HANDLEIDING BIG SIX 4

Vergelijkbare documenten
Handleiding. Agrifac WKM 9000-S BIETENROOIER. Agrifac XX Vx.x

Fig Veiligheid

Handleiding: Rupsdumper roterende kipbak.

Verkorte gebruikershandleiding Multihog CX met Heatweed XL.

TOP-praktijktraining PRODUCTEN AGRIFAC SPUITEN BIETENROOIERS AARDAPPELROOIERS. Agrifac for growers

Motor vermogen: 26 pk Eigen gewicht: 1599 kg KUBOTA WIELLADER

200 bar, 15 l/min., l, tandemasser met honda benzine motor (11,7 Hp 8.6 kw) Instructies voor gebruik, onderhoud en transport.

INLEIDING VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN SYMBOLEN. De symbolen in deze gebruiksaanwijzing. Symbolen op het apparaat

Verkorte gebruiksaanwijzing

Tweeassige trekkers juli 2008

Handleiding Euroflex Basic & Classic

Componenten voor hydraulische uitrusting. Algemeen. Maatregelen vóór het starten van een nieuw hydraulisch systeem

Hefbrugkriks hand hydraulisch of pneumatisch hydraulisch

Komplet DS 1020 gebruikershandleiding

Probleemoplossingsgids

VOERTUIGCONTROLE SEAT IBIZA. Rijschool van Zuylen

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

Instructie Voertuig (auto) controle Kia Cee d Autorijschool Lolkama

F I A T B R A V O NL S N E L G I D S

Instructieboek RBM-400-T

HANDLEIDING SCOREBORDEN OPTIE 7 Versie 2.0 / augustus 2011

A Stoel naar voren klappen. B Controleer of de batterijstekker in het apparaat is gestoken. C Klap de stoel naar achteren.

STIGA PARK PRO 20 PRO 16 ROYAL PRESIDENT COMFORT EXCELLENT

Lees aandachtig deze handleiding vooraleer u uw Strider scooter gebruikt!

Motoro liën en oliefilter vervangen 2.0

Handleiding: minigraafkraan 1000 KG Kubota U10-3

Handleiding Euroflex Basic

GEBRUIKERSHANDLEIDING VOOR BIETENROOIER

De voorkant. De zijkant. De banden

Heteluchtkanon HP18 / HP 30 / HP 45 RVS BEDRIJFSVOORSCHRIFTEN

GEBRUIKSAANWIJZING TEGELZAAGMACHINE DYNAMIC 680

Praktijk Vragen over auto

Handleiding aansluiten en in gebruik nemen zelfaanzuigende SHE pompen

F I A T NL S N E L G I D S

Sulky Line Painter 1200

Banden de- en montage machine

HANDLEIDING RO-STEAM 1000 / 2000

Handbedieningsset voor vierwielaandrijving Groundsmaster 4000 en 4010 serie cirkelmaaiers

ONDERSCHEIDENDE TECHNISCHE ARGUMENTEN

Handleiding: Rupsdumper zelfladende bak.

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

************************* **************** ******** ***

5 Bediening van een koppeling

RC030/RC035 Pneumatisch (handmatig) vloeistof afzuigapparaat. Instructies

Verkorte gebruiksaanwijzing

HANDLEIDING. Sesame. Thermoplastic Tank Technologies

Mercedes-Benz personenwagens

1 Hydraulische systemen Hydraulische overbrengingen Kracht, snelheid en vermogen Afsluiting 18

Handleiding. Tilly Light fietsendrager

DRAAITAFEL DT-1000.INOX/ALU DT-1200.INOX/ALU DT-1500.INOX/ALU HANDLEIDING

Teelthandleiding. 8.2 oogsttechniek

Hydrauliek 1 AOC OOST Almelo Groot Obbink

Gebruiksaanwijzing doseergoten, type DS.

Gebruikershandleiding

Voertuig Controle Golf 7

Afzuigkap Gebruiksaanwijzing

Handleiding: Verreiker roterend max. hefvermogen 20,6 mtr. incl. machinist

60º Links en 60º Rechts in verstek. Handleiding

druk 1 1TH NSN PROJECTNUMMER TECHNISCHE HANDLEIDING VAU 150 KN 6X6 DAF YBB TAKEL

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

DIC WANDMODEL HANDLEIDING MONTAGE EN GEBRUIK Deze handleiding is van toepassing op een DIC wandmodel met plug and play systeem

Rolkachel infrarood Chauffage mobile infrarouge Gasheizung Mobil infrarot Mobile gasheater infrared. Model: GRT-508

1. Batterijpakket Onderdelen. Kabeltas. Batterijtas Laderstekker. Sleutels (2 stuks) Lader. Batterijstekker F B

LAADZUIL ELEKTRISCHE MONTAGE EN GEBRUIK Deze handleiding is van toepassing op een DIC laadzuil met plug and play systeem

Gebruikershandleiding.

Gebruiksaanwijzing kort

Powerpack. gebruikshandleiding

Ongevallen met aftaktussenassen zijn gemakkelijk te voorkomen door de draaiende delen goed af te schermen. Wat is de gewenste situatie?

Werken met. De Clippeleir Machines Aankoppelen. Zorg bij het aankoppelen dat zich niemand tussen de tractor en de houtversnipperaar bevindt.

De voorkant. De zijkant. De banden

Automatische transmissie

Bedrijfsvoorschriften

Gebruikershandleiding Puch Radius, State of the Art, Boogy BMS

HANDLEIDING. Gebruiker Voor installatie en gebruik van levelingssysteem HPC112 & HPC124

Gebruikers- en montagehandleiding Pijpdakventilator MPV

SENTRY ELEKTRISCHE BOILERS

AET48 Gebruikershandleiding. SLEEPBELUCHTER Gebruikershandleiding. AET48 Beginnend met serienummer: Vervangingsonderdelen

QUICKSTART. Inbedrijfstelling. Werking B90R

WAARSCHUWING. CALIFORNIË Proposition 65 Waarschuwing

Examenopgaven VMBO-BB 2004

Overstapbordes. t.b.v. Sky-Light hangbruginstallatie. Gebruikershandleiding VEILIG WERKEN OP HOOG

Gebruiksaanwijzing Van de PROVETRO Profi-Beveler 600mm

Loofklapper KBG. Technische specificaties. Loofafvoer vijzel. Klepelas in combinatie met messen voor optimale loof opzuiging in zware gewassen

Oorspronkelijke gebruiksaanwijzing. Routetrein CX T. Aanvullingopdeseriebedieningsinstructies. vandetrekkercxt NL - 02/2012

Handboek van een vacuümunit type VHU-40-HE Type: VHU-3000-HE Gewicht: 145 kg

STIGA VILLA 92 M 107 M

GEBRUIKSAANWIJZING TEGELZAAGMACHINE TCM180

Transcriptie:

HANDLEIDING BIG SIX 4 BUNKERROOIER Bouwjaar 2008

HANDLEIDING BIG SIX 4 BUNKERROOIER Bouwjaar 2008

EG-CONFORMITEITSVERKLARING (Richtlijn 89/392/EEG, Bijlage II, onder A) Wij, AGRIFAC BV AGRIFAC BV Eesveenseweg 15 8332 JA STEENWIJK Tel.: 0031-(0)521-527210 Fax.: 0031-(0)521-517328 verklaren geheel onder eigen verantwoordelijkheid, dat het product: AGRIFAC : Bunkerrooier Type : BIG SIX Serienummer : : 086. - voldoet aan de bepalingen van de Machinerichtlijn (89/392/EEG, zoals laatstelijk gewijzigd); Gedaan te Steenwijk 16-07-2007. D. Blaauw Directeur AGRIFAC B.V.

VOORWOORD Het doet ons veel genoegen dat u bij de aanschaf van een nieuwe machine uw keuze hebt laten vallen op een AGRIFAC kwaliteitsprodukt. Een proces van constante innovatie stelt AGRIFAC in staat om machines te ontwikkelen en produceren die blijven voldoen aan de steeds zwaarder wordende eisen van de gebruikers. We vertrouwen er daardoor op dat ook u gaat behoren tot de groep tevreden gebruikers van ons pakket landbouwwerktuigen. Een belangrijke voorwaarde voor optimale prestaties van de machine is een doelmatige bediening en correct onderhoud. Daarom dient u dit instructieboek goed door te lezen alvorens de machine in gebruik te nemen. Het is van belang dat iedereen die deze machine bedient van deze kennis op de hoogte wordt gesteld. Een goede voorbereiding kan u veel tijd, geld en ergernis besparen. Uw bijzondere aandacht verdienen de veiligheidsvoorschriften zoals in dit boek omschreven. Mochten er ondanks deze handleiding toch problemen ontstaan, dan kunt u zich altijd wenden tot Uw dealer. De medewerkers van onze dealers worden regelmatig geïnstrueerd en kunnen de problemen doelmatig oplossen. Daar waar nodig kan men ondersteuning verkrijgen van de serviceafdeling van AGRIFAC in STEENWIJK Voor het bestellen van onderdelen is het van belang dat u een aantal standaard gegevens van de machine bij de hand heeft. Vult U deze gegevens zo snel mogelijk na aflevering in: _ MACHINE TYPE : BIG SIX _ MACHINE NUMMER : MOTOR NUMMER : BOUWJAAR : 2008 Het serienummer vindt U op de rechter hoofdchassisbalk tussen de voorwielen, het motor nummer van de dieselmotor is ingestempeld in de krukkast en op het naamplaatje aan de voorzijde. Het serienummer van bouwjaar 2008 ziet er als volgt uit: 086.---. Het onderdelenboek geeft de nodige informatie bij het bestellen van onderdelen. Gebruik alleen originele, door AGRIFAC voorgeschreven onderdelen. Wanneer U deze machine verkoopt of inruilt dient U het instructieboek mee te leveren en de nieuwe eigenaar een afleveringsbewijs te laten ondertekenen om U vrij te waren van eventuele schadeclaims.

De garantie-aanspraken en produktaansprakelijkheid gaan uit van een normaal en kundig gebruik van de machine in een toepassing waar de machine voor ontworpen is. Daarnaast wordt van de bestuurder kennis van zaken omtrent de toepassing en verwerking van de machine verwacht. We verwijzen hiervoor naar onze verkoopsvoorwaarden. Garantie-aanspraken vervallen bij: -- onoordeelkundig gebruik -- niet in acht houden van het instructieboek -- gebrekkig onderhoud -- onjuist smeren en gebruik van verkeerde smeermiddelen -- eigenhandige veranderingen aan de constructie -- gebruik van niet voorgeschreven onderdelen -- abnormale invloeden van buitenaf -- normale slijtage

INHOUDSOPGAVE EG-Conformiteitsverklaring Pagina VOORWOORD INHOUDSOPGAVE VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN 10 Algemene veiligheidsvoorschriften 10 Rijden op de weg 11 Bieten rooien 12 Onderhoud en reparatie 13 BEDIENING 16 Bedieningspaneel rechts 16 Bedieningspaneel links 19 Bedieningspanaal armleuning 20 Joystick 21 Cabinedak 22 Stuurkolom 23 Besturing 27 INBEDRIJFSNAME 28 De dieselmotor starten 28 De dieselmotor uitschakelen 29 Rijden met de machine 30 Rooien 31 Lossen 33 ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN 34 Hydraulisch systeem 34 Chassis / wielreductie 43 Electrisch systeem 45 Dieselmotor 49 Ontbladeraar 51 Rooier 54 Bunker 57 Onderhoud en smeerschema 59 TECHNISCHE SPECIFICATIES 63 HANDLEIDING MACHINEMONITOR 66 8

9

VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Algemene veiligheidsvoorschriften - Dit instructieboek dient door iedereen die de machine bedient, onderhoudt, of reparaties uitvoert gelezen te worden om ongelukken te kunnen voorkomen. - Op een aantal plaatsen zijn op de machine stickers aangebracht om u extra op mogelijk gevaar te wijzen; verwijder deze niet. - De machine mag alleen gebruikt, onderhouden of gerepareerd worden door personen waarvan verwacht mag worden dat zij dat op een oordeelkundige wijze kunnen doen. - Voor elke in bedrijfsname moet de machine op verkeers- en bedrijfsveiligheid worden gecontroleerd. - Voordat u met de machine gaat rijden en werken dient U zich vertrouwd te maken met alle bedieningselementen en functies van het apparaat. Tijdens het werk is dat te laat! - Alle beschermende voorzieningen (kappen, beugels, enz.) moeten op hun plaats zitten en intact zijn. - Sommige mechanismen kunnen vanwege hun functie niet volledig worden afgeschermd; houdt afstand van bewegende delen. - Voordat de motor gestart wordt dient u zich ervan te overtuigen dat alle aandrijvingen zijn uitgeschakeld. - Start de motor nooit in een gesloten ruimte (koolmonoxydevergiftiging). - Zet de motor altijd stil als u brandstof bijvult, de machine doorsmeert of reinigt. - Wees voorzichtig als u het koelsysteem of de accu's opent. - Wanneer de machine geparkeerd wordt altijd de handrem inschakelen. - Tijdige vervanging van versleten en beschadigde onderdelen is ook voor de veiligheid van belang. - Iemand op de machine meenemen mag alleen wanneer de persoon gebruik maakt van de extra zitting in de cabine. - Voorkom altijd dat er zich mensen in de directe omgeving van de in werking zijnde machine bevinden. - Houd er rekening mee dat de machine breed is en het zicht naar achteren beperkt is, vooral op de openbare weg. Als u achteruit rijdt vraag dan assistentie van iemand, zodat u er zeker van bent dat er zich geen personen achter de machine bevinden. - Wees bijzonder voorzichtig wanneer er kinderen in de buurt kunnen zijn. - Verlaat de cabine nooit met draaiende motor. - Bij het verlaten van de cabine dient de contactsleutel verwijderd te worden. - Blijf altijd zitten bij het bedienen van de machine. - Origineel voorgeschreven onderdelen en toebehoren zijn speciaal voor deze machine ontwikkeld. Niet door AGRIFAC gefabriceerde en geleverde onderdelen zijn ook niet door ons gecontroleerd. Montage van niet originele delen kunnen de werking van de machine nadelig en onveilig beïnvloeden. De fabrikant kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die hierdoor ontstaat. 10

Rijden op de weg - Voordat u gaat rijden dient u eerst de werking van de rijaandrijving, de rem en de verlichting te controleren. - Wees er van overtuigd dat de machine goed schoongemaakt is voordat u zich vanaf het veld op de openbare weg begeeft. Slipgevaar!!!!! - Tijdens het rijden op de openbare weg dient u zich te houden aan de regels zoals door de overheid van het betreffende land is vastgesteld. Rijdt alleen over de openbare weg wanneer u de vereiste documenten bij u heeft. De eigenaar van de machine dient ervoor zorg te dragen dat de noodzakelijke markeringen, beschermingen en andere voorzieningen, volgens de geldende voorschriften, op de machine aanwezig zijn. Vooral verlichting en beremming verdienen aandacht. - De gebruiker dient erop te letten dat de maximale asdrukken en totaalgewichten niet overschreden worden. Deze zijn mede afhankelijk van de gemonteerde banden/wielen. Raadpleeg hiervoor de technische gegevens van de bandenfabrikant. - Wanneer de bestuurder bij het achteruitrijden op de openbare weg niet voldoende zicht achter de machine heeft, dient hij geassisteerd te worden door een tweede persoon. Deze persoon moet zich in het zicht van de bestuurder, en niet achter de machine, bevinden. - De toestand van de weg en de verkeerssituatie bepalen de rijsnelheid. De bestuurder moet ten allen tijde de rijsnelheid aanpassen aan de omstandigheden. Houdt vooral rekening met de afmetingen van de machine! - Bij parkeren op een helling moeten wielblokken voor de wielen gelegd worden. - Voordat men wegrijdt moeten de spiegels afgesteld zijn voor een optimaal zicht naar achteren. - Bedien de rijhendel voorzichtig en soepel bij versnellen en afremmen. - Bij het nemen van bochten zwenkt de achterzijde van de machine uit. Houdt daar rekening mee. - Neem bochten met gepaste snelheid, en houdt rekening met de massa van de machine. - Vergrendel de hefinrichting van de rooier. LET OP! : Het rijden op de openbare weg met een volle of gedeeltelijk gevulde bunker is niet toegestaan. 11

Bieten rooien - Voor de aanvang van het werk altijd de machine controleren op loszittende bouten en moeren, beschadigde, gebroken of versleten onderdelen en lekkages. Verder moeten alle beschermingen aangebracht zijn. - Voordat de motor wordt gestart dient u erop te letten dat alle aandrijvingen zijn uitgeschakeld. - Er mogen zich geen personen in de directe omgeving van de machine bevinden. Ook niet tijdens het werk. - Bij alle werkzaamheden aan de machine eerst de motor afzetten, contact sleutel wegnemen en in de zak steken. Wachten tot alle bewegende delen stilstaan. Wees extra voorzichtig met de ontbladeraar, de klepelas blijft lang doordraaien. - Ook afstellingen nooit bij draaiende of rijdende machine veranderen. - Probeer nooit verstoppingen met handen of voeten bij de ontbladeraar, de scalpeurs, de lichters, zeefraderen of transporteurs etc. te verwijderen. - Oogsten op hellingen vraagt altijd extra aandacht van de bestuurder. Bij het zaaien moet men reeds rekening houden met het oogsten. Zaai altijd vanaf het dal naar de top en nooit dwars op deze richting. De kans op wegglijden is dan bij het oogsten uitermate groot. - Wees ook voorzichtig met sloten. Door regen kunnen taluds verzakken. Als men dan te dicht bij de sloot komt is kantelgevaar niet uitgesloten. - De elektronische besturing kan afwijkende bewegingen aan de machine geven. Wees voorzichtig met mensen in de omgeving. - Er kunnen stenen en bieten naar buiten vliegen, wees daar altijd op verdacht. - Neem geen mensen mee op de machine als u aan het oogsten bent, ook niet op de extra zitting. - Overtuig u er van dat er zich geen personen onder of in de omgeving van de elevator zijn tijdens het lossen. - Denk ook aan de hoogte van de machine vooral met uitgeklapte elevator. - Controleer van tijd tot tijd de oogstresultaten: reiniging, beschadiging, verliezen, kopwerk etc. - Schakel op de kopakker de aandrijving van de ontbladeraar uit in verband ter voorkoming van overmatige slijtage. 12

Onderhoud en reparatie - Regelmatig onderhoud komt een bedrijfszekere en veilige werking van uw machine ten goede. In dit instructieboek zijn daartoe beschrijvingen en tijdschema s van de benodigde werkzaamheden opgenomen. - Laat nooit één persoon de werkzaamheden uitvoeren, zeker niet in de nachtelijke uren, sommige delen zijn zo zwaar dat hulp veelal nodig is. - Onderhouds- en reparatie werkzaamheden dienen alleen uitgevoerd te worden door daarvoor gekwalificeerde personen. - Werken onder een geheven machine of machinedeel mag alleen wanneer deze veilig is ondersteund door een bok, waarbij er geen gevaar voor vallen of kantelen is. Werk daarom uitsluitend op een vlakke vloer. - Bij het verwisselen van wielen moeten deugdelijke hefwerktuigen gebruikt worden. - Gebruik geschikt, passend en niet versleten gereedschap en hefmateriaal. - Onderhoud en reparatie alleen plegen bij stilstaande motor, waarbij de contactsleutel is weggenomen. - De motor mag nooit in een afgesloten ruimte draaien vanwege het gevaar van bedwelming. - De bandenspanning moet regelmatig gecontroleerd worden. Bij verhogen van de luchtdruk kan een band exploderen. Daarom moet steeds voldoende afstand worden gehouden. Banden mogen alleen volgens de geldende normen en met daarvoor geschikt gereedschap gemonteerd worden. - Wielmoeren moeten regelmatig gecontroleerd en zonodig nagetrokken worden. - Bij het aftappen van een warme motor moet men voorzieningen treffen tegen het gevaar van brandwonden door de hete olie. - Afvalolie en filters moeten volgens de geldende milieu-voorschriften afgevoerd worden. - Bij het lassen aan de machine moet de massaschakelaar eerst uitgezet worden. De massaklem moet zo dicht mogelijk bij de plaats van lassen aangebracht worden. Let erop dat er zich tussen deze twee plaatsen geen componenten als lagers of hydromotoren bevinden. Verwijder olie en gewasresten om brand te voorkomen. Scherm desnoods de omgeving af tegen lasspetters. Zorg dat er een goede brandblusser gereed staat. - Gebruik beschermende kleding, vooral voor ogen en handen. - Gebruik alleen de voorgeschreven kwaliteit brandstof, en sla deze op in daarvoor geschikte reservoirs. Let ook hierbij op de regelgeving van de overheden. LET OP: Mors geen brandstof op de grond (milieu). Rook niet bij het vullen en zet de motor stop (ernstig explosiegevaar). 13

- Bij het werken aan de hydraulische installatie moet altijd eerst het systeem drukloos gemaakt worden. Bij systemen met accumulatoren vraagt dit extra aandacht. Cilinders moeten tot de aanslag ingedrukt worden. - Accumulatoren in een hydraulische installatie staan onder druk. Let u erop dat ze niet beschadigd worden. Een accumulator mag niet worden blootgesteld aan temperaturen hoger dan 150 C (explosiegevaar). - Een lekkage in een onder druk staande leiding kan een fijne vloeistofstraal tot gevolg hebben, welke door de huid zal dringen en een zwaar letsel veroorzaakt. Probeer dus nooit een lekkage met de hand te dichten. Bij verwonding direct een arts bezoeken, omdat anders een groot risico voor infectie aanwezig is. - Controleer na montage van hydrauliekleidingen altijd of de aansluiting en daarmee de draairichting van een motor of de bewegingsrichting van een cilinder juist is. - Gebruik uitsluitend de voorgeschreven zekeringen. Bij gebruik van zwaardere zekeringen bestaat gevaar voor verbranding, of beschadiging van de elektrische installatie. - Als er stekkerverbindingen losgemaakt worden eerst de spanning van de machine afnemen (contactslot of massaschakelaar). - Als er gewerkt wordt aan de elektrische installatie eerst de spanning eraf nemen; contactsleutel eruit en de hoofdschakelaar omgezet en eventueel de accuklemmen losnemen. Altijd eerst de - pool en dan de + pool (montage: eerst + dan -) - Bij laden van de accu ontstaat in de accu gas. Om te voorkomen dat de accu explodeert moeten de vuldoppen verwijderd worden. Het vrijkomende gas is uiterst explosief. Vermijd daarom open vuur in de buurt van de accu. - Accuzuur is zeer agressief. Voorkom daarom elke aanraking. Draag beschermende kleding. Komt er zuur in de ogen dan moeten deze onmiddellijk gedurende 10 tot 15 minuten worden gespoeld met water, en moet direct de hulp van een arts worden ingeroepen. Defecte accu's dienen volgens de geldende voorschriften afgevoerd te worden. - Beschadigde kabels direct vernieuwen of goed isoleren (kortsluiting) - Kabelklemmen regelmatig op loszitten controleren en zonodig vastzetten. Corrosie op accu- en kabelklemmen leidt tot spanningsverlies. Maak ze regelmatig schoon en vet ze in met zuurvrije vaseline. LET OP: Na het beëindigen van de werkzaamheden, s avonds, altijd de massaschakelaar, die zich aan de achterzijde van de machine onder de dieselmotor bevindt, omdraaien. Bepaalde componenten gebruiken bij stilstand, voor de "standby-functie", een geringe hoeveelheid stroom. 14

15

BEDIENING BEDIENINGSPANELEN RECHTS S1 Rekhoogte verstelling S2 Intergraal klep ontbladeraar (optie) S3 Terugdraaien axiaal rollen (optie) S5 Handbediening side shift S6 Terugdraaien rooizonnen S7 Terugdraaien reinigingszonnen S8 Aan / Uit / Automaat inschakelen rooier reiniging S9 Aan / Uit / Automaat inschakelen ontbladeraar P1 P2 P3 L1 Snelheids instelling rooizonnen Snelheids instelling reinigingszonnen Snelheids instelling ontbladeraar Diagnoze lamp dieselmotor controle 16

S12 Diepteregeling aan / uit S13 Vlakstelling auto / man S14 Vlakstelling links / rechts S15 Steunwiel ontbladeraar L/R S16 Steunwiel ontbladeraar L S18 Steunwiel ontbladeraar R S19 Hoogte verstelling scalpeurs S20 In / uit klappen ringelevator S22 Hoogte vijzel in bunker S23 Veiligheids schakelaar voor S20, S21en S22 S24 In / uit klappen ontbladeraar S25 In / uit schuiven voorassen S26 Hoogteverstelling bladverspreider S28 Draairichting vijzel in bunker S29 Aan / uit handrem S30 Aan / uit diffrentieel slot S31 Noodstop S32 Smeersysteem menu schakelaar / lamp S39 Toeren regeling dieselmotor S60 Dimlicht S61 Werklampen S62 Werklampen S62a Werklampen S63 Werklamp achter S64 Alarmlichten S65 Zwaailamp S66 Spiegelverwarming S67 Kachel aan/uit S68 Spiegelverstelling L / R P4 P6 P7 L2 Reactie snelheid diepteregeling Rooi diepte instelling links Rooi diepte instelling rechts Controle lamp brand diffrentieel is ingeschakeld 17

LET OP!: Bij openen van de bunker dient de volgende volgorde aangehouden te worden: 1 Open de ringelevator S 20 2 Open de losband top S 21 3 Breng de vijzel in werkstand S 22 LET OP!: Bij sluiten van de bunker dient de volgende volgorde aangehouden te worden: 1 Breng vijzel in laagste positie S 22 2 Sluit de losklep en top S 21 3 Laat de ringelevator zakken S 20 18

BEDIENINGSPANEEL LINKS S33 Langzaam / uit / snel bunkerbodemketting S34 Aan / uit losband S35 Programma keuze voorasbesturing S36 Programma keuze achterasbesturing P9 Snelheidsinstelling losband P10 Voorassencorrectie automatische besturing P11 Achteras correctie automatische besturing L3 Lamp brand als stuurautomaat is ingeschakeld. 19

BEDIENINGSPANEEL ARMLEUNING S37 S38 L4 L5 Hoog / laag schakeling Ontbl op / uit / ontbladeraar in drukregelpositie Lamp brand als tractie pompen neutraal staan Lamp brand in land snelheid 20

JOYSTICK Schakelaars links rooiunit heffen / zakken Schakelaars rechts losband op / neer Schakelaars losbandtop op / neer Schakelaar onderaan de stick stuurautomaat in / uit 21

CABINEDAK 3 4 8 9 10 11 12 1 2 5 6 7 13 14 1.* Schakelaar aan/uit snelverwarming 2. Wisselschakelaar tussen cabinetemperatuur / buiten temperatuur. 3.* Led brand bij snelverwarming aan 4. Led brand bij buiten temperatuur 5. Schakelaar cabine temp/ventilator snelheid neer 6. Display ventilatorsnelheid 7. Schakelaar cabine temp/ventilator snelheid op 8. Display cabine temp/buiten temp 9. Aanduiding in graden celcius 10. Led automaat ingeschakeld 11. Led handbediening ingeschakeld 12.* Led aan economic stand geschakeld 13. Wissel ventilator snelheid handbediend / automaat 14.* Aanschakelen economic functie * Werkt alleen bij airco 22

STUURKOLOM Op de stuurkolom zitten de volgende functies: 1. Stuurwiel 2. Stuurschakelaar 3. Stuurwielverstelling 4. Stuurkolomverstelling 5. Machinedisplay Functies: H = Claxon S = Ruitenwisser W = Ruitensproeier R = Richtingaanwijzer rechts L = Richtingaanwijzer links F = Naar boven = groot licht Naar beneden = dimlicht 23

1: Geen functie 2: Controlelamp dynamo 3: Richtingaanwijzer 4: Groot licht 5: Richtingaanwijzer aanhanger 6: Geen functie 7: Hoofdwaarschuwingslamp Positie 0 Positie 1 = Contact uitgeschakeld = Contact ingeschakeld De contactsleutel tot de eerste arretering draaien Positie 2 = Geen functie Positie 3 = De motor starten, Contactsleutel tot het einde doordraaien LET OP: De startmotor maximaal 10 seconden bedienen. Als de motor aangeslagen is de contactsleutel direct loslaten Tweede startpoging: Wanneer een tweede startpoging nodig is, de contactsleutel terugdraaien in de 0-positie en 5 seconden wachten. Nu kan de motor opnieuw gestart worden. 24

LET OP: De stuurkolom NOOIT verstellen tijdens het rijden!!! De stuurkolom naar voren verstellen: Het pedaal R met de voet bedienen en de stuurkolom naar voren duwen. Als het pedaal R losgelaten wordt is de stuurkolom weer vergrendeld. De stuurkolom naar achteren verstellen: Het pedaal R met de voet bedienen en de stuurkolom naar achteren trekken. Als het pedaal R losgelaten wordt is de stuurkolom weer vergrendeld. Het bovenste deel van de stuurkolom verstellen: Eerst knop S indrukken. Nu kan het bovenste deel van de stuurkolom naar voren of naar achteren versteld worden. Als knop S losgelaten wordt is de stuurkolom weer vergrendeld. 25

De hoogte van het stuur instellen: Knop D een kwartslag naar links draaien. Het stuur op de juiste hoogte instellen en knop D een kwartslag naar rechts draaien. Het stuur is nu weer vergrendeld. Noodschakelaar rijaandrijving: Indien er een storing optreedt in de rijaandrijving van de machine kan d.m.v. deze voetschakelaar de machine gecontroleerd tot stilstand gebracht worden. 26

BESTURING Afhankelijk van de werkzaamheden kan de machine op verschillende manieren bestuurd worden. Deze mogelijkheden zijn: - 6-wiel besturing (normale besturing d.m.v. het stuurwiel). - voorwiel besturing met automatische besturing ingeschakeld. De tasters voorop de ontbladeraar sturen de vooras aan. Dit kan gecorrigeerd worden met draaiknop P10 op de linker console in de cabine. De achteras kan gecorrigeerd worden met draaiknop P11 die onder draaiknop P10 geplaatst is - 6-wiel besturing met automatische besturing ingeschakeld. (optie). De tasters voorop de ontbladeraar sturen de achteras aan. Dit kan gecorrigeerd worden met draaiknop P11 op de linker console in de cabine. De voorwielen worden aangestuurd door de rooischaren en kunnen gecorrigeerd worden met draaiknop P10 die boven draaiknop P11 geplaatst is. Bij normale 6-wiel besturing wordt de achteras aangestuurd door de orbitrol. De hoekverdraaiing van de achteras wordt opgemeten, en op basis van deze gegevens worden de voorwielen elektrisch / hydraulisch aangestuurd. Bij ingeschakelde automatische besturing worden alle assen elektrisch / hydraulisch aangestuurd. In de fusee s van de voorwielen en aan de achteras zijn hoekopnemers gemonteerd die de werkelijke stuuruitslag meten en dit terugkoppelen naar de centrale besturingseenheid. Bij een afwijking tussen de gewenste stuuruitslag, aangegeven door de tasters op de ontbladeraar en rooier, worden de wielen aangestuurd. De elektrisch/ hydraulische ventielen bevinden zich op ventielenblokken 3 en 4 op de linkerzijde van de machine Het besturingssysteem is afgesteld in de fabriek. Normaal gesproken is het niet nodig om het systeem bij te stellen. Wanneer onderdelen vervangen worden moet het besturigingssysteem opnieuw worden afgesteld. Raadpleeg hiervoor uw dealer of de service afdeling van Agrifac. 27

INBEDRIJFNAME Voor het begin van iedere werkdag moet de machine gecontroleerd worden op eventuele gebreken die gevaar kunnen opleveren op de openbare weg en tijdens het rooien. De volgende punten dienen gecontroleerd te worden (zie ook onderhoud schema): - Motorolieniveau - Hydrauliekolieniveau - Brandstofniveau. - Wielbouten controleren - Verlichting - Lekkage s in het hydaulisch- of brandstofsysteem - Beschadegingen en slijtage Gedurende de eerste 50 draaiuren benodigd de dieselmotor speciale aandacht, zie de handleiding van DEUTZ. DE DIESELMOTOR STARTEN De startprocedure is beveiligd met verschillende functies. Wanneer deze niet in de juiste positie staan wil de motor niet starten. Deze funties zijn: - De joystick moet in neutraal staan. - De schakelaars S8, S9, S33 en S34 op het dashboard moeten uitgeschakeld staan. - De schakelaar S 31 (noodstop) moet uitgeschakeld staan. Volg bij het starten van de machine de volgende procedure: - Schakel de handrem in (S29). - Zet de schakelaars (S8, S9, S33 and S34) op het dashboard op off. - Schakel de schakelaar S31 uit. - Zet de verlichting, ventilatie, kachel en ruitenwisser uit. - Laat de joystick in de neutrale positie staan. - Draai de contactsleutel naar rechts naar de startpositie. Wacht 10 seconden tot de LED L4 l gaat branden, nu kan de motor gestart worden door de contactsleutel verder naar rechts te draaien. - Wanneer de motor start de contactsleutel loslaten. - Laat de motor opwarmen voordat men wegrijdt. 28

LET OP: De dieselmotor starten door de machine te slepen is onmogelijk als gevolg van de hydraulische aandrijving. Wanneer de accu s leeg zijn, gebruik dan nieuwe volledig opgeladen accu s voor het starten. DE DIESELMOTOR UITSCHAKELEN Laat de dieselmotor voor het uitschakelen een paar minuten stationair draaien, zodat de motor kan afkoelen. Dit is zeer belangrijk voor de lagers van de turbocompressor. Deze lagers zijn motorolie gesmeerd, en draaien op zeer hoge toerentallen. Door de motor stationair te laten draaien heeft de turbo tijd om af te koelen en in toerental te zakken. Wanneer de dieselmotor direct uitgeschakeld wordt heeft dit een negatieve invloed op de levensduur van de turbocompressor 29

RIJDEN MET DE MACHINE - Schakel eerste de handrem uit. Vooruitrijden: Schakelaar voorzijde van joystick indrukken en een keuze maken tussen vooruit of achteruit rijden Bij bewegen naar voren wordt de snelheid vooruit verhoogt Bij bewegen achteruit wordt snelheid vooruit lager tot neutraal Achteruit rijden: Dan is het nodig op weer de schakelaar te bedienen om vrijgave achteruit rijden te krijgen Bij beweging naar achter snelheid achteruit wordt hoger Bij beweging naar voren wordt de snelheid achteruit lager tot neutraal. Cruise control: Bij werken op de juiste snelheid beweeg de stick naar links om de snelheid in het geheugen op te slaan. Na het omdraaien op het veld, beweeg de stick naar rechts de machine gaat dan naar de snelheid opgeslagen in het geheugen. Het hydraulische aandrijfsysteem dient tevens als bedrijfsrem. Door de joystick naar achteren te bewegen (naar voren indien men achteruit rijdt) wordt er afgeremd. 30

ROOIEN De BIG SIX bietenrooier kan met 2 verschillende typen ontbladeraar worden uitgevoerd nl.: - ontbladeraar met vijzelafvoer en integraalklep; - integraal ontbladeraar. Bij een ontbladeraar met vijzelafvoer en integraalklep wordt de werkhoogte ingesteld door de voorwielen in hoogte te verstellen. Dit kan naar keuze links en rechts afzonderlijk of links en rechts gelijktijdig. De bladverspreiderschijf kan in hoogte geregeld worden door schakelaar S26 te bedienen. Het opklappen van de bladverspreider geschiedt door schakelaar S24. Indien men integraal wil ontbladeren kan de integraalklep gesloten worden met schakelaar S2. Op het moment dat de integraalklep gesloten wordt, worden de aandrijvingen van de afvoervijzel en de bladverspreider uitgeschakeld. De werkhoogte bij een integraal ontbladeraar kan vanuit de cabine geregeld worden door de hydraulische topstang te verstellen S15. Beide typen ontbladeraar zijn uitgerust met een drukontlasting op de wielen, die werkt via de hefcilinder van de ontbladeraar. De BIG SIX bietenrooier kan met 3 verschillende typen rooier worden uitgevoerd nl.; - Rooieenheid met hydraulisch onafhankelijk bewegende scharen; - Rooieenheid met mechanische excenter aandrijving; - Rooieenheid met mechanisch onafhankelijk bewegende scharen (V-snaren). Tussen de verschillende typen rooier zit geen verschil in bediening. Het toerental van de rooielementen kan geregeld worden door de stroomregelaar die zich links achter de machine bevind. In geval van hydraulisch onafhankelijk bewegende scharen bevinden zich hier 2 stroomregelaars (2x 3 elementen). Achter de verschillende rooiertypen bevinden zich de rooizonnen met een diameter van 1370 mm. Deze zonnen worden hydraulisch aangedreven, en het toerental kan vanuit de cabine geregeld worden d.m.v. P1. De diepteregeling van de rooier is afhankelijk van het type ontbladeraar. Bij een ontbladeraar met vijzelafvoer zitten aan de voorzijde van de rooier links en rechts tasters die over de grond slepen. Bij een integraal ontbladeraar meten de tasters de hoogte van de ontbladeraar t.o.v. de rooier Deze tasters zijn met en electronische hoekopnemer verbonden die een signaal naar de centrale regeleenheid geeft. Deze signalen worden gebruikt voor de vlakstelling en de diepteregeling van de rooier. De vlakstelling wordt geregeld door het verschil tussen de linker en rechter taster, en is te corrigeren d.m.v. potmeter P7 31

De gevoeligheid van de diepteregeling kan geregeld worden door potmeter P4, de hoogte door potmeter P6. Wanneer men de rooier laat zakken treedt de automatische diepteregeling in werking (wanneer ingeschakeld) wanneer de hefbok voor de sensor weg is. De BIG SIX is uitgerust met 4 reinigingszonnen met een diameter van 1550 mm. Er zijn twee typen beschikbaar : - Open zonnen; - Gesloten zonnen; Voor de geleiding van de bieten zijn er 2 mogelijkheden: - Veertandhekken; - Langsgeleidehekken De keuze van de zonnen en de bijbehorende hekken is afhankelijk van de rooiomstandigheden. Het toerental van de zonnen is vanuit de cabine regelbaar d.m.v. potmeter P2. Voor een juiste reiniging van de bieten is het belangrijk dat de geleidehekken op de juiste hoogte t.o.v. de reinigingszonnen staan afgesteld. De standaard instelling voor de geleidehekken is : - Veertandhekken ± 15mm boven de zon - Langsgeleidehekken ± 20 mm boven de zon Deze instellingen zijn erg afhankelijk van de plaatselijke rooiomstandigheden. Om de zonnen goed schoon te houden zijn er instelbare schrapers gemonteerd. Het is belangrijk om deze regelmatig op goede werking te controleren en zonodig bij te stellen. 32

Het toerental van de elevator kan door de stroomregelaar geregeld worden (links voor onder de elevator, zie onderstaande afbeelding). Het toerental van de trommel op de eerste reinigingszon kan geregeld worden door de stroomregelaar voor op het hefframe onder de machine. Zie onderstaande afbeelding. LOSSEN Het lossen van de bunker geschied in 3 stappen. Als eerste wordt de losband ingeshakeld d.m.v. schakelaar S34. Het toerental van de losband kan geregeld worden met potmeter P9. Wanneer het voorste gedeelte van de bunker leeg is kan de bunkerbodem in de langzame stand ingeschakeld worden met schakelaar S33 (schildpad). Indien gewenst kan later overgeschakeld worden naar de snelle stand van de bunkerbodem met schakelaar S33 (haas). De bunkerbodem draait nu 2x zo snel. 33

ONDERHOUD/AFSTELLINGEN HYDRAULISCH SYSTEEM De bietenrooier is uitgevoerd met een volledige hydraulische aandrijving. De dieselmotor drijft verschillende hydaulische plungerpompen en tandwielpompen aan. Elke pomp voorziet één of meerdere hydraulische subsystemen van olie. Afhankelijk van het type pomp is er tevens een voedingspomp gemonteerd. De pompen zijn in 4 rijen aan een tandwielkast gemonteerd, die aan het vliegwielhuis van de dieselmotor bevestigd is. De oliespecificatie staat vermeld in op smeerschema. Op de bovenzijde van de tandwielkast zit een peilstok om het niveau te meten. Voor het afstellen van de maximum druk, de werkdruk en maximale toerentallen is specifieke kennis nodig. Het systeem is getest en afgesteld in de fabriek, en zal normaal gesproken niet gewijzigd hoeven worden. LET OP: Nooit de instellingen van het system wijzigen, neem bij problemen met het systeem contact op met onze service afdeling of uw dealer. Het hydraulische systeem is niet veel onderhoud nodig. Het olie en de filters dienen tijdig ververst / vervangen te worden (zie onderhoudsschema). Voor een lange levensduur van het hydraulische systeem is het absoluut noodzakelijk dat de olie schoon is. Bij reparatie / vervanging van componenten in het hydraulische systeem zoals leidingen, slangen, cilinders en pompen / motoren dient er voor gezorgd te worden dat alle componenten schoon zijn. Bij olie verversen is het belangrijk om koppelingen en vulopeningen van te voren goed schoon te maken. Nadat een component in het hydraulische systeem vervangen is kan het noodzakelijk zijn om het systeem te ontluchten. Neem in deze gevallen contact op met uw dealer of onze service afdeling. De hydrauliektank is boven de hydauliekpompen geplaatst. Aan de achterzijde van de tank is een peilglas gemonteerd waarop het olieniveau te zien is. De tank kan bijgevuld worden via een snelkoppeling op het verzamelblok op de oliekoeler. Maak voor het bijvullen alle koppelingsdelen goed schoon, zodat er geen vuil in het hydraulische systeem komt. Wanneer het olieniveau het minimum peil bereikt geeft de machinemonitor een alarmsignaal in de cabine. Aan de onderzijde van de tank zijn verschillende kranen gemonteerd, waar de zuigleidingen van de verschillende pompen gemonteerd zijn. Voor onderhoud en reparatie werkzaamheden kunnen deze kranen gesloten worden, zodat de tank niet afgetapt hoeft te worden. 34

LET OP: Voor het starten van de dieselmotor dienen alle kranen op de hydrauliektank weer open te staan. Als dit niet het geval is ontstaat er ernstige schade aan de verschillende pompen als gevolg van cavitatie. In een hydraulisch systeem onstaat warmte. Om het systeem te koelen is een oliekoeler links naast de brandstoftank geplaatst. Deze oliekoeler wordt door een tankwielmotor continu aangedreven. Het is belangrijk om de oliekoeler regelmating op vervuiling te controleren, en deze indien nodig te reinigen. Het hydraulische systeem is uitgerust met een temperatuur sensor, die een alarmsignaal in de cabine geeft wanneer de olietemperatuur te hoog is. Wanneer het alarmsignaal gaat terwijl de oliekoeler schoon is, kan er een andere storing zijn. Neem in dit geval contact op met uw dealer of met onze service afdeling. De hydrauliekolie dient elke 1200 uur of eens per jaar vervangen te worden. Bij het verversen is het alleen nodig om de olie in de hydrauliektank af te tappen, dus geen leidingen demonteren. LET OP: Gebruik altijd schone olie. Onderhoud van het hydraulische systeem Indien het nodig is om een reparatie uit te voeren aan het hydraulische systeem is het belangrijk om de betreffende delen goed te reiniging voordat ze gedemonteerd worden. Bij reparaties is het belangrijk om voorzichtig met de verschillende componenten om te gaan, zodat deze niet beschadigen. LET OP: De kleinste verontreinigen in het hydraulische systeem kunnen grote schade veroorzaken. 35

Ventielenblok op ontbladeraar met zijdelingse bladafvoer Dit ventielenblok is rechtsachter aan de ontbladeraar gemonteerd. De functies zijn van links naar rechts: 1 Schotel bladverspreider op/ neer 2 Bladverspreider in / uitklappen 3 Steunwiel links op / neer 4 Steunwiel rechts op / neer 5 Ontbladeraar op / neer 6 Aandrijving bladverspreider 7 Integraalklep op / neer 8 Scalpeurbalk verstelling 36

Ventielenblok op integraal ontbladeraar Dit ventielenblok is in het midden van de ontbladeraar gemonteerd. De functies zijn van links naar rechts: 1 Ontbladeraar op / neer 2 Topstang ontbladeraar 3 Scalpeurbalk verstelling 37

Ventielenblok aan de rechter zijde van de machine Dit ventielenblok is op de rechterzijde van de machine gemonteerd, achter de beschermkap. De functies zijn van links naar rechts: 1. Rooier op / neer 2. Vlakstelling 3. Elevator op / neer 4. 2e deel giek op / neer 5. 1e deel giek op / neer 6. Vijzel in bunker op / neer 7. Side shift rooier 8. Hekverstelling op / neer 9. Differentieel sper 10. Handrem 38

Ventielenblok aan de linker zijde van de machine Dit ventielenblok is op de linkerzijde van de machine gemonteerd voor de elevator, achter de beschermkap. De functies zijn van links naar rechts: 1 Optie 2 Bodemketting 3 Bodemketting 4 Besturing wiel recths voor 5 Besturing wiel rechts midden 6 Besturing acheras 39

Ventielenblok links achter de elevator Dit ventielenblok is op de linkerzijde van de machine gemonteerd achter de elevator, 1 Besturing wiel links voor 2 Besturing wiel rechts midden 3 Spoorbreedte verstelling Deze ventielen schakelen de rooier in of uit. Het aantal ventielen is afhankelijk van het type rooier. Ook kan het toerental van de rooielementen met het stroomregelventiel naast de ventielen geregeld worden. 40

Ventielenblok links achter Dit ventielenblok is op de linkerzijde van de machine gemonteerd achter de elevator. Dit ventiel schakelt de bunkervijzel aan of uit. In de persleiding vanaf de tandwielpomp is een overdrukbeveiliging gemonteerd. Deze overdrukbeveiliging staat afgesteld op 180 bar. 41

Filters Na de eerste 50 draaiuren, is het noodzakelijk om alle hydraulische filters te vervangen. Vervolgens dienen de filters elke 600 draaiuren vervangen te worden. Gebruik filters zoals voorgeschreven door Agrifac. De filters bevinden zich op de volgende plaatsten op de machine: - 3x retourfilter boven in de hydrauliektank - 1x ontluchtingsfilter op de achterzijde van de hydrauliektank - 7x persfilter in voedingsdrukcirquit boven de hydrauliekpompen Op de manometers boven de filters zijn de werkdrukken van de verschillende voedingspompen af te lezen. Indien zich er een hydraulische storing voordoet is het van belang om deze drukken af te lezen en aan de servicedienst door te geven. De manometers zijn in volgorde van links naar rechts van de volgende pompen: 1 Voedingspomp achteras 2 Voedingspomp losband 3 Voedingspomp rooier 4 Voedingspomp vooras 5 Voedingspomp middenas 6 Voedingspomp reiniging 7 Voedingspomp ontbladeraar 42

CHASSIS / WIELREDUCTIE De hydraulische wielmotoren zijn gekoppeld aan een planetaire reductiekast met een overbrengingsverhouding i van 36,3. Het olieniveau in de reductiekasten moet regelmatig gecontroleerd worden, zie onderstaande figuur. De reductiekasten zijn ongeveer voor de helft met olie afgevuld. De olie moet iedere 1000 uur ververst worden of eens per jaar. Neem bij storingen aan de reductiekasten contact op met de dealer of onze service afdeling. LET OP: De wielmoeren moeten na de eerste 10 draaiuren nagetrokken worden, vervolgens is het belangrijk om ze regelmatig te controleren. 43

De wiel reductiekasten van de twee voorassen zijn tevens uitgerust met een parkeerrem. Dit is een lamellenrem op de ingaande as van de wielreductiekast. De lamellen worden d.m.v. drukveren tegen elkaar gedrukt. Om de lamellenrem uit te schakelen worden de lamellen d.mv. 50 bar oliedruk tegen de veren in gedrukt. Deze constructie houdt in dat de machine automatisch op de rem staat wanneer de dieselmotor niet draait. Deze remmen zijn electrisch zo geschakeld dat de machine niet wil rijden als deze op de rem staat. LET OP: De parkeerrem nooit inschakelen terwijl de machine nog rijdt. Door het hoge toerental van de ingaande as bestaat er gevaar voor schade aan de lamellen. In bepaalde noodgevallen kan het noodzakelijk zijn om de machine te slepen. Hiervoor zijn de volgende voorbereidingen nodig: Verwijder van alle assen het deksel aan de buitenzijde (4, zie illustratie)) en verwijder de centrale aandrijfras uit de reductiekast. Monteer vervolgens de deksels (4, zie illustratie) weer, om de reductiekasten weer af te sluiten. De machine kan nu verplaatst worden. LET OP: De aandrijving en de lamellenrem zijn nu uitgeschakeld, dus de machine kan vrij bewegen. Gebruik daarom altijd een stootstang en een zwaar voertuig om de machine te verplaatsen. 44

ELECTRISCH SYSTEEM Het electrische systeem van de machine werkt met 24 Volt. Rechts boven het achterwiel is de massaschakelaar voor het ontkoppelen van de accu s geplaatst. Deze dient uitgeschakeld te worden wanneer de machine niet wordt gebruikt (ook s avonds). Zekeringen en relais Het elektrische system is beveiligd door zekeringen. Deze zekering zijn op het moederbord in het dashboard geplaatst. De zekeringen zijn via de rechter cabinedeur te bereiken. Wanneer er een storing optreedt in het elektrische systeem controleer dan eerst aan de hand van volgende lijst of er een zekering kapot is, en vervang deze indien nodig. 45

Relais: 1 Contact 1 13 Giek neer 2 Contact 2 14 Remlichten 3 Contact 3 15 Werklampen / Airco 4 Contact 4 16 Breedstralers 5 Hydrauliek (hoog / laag ) 17 Neutraal 6 Beveiliging Optie 3 18 Zoemer 7 Motortoliedruk 19 Machine Aan / Uit (optioneel) Optie 2 8 Contact 5 ( +12V ) 20 Achteruit (lamp + zoemer) 9 GND HA teller 21 Clignoteur 10 Snel heffen rooier 22 Dimlicht 11 Beveiliging spoorbreedte Option 1 23 Grootlicht 12 Giek op 46

47

Zekeringen: 1 HCX 1 10A S1 HCX voeding 10V op moederbord steekkaarten 2 MotoMeter 1 5A S1 Hoekopnemers 3 Dashboard 1 10A S1 Schakelaars dashboard, Sensoren 4 Steekkaarten 1 10A S2 Moederbord steekkaarten 5 Hydrauliek 1 15A S2 Hydrauliek functies 6 Ruitenw. / Oliek. 1 10A S3 Ruitenwisser 7 Optie S 1 10A S3 Optie 24V via contact 8 Ventilator/RAW 1 15A S4 Ventilator (10A), claxon (70W), R.A.W. 85 9 Monitor / HA 2 10A S5 +12V monitor + camera s 10 Stoel 2 10A S5 +12V stoel 11 Sigaret aansteker 2 10A C +12V sigaretaansteker + 12V radio 12 Omvormer 2 20A C omvormer naar +12 V 13 Remlichten 2 10A C remlichten, alarmlichten 14 Airco 2 20A C 3x werklampen machine (max. 6x) (via K15) 15 Contact / Start 2 15A C Contact, start 16 Zwaailamp 2 15A C Zwaailamp (max 3x), binnenverlichting. 80 17 Optie C 3 10A C Optie +24V constant 18 Werklampen 3 15A C 2x werklampen bordes 2x extra werklampen bordes (dubbelpoligehella schakelaar) 19 Breedstralers 3 20A C 2x cabine, 2x op spiegelsteun, 2x optioneel op spiegelsteun (via K 16) 20 Achteruit 3 15A C Achteruitrijlamp (70W), achteruitrijzoemer (10A) 21 Verlichting 3 20A C Verlichting, grootlicht, 4x verstralers (via K23) 22 Dimlicht L 3 5A C Dimlicht L 23 Dimlicht R 3 5A C Dimlicht R 24 Light L 3 5A C Achterlicht L, stadslicht L, nachtverlichting 25 Light R 3 5A C Achterlicht R, stadslicht R 48

DIESELMOTOR De dieselmotor is achterop de machine gemonteerd. Het is een 8 cilinder watergekoelde DEUTZ BF8M 1015 C dieselmotor met turbo en interkoeler. Bij deze handleiding wordt een afzonderlijke handleiding voor de dieselmotor geleverd. In deze handleiding staat de gedetaileerde informatie behorende bij de dieselmotor. Onderhoud Smering Het oliepeil dient dagelijks gecontroleerd te worden, bij voorkeer s ochtends voordat de motor gestart wordt. Let er op dat de machine horizontaal staat. Neem de oliepeilstok uit en reinig deze met een schone doek, plaats de peilstok terug en controleer nu of het oliepeil tussen de twee markeringen staat. Indien nodig olie bijvullen in de vulopening boven op de klepdeksel. Let er op dat de vulopening en zijn omgeving goed schoon is wanneer er olie wordt bijgevuld. Let erop dat de vulopening na het vullen weer goed wordt vastgedraaid. LET OP: Nooit olie bijvullen bij draaiende motor! LET OP: Filters zijn chemische afval produkten Voer de filters af volgens de locale milieuwetgeving. Vul het nieuwe filter met olie, en smeer de rubber afdichting met olie in, voordat het gemonteerd wordt. Draai het filter goed vast met de hand. Controleer nadat de motor een half uur gedraaid heeft of het filter lekt. Olie bij warme motor aftappen. Let er op dat de machine horizontaal staat zodat alle olie uit de motor loopt. LET OP : Afgewerkte olie is een chemisch afvalprodukt. Voer de afgewerkt olie af volgens de locale milieuwetgeving. 49

Luchtfilter Controleer het luchtfilter regelmatig op vervuiling, en reinig het filter indien nodig. De intervallen waarop het luchtfilter gereinigd moet worden kunnen varieren afhankelijk van de werkomstandigheden (zie ook het onderhoudsschema). Het filter bestaat uit een binnen en een buiten element. Het buitenelement kan met lucht gereinigd worden (max 6 bar) door het van binnen naar buiten te blazen. Controleer of het filterelement niet beschadigd is. Als er een kleine beschadiging is, moet het filter direct vervangen worden. Het binnenste filter dient als extra fijn filter, en zorgt ervoor dat er geen vuil in het inlaatsysteem komt terwijl het buitenfilter gereinigd wordt. Extra brandstof voorfilter De machine is uitgerust met een extra voorfilter voor de brandstof. In het glas zijn eventuele verontreinigingen te zien. Ook water wordt zichtbaar in dit glas. Water kan worden afgetapt middels de aftapkraan aan de onderzijde. Bij verontreinigingen dient het filter vervangen te worden. 50

ONTBLADERAAR Ontbladeraar met vijzelafvoer Controle van de diverse smeerpunten is van tijd tot tijd nodig. De klepelas wordt door 3 V-snaren aangedreven, die door een spaninrichting op spanning gehouden worden. LET OP: Controleer regelmating de spanning van de V-snaren, en stel deze indien nodig opnieuw af. De bladafvoervijzel wordt vanaf de klepelas aangedreven door 2 V-snaren, en kan hydraulisch in en uitgeschakeld worden. LET OP: Controleer regelmatig de spanning van de V-snaren, en stel deze indien nodig opnieuw af. De vijzel is aan de aandrijfzijde gelagerd en ligt op de linker zijde in een kunststof plaat. Deze kunststofplaat dient na verloop van tijd vervangen te worden, om slijtage van de vijzelgoot te voorkomen. LET OP: Controleer regelmatig de toestand van de kunstof plaat. De scalpeurs zijn voorzien van een kopdikteregeling. Dit kan vanuit de cabine geregeld worden door de hoogte van de scalpeurbalk te wijzigen. Door de scalpeurbalk omhoog te bewegen worden de bieten dieper gekopt. Door de scalpeurbalk omlaag te bewegen wordt de kopdikte gereduceerd. Het scalpeurmes kan in 2 standen gemonteerd worden, hoog of laag, afhankelijk van de omstandigheden. Zie onderstaande afbeelding. 51

Op de hoofdas van de ontbladeraar bevinden zich de klepels. Deze zijn d.m.v. pennen met de hoofdas verbonden. Bij overmatige slijtage kan er onbalans in de klepelas optreden, wat schade tot gevolg kan hebben. LET OP: Controleer regelmatig de slijtage van de klepels en de verbindingspennen Integraal ontbladeraar Controle van de diverse smeerpunten is van tijd tot tijd nodig. De klepelas wordt door 3 V-snaren aangedreven, die door een spaninrichting op spanning gehouden worden. LET OP: Controleer regelmatig de spanning van de V-snaren, en stel deze indien nodig opnieuw af. De scalpeurs zijn voorzien van een kopdikteregeling. Dit kan vanuit de cabine geregeld worden door de hoogte van de scalpeurbalk te wijzigen. Door de scalpeurbalk omhoog te bewegen worden de bieten dieper gekopt. Door de scalpeurbalk omlaag te bewegen wordt de kopdikte gereduceerd. Het scalpeurmes kan in 2 standen gemonteerd worden, hoog of laag, afhankelijk van de omstandigheden. Op de hoofdas van de ontbladeraar bevinden zich de klepels. Deze zijn d.m.v. pennen met de hoofdas verbonden. Bij overmatige slijtage kan er onbalans in de klepelas optreden, wat schade tot gevolg kan hebben. LET OP: Controleer regelmatig de slijtage van de klepels en de verbindingspennen 52

Voor op beide typen ontbladeraar bevindt zich de stuurautomaat. De hoogte van de neusplaten(2) kan ingesteld worden door de borgveer in de ophangstang(3) te verplaatsen. De stuurautomaat is zwevend opgehangen aan een trekveer (4), en kan ook door een borgveer versteld worden. De geleideplaten mogen tijdens het rooien niet te grond raken. De standaard hoogte instelling tot de grond is - suikerbieten : ongeveer 150 mm - chicory : ongeveer 50 mm (Deze waarden zijn afhankelijk van de hoeveelheid blad) Tijdens transport over de weg kan de stuurautomaat achterover geklapt worden. Hierdoor wordt De machine ongeveer 500 mm korten, indien ook de steunwielen ingeklapt zijn. 53

ROOIER De BIG SIX bietenrooier kan met 3 verschillende typen rooiers worden uitgevoerd nl. - Rooieenheid met hydraulisch onafhankelijk bewegende scharen; - Rooieenheid met mechanische excenter aandrijving; - Rooieenheid met mechanisch onafhankelijk bewegende scharen (V-snaren); De stand van de rooizonnen kan afgesteld worden door de zijplaten van de rooier te verstellen. Zie afbeelding. De algehele stand van de rooier kan afgesteld worden door de lengte van de topstang tussen de machine en de rooier aan te passen. 54

De hoogte tussen de rooizonnen en de reinigingszonnen kan ook gecorrigeerd worden door de steleinden aan de hefarmen te verstellen. In de fabriek wordt de rooier standaard afgesteld op een maat A van 630 mm. Als onder bepaalde omstandigheden het dieptebereik van de rooier niet goed is, kan dit gecorrigeerd worden door de tasters in hoogte te verstellen. De tasters moeten links en rechts evenveel versteld worden. 55

Reinigingszonnen De bouten en moeren van de reinigingszonnen zijn onderhevig aan sterk wisselende belastingen, Waardoor deze los kunnen gaan zitten. Controleer na de eerste 10 bedrijfsuren of alle bouten nog goed vast zitten. Wanneer er bouten en moeren los zitten moeten deze met een aanhaalmoment van 220 Nm vastgezet worden. LET OP: Het is belangrijk om regelmatig de bouten van de reinigingszonnen te controleren 56

BUNKER Elevator De elevator word hydraulisch aangedreven door een hydromotor in combinatie met een planetaire reductiekast. Indien de spanning van de elevatorband niet goed is kan dit gecorrigeerd worden door de moeren op de draadeinden onder aan de hefcilinders te verdraaien. LET OP: Het is belangrijk om de spanning van de elevatorband regelmatig te controleren om beschadiging van de elevatorband te voorkomen. De elevatorband word op verschillende plaatsen ondersteund door looprollen, sommige met schrapers. Tijdens gebruik kunnen de rollen zwaar gaan draaien, waardoor de elevatorband kan beschadigen LET OP: Controleer regelmatig de toestand van de rollen en de stand van de schrapers en stel deze opnieuw af of vervang ze door een nieuw exemplaar. Losklep De losklep is uitgevoerd met een losband, die door een hydromotor aangedreven wordt. De aandrijfas is op een subframe gemonteerd, waardoor deze versteld kan worden om de losband te spannen. LET OP: Het is belangrijk om de spanning van de losband regelmatig te controleren om beschadiging van de losband te voorkomen. De losband word op verschillende plaatsen ondersteund door looprollen. Tijdens gebruik kunnen de rollen zwaar gaan draaien, waardoor de elevatorband kan beschadigen LET OP: Controleer regelmatig de toestand van de rollen en de stand van de schrapers en stel deze opnieuw af of vervang ze door een nieuw exemplaar. 57

Bunkerbodem De bunkerbodem kan in twee delen opgesplitst worden: - de bodemketting in de langsrichting van de machine - de bodemketting overdwars in de machine De bunkerbodem in de lengterichting van de machine wordt hydraulisch aangedreven door het contstant-druksysteem van de machine. De linker en de rechter bodemketting worden elk afzonderlijk aangedreven d.m.v. een rollenketting. Aan de achterzijde van de bodemketting bij de dieselmotor bevindt zich de spaninrichting. LET OP: Het is belangrijk om de spanning van de bodemketting regelmatig te controleren. De bunkerbodem overdwars in de machine wordt in serie met de losband aangedreven, d.m.v. een hydromotor met een planetaire reductiekast en een duplex rollenketting. LET OP: Het is belangrijk om de spanning van de bodemketting regelmatig te controleren. Rondom de kettingaandrijving kan zich vuil ophopen. Om de levensduur van de aandrijving te vergroten is het belangrijk om deze plaatsen regelmatig schoon te maken. 58