EEN MERKWAARDIGE PENNING OP HET SNEUVELEN VAN CORTENAER DOOR DR. E. WIERSUM IN 1843 werden de Nederlandsche penningliefhebbers verrast door het plotseling te voorschijn komen van een fraaien zilveren gedenkpenning op het sneuvelen van luitenant-admiraal Cortenaer. De heer J. F. G. Meyer gaf er in het Tijdschrift voor Algemeene Munt- en Penningkunde, uitgegeven door P. O, van der Chijs, deel II blz» 954, de volgende beschrijving van: Tot heden vindt men noch bij Van Loon, noch bij eenen der schrijvers over de Nederlandsche penningkunde van eenen penning op den /ze/d av Maas, fer/nz/zat aan oog en rec/zter/za/za*, gewag gemaakt; weshalve ik vermeen den lezers van dit tijdschrift geene ondienst te zullen doen met de beschrijving van den even fraaijen als zeldzamen penning op het sneuvelen van dezen dapperen zeeheld (door een kanonschot in het dijbeen, in den ongelukkigen zeeslag op den dertienden van zomermaand 1665), waarvan de heer J. A* Strieker, alhier (den Haag), eenige dagen geleden door aankoop eigenaar is geworden» De voorzijde vertoont het buitengemeen hoog gedreven borstbeeld van den vlootvoogd, in een admiraalsrok of kleed van zijnen tijd met eene sjerp of draagband over de borst en eenen losgeknoopten halsdoek; het gelaat is vol uitdrukking; het linkeroog staat geheel strak; en hij draagt eenen grooten knevel en kleinen knevelbaard onder de lip» Het geheel vertoont blijken, dat hetzelve vervaardigd is naar de schilderij van Van der Helst, waarnaar ook de plaat van Houbraken in Wagenaar's XHIe deel blz. 146 is genomen. In den rand leest men het omschrift: Egb. Mz» Kortenaar. L. Adm. v. Holl. en W. F. Onder het borstbeeld staat in de afsnede op eenen wimpel of banderol: ob. 13 Jun. A 1665. De keerzijde is volkomen gelijk aan die van den grooten penning bij Van Loon, in het lie deel, blz* 373, afgebeeld en voorstellende de vier Admiralen (Marten Harperts Tromp, 38
20. E. M. CORTENAER. NAAR HET SCHILDERIJ VAN B. VAN DER HELST.
Piet Heyn, Jacob Heemskerck en Jan van Galen) aan de tafel gezeten/' Tot zoover Meyer, die ten slotte dezen penning voor een der fraaist bewerkte Nederlandsche penningen verklaart. Even enthousiast laat zich een paar jaar later (Dec, 1845) Jhr. mr. J. C. de Jonge, de schrijver van de geschiedenis van het Nederlandsche zeewezen, over den penning uit. Er bestaat", zegt hij, (tweede druk deel II blz. 16 noot) een uitmuntende hooggedreven penning (in zilver) ter eere van Cortenaer vervaardigd". En na een korte beschrijving van den penning vervolgt hij: Dit e enige stuk, een der fraaiste Ned. penningen en van welke ik nimmer een tweede exemplaar zag, is het eigendom van den heer Strieker te 'shage." Van dezen zeldzamen penning, die, omdat hij betrekking had op Cortenaer, mij bijzonder interesseerde, wilde ik graag wat meer weten en te dien einde wendde ik mij tot den heer A. O. van Kerkwijk, den tegenwoordigen directeur van het Kon. penningkabinet, die met zijn bekende welwillendheid dadelijk de volgende inlichtingen gaf. Omtrent den bewusten penning," zoo schreef hij, kan ik U melden, dat deze mijns inziens buiten twijfel werk is uit de eerste helft der 19de eeuw, de keerzijde eene copie van den penning met de vier admiralen bij Van Loon II blz. 373 afgebeeld. De verzamelaar Strieker, die ongeveer 1830 vele gedreven penningen liet namaken, is vermoedelijk de vader" van dit stuk. De penning dook voor 't eerst in 1843 op in de verzameling van genoemden Strieker; een exemplaar werd in 1859 met diens collectie geveild*), toen opgehouden en in 1861 in de tweede veiling verkocht. Hij zal dus wel omstreeks 1843 vervaardigd zijn; - in elk geval slechts in een paar exemplaren, ik meen dat in het Rijksmuseum, in de collectie Van Gelder, ook een exemplaar aanwezig is. Het is aardig werk, maar stellig en vast geen 17deeeuwsch drijfwerk. In 1853 kocht het Penningkabinet van genoemden Strieker dezen penning. De directeur was natuurlijk in de meening een belangrijk oud" stuk te koopen. 1) Verkooping te Amsterdam door G. Theod. Bom, 19 Dec. 1859. De catalogus vermeldt den naam van den verzamelaar niet. 39
De bij Van Loon II blz. 373 beschreven penning, van 1653 of 1655, met den kop van prins Willem I en op de keerzijde de vier admiralen, was steeds bij onze verzamelaars een gezocht stuk, waarvan ook een variëteit bestaat, met op de keerzijde de vier burgemeesters van Amsterdam, die zitten te wachten op de komst van Maria de Medicis (navolging van de schilderij door Thomas de Keyzer in 't Mauritshuis, ook bestaande als kopergravure door Suyderhoef *). Strieker heeft m,l een nog zeldzamer penning willen hebben en heeft dezen laten drijven, door wien is mij niet bekend» Nog eens, 't stuk is n i e u w en heeft als historisch document niets geen belang en ook natuurlijk als portret" is 't zonder waarde; een 19de-eeuwsche copie van een oud origineel portret. Ik denk, dat Strieker bij zijn leven, of direct of door tusschenpersonen, wel gefortuneerde verzamelaars aan een exemplaar geholpen" heeft; in veiling herinner ik mij echter niet hem de laatste 25 jaar te zijn tegengekomen» Bij een Haagsch verzamelaar ken ik nog een exemplaar". Dit bescheid is vrijwel afdoende: ik kan er alleen nog aan toevoegen, dat de penning niet naar het origineele schilderij van Van der Helst gemaakt is, doch naar de daarnaar door Blooteling vervaardigde teekening^) of gravure of, waarschijnlijker nog, naar de hiermee overeenstemmende gravure van Houbraken. Dit is duidelijk te zien, als men de kraag en het dasje op schilderij en gravure vergelijkt. Behalve de door den heer Van Kerkwijk genoemde exemplaren berust er nog een in het Museum van Oudheden te Rotterdam cat. nr. 472, dat de gemeente Rotterdam in 1862 op de groote veiling van munten en penningen van 25 Aug. en volgende dagen door de boekhandelaren J. van Baaien en Zonen als nr. 132 van den gedrukten catalogus voor de som van 22 gulden heeft aangekocht *). De verzameling was van mr. P. G. J. Hoog van ter Aar, die daaraan moeite noch kosten gespaard had. Op enkele nummers, die, vooral in zilver, 1) Op dezen penning, vervaardigd in 1655, komt een gedicht voor in Klioos Kraam vol verscheiden gedichten, Leeuwarden 1656 II188. 2) De teekening berust in het Museum Boymans cat. 1927 nr. 529. Zij is verworven in 1867 uit de collecte Leembrugge en maakte in 1847 deel uit van de collectie Verstolk van Soelen. 40
21. PENNING OP HET SNEUVELEN VAN E. M. CORTENAER.
als zeer zeldzaam beschouwd werden, was in den catalogus door een vette letter de aandacht gevestigd* Tot deze weinige nummers behoorde ook nr* 132, onze penning met de vier admiralen en het gedreven borstbeeld van Cortenaer* In het Archiefverslag over 1862 wordt deze aanwinst als volgt vermeld: De penningverzameling werd vermeerderd met een prachtigen zilveren gedenkpenning van 1653 van Egb, Meeuwsz, Kortenaer", De Archief commissie was dus wel degelijk van meening, een antieken penning verworven te hebben, hoewel het op den penning zelf voorkomende jaartal 1665 haar in elk geval had moeten doen beseffen, dat hij niet van 1653 kon zijn» Wat nog onopgelost blijft, is de vraag, waarom Strieker in 1843 zijn keus op Cortenaer liet vallen* Er was toen geen enkele aanleiding om den luitenant-admiraal te gedenken, noch wat betreft zijn geboorte of zijn sneuvelen, noch met het oog op een zijner roemrijke zeegevechten. Er moet dus een andere reden geweest zijn» Had Strieker misschien een bijzondere sympathie voor Cortenaer, stond wellicht Blootelings teekening of gravure te zijner beschikking of bezat hij soms zelf het heelemaal niet zeldzame plaatje van Houbraken? Ook kan het zijn, dat hij alleen daarom Cortenaer heeft laten drijven, omdat er geen penning met diens borstbeeld bestond en de verzamelaars op zulk een penning zeker grooten prijs zouden stellen. Het rechte hiervan zullen we wel nooit te weten komen. De penning weegt 110 gram en heeft een middellijn van 83 millimeter* 1) Notulen van de Archiefcommissie 6 Sept. 1862, De catalogus bevat 3965 nummers. 41