Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergelijkbare documenten
Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Reglement van orde voor de raad, verordening op de raadscommissies en huishoudelijk reglement van het presidium

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beoordeling Bevindingen

Rapport. Datum: 4 maart 2004 Rapportnummer: 2004/073

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Notitie raadsvragen in soorten en maten

Raad voor Cultuur. Telefax

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten Generaal

Rapport. Rapport over een klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) te Leeuwarden. Datum: 20 december Rapportnummer: 2013/198

Den Haag, 3 mei Openbaar gedeelte. 1. Verslag van de vergadering van 15 februari 2017 Voorstel: vaststellen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 26 september 2003 Rapportnummer: 2003/340

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Raad voor Cultuur. Mijnheer de Staatssecretaris,

Rapport. Datum: 23 juni 2004 Rapportnummer: 2004/248

2014D10807 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Wijziging van de Experimentenwet Kiezen op Afstand in verband met de verlenging van de werkingsduur van die wet.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

2. Bij besluit van de d-g NMa van 5 september 2001 (hierna: het bestreden besluit) is de klacht afgewezen.

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Langdurigheidstoeslag

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Beleidsterrein Brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, vanaf. vanaf1952 Telefoon Zeer geachte Staatssecretaris,

ECLI:NL:RBSGR:2005:AT3886

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van [[datum open laten]], nr. [[nr invullen]];

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de orde is het VAO Persoonsgebondenbudget (AO d.d. 21/11).

Uitspraaknr. G644-G645-G646. Datum: 8 november Soort geschil: Interpretatiegeschil

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Onderwerp ontwerp-selectielijst archiefbescheiden beleidsterrein "Invoerrechten en accijnzen" over de periode

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 18 augustus 2004 Rapportnummer: 2004/324

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Rapport. Datum: 8 augustus 2003 Rapportnummer: 2003/261

Het Presidium heeft de evaluatie besproken in haar vergadering van 20 januari 2016.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT. Openbaar. Nederlandse Mededingingsautoriteit

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

26 april antwoorden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Bedrijfscommissiekamer voor de Overheid voor Lagere Publiekrechtelijke Lichamen

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Bepalingen over de brandweerzorg, de rampenbestrijding, de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening (Wet veiligheidsregio s)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

BESLUIT. 2. Bij brief van 21 oktober 2002 heeft P. Abegg tegen dit besluit bezwaar gemaakt.

Transcriptie:

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1988-1989 Rijksbegroting voor het jaar 1989 20 800 Hoofdstuk XIII Ministerie van Economische Zaken Nr. 66 VERSLAG VAN EEN MONDELING OVERLEG Vastgesteld 9 februari 1989 De vaste Commissie voor het Midden- en Kleinbedrijf heeft op 30 november 1988 met de Staatssecretaris van Economische Zaken, de heer Evenhuis, mondeling overleg gevoerd over de minimumbroodprijs en de herstructurering van de broodbakkerijsector. Het overleg werd gevoerd aan de hand van een vooraf door de bewindsman toegezonden notitie (kamerstuk 20 800 XIII, nr. 41). De minimum-broodprijs is een onderdeel van de minimum-prijzenbrief (20 901, nr, 1). Van het gevoerde overleg brengt de commissie als volgt verslag uit. Vragen en opmerkingen uit de commissie 1 Samenstelling: Leden: Van Dis (SGP), Van Erp (VVD) voorzitter. Van Muiden (CDA), ondervoorzitter. Groenman (D66), Wolters (CDA), Ter Veld (PvdA), Schartman (CDA), Van Rey (VVD), Hummel (PvdA), Nijhuis (VVD), Schaefer (PvdA), Vermeend (PvdA), Vreugdenhil (CDA), Van Gelder (PvdA), De Leeuw (CDA), Smits (CDA) en J. H. van den Berg (PvdA). Plv. leden: Schutte (GPV), Scherpenhuizen (VVD), Engwirda (D66), B. de Vries (CDA), Tommei (D66), Vriens-Auerbach (CDA), Blauw (VVD), Moor (PvdA), Netelenbos (PvdA), Hageman (PvdA), Nijland (CDA), Huys (PvdA), Biesheuvel (CDA), Roosen-van Pelt (CDA) en Swildens-Roozendaal (PvdA). In tegenstelling tot de staatssecretaris was de heer Van Erp (V.V.D.) van mening dat de capaciteitsbeheersing en de minimumprijsbeheersing voor brood niet los van elkaar kunnen worden gezien, en neigde ertoe de bakkersorganisaties wat dat betreft gelijk te geven. Sprekende over de capaciteitsbeheersing constateerde hij dat het broodverbruik van 82,2 kg per hoofd van de bevolking in 1960 is teruggelopen tot 59,6 kg in 1987, waarbij het frappant is te zien dat het aandeel van het midden- en kleinbedrijf is gestegen van 54% in 1974 tot 58% in 1988. Daaruit zou wellicht de conclusie kunnen worden getrokken dat de consument een eigen weg heeft gevonden en dat de consumenten die op goedkoper brood uit zijn en iets minder aandacht aan de kwaliteit schenken, van het minimumprijsbrood gebruik maken. Voor kwaliteitsbrood dient een aanmerkelijk hogere prijs te worden betaald. De bakkerijwereld weet en wist dat de capaciteitsbeheersing per 1 januari 1989 zou wegvallen. De brief van de staatssecretaris is hierorrv trent duidelijk. Dit lid zei de opvatting van de bewindsman te delen dat voor een goed functioneren van het marktmechanisme het essentieel is dat de ondernemer vrij is om naar eigen inzicht de omvang van zijn produktie en de prijs van zijn produkt op de vraag af te stemmen. Alleen dan zal er voor hem een prikkel zijn om de kosten te beheersen, naar doelmatigheid te streven en een op de vraag afgestemd produkt tegen een aanvaardbare prijs te leveren. Dit leidde volgens de spreker tot de conclusie dat produktiebeperking over het algemeen het vrije marktme- 912037F ISSN 0921 7371 SDU uitgeverij 's Gravenhage 1989 Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XIII, nr. 66 1

chanisme in de weg staat. Capaciteitsbeheersing achtte hij dan ook alleen bij hoge uitzondering aanvaardbaar, indien er werkelijk sprake is van onaanvaardbare overcapaciteit, de capaciteitsbeheersing absoluut nodig is om maatregelen tot vermindering van die overcapaciteit te doen slagen, en indien capaciteitsbeheersing van tijdelijke aard is en niet langer duurt dan voor de uitvoering van die maatregelen strikt noodzakelijk is. De heer Van Erp zei de opvatting van de staatssecretaris te delen dat uit een oogpunt van mededingingsbeleid grote bezwaren bestaan tegen een beperking van de produktiecapaciteit. Hij zei de regering dan ook te volgen in haar besluit de capaciteitsbeheersing in de broodbakkerijsector na 31 december 1988 niet te handhaven. Vervolgens ging de heer Van Erp in op de minimumprijsregeling. De bewindsman noemt in zijn brief een en andermaal dat de nadelen van horizontale prijsregelingen een vermindering van de prikkel tot een doelmatige bedrijfsvoering zijn, en overcapaciteit in stand houden of zelfs uitlokken. Hoe moet dit worden beoordeeld in het licht van de huidige discussie? Op bladzijde 4 van de brief poneert de bewindsman de stelling dat te lang steunen op kunstmatige bescherming van de minimumprijzen ongewenst is, daar dit de bedrijfstak, en uiteindelijk het gehele Nederlandse bedrijfsleven, verzwakt. Kan deze stelling worden verduidelijkt? Met het oog op de totstandkoming van de interne markt leek het de heer Van Erp verstandig wanneer geleidelijk naar een Europees mededingingsbeleid wordt toegewerkt, zodat de gevolgen daarvan zich niet plotsklaps aandienen. Hij achtte het in dit verband in het belang van de bakkers om geleidelijk naar 1992 toe te groeien. Hij zei begrip te hebben voor de organisaties uit het bakkersbedrijf waar deze stellen dat een gelijktijdige beëindiging van beide regelingen te abrupt is. Daarom is de V.V.D.-fractie, die op zich tegen minimumprijsregelingen is, in dit specifieke geval voorstander van het geleidelijk afbouwen van de minimumprijsregeling. De heer Schaefer (P.v.d.A.) schetste het tot dusverre door de staatssecretaris gevoerde overleg met de betrokken organisaties. Spreker trok daaruit de conclusie dat het gevoerde overleg onvoldoende is geweest, dat gesproken kan worden van een opgelegd dictaat en dat hij de Kamer reeds voor of op 14 november volledig had kunnen informeren. Hij achtte dat een kwalijke zaak. Waarom zijn overigens de KNOV en het NCOV niet bij het overleg betrokken? In dit verband duidde hij op de motie-schartman (20 324, nr. 5), waarin de regering wordt verzocht de maatschappelijke organisaties in het midden- en kleinbedrijf systematisch te betrekken bij het voor die sector van belang zijnde beleid. Uit de gehouden hoorzittingen is gebleken dat bij een abrupte beëindiging van de regelingen circa 12 000 arbeidsplaatsen op de tocht komen te staan. De Consumentenbond was voor afschaffing van de minimumprijzen en pleitte gelijktijdig voor inkomenssuppletie als flankerende maatregel. Wat vindt de staatssecretaris van dit voorstel? Alle andere organisaties waren tegen het standpunt van de staatssecretaris en wilden een afbouwregeling, om aldus het risico te verkleinen. Minimumprijs en capaciteitsbeheer zijn volgens de heer Schaefer onontbeerlijke instrumenten om de bakkerijsector nog enigszins in stand te houden. Op langere termijn is ook de consument daarmee gediend. Op deze wijze kan een fijnmazig distributienet in stand blijven. Ook kan de werkgelegenheid op het huidige niveau worden gehandhaafd. Naast het capaciteitsbeheer en de minimumprijs is er nog een aantal herstructureringsmaatregelen dat op langere termijn effecten zal opleveren. Geen grote uitkoopoperaties meer, wel blijft de mogelijkheid bestaan om problematische bedrijven uit te kopen. Bevordering van het broodver- Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XIII, nr. 66 2

bruik door de Stichting voorlichting brood. Extra middelen verschaffen ten behoeve van de vakopleiding. De broodbezorging wordt ondersteund. Starters in het midden- en kleinbedrijf worden geholpen door de Stichting De Jonge Bakker. Tenslotte speelt het inmiddels gestarte technologieproject in de bakkerijsector een belangrijke rol, daar een uitgebreid her-, om- en bijscholingsprogramma daar deel van gaat uitmaken. De staatssecretaris is blijkens zijn brieven niet bereid een nieuwe ondernemersovereenkomst verbindend te verklaren, zoals gewenst door werkgevers en werknemers. De huidige loopt op 31 december 1988 af. De looptijd van de overeenkomst was 3 jaar. Ook een hernieuwde beschikking op de minimumbroodprijs houdt de bewindsman af. De bestaande beschikking loopt tot 1 juli 1989. De fractie van de P.v.d.A. vraagt van de staatssecretaris een maximale inzet om tot een hernieuwde overeenkomst en beschikking te komen, in overleg met werkgevers en werknemers in het bakkerijbedrijf. De heer Schaefer deed een dringend beroep op andere fracties steun te verlenen aan zijn voorstel om op termijn de afbouw van de broodprijs in fasen te verwezenlijken en te doen sporen met een afbouw van het herstructureringsbeleid. Hij deed ook een dringend beroep op de bewindsman om in die zin met een oplossing te komen. Zo hij daartoe niet bereid mocht zijn, zei spreker genoodzaakt te zullen zijn de motie-schaefer/groenman (20 800 XII, nr. 20) in stemming te doen brengen. De heer Schartman (C.D.A.) stelde dat de structuur van de bedrijfstak aanzienlijk is verbeterd als gevolg van de herstructurering die inmiddels 12 jaar duurt. De kwaliteit van brood is verbeterd en de waardering van de consument hiervoor is toegenomen. Voorts is het aantal bakkers gehalveerd, en is de overcapaciteit tot redelijke proporties teruggebracht. De C.D.A.-fractie meent dat de overheid oog dient te blijven houden voor kwaliteit, prijs en beschikbaarheid van eerste levensbehoeften. Zware ingrepen, zoals herstructurering, mogen echter niet te lang duren, om te voorkomen dat het effect van de maatregelen teloor gaat. Ook de situatie van Europa 1992 verdraagt zich slecht met forse nationale maatregelen ter beperking van de mededinging. Het mondeling overleg dient zijns inziens te gaan over het beëindigen van de herstructurering, die zorgvuldig dient te geschieden. De inspanningen van het bedrijfsleven hebben veel opgeleverd. Voor een goede structuur is een aantal elementen van belang. Het bedrijfsleven dient de verantwoordelijkheid te behouden voor de arbeidsomstandigheden, de opleiding en de promotie. Het algemeen wettelijk kader daarvoor blijft bestaan, alsmede de bevoegdheden van het produktschap en van de Bakkerijstichting. De heer Schartman zei voor een dilemma te staan waar het gaat om capaciteitsbeperking en de minimumbroodprijs. De capaciteitsbeperking wordt per 1 januari 1989 beëindigd. Hij achtte dit het zwaarste instrument uit het oogpunt van mededinging, dat zijn werk heeft gedaan. Voortzetting daarvan achtte hij ongewenst. De minimumbroodprijs loopt per 1 juli 1989 af. De staatssecretaris wil van alle minimumprijzen af, hetgeen spreker als ongenuanceerd kwalificeerde. De C.D.A.-fractie is van mening dat vanaf de zoeven genoemde datum gedurende twee jaar de broodprijs ieder half jaar in neerwaartse richting moet. Deze gefaseerde afbouw achtte hij nodig om de sector daaraan te laten wennen. Overigens meende hij dat het betrokken bedrijfsleven daaraan zelf vorm en inhoud moet geven. De gefaseerde afbouw kan ook bijdragen aan het tegengaan van stunten en de capaciteitsuitbreiding niet al te attractief te maken. De industriële kwaliteitsbakker, met een breed assortiment, kan niet veel lager met zijn prijs dan thans het geval is. Het gevaar van het tegelijkertijd opheffen van capaciteitsbeheer en minimumprijs is, dat er bedrijven ontstaan waar in een Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XIII, nr. 66 3

continu proces uitsluitend grijs brood van minimale kwaliteit voor een lage prijs wordt geproduceerd. Een gefaseerde afbouw geeft de mogelijkheid ongewenste ontwikkelingen bijtijds te signaleren. Vervolgens zei hij te zullen blijven strijden voor handhaving van de Winkelsluitingswet. Voor een goed functioneren van het ambachtelijke bedrijfsleven achtte hij dat van groot belang. De C.D.A.-fractie vindt een voorzichtige beëindiging van het herstructureringsproces gewenst naast het stopzetten van de capaciteitsbeheersing per 1 januari. Voorts achten zij een gefaseerde afbouw van de minimumprijzen en de aanwezige bereidheid van de staatssecretaris om oog te blijven houden voor prijs, kwaliteit en beschikbaarheid van eerste levensbehoeften, van groot belang. De heer Van Dis (S.G.P.) vroeg de staatssecretaris aan te geven op welke wijze de vrije marktsector kan werken ten aanzien van de bakkerijsector. Ook dit lid zei zich te kunnen vinden in afbouw van het minimumprijzensysteem, op voorwaarde dat een passende overgangsregeling wordt verschaft. Kan de bewindsman uiteen zetten welke organisaties bij het overleg betrokken zijn geweest, en welke criteria zijn gehanteerd ten aanzien van de selectie? Wat de Europese mededingingsregeling betreft merkte de heer Van Dis op voorstander te zijn van een specifieke uitwerking daarvan op nationaal niveau. Kortheidshalve sloot hij zich aan bij reeds gemaakte opmerkingen inzake de handhaving van de Winkelsluitingswet. Antwoord van de staatssecretaris De bewindsman duidde erop dat in de ministeriële regeling zelve is opgenomen dat de capaciteitsbeheersingsovereenkomst éénmaal algemeen verbindend zou worden verklaard. Het bevreemdde hem dan ook dat hierover misverstand is ontstaan. De hamvraag dient te worden gesteld of er sprake is van overcapaciteit in de bakkersbranche. Naar zijn mening is deze inmiddels verdwenen. In 1975 was er bij de industriële bakkers nog een overcapaciteit van 25%. Daarna is een capaciteitsregeling ingesteld en is die overcapaciteit uitgekocht. Eind 1980 was er voor de gehele sector weer een overcapaciteit van 14% ontstaan, die eind 1984 is uitgekocht. De Commissie Economische Mededinging heeft op 18 december 1985 geadviseerd om de capaciteitsregeling te verlengen. Mede daarom is toentertijd gekozen voor de eenmalige variant. De bestaande overcapaciteit bij de industriële bakkers is thans ca. 8,7%. In de totale sector bedraagt deze 4,4%. Redelijkerwijs had de betrokken sector kunnen verwachten dat er een einde zou komen aan de capaciteitsregeling. Op amtelijk niveau is begin 1988 daarover aan betrokkenen mededeling gedaan. Met betrokkenen, die overigens zelf de af te vaardigen delegaties samenstellen, is tweemaal formeel overleg gevoerd. Hoewel voor de u.c.v. van 14 november jl. het formele overleg was afgerond, zei de staatssecretaris op dat moment nog geen afgerond oordeel te hebben gevormd. Vervolgens ging de bewindsman in op de relatie tussen de capaciteitsregeling en de minimumprijs voor brood. De oorsprong van beide is een verschillende. In 1969 is een minimumprijs voor brood vastgesteld, in verband met de parallellisering in de detailhandel. De capaciteitsregeling is in 1975 geïntroduceerd vanwege de specifieke situatie in de bakkerijsector. In 1975 en in het midden van de jaren tachtig heeft een forse uitkoop op grond van de capaciteitsregeling plaatsgevonden. Op dit moment vindt amper nog uitkoop plaats. Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1 989, 20 800 hfdst. XIII, nr. 66 4

De bewindsman ontkent ten stelligste dat sprake is van een abrupte afschaffing van die maatregelen. De betrokkenen hebben volop gelegenheid gehad hun argumenten in het overleg naar voren te brengen. Aanpassing van de minimumprijs behoort tot de verantwoordelijkheid van het produktschap. De bewindsman zei op zichzelf geen bezwaar te hebben tegen een tijdelijke minimumprijsregeling, hoewel hij voorstander zei te zijn van een terughoudend gebruik. Overigens is het opvallend, dat er in landen met de grootste aantallen bakkers geen capaciteitsbeheer en geen minimumprijs is. De suggestie van de heer Van Erp om te komen tot een fasegewijze afschaffing van de minimumprijs zei de staatssecretaris nader te zullen bestuderen. Indien vanuit de branche voorstellen tot samenwerking naar voren worden gebracht dan zullen deze door de bewindsman worden toegejuicht. Mededingingsrechtelijk zullen deze worden getoetst. De staatssecretaris achtte het vanzelfsprekend dat de overheid zorg moet hebben voor de kwaliteit, de prijs en beschikbaarheid van eerste levensbehoeften. Sprekende over de minimumprijzen zei de bewindsman dat die voor brood op 1 juli 1989 afloopt. Voor het overige verwees hij naar de inhoud van de vooraf toegezonden brief. Nadere discussie De heer Van Erp vroeg naar de wijze waarop de staatssecretaris de brief van het Konsumenten Kontakt nader zal bezien. Hij zei geen genoegen te kunnen nemen met het standpunt van de bewindsman inzake de fasegewijde afbouw. Hij vroeg de staassecretaris om een toezegging de minimumprijs tranchegewijs af te bouwen, en terzake met de branche-organisaties in overleg te treden. De heer Schaefer meende dat de bewindsman niet of nauwelijks is ingegaan op beheersing van de technische capaciteit. Hij sloot niet uit dat daarin een element zit om een geleidelijke afbouw te verwezenlijken. Ook had hij een antwoord gemist op zijn vraag in eerste termijn waarom niet met de KNOV en het NCOV overleg is gepleegd over de brief inzake de minimumprijzen. Voorts had hij een reactie gemist op de suggestie van de consumentenorganisaties, alsmede op zijn voorstel inzake een inkomenssuppletie. Hij meende dat er een moment komt dat zowel capaciteitsbeheersing als minimumprijs dienen te worden afgeschaft. Om risico's te vermijden dient daarbij de weg van de geleidelijkheid te worden gevolgd. Hij stelde voorts dat de staatssecretaris totaal de machtsconcentratie aan de inkoopzijde onderschat. Hij waarschuwde nogmaals voor ernstige consequenties voor de werkgelegenheid in de sector. Wat het capaciteitsbeheer betreft meende hij dat een jaar voor onderzoek moet worden uitgetrokken door deskundigen die door beide partijen worden aangewezen, opdat de effecten van dit beleid zichtbaar worden. Het prijsbeleid dient voor de komende drie jaar te worden gehandhaafd, in welke periode met betrokken partijen overeenstemming kan worden bereikt, waarbi rekening wordt gehouden met de positie van de kleine bakker. In het licht van het voorgaande zei hij bereid te zijn in overleg met mevrouw Groenman van de D66-fractie zijn motie te wijzigen, opdat een kamermeerderheid daarvoor kan worden verkregen. Bij interruptie zei de heer Van Erp een in die zin gewijzigde motie niet te zullen steunen. De heer Schartman kondigde aan de motie in gewijzigde zin serieus te zullen bezien, waarbij hij op voorhand meedeelde niet te veel verwach- Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XIII, nr. 66 5

tingen te willen wekken in de richting van de indieners. Hij benadrukte het belang van het overleg binnen en met de branche, die hij een grote verantwoordelijkheid toedichtte. Spreker stelde voor de minimumprijs voor brood te continueren tot 1 januari 1991 en binnen die periode, in overleg met het bedrijfsleven, tot een gefaseerde vermindering te komen. De staatssecretaris zei met het Konsumenten kontakt in overleg te zullen treden over de door deze organisatie ingebrachte suggesties over de onderhavige materie. In antwoord op een desbetreffende vraag zei de bewindsman dat voor inkomenssuppletie reguliere maatregelen voorhandeo zijn. De arbeidsplaatsenontwikkeling achtte de bewindsman moeilijk in te schatten. Hij zei te willen vasthouden aan zijn voorstel met betrekking tot de capaciteitsregeling. Tenslotte zei hij bereid te zijn met de branche-organisaties in overleg te treden over de gefaseerde afbouw van de minimumprijsregeling voor brood, waarbij de inbreng vanuit de commissie in de beschouwingen zal worden betrokken. In dit verband deelde hij mee, bereid te zijn af te stappen van de afbouw van de minimumprijs voor brood per 1 juli 1989, en de omvang van de afbouw met de voorzitter van het produktschap te bespreken. De Kamer zal ten spoedigste van de resultaten van het overleg en het op basis daarvan te vormen regeringsstandpunt worden geïnformeerd. De voorzitter van de commissie, Van Erp De griffier voor dit verslag, Tielens-Tripels Tweede Kamer, vergaderjaar 1988-1989, 20 800 hfdst. XIII, nr. 66 6