Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:CRVB:2005:AT3000

Tweede Kamer der Staten Generaal

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN. Artikel 1

VERTROUWELIJK. 2. De dienst bezit generlei executieve bevoegdheden.

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Het betreft hier met name de toepassing van: c. het Voorschrift Vreemdelingen - VV (Stcrt. 1966, 188).

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 1987

WlJ JULIANA, BU DE GRATIE GODS, KONINGIN DER NEDERLANDEN, PRINSES VAN ORANJE-NASSAU, ENZ., ENZ., ENZ.

Inleiding. 3 De Minister en de Staatssecretaris van Justitie. 1 Algemeen. 2 Indeling

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RVS:2009:BH4676

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De binnenlandse veiligheidstaken van de Nederlandse krijgsmacht

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Tweede Kamer der Staten-Generaal

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 4 juni 2009 (08.06) (OR. en) 10523/2/09 REV 2

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

PUBLIC RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 5 oktober 2004 (07.10) 12561/04 LIMITE EUROJUST 78

1. In de eerste volzin vervalt:, bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Politiewet 1993,.

ECLI:NL:RBSGR:2006:AZ1136

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Tweede Kamer der Staters-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Compare Hoofdstuk 16 Toetsversie Hoofdstuk 18 Wetsvoorstel

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBDHA:2014:10175

Tweede Kamer der Staten-Generaal

MINISTERIE VAN TEWERKSTELLING EN ARBEID Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Rapport. Datum: 24 april 2001 Rapportnummer: 2001/110

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwerp : Voorstel tot het verstrekken van een krediet ten behoeve van de uitvoering van een plan van aanpak ten behoeve van de organisatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG. Datum 3 oktober 2016 Antwoorden Kamervragen 2016Z15941

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aanbeveling voor een BESLUIT VAN DE RAAD

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Verordening op de behandeling van klachten Baanbrekers

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

ECLI:NL:RBSGR:2004:BL5739

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Gemeente f Bergen op Zoom

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

EERSTE KAMER DER STATEN-GENERAAL. Vergaderjaar 2016/17

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

G e m e e n t e S l u i s

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

STATUUT VAN DE HAAGSE CONFERENTIE VOOR INTERNATIONAAL PRIVAATRECHT

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 20 843 Koninklijke marechaussee Nr. 4 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 6 februari 1989 De vaste Commissie voor Defensie' heeft op 7 december 1988 mondeling overleg gevoerd met de Minister van Defensie over zijn brief van 23 september 1988 betreffende de Koninklijke marechaussee (20 843, nr. 1). De minister was vergezeld van de heren mr. L. V. Mazel, loco-secretaris-generaal van het ministerie van Defensie, dr. S. B. Ybema, directeur juridische zaken van het ministerie van Defensie, en generaal-majoor H. C. Rademaker, commandant van de Koninklijke marechaussee. De commissie brengt van het gevoerde overleg als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie ' Samenstelling: Leden: Ter Beek (PvdA), Keja (VVD), De Kwaadsteniet (CDA), Engwirda (D66), Stemerdink (PvdA), Ploeg (VVD) voorzitter, De Boer (CDA), Frinking (CDA) ondervoorzitter, Borgman (CDA), Jabaaij (PvdA), Mateman (CDA), Blaauw (VVD), Van Vlijmen (CDA), Leerling (RPF), Alders (PvdA), Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD), De Kok (CDA), Vos (PvdA), Eisma (D66), Van Traa (PvdA), De Hoop Scheffer (CDA), Melkert (PvdA). Plv.leden: Knol (PvdA), Dijkstal (VVD), Van Es (PSP), Janmaat-Abee (CDA), Kohnstamm (D66), J. H. van den Berg (PvdA), Weisglas (VVD), Aarts (CDA), B. de Vries (CDA), Krajenbrink (CDA), Hermes (CDA), Linschoten (VVD), Gualthérie van Weezel (CDA), Van Dis (SGP), Buurmeijer (PvdA), Beckers-de Bruijn (PPR), Schutte (GPV), De Visser (PvdA), Van Mierlo (D66), Paulis (CDA), Kok (PvdA). De heer Vos (P.v.d.A.) beoordeelde het reorganisatieplan «De Koninklijke marechaussee in de jaren negentig» en de begeleidende brief van 23 september jl. (20 843, nr. 1) in het algemeen positief, mede in aanmerking genomen de duidelijkheid die recentelijk naar aanleiding van verschillende andere beleidsstukken is gegeven. In het nu voorliggende rapport is sprake van het uit efficiencyoverwegingen verminderen van het aantal bevelstructuren, waarop door het personeel positief is gereageerd. De schets die de minister van Defensie in het op 21 november over het vreemdelingentoezicht gehouden mondeling overleg heeft gegeven van de inzet van de marechaussee na het wegvallen van de binnengrenzen in het kader van Schengen en van 1992 was eveneens zeer verhelderend. De omschrijving van de sterkte van de Koninklijke marechaussee vond de heer Vos wat cryptisch. Zal bij voorbeeld een wijziging in de politieke omstandigheden tot een verandering van de sterkte in een situatie van vrede kunnen leiden? Als de sterkte niet duidelijk is omschreven en als bovendien niet duidelijk is omschreven onder welke voorwaarden taken aan de marechaussee kunnen worden opgedragen, bestaat het gevaar dat een deel van de sterkte min of meer als «uitzendbureau» gaat functioneren, doordat alléén ter handhaving van de sterkte wordt getracht functies voor de Koninklijke marechaussee te creëren. Onder welke condities kunnen naar het oordeel van de minister taken worden toegevoegd aan de vier groepen taken die in paragraaf I van de brief van 912084F ISSN 0921 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1989 Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 843, nr. 4

23 september jl. zijn vermeld? Wordt daarbij tevens als uitgangspunt genomen dat zo'n taak een zekere toegevoegde waarde voor het functioneren van de marechaussee heeft? Niet ieder van de 3 250 mensen die in vredestijd in dienst van de Koninklijke marechaussee zijn, heeft de noodzakelijke opsporingsbevoegdheid, de specifieke kennis en ervaring, in het bijzonder niet in de lagere rangen, die in hoofdzaak wordt gerecruteerd uit dienstplichtigen en mensen die voor een bepaalde periode worden aangetrokken. Ontstaan hierdoor geen problemen, wanneer tijdens een mobilisatie de sterkte tot 6 500 mensen wordt uitgebreid? Tijdens het al genoemde mondeling overleg over het vreemdelingentoezicht is gesproken over de verantwoordelijkheid van het hoofd van de plaatselijke politie voor marechausseepersoneel dat wordt ingezet bij het vreemdelingentoezicht. Ook het regionaal politie-overleg zou hierin een belangrijke rol moeten spelen. In een brief van de Koninklijke marechausseevereniging wordt ervoor gepleit dat de verantwoordelijkheid blijft berusten bij de directe bevelhebbers binnen de marechaussee zelf. Wil de minister nader verduidelijken hoe de hier bedoelde verantwoordelijkheden precies liggen? De heer Vos pleitte er in dit verband voor dat de hiervoor vrijkomende 200 mensen op een breder vlak worden ingezet dan uitsluitend op dat van het vreemdelingentoezicht. Zouden deze aan de reguliere politie toegevoegde marechaussees niet ook ingezet kunnen worden bij het reguliere politiewerk? Dit zou overigens ook bereikt kunnen worden door de marechaussees die op regionaal niveau met het vreemdelingentoezicht zijn belast, te laten rouleren. Gelet op de doelstelling het aantal vrouwen bij de marechaussee tot 20% uit te breiden, vroeg de heer Vos of het personeelsbeleid wel is afgestemd op daadwerkelijke realisering van die doelstelling. Kunnen vrouwen werkelijk alle functies bereiken? Hoeveel ruimte is er bij voorbeeld op het gevechtsonderdeel van de wachtmeestercursus bij de commando's in Roosendaal voor vrouwen gereserveerd? In verband met de passages over de opleiding vroeg de heer Vos of de minister overleg wil voeren met zijn collega's over integratie van de opleidingen voor gemeentepolitie, rijkspolitie en de marechaussee. Waarom is de nieuwe overgangsregeling inzake de «dealvorming» zo lang uitgebleven? Naar aanleiding van het organisatieschema op blz. 33 van het reorganisatieplan vroeg de heer Vos waarom het direct onder de commandant ressorterende «hoofd operatiën» niet de rang van generaal heeft. Ten slotte vroeg hij om een verduidelijking van de wijze waarop de marechaussee is betrokken bij de preventie en bestrijding van geweld binnen de krijgsmacht. De heer Frinking (C.D.A.) had waardering voor de uitgebrachte stukken, mede omdat de Koninklijke marechaussee zelf ook content is met de regelingen die voor dat wapen zijn ontwikkeld. Deze waardering betreft niet alleen de maatregelen die de efficiency verhogen, maar ook het heldere toekomstbeeld dat is geschetst, waardoor de marechaussee duidelijk weet wat haar te wachten staat. Welke uitvoeringsregelingen zullen worden getroffen voor de samenwerking met de reguliere politie? Naar de mening van de heer Frinking moet hierbij speciale aandacht worden besteed aan de leden van de marechaussee die geen contract voor onbepaalde tijd krijgen. Kan de minister uitleggen welke motivering ten grondslag ligt aan de stelling dat de politietaak ten behoeve van de krijgsmacht en de totale Nederlandse verdedigingsinspanning, als hoofdopdracht van de marechaussee, vereist dat het potentieel op de uitvoering van die taak, zowel in vredes- als in oorlogstijd, is afgestemd? Voorts wenste de heer Frinking te weten welke financiële gevolgen zijn gemoeid met het feit dat de rangindeling in evenwicht is gebracht met de rangtoedeling elders binnen de krijgsmacht. Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1 989, 20 843, nr. 4 2

Naar aanleiding van de laatste alinea van paragraaf III (organisatie) vroeg de heer Frinking welke criteria gelden voor executieve en nietexecutieve activiteiten. Hij ging ervan uit dat de minister de marechaussee zoveel mogelijk zichtbaar wilde laten optreden, in het bijzonder uit preventieve overwegingen. De voorgenomen wijzigingen in het militaire straf- en tuchtrecht zouden kunnen leiden tot een beperking van een aantal vergrijpen die tuchtrechtelijk worden afgedaan. Leiden die wijzigingen niet tot een grotere werklast voor de marechaussee? Zo ja, welke categorieën van personeel zou dit kunnen betreffen? Wat betekent het plaatsen van de grensbewakingsbrigades bij de grensovergangen voor het vreemdelingentoezicht in de grote steden? Brigades van 20 hoofden worden te klein geacht. Welke criteria gelden voor herindeling en samenvoeging van brigades? Golden hiervoor alleen omvangscriteria of werd ook uitgegaan van beschikbare infrastructuur? Er zijn tekenen die op vertraging duiden waar het betreft het vervallen van de binnengrenzen in het Schengen-gebied. Welke voorzieningen denkt de minister te treffen in het kader van deze reorganisatie, wanneer zich inderdaad een flinke vertraging voordoet? Ook de heer Engwirda (D66) had veel waardering voor het aan de orde zijnde beleidsplan. Tijdens het op 21 november gehouden mondeling overleg had hij al de aarzelingen van zijn fractie tot uiting gebracht met betrekking tot het inzetten van de Koninklijke marechaussee bij de uitvoering van de vreemdelingenwetgeving. Ligt het niet in de lijn om de compensatie van mogelijk wegvallende arbeidsplaatsen als gevolg van vervallen van de binnengrenzen eerder te zoeken in het intensiveren van de controle aan de buitengrenzen? Op Schiphol zullen 70 nieuwe arbeidsplaatsen voor de marechaussee worden geschapen op grond van nu reeds bestaande behoeften, terwijl in de toekomst nog 55 extra mensen zullen worden ingezet. Uit de woorden van de Staatssecretaris van Financiën tijdens datzelfde overleg kon worden afgeleid dat de marechaussee op nog eens 9 doorlaatposten aan de buitengrenzen zal worden ingezet. Moeten op die 9 doorlaatposten ook geen extra mensen worden ingezet na het afschaffen van de personencontrole aan de binnengrenzen? Zou daartoe niet moeten worden geput uit de 200 mensen, die nu voor het vreemdelingentoezicht zijn aangewezen? Voor zover de marechaussee bij het vreemdelingentoezicht wordt ingeschakeld, dient dit, zoals de minister terecht schrijft, onder het gezag van de hoofden der politie te gebeuren. Vervolgens informeerde de heer Engwirda naar de huisvesting van de 125 extra marechaussees op Schiphol. Hij pleitte ervoor bestaande nieuwbouwplannen voor de huisvesting op Schiphol naar voren te halen. Wellicht kunnen, teneinde een interne verschuiving op de begroting mogelijk te maken, nieuwbouwplannen voor Woensdrecht worden uitgesteld. In dit verband herinnerde hij eraan dat het bestuur van de marechausseevereniging zijn verbazing erover heeft uitgesproken dat in de notitie «Werk- en leefklimaat» van de staatssecretaris bij de bouwprojecten tot 1992 geen passage is opgenomen over de nieuwbouw voor de marechaussee in Den Haag. Hoe staat het met die plannen? De heer J. D. Blaauw (V.V.D.) vond het rapport over de organisatiestructuur van het wapen der Koninklijke marechaussee een compliment waard, ook aan het adres van de marechaussee zelf, omdat men zo positief aan het tot stand komen ervan heeft meegewerkt. Het gaat om een gedurfde reorganisatie, omdat nog gewerkt werd in een structuur die gebaseerd was op het afleggen van afstanden te paard. Naar aanleiding van paragraaf I (taken van de marechaussee) vroeg de Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1 989, 20 843, nr. 4 3

heer Blaauw naar de manier waarop volgens de minister binnen het Europa zonder grenzen het hoofd moet worden geboden aan politiek en crimineel terrorisme en de bestrijding van de internationale drugshandel. Dit is van belang omdat deze vraagstukken in andere lidstaten door andersoortige organisaties worden aangepakt dan in Nederland. Moet de marechaussee niet nu al inspelen op de taakstelling van bij voorbeeld de carabinieri en de Franse gendarmerie? Immers, bij de rijkspolitie zijn voor dit soort problemen effectief slechts ongeveer 60 mensen in te zetten. Moet niet worden overwogen de beveiliging van het ministerie van Defensie en andere defensie-objecten zelve meer in eigen handen te nemen door hier ook tijdens kantooruren de Koninklijke marechaussee bij in te zetten? Al jaren is de huisvesting van de marechaussee in Den Haag slecht. De heer Blaauw drong erop aan de toezeggingen die hieromtrent in het verleden zijn gedaan, nu eindelijk te honoreren. Is de minister bereid de ruimte die in vredestijd bestaat, doordat de sterkte van de marechaussee op de oorlogstaak is afgestemd, maximaal in te zetten bij het vreemdelingentoezicht? Het antwoord van de minister van Defensie De minister was dankbaar voor de door de woordvoerders uitgesproken waardering voor de voorgelegde stukken, vooral omdat op die manier deze reorganisatie niet alleen door de marechaussee zelf, maar ook door de Kamer wordt gedragen, hetgeen de regering een steun in de rug geeft bij het uitvoeren ervan. De minister ging op de vragen omtrent de sterkte van de marechaussee als volgt in. Er is sprake van drie stadia: een stadium van vrede, een stadium van oplopende spanning en een stadium van oorlog. De vredesorganisatie is als volgt. Op dit ogenblik staan onder bevel van de commandant van de Koninklijke marechaussee in totaal 3 740 mensen. Daarnaast is er het 101e bataljon marechaussee (650 mensen) als onderdeel van het Eerste legerkorps. Van dit totaal van 4 415, zijn 800 dienstplichtig en ruim 3 600 beroeps. Het aantal van 3 250 dat men in de stukken aantreft, betreft uitsluitend het personeel dat onder bevel van de commandant van de Koninklijke marechaussee staat; niet meegerekend zijn degenen die in opleiding zijn en die in het buitenland. Indien de spanning oploopt, worden 713 mensen extra opgeroepen. Die brengen aldus het totaal van 4 415 in vredestijd op 5 128. In oorlogstijd stromen nog eens ongeveer 2 500 mensen in. Het totaal onder bevel van de commandant wordt dan 6 373, waaraan moet worden toegevoegd het 101e bataljon, dat door instroom van dienstplichtigen 1 439 mensen groot wordt, zodat de totale sterkte in oorlogstijd op 7 812 moet worden gesteld. De vredessterkte is een minimum, evenwel berekend als functie van de oorlogssterkte. Omdat een aantal taken die in oorlogstijd moeten worden vervuld, een gespecialiseerde opleiding vereisen, is het niet mogelijk beneden de vredessterkte te zakken. De verhouding vredessterkte ten opzichte van de oorlogssterkte ligt om die reden hoger dan de overeenkomstige verhouding voor de landmacht als geheel. Het aantal van 3 250 onder bevel van de commandant bestaat uit beroepspersoneel dat in het bezit van alle opsporingsbevoegdheden is. Het dienstplichtig personeel binnen het Eerste legerkorps is slechts belast met verkeerscontrole en heeft derhalve geen bijzondere bevoegdheden nodig. Met betrekking tot de intregatie van opleidingen marechaussee en reguliere politie en de overstapmogelijkheden tussen marechaussee en politie (de problematiek die bekend staat onder de naam «dealvorming») zei de minister al geruime tijd in overleg met de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken te zijn. Het marechaussee-personeel is vanzelf- Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 843, nr. 4 4

sprekend gebaat bij een zo soepel mogelijke cverstapmogelijkheid, maar het hangpunt in de besprekingen met de belangenorganisaties is de vrees dat horizontaal instromend marechaussee-personeel functies zullen bezetten die normaliter door de reguliere politie zouden zijn bezet. Op 21 december 1988 vindt hernieuwd overleg plaats; de minister hoopte dat daarbij goede voortgang zal kunnen worden geboekt. De overgang naar de reguliere politie door marechausseepersoneel in kort verband, aangenomen voor uitsluitend beveiligingswerkzaamheden, wordt bemoeilijkt door de korte opleidingstijd (4 maanden) en door het ontbreken van opsporingsbevoegdheid. Na afloop van zijn contract verlaat deze KVV-er de dienst; geprobeerd wordt bij de overgang naar de politie algemene hulp te bieden via het Bureau overgang personeel. Hier speelt het probleem van de dealvorming niet, gezien het ontbreken van de opleiding tot opsporingsambtenaar. De heer Rademaker (commandant Koninklijke marechaussee) vulde aan dat binnen de marechaussee een werkgroep is ingesteld die zich bezighoudt met de opleidingen aan het opleidingscentrum te Apeldoorn. Op dit moment ligt de opleiding voor personeel dat voor onbepaalde tijd in dienst is, stil. De heer Rademaker verwachtte dat daarmee in 1991 weer kan worden begonnen, zulks in samenhang met het nieuwe personeelssysteem. Hij stond op het standpunt dat de marechaussee als militair politie-orgaan een eigen (militaire) opleiding, met behoud van eigen identiteit, moest behouden. Voor specialisaties zou aan integratie met de reguliere politieopleidingen kunnen worden gedacht. De heer Dijkstal (V.V.D.) wees er bij interruptie op dat alle politie-opleidingen thans zijn geïntegreerd. Voor zover het gaat om politiële deelopleidingen is er door de Kamer voor gepleit, hierbij de marechaussee-opleiding te betrekken. De heer Rademaker verklaarde dat de marechaussee hierbij (nog) niet is betrokken. De minister zei bij het verdere overleg de opmerkingen die hierover in de commissie zijn gemaakt, te zullen meenemen. De doelstelling het aandeel van vrouwen in de marechaussee daadwerkelijk op 20% te brengen, zal niet van de ene op de andere dag kunnen worden gerealiseerd. Inmiddels is via advertenties een wervingsactie, speciaal op vrouwen gericht, in gang gezet. Hierdoor meldt zich inderdaad een toenemend aantal vrouwen aan. Het is echter een geleidelijk proces, waarin realiter niet het risico bestaat dat de marechaussee plotseling overstroomd wordt met vrouwen die zich voor de opleiding aanmelden. De minister verheugde zich over de toenemende belangstelling; maatregelen zijn genomen om deze vrouwen op gepaste wijze te: werk te stellen. Hij gaf de verzekering dat binnen de marechaussee in principe alle posities door vrouwen kunnen worden bezet. Vrouwen doen gewoon mee aan de overlevingscursussen in Roozendaal; daarbij worden aan vrouwen dezelfde eisen gesteld en gelden voor hen dezelfde leerdoelen. Op de vraag naar de inzet van de marechaussee bij het vreemdelingentoezicht in het kader van het regionale politieoverleg, antwoordde de minister dat het regionale politie-overleg ertoe dient om op basis van de inventarisatie van wat in de gemeenten zo al aan de gang is, te komen tot een zo verstandig mogelijke en gecoördineerde inzet van de marechaussee. Het is in de eerste plaats aan de minister van Justitie om te bepalen waar de Koninklijke marechaussee het beste kan worden ingezet; de uiteindelijke inzet van de marechaussee vindt altijd plaats onder gezag van het hoofd van de plaatselijke politie. Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 843, nr. 4 5

De heer Ybema (directeur juridische zaken) vulde naar aanleiding van een interruptie van de heer Dijkstal aan dat de onderwerpelijke materie ook aan de orde kan komen in het regionale driehoeksoverleg. Het regionaal politieoverleg wordt gevoerd tussen de hoofden van politie (rijks- zowel als gemeentepolitie) in een bepaalde regio. Aan dit overleg kan ook door de Koninklijke marechaussee worden deelgenomen. De minister betoogde vervolgens dat de marechaussee bepaald niet als «uitzendbureau» kan worden gekarakteriseerd, al was het alleen maar omdat zij meer dan genoeg te doen heeft. In feite dreigt een spanning te ontstaan, wanneer de uitvoering van het akkoord van Schengen wordt uitgesteld. Immers, nu reeds zijn 70 mensen extra nodig op Schiphol als gevolg van het sterk toegenomen luchtverkeer. In het licht van het opdoemende Schengen is besloten deze 70 functies eerst te vervullen als de 325 man marechausseepersoneel vrij komen. Indien Schengen wordt uitgesteld, ontstaat een moeilijk dilemma. Mocht zich ooit de situatie voordoen dat echt naar taken voor de marechaussee «gezocht» moet worden, dan wordt allereerst gelet op de toegevoegde waarde die zo'n extra taak voor de hoofdtaak heeft. Het is beslist niet de bedoeling dat marechaussee-personeel als manusjes van alles ingezet wordt. De minister was geen voorstander van het idee de 200 voor vreemdelingentoezicht vrijkomende marechaussees te laten rouleren, omdat dit veel verplaatsingen met zich zou brengen, hetgeen ongewenste sociale gevolgen zou hebben. Overigens is er altijd sprake van een zekere doorstroming, ook bij deze 200 functies, omdat binnen het wapen een ruim aantal inmiddels ervaring heeft opgedaan in deze gespecialiseerde taak. De rang van het hoofd operatiën is nog onderwerp van beraad. Op de vraag naar budgettaire consequenties van de doelstelling om de rangindeling zoveel mogelijk gelijk te doen zijn aan de rangtoedeling bij de landmacht, antwoordde de minister dat dit neutraal uitwerkt. De heer Rademaker vulde aan dat inmiddels is begonnen met het doorvoeren van het personeelssysteem Koninklijke marechaussee. In dit systeem is sprake van opwaardering van de rangen, waaraan al gedurende een overgangstermijn van vijf jaar wordt gewerkt. De hiermee verbonden kosten zijn in de begroting gedekt. Dit alles staat overigens los van het reorganisatieplan voor de jaren '90. De minister wees er voorts op dat executieve activiteiten verband houden met de directe uitvoering van de taken van de marechaussee, terwijl de niet-executieve activiteiten samenhangen met werkzaamheden ten behoeve van het management (het stafwerk) en van de ondersteuning van de executieve activiteiten (de overhead). De verhouding executief/niet-executief zou men kunnen vatten onder de bij de landmacht bekende «teeth to tail ratio». Deze ratio zo hoog mogelijk te doen zijn, is een van de doelstellingen van de reorganisatie. In antwoord op de vraag of de wijzigingen in het militaire straf- en tuchtrecht tot verzwaring van de werklast voor de marechaussee zullen leiden, zei de minister dat het beleid erop gericht is het interne onderzoek naar strafbare feiten af te schaffen en die taak te doen overnemen door de marechaussee. Dit betekent inderdaad een taakverzwaring, in het bijzonder op het niveau van het management. Ook zal de marechaussee meer betrokken worden bij preventie en bestrijding van geweld binnen de krijgsmacht, hetgeen eveneens meer werk met zich zal brengen. De minister verwachtte hiervan evenwel geen personele consequenties. Voor de schaalvergroting van de brigades gelden de volgende criteria: - samen te voegen brigades dienen in eikaars onmiddellijke nabijheid geplaatst te zijn; Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 843, nr. 4 6

- samenvoeging van brigades dient een verhoging van de doeimatigheid op te leveren; - zij mag de lokale binding met Defensie-vestigingen niet nadelig beïnvloeden; - een snelle aanrijtijd van de centrumbrigade naar de Defensievestigingen in het bewakingsgebied dient te zijn gewaarborgd. De minister verwachtte dat deze schaalvergroting tot een aanmerkelijke vergroting van de doelmatigheid zou leiden, zonder de onafhankelijkheid van de marechaussee aan te tasten. Hij was het niet eens met de stelling dat het vreemdelingentoezicht in hoofdzaak en in principe door de reguliere politie zou dienen te worden vervuld. Op grond van de ervaringen met de marechaussee in de drie zuidelijke provincies sinds 1976 en in Amsterdam kan men toch alleen maar concluderen dat tegen het functioneren van de marechaussee op het stuk van het vreemdelingentoezicht geen enkel bezwaar bestaat. Het zou volgens de minister dan ook onverstandig zijn bij het in de toekomst verhoogde vreemdelingentoezicht geen gebruik te maken van de door de marechaussee in de loop der jaren opgedane specifieke vaardigheden. De behoefte daartoe is uitgesproken door de voor het vreemdelingentoezicht verantwoordelijke bewindspersoon, zulks mede omdat, afgezien van Schiphol, de werkzaamheden over het gehele land verspreid zullen zijn, terwijl de bewaking van de resterende buitengrenzen aanwezigheid op slechts enkele plaatsen vereist. Overigens kon de minister mededelen dat de 55 extra marechaussees niet uitsluitend op Schiphol zullen werken, maar ook aan de overige doorlaatposten aan de buitengrens kunnen worden ingezet. Met betrekking tot de huisvesting deelde hij mede dat de bouw van legeringscapaciteit op Schiphol eind 1990 gereed zal zijn. Bovendien is er sprake van overcapaciteit bij een brigade te Amsterdam; het personeel dat op Schiphol werkt, zal aldaar tijdelijk worden gelegerd. Te Woensdrecht is de bouw van het Hogerheide-complex zodanig gevorderd dat het geheel terugdraaien daarvan niet wel mogelijk is. Overigens wordt de samenstelling van brigades nooit op de aanwezigheid van kazernes of vliegbases afgestemd, omdat de marechaussee haar onafhankelijkheid ten opzichte van de krijgsmachtdelen wil bewaren. De gemeente Den Haag, die eigenaresse is van het betrokken terrein, zal in overleg treden met de gemeente Wassenaar om de benodigde aanpassing van het bestemmingsplan te bevorderen. De bestrijding van internationaal terrorisme en de drugshandel regardeert in de eerste plaats de minister van Justitie. Verder dan de in de wetgeving en het takenbesluit voor de marechaussee genoemde taken, kan de marechaussee thans niet gaan. De beveiliging van het ministerie van Defensie is niet in eerste aanleg een politietaak; er is geen noodzaak om hiervoor het goed opgeleide en daardoor kostbare personeel van de marechaussee in te zetten. Dit neemt niet weg dat men klaar staat om in te grijpen, zodra dit nodig is. De minister meende dat de beveiliging van het ministerie thans op de meest adequate en praktische wijze geregeld is. Nadere discussie De heer Vos beschouwde het vreemdelingentoezicht als een zware taak. De druk op de 200 man marechaussee-personeel mag niet zo groot worden dat men daardoor problemen ondervindt. Daarom had hij gepleit voor een zekere roulering binnen de hiervoor in aanmerking komende districten van de marechaussee, waarbij hij ervan uitging dat er een oplossing is te vinden voor het door de minister genoemde probleem van de specialisatie. Anderzijds zou men kunnen denken aan de mogelijkheid de marechaussee die aan bepaalde politiekorpsen met het oog op het Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 843, nr. 4 7

vreemdelingentoezicht is toegevoegd, mee te laten rouleren in het reguliere politiewerk. Met betrekking tot de preventieve taak bij de bestrijding van het geweld in de krijgsmacht betoogde de heer Vos, dat hem van de kant van de verenigingen van dienstplichtigen is medegedeeld dat zij er niets tegen zouden hebben wanneer marechausseepersoneel in de kazernes als «wijkagent» zou worden ingezet. Hoe staat de minister daar tegenover? De heer Frinking sloot zich bij deze vraag van de heer Vos aan. Het is in het belang zowel van Defensie als van de marechaussee-kvvopsporingsambtenaar dat de politieopleiding binnen de marechausseeopleiding, zonder verlies van identiteit, wordt afgestemd op die van de reguliere politie, opdat de overgang naar de politiekorpsen wordt vereenvoudigd. Voorts drong de heer Frinking erop aan dat de minister alert zou zijn op eventuele vertragingen in het kader van Schengen. Dan vroeg hij of de opsporingstaken van de marechaussee ook milieudelicten binnen de krijgsmacht betreft. De heer Frinking meende ten slotte dat de bewaking van gebouwen binnen Defensie zou moeten worden geprivatiseerd. Als dit niet mogelijk is, zou de bewaking aan Defensie-personeel moeten worden opgedragen. Ten slotte heeft men de marechaussee nog achter de hand. De taken zoals in de brief omschreven, zijn wat de heer Frinking betreft voldoende. Ook de heer Engwirda sloot zich aan bij de vraag van de heer Vos over het functioneren als «wijkagent» van marechaussee-personeel in de kazernes. De opmerking van de minister over de huisvesting in Den Haag was erg summier. Al jaren geleden is een toezegging gedaan inzake nieuwbouw op het complex aan de Van Alkemadelaan. Het heeft bevreemding gewekt dat in de notitie van de staatssecretaris tot 1993 dit bouwproject niet is opgenomen. De heer J. D. Blaauw wees erop dat de vreemdelingencontrole aan de buitengrenzen, na het vervallen ervan aan de binnengrenzen, zich sterk zou kunnen uitbreiden, bij voorbeeld aan de kant van de Noordzee (de kustwacht). Krijgt het marechaussee-personeel dat met het vreemdelingentoezicht wordt belast, nog een extra opleiding in vreemde talen teneinde met vreemdelingen te kunnen communiceren? Wordt ook overwogen in dit kader in de marechaussee mensen met een allochtone achtergrond op te nemen? De bestrijding van crimineel terrorisme is vanzelfsprekend een taak van Justitie, maar hoe wordt politiek terrorisme aangepakt? Daarnaast is soms ook nog sprake van militair terrorisme, c.q. sabotage. Dan komt men toch wel op het terrein van Defensie. De minister had met enige droefenis kennis genomen van de berichten omtrent mogelijke vertragingen in het kader van Schengen. Het zou eventueel kunnen betekenen dat toch moet worden overgegaan tot het aannemen van extra marechausseepersoneel. Het onderscheid tussen crimineel en politiek terrorisme wees de minister van de hand; hij voelde er dan ook niet voor bij de bestrijding ervan verschillende uitgangspunten te hanteren. Hij onderschreef de wenselijkheid dat er binnen de kazerne een zo klein mogelijke afstand bestaat tussen dienstplichtigen en de marechaussee. Of dit in de praktijk het functioneren als «wijkagent» inhoudt, wordt thans uitgezocht. In een rapportage van de staatssecretaris over het gebruik van geweld in de krijgsmacht zal hierop worden teruggekomen. Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 843, nr. 4 8

Met betrekking tot de huisvesting in Den Haag kon de minister bevestigen dat de bouw wordt voorzien vanaf 1993. Wat betreft de opsporingsbevoegdheid inzake milieudelicten deelde hij mede dat 40 000 ha natuurgebied onder beheer van de minister van Defensie berusten. Het ministerie is dan ook de bevoegde instantie om toe te zien op de naleving van de milieuwetgeving op die 40 000 ha. Binnen de Defensievestigingen is natuurlijke sprake van activiteiten met allerlei milieugevaarlijke stoffen. Het antwoord op de vraag of de marechaussee zich ook bezighoudt met het opsporen van milieudelicten binnen de krijgsmacht, is dan ook bevestigend. Zo mogelijk, zal nog schriftelijk worden ingegaan op hetgeen zich tot nu toe op dit gebied heeft voorgedaan. De door de heer Frinking geschetste prioriteitenvolgorde ten aanzien van de bewaking van gebouwen onderschreef de minister. De heer Rademaker kon bevestigen dat wordt gedacht aan de mogelijkheid van roulering binnen de brigade waar het betreft het vreenv delingentoezicht. Roulering over een groter gebied zou overplaatsingen vereisen, met alle ongunstige sociale gevolgen van dien. Wordt echter een brigade aangewezen om personeel te leveren als aanvulling op de politiekorpsen met het oog op het vreemdelingentoezicht dan zal inderdaad binnen een brigade worden gerouleerd. Dat gebeurt ook nu al ten aanzien van andere taken. De vooropleiding voor bepaalde functies is onlangs door Defensie losgelaten. Op dit moment kan bij voorbeeld iemand met een VWOopleiding zich bij de marechaussee aanmelden als kort-verbandvrijwilliger. Uiteraard wordt in het opleidingscentrum te Apeldoorn aandacht besteed aan vreemde talen. De marechaussee is reeds doende bepaalde categorieën minderheden in opleiding te nemen. Over de afstemming van de politie-opleiding met die van de reguliere politie zal door de zoeven genoemde werkgroep advies worden uitgebracht. De kustwacht is een samenwerkingsverband van diverse overheidsdiensten, werkzaam op de Noordzee. Daartoe is enkele jaren geleden een convenant tussen deze diensten gesloten, waarin niet de inzet van personeel en materieel is voorzien. Begin 1989 zullen de vaartuigen van de marechaussee die op de Ooster- en Westerschelde en in het Waddengebied opereren, ook bij de taakuitoefening van de kustwacht ingezet worden. Bovendien zal één personeelslid worden gedetacheerd op het kustwachtcentrum te Umuiden. Afsluitend, wenste de voorzitter van de vaste commissie de Koninklijke marechaussee in geherstructureerde vorm voor 1989 veel succes bij haar 175-jarig bestaan. De voorzitter van de commissie, Ploeg De waarnemend griffier van de commissie. Van Waasbergen Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 843, nr. 4 9