Hof van Cassatie van België

Vergelijkbare documenten
Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België

Transcriptie:

19 JANUARI 2015 S.13.0108.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. S.13.0108.F RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING, Mr. Paul Alain Foriers, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen J. J. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Luik van 28 juni 2013. Raadsheer Mireille Delange heeft verslag uitgebracht. Advocaat-generaal met opdracht Michel Palumbo heeft geconcludeerd. II. CASSATIEMIDDEL De eiser voert in zijn verzoekschrift een middel aan.

19 JANUARI 2015 S.13.0108.F/2 Geschonden wettelijke bepalingen - artikel 7, 1, derde lid, i), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; - artikel 11 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel; - de artikelen 5 en 14 tot 18 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; - de artikelen 27, 4, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 28 december 2011, 30, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 23 juli 2012, 31 tot 33, 36, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 28 december 2011, 44, 56, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 6 september 2012, 57, 58, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 6 september 2012, 59, 59bis, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 20 juli 2012, 59ter, 59quater, 59 quinquies, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 28 december 2011, 59sexies, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 28 december 2011, 59 septies, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 23 juli 2012, 59octies, 59nonies, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 20 juli 2012, 59decies, 68, 93, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 28 december 2011, en 124, zoals van toepassing onmiddellijk vóór de wijziging ervan bij koninklijk besluit van 23 juli 2012, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; - de artikelen 1, 6, 15, 16 en 18 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten; - de artikelen 18 en 19 van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Aangevochten beslissingen Het arrest bevestigt het vonnis van de eerste rechter voor zover het de verweerder toelaatbaar verklaart tot het recht op wachtuitkeringen op 15 juni 2011. Nadat het arrest heeft vastgesteld dat [de verweerder] op 8 september 2010 zijn diploma van bachelor in de marketing aan de 'Haute école libre Mosane' behaald heeft, hij op 14 september 2010, een master in management aanvangt aan het HEC-ULg in avondonderwijs, na 18 uur of op zaterdagochtend, dat die studie 120 studiepunten over drie jaar omvat in de zin van het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004,

19 JANUARI 2015 S.13.0108.F/3 [de verweerder] op 16 september 2010 zich als voltijds werkzoekende inschrijft en dat [hij] op 15 juni 2011, wachtuitkeringen aanvraagt, steunt het zijn beslissing op alle redenen vermeld op de pagina's 3 tot 5, die hier als volledig weergegeven worden beschouwd, en inzonderheid op de volgende overwegingen: (De eiser) meent dat (de verweerder) de derde voorwaarde van het voornoemde artikel 36 niet vervulde om toegelaten te worden tot het recht op wachtuitkeringen, en verwijst hierbij voor de definitie van studies met een volledig leerplan naar het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004 dat werd uitgevaardigd na de ondertekening van de Bolognaverklaring die voor zulke studies ten minste 27 studiepunten voorschrijft. Ter herinnering, de master waarvoor (de verweerder) zich had ingeschreven omvat een totaal van 120 studiepunten over drie jaar. (De eiser) betoogt dat de wachttijd niet kan aanvangen wanneer het een studiecyclus van meer dan 27 studiepunten betreft. Het (arbeidshof) kan de redenering van (de eiser) niet volgen. (De verweerder) had op 8 september 2010 zijn bachelorsdiploma behaald. Hij had alle door dat studieprogramma verplichte activiteiten stopgezet. (De verweerder) heeft slechts nadien een aanvullende studie aangevat in avondonderwijs die enkel 's avonds en op zaterdagochtend plaatsvond. Tijdens die aanvullende studie is (de verweerder) beschikbaar gebleven op de arbeidsmarkt zoals een hele reeks kandidaturen aantonen die vanaf 27 november 2010 verstuurd werden, waarvan er twee succesvol waren. Die master in avondonderwijs werd trouwens precies ingericht om de studenten de mogelijkheid te bieden tegelijkertijd te werken of om personen die reeds werken de kans te geven hun opleiding te vervolledigen. Geen enkele bepaling van de werkloosheidsreglementering verwijst naar het decreet van de Franse Gemeenschap van 31 maart 2004 of naar studiepunten. Integendeel, het koninklijk besluit van 25 november 1991 definieert in zijn artikel 68 wat moet verstaan worden onder studies met een volledig leerplan. Het zou onlogisch zijn het begrip 'studie met een volledig leerplan' anders te interpreteren naargelang het een toelatingsvoorwaarde (wachttijd) of om een toekenningsvoorwaarde voor werkloosheidsuitkeringen betreft. Bovendien zou de interpretatie van (de eiser) een discriminatie instellen tussen de personen die opleidingen volgen in avondonderwijs naargelang die opleiding studiepunten bevat omdat ze al dan niet zijn opgenomen in het bovenvermelde decreet. Grieven 1. De werkloosheidsverzekering heeft tot doel uitkeringen te verzekeren aan werknemers die hun werk verloren hebben door omstandigheden buiten hun wil (artikel 7, 1, derde lid, i), van de besluitwet van 28 december 1944, artikel 11 van de wet van 14 februari 1961, de artikelen 44, 56 en 58 van het koninklijk besluit van 25 november 1991). Dat verzekeringsstelsel (zie met name artikel 11 van de wet van 14 februari 1961) wordt gefi-

19 JANUARI 2015 S.13.0108.F/4 nancierd door de sociale bijdragen van de werkgevers en werknemers die geïnd worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (de artikelen 5, inzonderheid 1, b), en 14 tot 18 van de wet van 27 juni 1969). De werkloosheidsuitkeringen bedoeld bij de artikelen 30 tot 33 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 worden dus uitgekeerd aan werknemers die gedurende de voorgeschreven tijd hebben bijgedragen tot de werkloosheidsverzekering, en die hun baan verliezen door omstandigheden buiten hun wil, beschikbaar zijn op de arbeidsmarkt en bijgevolg actief naar een baan zoeken (de artikelen 44, 56 en 58 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en, voor zoveel nodig, 57 tot 59decies van dat koninklijk besluit van 25 november 1991). 2. De wachtuitkeringen bedoeld bij de artikelen 27, 4, 36 en 124 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 vertonen daarentegen een uitzonderlijk karakter in het stelsel van de werkloosheidsverzekering. Ze worden immers toegekend aan jongeren die noch gewerkt hebben, noch in belangrijke mate hebben bijgedragen gedurende de door de toepasselijke regelgeving voorgeschreven tijd. Ze hebben niet tot doel een werknemer te vergoeden die zijn baan is verloren door redenen buiten zijn wil om maar om de jongeren makkelijker de stap te doen zetten van het onderwijs naar de arbeidsmarkt. Ze hebben dus niet tot doel om de voortgezette studies te financieren. Om wachtuitkeringen te kunnen genieten moet de jongere die niet meer schoolplichtig is, de studie of leertijd- of opleidingsprogramma's beëindigd of gevolgd hebben bedoeld in artikel 36, 1, 2, van het koninklijk besluit van 25 november 1991, alle activiteiten stopgezet hebben die zijn opgelegd door één van die studie-, leertijd- of opleidingsprogramma's en door om het even welk programma van een studie met volledig leerplan (artikel 36, 1, 3, van het koninklijk besluit van 25 november 1991) en met name een wachttijd doorlopen hebben na beëindiging van die activiteiten en vóór de aanvraag tot uitkering waarvan de duur bepaald is bij artikel 36, 1, 4, van datzelfde koninklijk besluit. 3. Bij gebrek aan wettelijke definitie, in het hoger of universitair onderwijs, moet de term studie met volledig leerplan verstaan worden als studieprogramma's die leiden tot de graad van bachelor, master of aanvullende master, dus studiecycli met respectievelijk ten minste 180, 120 en 60 studiepunten die in principe over drie, twee of één jaar gespreid moeten worden, onverminderd de mogelijkheid om die programma's over een langere periode te spreiden onder de voorwaarden van de bepalingen van de decreten die van toepassing zijn op de Franse Gemeenschap en de Vlaamse Gemeenschap (zie de in het middel aangewezen bepalingen van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten en het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen). Het kind dat ingeschreven is voor die studieprogramma s is in principe kinderbijslaggerechtigd, voor zover die programma's ten minste 27 studiepunten per academiejaar om-

19 JANUARI 2015 S.13.0108.F/5 vatten (artikel 9, 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder kinderbijslag wordt verleend ten behoeve van het kind dat onderwijs volgt of een vorming doorloopt), zonder dat een onderscheid moet worden gemaakt volgens met het lesrooster dat op die studie van toepassing is. 4. De coherentie van de verschillende stelsels van sociale uitkeringen en het uitzonderlijke karakter van de wachtuitkeringen in het stelsel van de werkloosheidsverzekering gebiedt aldus te oordelen dat de studie die leidt tot de graad van bachelor of van master voor een totaal van ten minste 27 studiepunten per academiejaar, een studie is met volledig leerplan in de zin van artikel 36, 1, 3, van het koninklijk besluit van 25 november 1991, ook als die studie gevolgd wordt in het kader van een avondonderwijsprogramma. Het is in dat opzicht van weinig belang of die studie de betaling van werkloosheidsuitkeringen niet in de weg staat indien de lessen hoofdzakelijk op zaterdag of na 17 uur gegeven worden (artikel 68 van het koninklijk besluit van 25 november 1991), aangezien de werkloze mits vrijstelling overigens een studie met volledig leerplan mag volgen (de artikelen 68 en 93 van het koninklijk besluit van 25 november 1991). Die mogelijkheid die voortvloeit uit uitdrukkelijk in artikel 68 bepaalde uitzonderingen, staat immers open voor werklozen die wezenlijk hebben bijgedragen tot de werkloosheidsverzekering, die niet genieten van kinderbijslag en die een opleiding aanvangen ten einde opnieuw werk te vinden. 5. Het arrest dat beslist, na te hebben vastgesteld dat de master in management waarvoor de verweerder zich had ingeschreven een totaal van 120 studiepunten omvat over drie jaar, dat die master niet beschouwd kan worden als een studieprogramma met volledig leerplan in de zin van artikel 36, 1, eerste lid, 3, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 op grond dat het een aanvullende opleiding in avondonderwijs betreft en dat het begrip studie met volledig leerplan op dezelfde wijze geïnterpreteerd moet worden naargelang het een toelaatbaarheidsvoorwaarde of een toekenningsvoorwaarde voor werkloosheidsuitkeringen betreft, schendt het begrip studies met volledig leerplan in de zin van deze verordenende bepaling (schending van voornoemd artikel 36, 1, eerste lid, 3, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 en, voor zoveel nodig, van de andere in het middel aangewezen bepalingen) en verantwoordt bijgevolg zijn beslissing niet naar recht (schending van alle in de aanhef van het middel vermelde wettelijke bepalingen en inzonderheid van artikel 36, 1, eerste lid, 3, van het koninklijk besluit van 25 november 1991). III. BESLISSING VAN HET HOF Artikel 36, 1, eerste lid, 3, Werkloosheidsbesluit bepaalt, in de versie die hier van toepassing is, dat om toegelaten te worden tot het recht op wachtuitkeringen,

19 JANUARI 2015 S.13.0108.F/6 de jonge werknemer alle activiteiten van een studie met volledig leerplan moet hebben stopgezet. Het arrest dat beslist dat de door de verweerder gevolgde studie geen studie met volledig leerplan is in de zin van artikel 36, 1, eerste lid, 3, op grond dat de lessen gegeven worden in avondonderwijs, [hetzij] enkel 's avonds na 18 uur, en op zaterdagochtend, schendt die bepaling. In zoverre is het middel gegrond. Dictum Het Hof, Vernietigt het bestreden arrest, behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaart. Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde arrest. Veroordeelt de eiser, gelet op artikel 1017, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek, tot de kosten. Verwijst de aldus beperkte zaak naar het arbeidshof Brussel. Aldus geoordeeld door het Hof van Cassatie, derde kamer, te Brussel, door afdelingsvoorzitter Christian Storck, de raadsheren Didier Batselé, Mireille Delange, Marie-Claire Ernotte en Sabine Geubel, en in openbare terechtzitting van 19 januari 2015 uitgesproken door afdelingsvoorzitter Christian Storck, in aanwezigheid van advocaat-generaal met opdracht Michel Palumbo, met bijstand van griffier Lutgarde Body. Vertaling opgemaakt onder toezicht van raadsheer Koen Mestdagh en overgeschreven met assistentie van griffier Vanessa Van de Sijpe. De griffier, De raadsheer,