EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE NIEUWE BANKWET

Vergelijkbare documenten
EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE BANKWET

Brussel, 13 november Geachte mevrouw, Geachte heer,

Leningen, kredieten en borgstellingen aan leiders, aandeelhouders en verbonden personen

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

Technisch protocol voor de kennisgeving aan de Nationale Bank van België van de externe functies van de leiders van gereglementeerde ondernemingen

HOOFDSTUK I. Definities. Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :

COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN Prudentieel toezicht op de beleggingsondernemingen

Richtsnoeren van de EBA van 27 juni 2016 betreffende een beheerst beloningsbeleid (EBA/GL/2015/22)

Verklaring betreffende de identiteit van de uiteindelijke begunstigde(n) van een vennootschap of vereniging

Circulaire aan de financiële instellingen over verwervingen, vergrotingen, verkleiningen of overdrachten van gekwalificeerde deelnemingen

Wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen, de artikelen 107 tot 122.

Samenvatting van het advies goedgekeurd op 9 juni 2004 en uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen

FAQ: UBO-REGISTER EN STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR

Bijlage Mededeling CBFA_2009_20-3 dd. 8 mei 2009

Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen

Onderwerp. Copyright and disclaimer

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2017/06 Consolidatie bij de horizontale groep (consortium) Advies van 15 maart

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2017/XX Onbeperkt aansprakelijk vennoot: vermeldingen in de jaarrekening

Elia System Operator NV

Formulier voor de benoeming van een lid van een operationeel orgaan van een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening

A. Inleiding. De Hoge Raad had zijn advies uitgebracht op 7 september 2017.

Toelichtende nota: Omschrijving van de voorgestelde wijzigingen aan de statuten van bpost, NV van publiek recht

Advies van 18 juli 2005 uitgebracht op grond van artikel 133, tiende lid van het Wetboek van vennootschappen

NIET-NOMINATIEVE VERSIE NA AFLOOP VAN DE TERMIJN VAN NOMINATIEVE BEKENDMAKING VAN ÉÉN JAAR

Instituut der Bedrijfsrevisoren Institut des Reviseurs d'entreprises

UITNODIGING VOOR GEWONE ALGEMENE VERGADERING VAN AANDEELHOUDERS

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2013/5 - De aandeelhoudersstructuur van ondernemingen: opname in de toelichting van de jaarrekening

Verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van buitenlandse vennootschappen

Advies van 4 maart 2010 omtrent een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de inschrijving van auditors

Opmaken en neerleggen van de geconsolideerde jaarrekening en het geconsolideerde jaarverslag

Verplichting tot openbaarmaking van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van buitenlandse vennootschappen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies 2017/02 Gezamenlijke controle - groottecriteria. Advies van 1 februari

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2017/16 Onbeperkt aansprakelijke vennoot: vermeldingen in de jaarrekening

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2017/06 Consolidatie bij de horizontale groep (consortium) Advies van 15 maart

Inwerkingtreding Wet bestuur en toezicht

Betreft: Koninklijk besluit van 30 juli 2018 betreffende de werkingsmodaliteiten van het UBO-register

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

Belangrijkste gegevens van het dossier

Bijlage 4 bij mededeling NBB_2017_22

FSMA_2011_01 dd. 27 april 2011

Identiteit van de uiteindelijk begunstigden van een vennootschap

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 1-6 Europese economische samenwerkingsverbanden en economische samenwerkingsverbanden

Opmaken en neerleggen van de geconsolideerde jaarrekening en het geconsolideerde jaarverslag

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2017/XX Consolidatie bij de horizontale groep (consortium) Ontwerpadvies van 6 juli 2016

De Nederlandsche Bank N.V. Consultatie. CRD II Implementatie (nieuwe) Regeling Hybride kapitaalinstrumenten banken 2010

* * * *** Overwegende dat het onderzoek tot de volgende vaststellingen heeft geleid:

Belangenconflictenbeleid

Koninklijk besluit van 4 mei 1999 betreffende het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten

A. Inleiding. beroepen. 2 Hervorming verschenen in het Publicatieblad van de Europese Unie L158 van 27 mei 2014.

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Het gebruik van de verbindingsrekening tussen een buitenlandse vennootschap en haar Belgisch bijkantoor

Inleiding / Doel van de vraag om advies. Belangrijkste gegevens van het dossier. Ref: Accom AFWIJKING 2004/1

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2013/5 - De aandeelhoudersstructuur van ondernemingen: opname in de toelichting van de jaarrekening

Bestuur en aandeelhouderschap van erkende professionele vennootschappen

KEY ISSUES - Corporate Governance COMMISSIE VOOR HET BANK- EN FINANCIEWEZEN

De boekhoudkundige ruling. Congres IEC - IAB 5 oktober 2017

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2016/15 Vergoedingen aan bestuurders en werkende vennoten. Advies van 7 september

Toepassingsveld Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen naar Belgisch recht. Verzekerings- en herverzekeringsholdings naar Belgisch recht.

Circulaire. Brussel, 18 september 2018

COMMISIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Instituut der Bedrijfsrevisoren Institut des Reviseurs d'entreprises

FSMA_2017_10-2 dd. 28/06/2017

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2016/XX Vergoedingen aan bestuurders en werkende vennoten. Ontwerpadvies van 4 mei 2016

Gezien het ontwerp van norm van het IBR voorgelegd aan openbare raadpleging die plaatsvond van

Managementvennootschappen

Een bericht betreffende de goedkeuring van deze norm is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 17 maart 2017 (2 de editie).

I. Hervorming vennootschapsrecht een vooruitblik

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2019/XX Boekhoudplichtige onderneming. Ontwerpadvies van 3 april

Verklaring m.b.t. de identiteit van de uiteindelijke begunstigde(n) van rechtspersonen en andere juridische constructies

Bestuurder zijn is niet vrijblijvend.

Wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen. Officieuze coördinatie op 22/04/2012. Artikel 1

ONTEX GROUP NV NAAMLOZE VENNOOTSCHAP Korte Keppestraat 21/ Aalst ONDERNEMINGSNUMMER RECHTSPERSONENREGISTER DENDERMONDE

Bijlage 1 bij de mededeling NBB_2017_24

Circulaire. Brussel, 2 juni Inwerkingtreding liquiditeitsdekkingsvereiste

Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van accountant

CMS_LawTax_Negative_28-10 CONSULTATIE UITVOERINGSBESLUIT WWFT 2018

Mededeling. Brussel, 18 juli Herstelplannen Verplichtingen inzake bezwaarde activa. Geachte mevrouw Geachte heer

Titel II. Beleggingsondernemingen naar Belgisch recht. Hoofdstuk I. Bedrijfsvergunning. Afdeling I. Vergunning

Om geldig te zijn, zal deze volmacht uiterlijk op donderdag 5 juni 2014 in ons bezit moeten zijn VOLMACHT. Naam en voornaam Adres

Bijlage bij het memorandum over het verkrijgen van een vergunning als onafhankelijk financieel planner naar Belgisch recht

Circulaire NBB_2011_09 dd. 20 december 2011

Nota 1 m.b.t. de organisatie van het toelatingsexamen tot de stage van accountant

AGENDA AANGEVULD NA UITOEFENING AGENDERINGSRECHT tot en met 5 mei 2014

Bijlage 3 bij de circulaire NBB_2013_02

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, met name artikel 127, lid 6, en artikel 132,

Huidige toestand: Entiteiten met standaard schema Aantal VTE. Entiteiten op de DVD

ADVIES /01 VAN DE RAAD VAN HET INSTITUUT VAN DE BEDRIJFSREVISOREN

ONAFHANKELIJKHEID VAN DE BEDRIJFSREVISOR SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR DE COMMISSARIS VAN ENTITEITEN DIE NIET VAN OPENBAAR BELANG ZIJN (NIET-OOB)

3 Consolidatieplicht

INSTITUUT VAN DE ACCOUNTANTS EN DE BELASTINGCONSULENTEN (I.A.B.)

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

RAAD advies van 7 januari De rol van de commissaris-revisor inzake halfjaarlijkse en jaarlijkse communiqués van beursgenoteerde vennootschappen

Solvency II: vereisten inzake governance. Melissa Thirion, Adviseur Juridische & fiscale studies en Gezondheid (Assuralia)

ROYAL BELGIAN SAILING CLUB

Tax shelter voor startende ondernemingen

Bijlage 2 bij de circulaire NBB_2019_19

VOLMACHT 1 NAAM VENNOOTSCHAP MAATSCHAPPELIJKE ZETEL ONDERNEMINGSNUMMER VERTEGENWOORDIGD DOOR. Eigenaar van..

N Versoepeling A2 Brussel, 29 april 2015 MH/EDJ/AS ADVIES. over

FSMA_2017_10-3 dd. 28/06/2017

Circulaire aan de portefeuillesurveillanten bij kredietinstellingen naar Belgisch recht die Belgische covered bonds uitgeven

Transcriptie:

1/5 EXTERNE LEIDRAAD VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 62 VAN DE NIEUWE BANKWET SOORTEN CUMULBEPERKINGEN STRUCTUUR ARTIKEL 62 De wettelijke cumulbeperkingen, zoals geformuleerd in artikel 62 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen (hierna Bankwet ), kunnen worden onderverdeeld in twee categorieën, met name: enerzijds kwalitatieve beperkingen: zie artikel 62, 4, 5, eerste zin en 6, eerste zin van de Bankwet; anderzijds kwantitatieve beperkingen: zie overkoepelend principe in artikel 62, 1 en verdere uitwerking in artikel 62, 5, tweede zin, 6, tweede zin, in combinatie met artikel 62, 7 en 9. Overeenkomstig artikel 62, 3, van de Bankwet dient elke kredietinstelling een intern beleid aangaande externe functies uit te werken. Hierin kunnen zowel kwalitatieve als kwantitatieve bepalingen worden opgenomen. Voor wat betreft de (gemengde) financiële holdings, bevat artikel 212 van de Bankwet verwijzingen naar het bovenvermelde artikel 62. TOEPASSINGSGEBIED Het toepassingsgebied verschilt naargelang het gaat om kwalitatieve dan wel kwantitatieve cumulbeperkingen. De kwantitatieve beperkingen hebben een enger toepassingsgebied dan de kwalitatieve. Hierna wordt de scope van elk van beide categorieën nader toegelicht aan de hand van de volgende vier criteria: 1) Welke externe mandaten? 2) Binnen welke entiteiten? 3) Uitgeoefend door wie? 4) Significante of niet-significante kredietinstelling of (gemengde) financiële holding? A. KWALITATIEVE BEPERKINGEN 1) externe mandaten als bestuurder of zaakvoerder of deelnemen aan het bestuur of het beleid, al dan niet ter vertegenwoordiging van de kredietinstelling of (gemengde) financiële holding, 2) van een handelsvennootschap, een vennootschap met handelsvorm, een onderneming met een andere Belgische of buitenlandse rechtsvorm of een Belgische of buitenlandse openbare instelling met industriële, commerciële of financiële werkzaamheden verenigingen vallen hier buiten; onderneming veronderstelt winstoogmerk 3) uitgeoefend door leden van de organen van de KI of (gemengde) financiële holding en alle personen die, onder welke benaming en in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan het bestuur of het beleid 4) ongeacht of de kredietinstelling of de (gemengde) financiële holding significant is.

2/5 B. KWANTITATIEVE BEPERKINGEN 1) externe mandaten als bestuurder of zaakvoerder of deelnemen aan het bestuur of het beleid, al dan niet ter vertegenwoordiging van de kredietinstelling of (gemengde) financiële holding, 2) in handelsvennootschappen 3) uitgeoefend door leden van het wettelijk bestuursorgaan die geen lid zijn van het directiecomité van de kredietinstelling (artikel 62, 5, van de Bankwet) en leden van het directiecomité of bij ontstentenis van directiecomité, de effectieve leiding van de kredietinstelling of (gemengde) financiële holding (artikel 62, 6 en artikel 212 van de Bankwet), met uitzondering van de mandaten ter vertegenwoordiging van een lidstaat, 4) wanneer de kredietinstelling of de (gemengde) financiële holding significant is. Wanneer een bestuuder binnen één en dezelfde groep zowel een mandaat uitoefent in een significante instelling (kredietinstelling of (gemengde) financiële holding) en in een niet-significante instelling (kredietinstelling of (gemengde) financiële holding), kan het zijn dat een cumul van externe mandaten vanuit het eerste perspectief niet is toegelaten omwille van de toepasselijkheid van de kwantitatieve beperkingen van artikel 62 van de Bankwet en vanuit het tweede perspectief wel is toegelaten omdat de kwantitatieve beperkingen dan niet van toepassing zijn. In dat geval primeert voor deze persoon het strikste perspectief. DRAAGWIJDTE KWALITATIEVE BEPERKINGEN De vennootschapsmandatarissen die benoemd zijn op voordracht van de kredietinstelling, moeten leden van het directiecomité van de instelling zijn dan wel personen die door het directiecomité zijn aangewezen (artikel 62, 4, van de Bankwet). De leden van het wettelijk bestuursorgaan die geen lid zijn van het directiecomité van de kredietinstelling, mogen enkel bestuurder zijn van een vennootschap waarin de instelling een deelneming bezit, als zij niet deelnemen aan het dagelijks bestuur van die vennootschap (artikel 62, 5, 1ste zin, van de Bankwet). De leden van het directiecomité of, bij ontstentenis van een directiecomité, de personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de kredietinstelling, mogen enkel in de limitatief in de wet opgesomde gevallen een mandaat uitoefenen dat een deelname impliceert aan het dagelijks bestuur van andere vennootschappen (artikel 62, 6, 1ste zin, van de Bankwet). Het voorgaande geldt eveneens voor de (gemengde) financiële holdings (artikel 212 van de Bankwet). Deze kwalitatieve beperkingen werden, zoals ze voorkwamen in de Wet van 22 maart 1993, nader gepreciseerd in de Circulaire Externe Functies, d.d. 13/11/2006. DRAAGWIJDTE KWANTITATIEVE BEPERKINGEN A. BASISREGELS De Bankwet bevat twee kwantitatieve maxima: 1 uitvoerend en 2 niet-uitvoerende mandaten OF 4 niet-uitvoerende mandaten. Deze maxima vormen evenwel geen recht. De NBB kan als prudentieel toezichthouder steeds minder mandaten vereisen op grond van het principe van de tijdsbesteding. Alle mandaten binnen dezelfde groep tellen als één. Voor de concrete interpretatie van het begrip groep, zie verder.

3/5 De NBB kan, bij wijze van afwijking, één bijkomend niet-uitvoerend mandaat toestaan. Indien men van deze mogelijkheid gebruik wenst te maken, komt het aan de instelling toe om een gedocumenteerd dossier aan de NBB voor te leggen. De NBB zal dit analyseren en beoordelen vanuit de invalshoek tijdsbesteding. B. BEGRIP GROEP & GROEPTELLING Voor de toepassing van de kwantitatieve cumulbeperkingen, wordt de uitoefening van verschillende mandaten, die al dan niet een deelname aan het dagelijks bestuur impliceren, in ondernemingen die deel uitmaken van de groep waartoe de kredietinstelling behoort of van de groep waarvan een onderneming een nauwe band heeft met de kredietinstelling of haar moederonderneming, als één enkel mandaat beschouwd (artikel 62, 9, eerste lid, van de Bankwet). Het effect van deze regel wordt hier kortweg als groeptelling benoemd. a) Definitie groep vertrekpunt en reikwijdte Artikel 62, 9, tweede lid, van de Bankwet bevat de definitie van groep voor de doeleinden van artikel 62. Het gaat om een geheel van ondernemingen dat gevormd wordt door een moederonderneming, haar dochterondernemingen, de ondernemingen waarin de moederonderneming of haar dochterondernemingen rechtstreeks of onrechtstreeks een deelneming aanhouden in de zin van artikel 3, 26, van deze wet, alsook de ondernemingen waarmee een consortium wordt gevormd en de ondernemingen die door deze laatste ondernemingen worden gecontroleerd of waarin deze laatste ondernemingen een deelneming aanhouden in de zin van artikel 3, 26, van deze wet. Uit de bovenstaande definitie kan afgeleid worden dat groep zowel kan slaan op een neerwaartse constellatie (vertrekkende vanuit een moederonderneming kijkt men neerwaarts naar haar dochterondernemingen), als op een zijdelingse constellatie (in geval van een consortium). In beide constellaties zijn ook de deelnemingen gevat. In geval van een neerwaartse constellatie is het hoogste vertrekpunt van de groep waartoe de kredietinstelling zelf behoort de entiteit die het vertrekpunt is van de prudentiële geconsolideerde positie op EER-niveau 1. Hiervoor kan verwezen worden naar de definities opgenomen in artikel 164, 2, 3, 4, 6, 7, 9 en 10, van de Bankwet. De reikwijdte in geval van een neerwaartse constellatie is gebaseeerd op boekhoudkundige consolidatie. De hogervermelde definitie van groep bevat immers op haar beurt een aantal begrippen die verder worden gedefinieerd in artikel 3, 26, van de Bankwet, namelijk de begrippen moederonderneming, dochteronderneming en deelneming. Dit artikel bevat ook de definitie van het begrip controle dat nodig is voor de begrippen moederonderneming en dochteronderneming. Ten slotte bevat artikel 3, 26, van de Bankwet ook de definitie van het begrip verbonden ondernemingen, die leidt naar de definitie van consortium. Er is een verdere doorverwijzing naar de algemeen vennootschapsrechtelijke definities opgenomen in de uitvoeringsbesluiten van artikel 106, 1, van de Bankwet (koninklijke besluiten van 23 september 1992 op de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening van kredietinstellingen). b) Soorten groepen die geviseerd zijn voor de groeptelling Twee gevallen van groeptelling worden geviseerd, aldus artikel 62, 9, eerste lid, van de Bankwet: Geval a): Geval b): de groep waartoe de kredietinstelling zelf behoort groepen waarvan een onderneming een nauwe band heeft met de kredietinstelling of haar moederonderneming 1 Zie toelichting bij het amendement bij artikel 62 d.d. 21 maart 2014.

4/5 Het geval b) maakt de combinatie van het concept groep (zie hoger) en het concept nauwe banden dat gedefinieerd is in artikel 3, 27, van de Bankwet. Opnieuw moet voor deze definitie tot tweemaal toe een verwijzing worden geraadpleegd: eerst artikel 3, 26, van de Bankwet en daarna, zoals hoger aangehaald, naar de KB s van 23 september 1992. Nauwe banden is een concept dat zowel opwaarts als neerwaarts doorwerkt. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de bewoordingen de vennootschappen waarover zij een controlebevoegdheid uitoefent (neerwaarts) en de vennootschappen die een controlebevoegdheid over haar uitoefenen (opwaarts). De nauwe band kan zowel met de kredietinstelling zelf zijn, als met haar moederonderneming, hoe die moederonderneming ook kwalificeert (hetzij zelf een kredietinstelling, hetzij een (gemengde) financiële holding, hetzij een gemengde holding). Het gaat dus niet noodzakelijk om de moederonderneming die voor prudentiële doeleinden het vertrekpunt is van de geconsolideerde positie op EER-niveau. Externe mandaten die worden uitgeoefend in groepen die volledig los staan van de kredietinstelling (noch geval a) noch geval b)) komen overeenkomstig de huidige wetgeving niet in aanmerking voor de groeptelling. Indien een bestuurder van een kredietinstelling dus meerdere mandaten uitoefent binnen een groep die volledig los staat van de kredietinstelling, dan zullen al de mandaten binnen die groep afzonderlijk optellen. Dit berust op een verschillende interpretatie van enerzijds de groep waartoe de kredietinstelling zelf behoort of de groep waarvan een onderneming een nauwe band heeft met de kredietinstelling of haar moederonderneming en anderzijds een groep die volledig los staat van de kredietinstelling. De NBB zal dit verschil in interpretatie onder de aandacht brengen en de betrokken instellingen onverwijld informeren indien er ter zake aanpassingen zijn tegen hun eerstvolgende algemene vergaderingen. Wanneer een bestuurder in verschillende (groepen van) kredietinstellingen actief is, is het mogelijk dat de cumul van mandaten vanuit het ene perspectief conform de kwantitatieve cumulbeperkingen van artikel 62 van de Bankwet is omdat de groeptelling mogelijk is en deze vanuit het andere perspectief hiermee in strijd is omdat de groeptelling niet kan worden toegepast. Ook hier primeert opnieuw het striktste perspectief. c) Wijze van tellen Eén enkel mandaat dat een deelname aan het dagelijks bestuur impliceert, heeft tot gevolg dat alle mandaten die worden uitgeoefend in ondernemingen of entiteiten die deel uitmaken van die groep, wel degelijk als één enkel mandaat worden beschouwd dat een deelname aan het dagelijks bestuur impliceert. 2 Met andere woorden: als er een combinatie van uitvoerende en niet-uitvoerende mandaten bestaat, dan weegt het uitvoerend mandaat het zwaarst door. Een uitvoerend mandaat vergt immers een grotere tijdsbesteding. Het is mogelijk dat een bestuurder vanuit eenzelfde perspectief (d.w.z. bekeken vanuit één zelfde kredietinstelling) een beroep doet op meerdere groeptelllingen. In dat geval worden de verschillende groeptellingen afzonderlijk beschouwd, en worden ze dus samen niet verder herleid tot één mandaat. d) Toepassing op niveau van holding Artikel 212 van de Bankwet bevat de governance bepalingen die rechtstreeks doorwerken op de juridische persoonlijkheid van de (gemengde) financiële holding. Wat betreft artikel 62 van de Bankwet, wordt in artikel 212 verwezen naar: 62, 1 tot 4, 5, eerste zin, en 6 tot 8,. Met andere woorden: artikel 212 bevat geen verwijzing naar artikel 62, 9, van de Bankwet waarin onder meer de groeptelling vervat zit. Dit zou betekenen dat uitvoerende bestuurders van dergelijke holdings, op wie de cumulbeperkingen van toepassing zijn (dit in tegenstelling tot de niet-uitvoerende bestuurders op wie de cumulbeperkingen niet van toepassing zijn) niet zouden kunnen genieten van de groeptelling. 2 Zie toelichting bij het amendement bij artikel 62 d.d. 21 maart 2014.

5/5 Aangenomen mag worden dat het hier gaat om een materiële vergissing tijdens de totstandkoming van de Wet van 25 april 2014: artikel 62, 9, van de Bankwet werd door een amendement ingevoegd en de verwijzing in artikel 212 werd niet navenant aangepast. In afwachting van een correctie in de wet, kunnen ook uitvoerende bestuurders van (gemengde) financiële holdings een beroep doen op de groeptelling wanneer zij meerdere mandaten uitoefenen binnen de groep waarvan de kredietinstelling deel uitmaakt en met aan het hoofd de (gemengde) financiële holding. C. PATRIMONIUMVENNOOTSCHAPPEN Enkel de mandaten in patrimoniumvennootschappen die kwalificeren als handelsvennootschappen dienen in rekening te worden gebracht. Dit is in lijn met artikel 91, vijfde lid, van de CRD IV dat stelt dat bestuursfuncties in organisaties die niet hoofdzakelijk commerciële doelen nastreven niet in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de kwantitatieve cumulbeperkingen. De algemeen vennootschapsrechtelijke principes zijn van toepassing: de kwalificatie van handelsvennootschappen hangt af van de doelomschrijving in de statuten van de vennootschap geanalyseerd in het licht van de daden van koophandel zoals opgenomen in artikel 2 van het Wetboek van Koophandel. In die zin vallen patrimoniumvennootschappen waarvan het doel beperkt is tot het louter normale beheer van familiaal vermogen buiten de toepassing van de kwantitatieve cumulbeperkingen. Instellingen dienen van hun (kandidaat-)bestuurders alle nodige informatie op te vragen zodat zij kunnen verifiëren of de vennootschap waar het externe mandaat wordt uitgeoefend een handelsvennootschap is. D. MANAGEMENTVENNOOTSCHAPPEN Transparantiebeginsel: een managementvennootschap mag niet aangewend worden om de telling van de mandaten in hoofde van een natuurlijke persoon te omzeilen. Zo mag een mandaat binnen een commerciële managementvennootschap geen dekmantel zijn voor meerdere mandaten waarbij de natuurlijke persoon optreedt als vaste vertegenwoordiger van de managementvennootschap. Voor de toepassing van de kwantitatieve beperkingen van artikel 62 van de Bankwet zal de NBB alle mandaten waarbij de natuurlijke persoon als vaste vertegenwoordiger optreedt van een managementvennootschap, in rekening nemen. Het mandaat in de managementvennootschap zelf hoeft daarentegen niet mee te tellen op voorwaarde dat de managementvennootschap als enig doel heeft het uitoefenen van bestuurdersmandaten, dit om een dubbeltelling van mandaten te vermijden. E. DE UITZONDERING VAN ÉÉN BIJKOMEND NIET-UITVOEREND MANDAAT In individuele gevallen kan de toezichthouder een afwijking toestaan op het maximum aantal mandaten waarin voorzien is in de paragrafen 5 en 6 van artikel 62 van de Bankwet, door toe te staan dat een bijkomend mandaat wordt uitgeoefend dat geen deelname aan het dagelijks bestuur impliceert (artikel 62, 7, van de Bankwet). De toezichthouder stelt de Europese Bankautoriteit regelmatig op de hoogte van het gebruik dat hij van deze afwijkingsbevoegdheid maakt. De NBB zal deze afwijkingen uitzonderlijk toestaan en enkel wanneer de instelling / de betrokkene de afwijking kunnen onderbouwen vanuit het oogpunt van voldoende tijdsbesteding voor het mandaat binnen de kredietinstelling/ de (gemengde) financiële holding.