De eindverantwoordelijkheid voor het naleven van de VLAREM-voorwaarden ligt bij de exploitant (of eigenaar) van de koelinstallatie.

Vergelijkbare documenten
Bepalingen voor koelinstallaties met F-gassen en/of ozonlaag afbrekende stoffen -...

Vlaamse regelgeving inzake lekverliezen Studiedag reductie F-gassen in de koelsector 7 juli 2016

Extracten uit titel II van het Vlarem. Uit artikel

HSE World Event 2018 Koelinstallaties: Beter voorbereid op controles

(EU) nr. 517/2014 (F-gassen) Wat zijn F-gassen? Europese regelgeving F-gassen Aanpassingen VLAREL Aanpassingen VLAREM II

Wetgeving en beleid rond koelmiddelproblematiek

Bevindingen AMI omtrent Koelinstallaties

enverto bvba Facility Management energie - verwarmingsdeskundige - energieprestatiecertificaten

Wetgeving en beleid rond koelmiddelproblematiek

Problematiek van F-gassen en opportuniteiten voor natuurlijke koelmiddelen

VLAREM II Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne

WETGEVING KOELMIDDELEN - (van toepassing op )

Industriële koeling: Huidig en toekomstig beleid voor het gebruik van gefluoreerde broeikasgassen.

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST [C 2018/15149]

Wetgeving en beleid rond koelmiddelproblematiek

Bevindingen AMI omtrent Koelinstallaties. Saartje Swinnen Afdeling Milieu-Inspectie

Certificering voor koeltechnische bedrijven en hun koeltechnici

Deze checklist moet worden gehanteerd bij de keuring van een koeltechnisch bedrijf zoals vermeld in artikel 25/4, 4 van het VLAREL.

Versie 23 oktober 2017

EEN certificering voor koeltechnische bedrijven leidraad voor bedrijven

Verordening EU 517/2014 F-gasreglementering samenvatting

Bijlage 18. Retributies voor de behandeling van de aanvraag en de uitoefening van het toezicht op de erkenningen met betrekking tot het leefmilieu

Herziene F-gassenverordening

(Voor de EER relevante tekst)

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20 en artikel 87, 1;

Koeltechnici. Alles wat u moet weten over de nieuwe wetgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Koeltechnici

CHECKLIST VOOR DE KEURING VAN EEN KOELINSTALLATIEBEHEERSYSTEEM VAN EEN KOELTECHNISCH BEDRIJF MET PERSONEEL MET EEN CERTIFICAAT VAN CATEGORIE I

Bijlage XXIII. Lijst van de milieu-inbreuken, ter uitvoering van artikel , 1, f), en , derde lid, van het decreet

Herzieningsproject van de Europese Commissie voor het aanpassen van de F-GAS regelgeving N 842/2006

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

VLAREM-trein /03/2016. Regionaal Overleg Milieu 03/03/2016. Mireille De Schepper LNE, Afdeling Milieuvergunningen.

VLAAMSE OVERHEID. 8 DECEMBER Besluit van de Vlaamse Regering inzake de certificering van koeltechnische bedrijven

Actieplan reductie uitstoot van F- gassen Studiedag reductie F-gassen bij koeling 7 juli 2016

Fgas-Verordening (EU) No 517/2014. Ing. Harald van der Bol, Rijkswaterstaat

Inhoud DE CONSEQUENTIES...3

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

Nieuwe duurzame koelconcepten. Rittal B.V. Elbert Raben

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Actieplan reductie uitstoot van F- gassen BEMAS infosessie november 2016

b) Is een afwijkend ontwerp - hoe uniek ook - een argument om niet aan de VLAREM-voorwaarden te moeten voldoen?

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST. 20 NOVEMBER Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende koelinstallaties

Koudemiddel: welke alternatieven zijn toekomstbestendig?: Actuele ontwikkelingen en alternatieven voor de toekomst.

14/12/2015. Wegwijs in de koeltechniek voor de niet koeltechnieker. Auteur: Rudy Beulens

Verzeker uw toekomst:

ERKENNING ALS EXAMENCENTRUM KOELTECHNIEK

HOE KAN U DE BOMEN IN HET WETGEVINGSBOS NOG TERUGVINDEN?

Logboek. Inhoud. Algemeen Gebruiker Opstelplaats Installatie fabrikant Installatiegegevens Soort installatie...

Factsheet Certificering Werken met HFK s en HCFK s

Lekdichtheid van koelinstallaties en koelmiddelproblematiek Eddy Veraart

AMV/ /1036B DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW.

BIJDRAGEN AAN DE KLIMAATDOELSTELLINGEN VIA DUURZAME OVERHEIDSOPDRACHTEN F-GASSEN IN KOELAPPARATUUR, AIRCO S EN WARMTEPOMPEN

(Niet-wetgevingshandelingen) VERORDENINGEN

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1375 VAN DE COMMISSIE

Warmtepompen en f gassen wetgeving

Meetstrategie met betrekking tot stookinstallaties

Secundair volwassenenonderwijs STUDIEGEBIED KOELING EN WARMTE

EPB-regelgeving: klimatisatie

AFDELING VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT GASTURBINES EN STOOM- EN GASTURBINE- INSTALLATIES

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

De toekomst van niet-natuurlijke koelmiddelen

college van burgemeester en schepenen Zitting van 14 augustus 2015

Bedrijfshandboek. ROTEX warmtepompen. Voor de eigenaar. Types

VLAREL Opleidingscentra vloeibare brandstof, gasvormige brandstof, verwarmingsaudit (> 100 kw), controle en onderhoud stookolietanks.

ROTEX warmtepompen. Voor de eigenaar. Bedrijfshandboek. Typen

Francis Altdorfer, ECONOTEC Tom Dauwe, VITO. LNE Rondetafelconferentie: F-gassen in koel- en luchtbehandelingsinstallaties 14 mei 2012.

Samenvatting: 1. Lekkage van koelmiddelen

:.n - Vlaamse Regering -~~~~ 't,,;, LNE/AMV/ERK/Gelijkwaardigheid/2011/1

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING

EUROPESE COMMISSIE DIRECTORAAT-GENERAAL KLIMAAT

De regelgeving klimaatregeling EPB

Geachte mevrouw, heer,

Engineering. Let us show the way. Optimalisation. Personalization

LOGBOEK. Verwarmingssysteem type 1. Gebouw:. Adres:.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

Koelmonteur, koeltechnisch Installateur - Koeltechnicus

DE VLAAMSE MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW VERSLAG AAN DE VLAAMSE REGERING

Secundair volwassenenonderwijs STUDIEGEBIED KOELING EN WARMTE

(Voor de EER relevante tekst)

Bedrijfshandboek. ROTEX warmtepompen. Voor de eigenaar. Typen. ROTEX HPSU compact 4-8 kw. ROTEX HPSU compact Ultra 4-8 kw

LOGBOEK. voor warmtepompen. volgens Verordening (EU) nr. 517/2014. Aanvulling bij de installatie- en gebruikershandleiding

Amendement Nr. 1 op CIBV

VLAREM-trein 2013 een toelichting

Workshop: inspectie en toezicht op. tankstations. koelinstallaties en. Gent, 7 mei 2019

Koudeproductie. Verbod op het gebruik van koelmiddelen die de ozonlaag afbreken = Euthanasie of anesthesie?

Veilig werken met brandbare koelmiddelen

Alternatieve koudemiddelen. Western Airconditioning B.V. Anton Dijksma Product & Quality Manager

(Voor de EER relevante tekst) Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 192, lid 1,

LOGBOEK. voor warmtepompen. volgens Verordening (EU) nr. 517/2014. Aanvulling bij de installatie- en gebruikershandleiding

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Betreft: onderhoud a.c. apparatuur aan installaties met een koelmiddelinhoud van 0-3 kg.

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

De Vlaamse minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur. Verslag aan de leden van de Vlaamse Regering

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Noodzakelijke Procedures. F-gassen certificering. pagina 1 van 18

Datacenterkoeling zonder F-gassen: uw data center het gehele (!) jaar compressorloos geklimatiseerd. Spreker: Marius Klerk

GEDELEGEERDE RICHTLIJN (EU).../ VAN DE COMMISSIE. van

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Ontwerp. VERORDENING (EU) nr.../2011 VAN DE COMMISSIE

MODULE B: TECHNISCHE EISEN

De Climalife aanbevelingen

Transcriptie:

Module 6 - Inleiding De belangrijkste wettelijke verplichtingen met betrekking tot het uitbaten van koeltoepassingen zijn terug te vinden in Europese en Vlaamse regelgeving, met name: EU-verordening 517/2014; EU-uitvoeringsverordening 1516/2007; Titel II van het VLAREM. De voorwaarden voor de uitbating van koelinstallaties (luchtconditioneringsinstallaties en warmtepompen die een koelsysteem bevatten inbegrepen) zijn opgenomen in artikel 5.16.3.3 van VLAREM II voor de ingedeelde koelinstallaties en hoofdstuk 6.8 voor de nietingedeelde koelinstallaties. De eindverantwoordelijkheid voor het naleven van de VLAREM-voorwaarden ligt bij de exploitant (of eigenaar) van de koelinstallatie. In deze voorwaarden is een onderscheid gemaakt tussen enerzijds koelinstallaties die gebruik maken van ozonlaag afbrekende stoffen en/of gefluoreerde broeikasgassen (met uitzondering van de gefloreerde broeikasgassen opgenomen in bijlage 2 van de EU

517/2014 onder meer R1234ze en R1234yf) en anderzijds koelinstallaties waar andere koelmiddelen worden gebruikt (zoals natuurlijke koelmiddelen). Voor koelinstallaties met ozonlaag afbrekende stoffen en gefluoreerde broeikasgassen (ook wel 'F-gassen' genoemd), waarvoor belangrijke milieudoelstellingen gelden, is een belangrijk pakket bijkomende reglementering voorzien dat gericht is op het beperken van de lekverliezen van deze stoffen uit de installaties. Voor koeltoepassingen met andere koelmiddelen is de reglementering veel minder gedetailleerd en is ze gericht op een goede bouw en opstelling van de installaties, op een goed en regelmatig onderhoud en op de terugwinning van koelmiddelen bij buitengebruikstelling van installaties. Ook deze maatregelen zijn in belangrijke mate gericht op het beperken van de lekverliezen. Koelinstallaties moeten, ongeacht het soort koelmiddel (F-gassen of andere), opgebouwd worden volgens een erkende code van goede praktijk zoals bijvoorbeeld de EN-378. In deze module zijn de belangrijkste verplichtingen thematisch opgesomd en bij iedere verplichting wordt verwezen naar de juiste wettekst.

VLAAMSE WETGEVING Indeling koelinstallaties (VLAREM I bijlage 1 rubriek 16.3) Om na te gaan in hoeverre de uitbatingsvoorwaarden van de VLAREM-regelgeving op een koelinstallatie van toepassing zijn, moet men nagaan tot welke klasse de koelinstallatie behoort. De indeling van koelinstallaties gebeurt op basis van de totale geïnstalleerde drijfkracht van de installatie. Wanneer er zich binnen een inrichting meerdere installaties bevinden, dan moet de som worden gemaakt van de drijfkracht van de individuele installaties om na te gaan wat de totale geïnstalleerde drijfkracht is. De indeling van koelinstallaties is terug te vinden in bijlage 1 van VLAREM I Rubriek 16.3. Voor de niet ingedeelde koelinstallaties gelden andere voorwaarden dan voor de ingedeelde. Ingedeelde koelinstallaties - Vast opgesteld - Geïnstalleerde totale drijfkracht: 5 kw <= 200 kw Klasse 3 - > 200 kw Klasse 2 (Bemerking T) Klasse 3: Minst hinderlijke of risicovolle activiteit Geen milieuvergunning vereist, er is wel een meldingsplicht Klasse 2: Minder hinderlijke of risicovolle activiteit Milieuvergunning is vereist (via de gemeente). Bemerking T: Kan tijdelijke vergunning worden verkregen. Voor de ingedeelde koelinstallaties die ozonafbrekende stoffen of F-gassen bevatten, gelden alle voorwaarden ( 1 t.e.m 8) beschreven in VLAREM II artikel 5.16.3.3. Voor koelinstallaties die geen ozonlaag afbrekende stoffen of F-gassen uit de bijlage I van EU-verordening 517/2014 bevatten, zijn enkel 1 t.e.m. 4 van artikel 5.16.3.3. van VLAREM II van toepassing. Niet ingedeelde koelinstallaties (VLAREM II Hoofdstuk 6.8) - Vast opgesteld - Geïnstalleerde totale drijfkracht: < 5 kw - Niet van toepassing op hermetisch gesloten systemen met een geïnstalleerde drijfkracht van < 500 Watt. Voor de niet ingedeelde koelinstallaties met H(C)FK als koelmiddel gelden de voorwaarden beschreven in 3 t.e.m 8 van VLAREM II artikel 5.16.3.3. Voor de niet ingedeelde koelinstallaties zonder H(C)FK als koelmiddel is enkel 4 van VLAREM II artikel 5.16.3.3. van toepassing.

Voorbeelden: 1. Split-airconditioning systeem Koelmiddel: R410A Elektrisch vermogen 3kW Niet ingedeelde koelinstallatie en HFK als koelmiddel VLAREM II artikel 5.16.3.3 3 t.e.m 8 2. Centrale voor commerciële koeling Koelmiddel: R404A Elektrisch vermogen 30 kw Ingedeelde koelinstallatie (klasse 3) en HFK als koelmiddel VLAREM II artikel 5.16.3.3 1 t.e.m 8 3. Chiller Koelmiddel: R1234ze (1000 kg) Elektrisch vermogen 1800 kw Ingedeelde koelinstallatie (klasse 2, milieuvergunning vereist) en gefluoreerd broeikasgas (opgenomen in bijlage 2 van de EU 517/2014) als koelmiddel VLAREM II artikel 5.16.3.3 1 t.e.m 4

Bouw en opstelling van een koelinstallatie (VLAREM II, art. 5.16.3.3, 2) De exploitant houdt een attest ter beschikking van de toezichthouder, opgesteld door de constructeur, erkend milieudeskundige in de discipline toestellen en installaties onder druk of een erkend milieudeskundige in de discipline houders voor gassen of gevaarlijke stoffen, waaruit blijkt dat: Elke koelinstallatie die werkt onder een absolute druk van meer dan 100 kpa getest werd op hoge werkdrukken (druktestcertificaat), De constructie van de druktoestellen beantwoordt aan een erkende norm zoals CEN, ASME, CODAP, AD merkblatt BS5500, Kema of elke andere gelijkwaardige norm, De installatie gebouwd werd volgens een code van goede praktijk (bijvoorbeeld de norm NBN EN 378). Voor de samengestelde delen van de installatie die voorgemonteerd werden bij de fabrikant (monoblocsystemen) wordt een attest opgemaakt door bevoegde deskundigen, in opdracht van de fabrikant, waaruit blijkt dat die delen aan de hierboven vermelde voorwaarden voldoen of dat ze voldoen aan een in een van de landen van de Europese Gemeenschap, erkende code of norm. Uit de koninklijke besluiten kan besloten worden dat een CE-markering voor (de onderdelen van) een koelinstallatie als voldoende kan beschouwd worden voor de vrijstelling van het attest. De CE-markering geeft aan dat een product voldoet aan de daarvoor geldende regels binnen de Europese Economische Ruimte voor veiligheid, gezondheid en milieubescherming. De CE-markering ziet er als volgt uit: Bij deze CE-markering hoort een EG-verklaring van overeenstemming. De EGconformiteitsverklaring is een document waarin de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger in de Europese Economische Ruimte aangeeft dat een product voldoet aan alle eisen uit de toepasselijke richtlijnen. Verder moet de conformiteitsverklaring naam en adres van de fabrikant bevatten, en informatie over het product, zoals merk of serienummer. De verklaring moet worden ondertekend door een medewerker van de fabrikant of zijn gemachtigde vertegenwoordiger, met vermelding van diens functie.

Onderhoud (VLAREM II artikel 5.16.3.3 3) Preventie van uitstoot: Deze paragraaf stelt: Om de eventuele lekken tot het strikte minimum te beperken worden de koelinstallaties en toebehoren onderhouden volgens een code van de goede praktijk (zoals bijvoorbeeld de EN-378). Iedere koelinstallatie moet regelmatig onderzocht worden op goede werking door een bevoegd koeltechnicus. Onderhoudswerkzaamheden waarbij de kans bestaat dat er koelmiddel lekt moeten door een gecertificeerd koeltechnicus worden uitgevoerd wanneer het gaat om een installatie die een ozonlaag afbrekende stof (CFK of HCFK) of een gefluoreerd broeikasgas (HFK of PFK) bevat. Ook het bedrijf moet dan een gecertificeerd koeltechnisch bedrijf zijn. Bij vaststellen van lekkage, moet het lek onmiddellijk verholpen worden, en er moet een nieuwe controle op lekdichtheid worden uitgevoerd. De resultaten van het onderzoek dat tijdens de onderhoudsbeurt plaatsvond, moeten worden ingeschreven in een register of logboek. Het register moet altijd ter beschikking zijn ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar. Airconditioningsystemen met een nominaal koelvermogen van meer dan 12 kw moeten regelmatig worden gekeurd door een erkende airco-energiedeskundige als vermeld in artikel 6, 1, f), van het VLAREL. Terugwinning van koelmiddelen (VLAREM II artikel 5.16.3.3 4) Bij definitieve buitenbedrijfstelling moet het koelmiddel binnen de maand worden verwijderd. Bij buitenbedrijfstelling of bij herstellingen waarbij het koelmiddel moet worden afgetapt, moet het koelmiddel met doelmatige apparatuur door bevoegde koeltechnici worden opgevangen in speciaal daarvoor bestemde en gemarkeerde recipiënten. Exploitanten zorgen voor regelingen voor juiste terugwinning van koelmiddelen door bevoegd personeel. Bij definitieve buitenbedrijfstelling: koelmiddel binnen de maand verwijderen. Bij buitenbedrijfstelling of bij herstellingen waarbij het koelmiddel moet worden afgetapt, moet het koelmiddel met doelmatige apparatuur door bevoegde koeltechnici worden opgevangen in speciaal daarvoor bestemde en gemarkeerde recipiënten. Dit koelmiddel mag, nadat het goed bevonden is, terug worden gebruikt. Opgelet: In het geval van terugwinning van F-gassen of ozonlaag afbrekende stoffen moet in het logboek ook omschreven worden wie koelmiddel heeft afgetapt en waar het naartoe is gegaan. Deze verplichting geldt voor alle koelinstallaties, zowel ingedeelde als niet-ingedeelde koelinstallaties en ongeacht type koelmiddel.

VLAREM II artikel 5.16.3.3 5: Voor koelinstallaties met een nominale koelmiddelinhoud van 3kg of meer die ozonlaag afbrekende stoffen en/of 5 ton CO 2 -eq of meer gefluoreerde broeikasgassen bevatten gelden strengere voorwaarden. Doelstelling is de lekverliezen van deze stoffen te beperken. Let op! Volgende bepalingen gelden niet voor R1234ze en R1234yf. Relatief lekverlies (VLAREM II artikel 5.16.3.3 6): Alle maatregelen die overeenkomstig de beste beschikbare technieken haalbaar zijn, worden genomen om het relatief lekverlies zoveel mogelijk en in elk geval tot maximaal 5% per kalenderjaar te beperken. Het relatief lekverlies wordt na elke bijvulling van een koelinstallatie berekend en genoteerd in het installatiegebonden logboek. Relatief lekverlies = de fractie van de nominale koelmiddelinhoud die ten gevolge van emissies over een kalenderjaar in de volledige installatie verloren is gegaan, in verhouding tot de nominale koelmiddelinhoud. Het relatief lekverlies wordt berekend aan de hand van de hoeveelheden koelmiddel die aan een systeem worden toegevoegd. Het is dan ook belangrijk om zorgvuldig de hoeveelheden koelmiddel die aan een installatie worden toegevoegd, te noteren in het logboek. In het verleden is gebleken dat dit vaak over het hoofd wordt gezien en niet wordt genoteerd. Het relatief lekverlies wordt bepaald via de volgende formule: L = (B/N) x 100% Waarbij: L: relatief lekverlies; B: som van alle bijvullingen gedurende een kalenderjaar (kg); N: nominale koelmiddelinhoud van de koelinstallatie (kg). Bij vaststelling van een lek worden zo snel mogelijk en uiterlijk binnen de veertien dagen na de vaststelling van het lek de nodige maatregelen genomen om het lek op te sporen en te dichten. Bijvullen Nieuw koelmiddel mag pas worden bijgevuld nadat het defect verholpen is en een bevoegd koeltechnicus een lekdichtheidscontrole heeft uitgevoerd. Een nieuwe controle op lekdichtheid wordt uitgevoerd binnen een maand na de herstelling maar niet op de dag van de herstelling zelf. Buiten bedrijf stellen Als het relatief lekverlies gedurende twee opeenvolgende kalenderjaren telkens meer dan 10% bedraagt, wordt de installatie binnen twaalf maanden na de vaststelling buiten bedrijf

gesteld. Daarnaast moet dit binnen de veertien dagen na de vaststelling schriftelijk (brief of e-mail) gemeld worden aan de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving. Gemotiveerde aanvraag Op basis van een gemotiveerde aanvraag kan de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving, een afwijking op de buitenbedrijfstelling van de koelinstallatie goedkeuren. Die aanvraag bevat: Een rapport van een bevoegde koeltechnicus waaruit blijkt dat de lekkage niet te wijten is aan de ouderdom of aan een verkeerde werking van de installatie. In het rapport worden de maatregelen beschreven die genomen werden om de lekken op te sporen en te dichten. Als om redenen van technische complexiteit die vervanging binnen twaalf maanden niet mogelijk is, wordt de termijn voor vervanging zo kort mogelijk gehouden. De eventuele verlenging van de termijn moet goedgekeurd worden door de afdeling, bevoegd voor milieuhandhaving. Melding lekverlies Als aan koelinstallaties met een nominale koelmiddelinhoud van meer dan 30 kg het relatief lekverlies meer dan 100% bedraagt, moet dit binnen de veertien dagen na de vaststelling schriftelijk (brief of e-mail) gemeld worden aan de afdeling bevoegd voor milieuhandhaving. Lekkagecontroles (VLAREM II artikel 5.16.3.3 7) Koeltoepassingen die functioneren met ozonlaag afbrekende stoffen of gefluoreerde broeikasgassen (of mengsels die deze gassen bevatten) moeten met een wettelijk vastgelegde frequentie gecontroleerd worden op lekkage. De frequentie is afhankelijk van de hoeveelheid koelmiddel die in de installatie aanwezig is. Wanneer lekken worden gevonden, moeten ze zo snel mogelijk worden hersteld (binnen de 14 dagen volgens de VLAREM-wetgeving) en opnieuw gecontroleerd worden binnen de maand na de reparatie maar niet op de dag zelf. De wettelijk opgelegde frequentie van lekdichtheidscontroles moet worden beschouwd als een minimum veel systemen die oud zijn en/of veel koppelingen hebben, vereisen frequentere lektesten. Het eigenlijke lektest-regime moet zijn aangepast aan de leeftijd, conditie, systeemtype en lekpotentieel van de apparatuur. De frequentie van lektesten voor koelinstallaties met gefluoreerde broeikasgassen (HFK s en HFK-mengsels) is vastgelegd in artikel 4 van in de F-gasverordening (517/2014). De opgelegde frequentie om lektests uit te voeren wordt bepaald door de hoeveelheid koelmiddel uitgedrukt in ton CO 2 e. Ton CO 2 e = Vulgewicht (ton) x GWP Voor koelmiddelmengsels: GWP-berekenen bv.

R404A = 44% R125, 52% R143a en 4% R134a GWP van R404A= 0,44*3500+0,52*4470+0,04*1430=3922 Frequentie van lekdichtheidscontroles Koelmiddelvulling 5 tot < 50 ton CO 2 e bv. 1.27 tot < 12.7 kg R404A bv. 2.37 tot < 23.7 kg R407A bv. 3.49 tot < 34.9 kg R134a 50 tot < 500 ton CO 2 e bv. 12.7 tot < 127 kg R404A bv. 23.7 tot < 237 kg R407A bv. 34.9 tot < 349 kg R134a Lektestfrequentie (geen vast lekdetectiesysteem) Iedere 12 maanden Iedere 6 maanden Lektestfrequentie (vast lekdetectiesysteem aanwezig) Iedere 24 maanden Iedere 12 maanden > 5 0 0 t o n C O 2 e (vast lekdetectiesysteem verplicht) bv. > 127 kg R404A bv. > 237 kg R407A bv. > 349 kg R134a - Iedere 6 maanden Uitzondering op deze voorwaarden zijn hermetisch afgesloten systemen met minder dan 10 t CO 2 e aan koelmiddelvulling. Tot 31/12/2016 is er een vrijstelling van deze voorwaarden voor systemen met minder dan 3 kg koelmiddel of hermetisch afgesloten systemen met minder dan 6 kg koelmiddel. De basisvoorschriften inzake controle op lekkage van stationaire koel-, klimaatregelings- en warmtepompapparatuur die bepaalde gefluoreerde broeikasgassen bevat staat beschreven in EU-verordening 1516/2007.

Onderstaande lektestprocedure moet volgens EU 1516/2007 gevolgd worden. Let op: Een vervolgcontrole is geen periodieke lekdichtheidscontrole op het systeem, tenzij het volledige systeem wordt getest Lekkagedetectiesystemen (Artikel 5 van EU-verordening 517/2014) Voor koelinstallaties die gefluoreerde broeikasgassen bevatten geldt dat indien een vast lekdetectiesysteem aanwezig is: De frequentie van de lekdichtheidscontroles gehalveerd mag worden. In dat geval het vast lekdetectiesysteem iedere 12 maanden moet worden gecontroleerd op goede werking.

Vast lekdetectiesysteem Volgens de F-Gasverordening is het gebruik van vaste lekdetectiesystemen vereist op systemen met een koelmiddelinhoud van 500 ton CO 2 e o f m e e r. H e t lekkagedetectiesysteem moet de exploitant of het onderhoudsbedrijf waarschuwen bij elke lekkage. Een vast lekkagedetectiesysteem is een geijkt mechanisch, elektrisch of elektronisch apparaat om lekkage van gefluoreerde broeikasgassen op te sporen dat, bij detectie, de exploitant waarschuwt. Keuze juiste technologie en plaats De keuze van de juiste technologie en installatieplaats voor vaste lekkagedetectiesystemen hangt af van een aantal factoren die van invloed kunnen zijn op de doeltreffendheid van het systeem, teneinde te waarborgen dat het geïnstalleerde systeem eventuele lekkage zal vaststellen en de exploitant zal waarschuwen. Mogelijke factoren kunnen zijn: Het soort detectiesysteem; De plaats waar het wordt geïnstalleerd; De aanwezigheid van andere storingsfactoren in de ruimte (bv. ventilatiesysteem, tocht, andere chemische componenten aanwezig in de omgevingslucht, ) Algemeen kan men stellen dat systemen die lekkages opsporen door te meten of de lucht F- gassen bevat, indien mogelijk in de machinekamer dienen te worden geïnstalleerd. Indien er geen machinekamer is, dienen ze zo dicht mogelijk bij de compressor of expansieventielen te worden geïnstalleerd. Ze moeten zo gevoelig mogelijk worden ingesteld om doeltreffende opsporing van lekkages mogelijk te maken. Andere systemen, met inbegrip van systemen die lekkages opsporen door middel van een elektronische analyse van het vloeistofpeil of andere gegevens, kunnen in voorkomend geval eveneens worden gebruikt. Documentatie (VLAREM II artikel 5.16.3.3 8/ Artikel 6 van EUverordening 517/2014) De koelinstallatie, de werking ervan, de lekdichtheidscontroles en het verbruik aan koelmiddelen moeten worden gedocumenteerd. Zo kan worden geoordeeld of een koelinstallatie degelijk wordt onderhouden en maximaal toegelaten lekverliezen niet worden overschreden. De belangrijkste documentatie bestaat uit: Een instructiekaart; Een logboek.

Instructiekaart (VLAREM II artikel 5.16.3.3 8 1 ) De exploitant moet bij een koelinstallatie met een nominale koelmiddelinhoud van 3 kg of meer die gebruik maken van ozonlaag afbrekende stoffen en/of 5 ton CO 2 e of meer gefluoreerde broeikasgassen op een goed toegankelijke plaats een instructiekaart beschikbaar hebben. Die instructiekaart moet ten minste vermelden: Indien van toepassing, de naam, het adres en het telefoonnummer van de installateur en van de onderhoudsdienst; Het type koelmiddel dat wordt gebruikt; De maximaal toelaatbare werkdrukken (hoge- en lagedrukzijde); Instructies over de wijze waarop een koelsysteem in of buiten bedrijf kan worden gesteld; Instructies over de wijze waarop het koelsysteem in geval van nood buiten werking kan worden gesteld. Installatiegebonden logboek (VLAREM II artikel 5.16.3.3 8 2 en 3 ) In VLAREM II staat beschreven welke informatie het logboek minimaal moet bevatten. De VLAREM-wetgeving is strenger dan EU-verordening 517/2014. De beheerder van een koelinstallatie moet een installatiegebonden logboek bijhouden dat zich in de nabijheid van de koelinstallatie bevindt. Dat logboek kan ook geheel of gedeeltelijk uit een computerbestand bestaan. In dat logboek wordt, onder vermelding van datum, ten minste bijgehouden: A. De datum van ingebruikname van de koelinstallatie met vermelding van type koelmiddel en de nominale koelmiddelinhoud; B. De aard van controle-, onderhouds-, herstel- en installatiewerkzaamheden die aan een koelinstallatie worden verricht; C. Alle storingen en alarmeringen met betrekking tot de koelinstallatie die mogelijk aanleiding kunnen geven tot lekverliezen; D. De hoeveelheid en het soort (nieuw, hergebruikt, gerecycleerd of geregenereerd) koelmiddel dat aan een koelinstallatie wordt toegevoegd; E. De hoeveelheid koelmiddel die uit een koelinstallatie wordt afgetapt en de hoeveelheid F. Koelmiddel die is afgevoerd, met vermelding van datum, vervoerder en bestemming; G. Een beschrijving en de resultaten van de lekdichtheidscontroles; H. De persoon die werkzaamheden en waarnemingen heeft verricht als genoemd onder a) tot en met f) en, indien van toepassing, de naam van de onderneming waarbij de persoon in dienst is; I. Indien van toepassing, een attest dat is afgegeven door de onder g) bedoelde persoon met betrekking tot de door hem verrichte handelingen; J. Significante periodes van buitenbedrijfstelling.

Ook moet de exploitant, om controle over de toegevoegde en afgetapte koelmiddelen mogelijk te maken, de volgende documenten ter beschikking van de toezichthouder houden: A. De facturen met betrekking tot de aangekochte hoeveelheden koelmiddelen; B. Het hierboven genoemde logboek. Opgelet: De exploitant (eigenaar of beheerder van de koeltoepassing) moet zelf over de documentatie beschikken. Het gebeurt namelijk dat een onderhoudsfirma, in kader van een onderhoudscontract, de documenten in haar bezit heeft. Het is in dat geval belangrijk dat de exploitant toegang heeft tot deze documenten en het logboek (op papier of digitaal) kan tonen bij eventuele controle. De eigenaar of beheerder is immers eindverantwoordelijke. Bovendien, wanneer het onderhoudscontract wordt verbroken, moet de eigenaar of beheerder er zich van verzekeren, dat het logboek in zijn bezit is en hij het logboek dan verder kan laten aanvullen door een nieuwe onderhoudsfirma. Gecertificeerd koeltechnicus en gecertificeerd koeltechnisch bedrijf De nieuwe verordening (EU) nr. 517/2014 schrijft net als zijn voorganger (EG) nr. 842/2006 voor dat voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden aan bepaalde installaties waarbij er een risico bestaat op emissies van gefluoreerde broeikasgassen een certificaat vereist is. De volgende werkzaamheden aan stationaire koelinstallaties met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen waarbij er een risico op emissies bestaat, mogen enkel uitgevoerd worden door een gecertificeerd koeltechnicus: Installatie, Onderhoud, Reparatie (vb. het dichten van lekken), Buitendienststelling, Terugwinning van koelmiddel, Lekkagecontroles. Indien een koeltechnicus een koelinstallatie met gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen installeert, onderhoudt, repareert of buiten dienst stelt, moet ook het koeltechnisch bedrijf waar de koeltechnicus werkzaam is, gecertificeerd zijn. De verplichting om over een erkenning als technicus of bedrijf te beschikken voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden aan installaties met F- gassen of ozonlaagafbrekende stoffen is opgenomen in titel II van het VLAREM. Met de zgn. VLAREM-trein 2015 (besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016) vindt een actualisering van de erkenningsregeling van koeltechnici, koeltechnische bedrijven en examencentra koeltechniek plaats en de opname ervan in de erkenningswetgeving VLAREL (besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010 tot vaststelling van het VLAams Reglement inzake Erkenningen met betrekking tot het Leefmilieu). Tot de inwerkingtreding van de wetgeving VLAREM-trein 2015 is de certificering van koeltechnici, koeltechnische bedrijven en examencentra koeltechniek geregeld via de wetgeving het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2009 inzake de certificering van koeltechnische bedrijven en hun koeltechnici. Bekomen van de erkenning Voor het bekomen van de erkenning moet voldaan zijn aan de algemene (van toepassing op

elke erkenning) en bijzondere (specifiek voor elke erkenning) erkenningsvoorwaarden zoals vermeld in het VLAREL. Bijzondere erkenningvoorwaarden voor de koeltechnicus: Een natuurlijke persoon zijn; In het bezit zijn van een certificaat van bekwaamheid in de koeltechniek van categorie I, II, III of IV dat uitgereikt is door een erkend opleidingscentrum; Een geldig bewijs van betaling van de retributie hebben voorgelegd aan de afdeling Milieuvergunningen (AMV) van de Vlaamse Overheid of aan een erkend opleidingscentrum. Bijzondere erkenningvoorwaarden voor het koeltechnisch bedrijf: Minstens één erkende koeltechnicus in dienst hebben; Voldoende erkende koeltechnici in dienst hebben om het verwachte activiteitenvolume te halen; Het bewijs leveren dat de nodige instrumenten en procedures beschikbaar zijn voor de erkende koeltechnicus; Met goed gevolg gekeurd zijn door een erkende keuringsinstelling. Erkenningen worden volgens het VLAREL voor onbepaalde termijn verleend. De toezichtsretributie wordt gebruikt voor de organisatie van het toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden en gebruikseisen. Zo kan de Vlaamse overheid een controle organiseren op de naleving van de gebruikseisen van alle technici en bedrijven die werkzaam zijn in het Vlaamse Gewest, ongeacht waar het certificaat behaald werd. Europees certificaat Omwille van het principe van wederzijdse erkenning kunnen ook certificaten uit andere Europese lidstaten en gewesten geaccepteerd worden in het Vlaamse Gewest mits voldaan wordt aan bepaalde voorwaarden. De koeltechnici en koeltechnische bedrijven zijn dan van rechtswege erkend om de activiteiten uit te voeren, vermeld op het certificaat, aan koelinstallaties die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevatten. De erkenning gaat in op de datum waarop het gebruik van de erkenning gemeld wordt aan de afdeling Milieuvergunningen en een bewijs van betaling van een toezichtsretributie voorgelegd werd. Ook de koeltechnici en koeltechnische bedrijven met een Europees certificaat die werken in Vlaanderen moeten het VLAREL naleven.

EUROPESE WETGEVING (van toepassing in alle EUlidstaten) Beperkingen op het gebruik van HFK-koelmiddelen met een hoge GWP-waarde in bestaande systemen (EU-verordening 517/2014) De kern van de F-gasverordening is een geleidelijke afbouw van het op de markt brengen van HFK s. Van 100% in 2015 naar 21% in 2030 (zie onderstaande figuur). De uitkomst van deze afbouw zal waarschijnlijk zijn: dat de kostprijs van koelmiddelen met een hogere GWPwaarde zal stijgen en dat het aantrekkelijker zal worden om koelmiddelen met een zo laag mogelijke GWP te gebruiken. Daarnaast zal deze maatregel installateurs aanzetten om installaties te bouwen die zo lekdicht mogelijk zijn. Er wordt een quotasysteem ingevoerd waarbij importeurs en fabrikanten quota krijgen toegewezen op basis van de gemiddelde hoeveelheid HFK s (in ton CO2e) die zij in de periode van 2009 tot en met 2012 jaarlijks op de markt hebben gebracht.

EU-verordening 517/2014 (annex III) is ook sterk uitgebreid qua verbodsbepalingen voor het op de markt brengen van welbepaalde apparatuur met F-gassen. Bedoelde verbodsbepalingen inzake het op de markt brengen (Nieuwe systemen) Ingangsdatum verbod Brandbeveiligingsapparatuur die HFK-23 bevat. 1 januari 2016 Huishoudelijke koelkasten en diepvriezers die HFK s met een GWP van 150 of meer bevatten. 1 januari 2015 Koelkasten en diepvriezers voor commercieel gebruik (hermetisch afgesloten apparatuur. die HFK s met een GWP van 2500 of meer bevatten. die HFK s met een GWP van 150 of meer bevatten. 1 januari 2020 1 januari 2022 Stationaire koelapparatuur die HFK s met een GWP van 2500 of meer bevat of nodig heeft voor de werking ervan, met uitzondering van apparatuur die bedoeld is voor toepassingen die bestemd zijn om producten te koelen tot temperaturen onder 50 C. Koelsystemen met centraal opgestelde compressoren voor commercieel gebruik met een nominale capaciteit van 40 kw of meer, die gefluoreerde broeikasgassen met een GWP van 150 of meer bevatten of nodig hebben voor de werking ervan, met uitzondering van een primair koelcircuit van cascadesystemen waarin gefluoreerde broeikasgassen met een GWP van minder dan 1 500 mogen worden gebruikt. Verplaatsbare klimaatregelingsapparatuur voor gebouwen (hermetisch afgesloten apparatuur die door de eindgebruiker van de ene kamer naar de andere kunnen worden verplaatst) die HFK s met een GWP van 150 of meer bevatten. Single-split airconditioningsystemen die minder dan 3 kg gefluoreerde broeikasgassen bevatten en die gefluoreerde broeikasgassen met een GWP van 750 of meer bevatten of nodig hebben voor de werking ervan. 1 januari 2020 1 januari 2022 1 januari 2020 1 januari 2025 Schuimen die HFK s met een GWP van 150 of meer bevatten, behalve indien dit nodig is om aan nationale veiligheidsnormen te voldoen. Geëxtrudeerd polystyreenschuim (XPS) 1 januari 2020 Andere soorten schuim 1 januari 2023 Technische aerosolen met HFK s met een GWP van 150 of meer, behalve indien dit nodig is om aan nationale veiligheidsnormen te voldoen of indien deze voor medische toepassingen worden gebruikt. 1 januari 2018

Enkele belangrijke data om te onthouden:

Aankopen van koelmiddelen mag enkel gebeuren door gecertificeerde bedrijven. (EU-verordening 517/2014 artikel 11) Opgelet: De aankoop van koelmiddel (F-gassen) om te gebruiken in stationaire (vast opgestelde) koelinstallaties, mag enkel gebeuren door gecertificeerde koeltechnische bedrijven. Naar een bewijs van certificering wordt effectief gevraagd door de leverancier van koelmiddel!! Verplichtingen voor leveranciers van F-gassen: Verkoop van F-gassen enkel aan ondernemingen die houder zijn van (relevant) certificaat of die personeel in dienst hebben die over het juiste certificaat beschikken (voor certificeringsplichtige sectoren); Registreren certificaatnummer van de kopers; Registreren aangekochte hoeveelheden; De leverancier moet de informatie met betrekking tot de verkoop van koelmiddel minstens 5 jaar bewaren. Deze informatie omvat: o De hoeveelheid verkocht koelmiddel; o Het certificaatnummer van de koper. Niet-hermetisch afgesloten, met gefluoreerde broeikasgassen gevulde apparatuur wordt uitsluitend aan de eindgebruiker verkocht indien wordt aangetoond dat de installatie wordt verricht door een gecertificeerde onderneming. Deze informatie moet ter beschikking zijn voor de bevoegde overheid of de Europese Commissie indien hierom verzocht.

ENKEL GELDIG VOOR (H)CFK s (zoals R22) (ODS-verordening: EU-verordening 1005/2009) De productie van CFK s, op de markt brengen en gebruik is verboden. HCFK s: Sinds 1/1/2010 was gebruik van gerecycleerde/geregenereerde HCFK s nog toegestaan. Vanaf 1/1/2015 is het gebruik* van gerecycleerde/geregenereerde HCFK s verboden. ( E U 2 0 3 7 / 2 0 0 0 ) *gebruik = bijvulling (niet: de aanwezigheid van het koelmiddel in de installatie) Ozonlaag afbrekende stoffen dienen verplicht teruggewonnen te worden (art. 22 van EUverordening 1005/2009). Verplichte regelmatige lekdichtheidscontrole voor koelinstallaties met 3 kg of meer koelmiddel (art. 23 van EU-verordening 1005/2009). Koelmiddelinhoud Frequentie controle 3 kg tot 30 kg iedere 12 maanden 30 kg tot 300 kg iedere 6 maanden 300 kg en meer iedere 3 maanden Bij vaststellen van een lek, moet dit binnen de 14 dagen hersteld worden en moet binnen de maand na vaststellen van een lek een nieuwe controle op lekdichtheid plaatsvinden. EU-lidstaten bepalen minimum opleidingsvereisten voor personeel betrokken bij bovenstaande vermelde activiteiten. Het is best om aan exploitanten die nog HCFK-koeling hebben te adviseren de installatie te vervangen en daarbij te kiezen voor milieuvriendelijke koeling.