe verloopt het halen en brengen? Denk je/weet je dat het kind het naar zijn/haar zin heeft(welbevinden)? Waarmee speelt het kind graag/wat doet het kind graag? Is het kind ook ergens bang voor? Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 10 van 16

D SPECIFIEKE GEGEVENS M.B.T. HET OPVALLEND GEDRAG OP HET KINDERCENTRUM Welk opvallend gedrag neem je waar? Beschrijvingen van dit gedrag(wat, wanneer): Hoe lang doet dit gedrag zich al voor? Weet je een concrete aanleiding die eraan vooraf ging? Op het kindercentrum: In de thuissituatie: Hoe vaak komt het gedrag voor? o Elke keer dat het kind aanwezig is o Meerdere keren op een ochtend/middag, nl. ca.keer o Af en toe o Anders, namelijk. (aankruisen/invullen wat van toepassing is) Op welke momenten en/of in welke situaties komt het gedrag voor? Hoe heb je tot nu toe gereageerd op het opvallend gedrag? Wat was het effect? Voor wie is dit gedrag het grootste probleem? E. GEGEVENS OVER DE WOON/THUISSITUATIE Herkennen de ouders het hiervoor beschreven gedrag van hun kind? Laat het kind dit gedrag ook zien in andere situaties?zo ja, welke? Hoe gaan de ouders thuis om met dit gedrag? Wat is het effect van de manier waarop ouders met het gedrag omgaan? Is het kind in aanraking geweest met geweld? Hoe is de relatie van het kind met:vader, Moeder, Broertje (s), Zusje(s) Hoe is het contact tussen pedagogisch medewerker en ouders? Zijn er verder bijzonderheden in het gezin? F FACTOREN KIND, OUDER(S), KINDERCENTRUM Zet de factoren op een rijtje, die van invloed kunnen zijn op het gedrag vanuit 1. Het kind: 2. Het gezin/de omgeving: 3. Het kindercentrum: G AANVULLENDE INFORMATIE Wat denkt de PM/ het team dat er aan de hand is? Wat moet er volgens de PM/ het team gebeuren? Welke vragen heeft de PM/ het team aan de pedagoog/ orthopedagoog? Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 11 van 16

Bijlage 4: inschakelen van pedagogen en orthopedagoog. Inleiding SKSG Kinderopvang heeft pedagogen in dienst die ingeschakeld kunnen worden door de locatiemanagers voor opvoedkundige vraagstukken. De pedagogen bieden ondersteuning gericht op het handelen van de pedagogisch medewerkers richting kinderen, de groep en elkaar. Hiernaast biedt SKSG Kinderopvang de mogelijkheid om een orthopedagoog te consulteren die ondersteuning kan geven met betrekking tot het kind. Pedagoog In deze bijlage wordt de werkwijze m.b.t. het inschakelen van de pedagogen en consultatie orthopedagoog beschreven. Werkwijze: Ondersteuning aanvragen in drie stappen: zoals ped. info. In handboek Stap 1: Een aanvraag kan rechtstreeks (mondeling, telefonisch maar bij voorkeur digitaal) door LM/UM aangevraagd worden bij één van de pedagogen. Een PM-er kan ook rechtstreeks ondersteuning aanvragen maar dan moet de LM-er hierover geïnformeerd zijn. Stap 2: De pedagogen sluiten de aanvraag kort met hun hoofd (Astrid de Bruin). Vervolgens neemt zij, binnen 2 weken, contact op met de aanvrager en registreert de aanvraag met behulp van het formulier aanvraagformulier pedagogische ondersteuning. Hierbij checkt zij de procedure (is LM op de hoogte, wordt het protocol opvallend gedrag gevolgd, zijn ouders akkoord, is er een observatie Welbevinden/WIS, is de aanvraag besproken in het team?), daarna verheldert zij de vraag, schat een tijdsinvestering in, geeft de termijn aan waarop ondersteuning kan starten en gaat akkoord met de uitvoer. Stap 3: Op grond van stap 2 wordt de ondersteuning z.s.m. ingezet. Het formulier Aanvraagformulier pedagogische ondersteuning (te vinden in het handboek SKSG, hoofdstuk 10 formulieren, paragraaf 9 diverse formulieren ) kan als hulpmiddel dienen om een aanvraag aan te leveren. Aanvragen (ortho)pedagoog Orthopedagogische ondersteuning kan alleen met betrekking tot het individuele kind worden aangevraagd in relatie tot opvallend gedrag, opvoedings- of ontwikkelingsproblemen en signalering kindermishandeling. De orthopedagoog kan via de leidinggevende van de pedagogen worden aangevraagd door de locatiemanager. Consultatie (ortho)pedagoog: Tijdens alle stappen van het protocol is het mogelijk de (ortho)pedagoog te consulteren. Schroom niet in een vroegtijdig stadium pedagogische ondersteuning aan te vragen. Hier kan het team veel baat bij hebben. Moeilijk gedrag van een kind heeft namelijk vaak zijn weerslag op de pedagogisch medewerkers. Door zo vroeg mogelijk inzicht te hebben in de situatie en handvatten aangereikt te krijgen hoe er als team mee om te gaan Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 12 van 16

voorkom je erger. Alvorens de afspraak met de (ortho)pedagoog gemaakt wordt is het wel belangrijk om een hulpvraag te formuleren en alvast gerichte informatie over het kind en zijn gedrag verzameld te hebben (zie: bijlage 3) Werkwijze (ortho)pedagoge: Als je nog in een fase zit van verhelderen van het gedrag ( m.a.w. als je nog niet weet of je of je zorgen terecht zijn: zie stap 1 uit protocol) vindt eerst een verkennend gesprek met de pedagogisch medewerkers en de locatiecoördinator plaats. In dit gesprek met het team en de locatiecoördinator bespreekt de (ortho)pedagoog wat er al gedaan is. Vervolgens informeert zij wie er een probleem heeft: heeft het kind er last van? heeft de leiding er last van? hoe is het kind thuis? Zij tracht helder te krijgen of het gedrag van het kind te maken heeft met de aanpak van de pedagogisch medewerkers, of dat er veeleer sprake van is dat er iets met het kind zelf niet goed gaat. Zij maakt met het team een stappenplan. De gekozen aanpak wordt structureel uitgevoerd, m.a.w. de strategie wordt gedurende een langere tijd gehanteerd. Daarna wordt besproken hoe het gesprek met de ouders aan gegaan wordt. Dan kijkt zij met het team of het nodig is om door te verwijzen of dat het verstandiger lijkt het nog eens een tijdje aan te kijken (het kind is bijvoorbeeld gewoon wat achter, maar er is geen reden om aan te nemen dat deze achterstand niet ingelopen wordt). Als de (ortho)pedagoog gevraagd wordt om het kind gericht te observeren (stap 2 protocol) dan is toestemming van de ouders vereist. Sowieso is communicatie met de ouders erg belangrijk, zeker wanneer je als pedagogisch medewerker zorgen hebt omtrent een kind. Een gesprek hierover met de ouders is belangrijk met oog op interpretatie van de signalen. Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 13 van 16

Bijlage 5: Zorg voor Jeugd, het AMK en de Toegang De toegang De Toegang kenmerkt zich doordat cliënten zich daar rechtstreeks (vrijwillig, dus zonder tussenkomst van de kinderrechter) kunnen aanmelden voor hulp. Toegang Groningen : 050-52 39 200 Als jongeren, volwassenen hulp zoeken voor zichzelf of beroepskrachten voor hun cliënten dan is het soms een hele zoektocht om er achter te komen waar je moet zijn. Het is misschien de eerste keer dat zo n stap genomen wordt en dat is al moeilijk genoeg. Dan is het vervelend om telkens van het kastje naar de muur gestuurd te worden en overal opnieuw hetzelfde verhaal te moeten vertellen. Dat geldt al helemaal als er een crisissituatie is. Om in te schatten waar mensen het beste geholpen kunnen worden met hun vraag hebben is er een voordeurteam. Iedereen die op werkdagen tussen 9.00 uur en 17.00 uur belt, wordt zo spoedig mogelijk teruggebeld door één van de medewerkers. In dit eerste telefoongesprek gaat het erom te kijken, waar en welke hulp, liefst zo snel mogelijk, geboden kan worden. Dit hangt af van feitelijke gegevens en wat er aan de hand is. Dit kan leiden tot een aanmelding bij Bureau Jeugdzorg zelf of een verwijzing. Maar het kan ook zijn dat een eenmalig advies of consult voldoende is. Is de vraag om hulp bij de Toegang op de juiste plek en gaat het om een crisissituatie dan helpen zij iedereen meteen. Zorg voor Jeugd Groningen Het signaleringssysteem Zorg voor Jeugd Groningen is bedoeld om problemen bij kinderen en jongeren in de leeftijd van 0 23 jaar in een vroegtijdig stadium te signaleren en vervolgens de coördinatie van zorg te organiseren. Op deze manier moeten risico s met kinderen en jongeren worden voorkomen. Door een signaal te registreren in Zorg voor Jeugd Groningen geeft de signaalgever aan dat hij/zij zich zorgen maakt over een jeugdige en een risico ziet voor een gezonde lichamelijke, psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling. Signaalcode Een signaal gaat vergezeld van een signaalcode: een zorg (laag) signaal of een urgent signaal. De signaalcode zegt iets over de ernst van het signaal en de actie die op basis van het signaal moet worden uitgezet. Zorg (Laag): Signaalregistratie over een kind bij wie het vermoeden bestaat dat zich problemen voordoen waardoor de lichamelijke, psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling mogelijk in gevaar is of mogelijk een gevaar kan worden. Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 14 van 16

Urgent Signaalregistratie over een kind bij wie zich ernstige problemen voordoen waardoor de lichamelijke, psychische, sociale of cognitieve ontwikkeling ernstig worden bedreigd en/of een gevaar voor zichzelf of zijn omgeving is. Informeren ouders: Wanneer de LM-er overgaat tot het doen van een melding in zorg voor jeugd dient zij de ouders hierover te informeren. Ouders hoeven geen toestemming te geven. Het advies en meldpunt kindermishandeling (AMK) Als je vermoedt dat een kind wordt mishandeld, kunt je het AMK om advies vragen of een melding doen. Advies (anoniem) Je kunt bijvoorbeeld voor advies terecht bij het AMK om: een inschatting te maken van de problemen van het kind; te overleggen hoe je vermoedens met de ouders kunt bespreken; te overleggen welke hulp het kind of de ouders kan worden geboden. Voor een adviesgesprek hoef je de naam van het kind en van het gezin niet te noemen, het AMK legt geen persoonsgegevens over het gezin vast. Na een adviesgesprek onderneemt het AMK géén actie in de richting van het kind of het gezin. Melding (bij voorkeur met naam maar, in bepaalde situaties is het mogelijk anoniem te melden) Mocht je, eventueel na een adviesgesprek, nog steeds gegronde twijfel hebben dan kun je een melding doen. Na een geaccepteerde melding stelt het AMK een onderzoek in naar de gezinssituatie van het kind. Blijkt het kind inderdaad in de knel te zitten, dan organiseert het AMK hulp, zodat de situatie voor het kind verbetert. Het AMK biedt zelf geen hulp, maar zorgt er wel voor dat de noodzakelijke hulp in gang wordt gezet. Informeren ouders: Voor een melding heb je geen toestemming van de ouders nodig. AMK : O50-52 39 239 of 0900 123 123 0 Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 15 van 16

Bijlage 6: beëindiging opvang Het nemen van een besluit tot beëindiging van de opvang van een kind vanwege gedrags en/of ontwikkelingsproblemen neem je niet zo maar. Hierbij zullen voortdurend het belang van het kind (en ouders), belang van de groep en de pedagogisch medewerkers afgewogen moeten worden. Het beantwoorden van de volgende vragen kan hierbij ondersteunend zijn. 1. Het kind - Hoe voelt het kind zich op de opvang? Zijn er observatieverslagen van het kind? - Hoe ligt het kind in de groep in de groep, krijgt het kind voldoende positieve aandacht? - Welke ontwikkelingsmogelijkheden zijn er voor het kind op de opvang? - Biedt het KDV/NSO/GOO voldoende ontwikkelingsmogelijkheden of is er meer begeleiding en/of hulpverlening nodig? - Hoe is het contact met de ouders, is er samenwerking met de ouders, zien de ouders het probleem? - Is er contact met school over het kind, zijn er samenwerkingsafspraken met de school? 2. De groep -Hoe is het voor de groep als geheel? Merken de andere kinderen het gedrag op? - Hoe veilig is het voor andere kinderen of worden de andere kinderen bijv. bang of fysiek belaagd door het kind? Kunnen de andere kinderen met het gedrag omgaan? - Hoeveel tijd en aandacht blijft er over voor de andere kinderen? - Is het ook mogelijk door samen te werken met een andere groep het kind meer aandacht te geven? 3. De pedagogisch medewerkers - Hoe is het voor de pedagogisch medewerkers (draagkracht, stress)? - Vraagt de omgang met het kind veel extra tijd en inspanning en levert dat ook wat op in positieve zin? - Heb je het gevoel voldoende grip te krijgen/houden op het kind? - Zien jullie er tegen op als het betreffende kind er is? Zijn er samenwerkingsafspraken te maken met een andere groep? (dit om de vaste pedagogisch medewerkers af en toe te ontlasten. - Komt het kind vaak terug in besprekingen zonder dat er vooruitgang wordt geconstateerd? - Is er planmatig gewerkt d.m.v. een plan van aanpak dat tot verbetering zou moeten leiden? Per situatie zullen ongetwijfeld andere factoren meespelen. In ieder geval is bovenstaande opsomming een belangrijke aanzet om tot inzicht te komen of het blijven van een kind wel of niet haalbaar lijkt te zijn. Voor definitieve beslissing wordt altijd eerst de Um er geconsulteerd. Zij zal het voorgenomen besluit toetsen op zorgvuldigheid en volledigheid. De pedagogisch medewerkers nemen nooit een besluit tot beëindiging opvang. Dit is altijd voorbehouden aan een locatiemanager. Uiteraard is de informatie van de pedagogisch medewerkers wel erg belangrijk bij het afwegingsproces. Besluit tot beëindiging gaat niet met onmiddellijke ingang in. Het is zorgvuldiger, zowel in het belang van het kind als de ouders, ouders even de tijd te geven om een alternatief te vinden. Redelijk termijn is 2 maanden. Echter soms kan ook besloten worden (bij een NSOkind) het schooljaar af te ronden. Dit is afhankelijk van de ernst van de situatie en de mate van negatieve beïnvloeding van de groep. Versie mei 2011 Proceseigenaar MKO Pagina 16 van 16