Gids Productfiscaliteiten 2013. 4 Lijfrente



Vergelijkbare documenten
Gids Productfiscaliteiten Lijfrente

Lijfrente. Gids Productfiscaliteiten 2015 HOOFDSTUK 4

Kerncijfers Levensverzekering - kapitaalverzekering. 2. Levensverzekering - lijfrente. Kapitaalverzekering Brede Herwaardering

ASR Kerncijfers 2013

Als u bedragen betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2008 voor aftrek in aanmerking komen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

UW PENSIOEN- OF LIJFRENTEKAPITAAL KOMT BINNENKORT VRIJ? LEES DIT!

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Vrijkomend lijfrentekapitaal. Keuzemogelijkheden en belastingregels

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

VOORSTEL VAN WET ZOALS GEWIJZIGD NAAR AANLEIDING VAN HET ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE

Uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Algemene informatie oudedagvoorzieningen

De ingangsdatum ligt uiterlijk in het jaar waarin u de verhoogde AOW leeftijd bereikt vermeerderd met vijf jaar.

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2003 voor aftrek in aanmerking komen

Inleiding. Inhoud. uw verzekering en de inkomstenbelasting

Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven.

DE LIJFRENTEWIJZER. INHOUD Klik op het onderwerp voor meer informatie. UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT ZIJN UW MOGELIJKHEDEN? volgens het nieuw regime

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2007 voor aftrek in aanmerking komen

Help, mijn pensioen Slim sparen voor de toekomst

Uw lijfrente komt vrij

Prinsjesdagspecial De pensioennota. Samenvatting

Inkomstenbelasting. Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen

Als u premies betaalt voor een lijfrenteverzekering of een andere inkomensvoorziening

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal beleggen. Januari 2015

Interpolis Vrijkomend lijfrentekapitaal bij leven

Oudedagsvoorzieningen

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2006 voor aftrek in aanmerking komen

Aanvullende Voorwaarden

AEGON Lijfrenterekening. Voorwaarden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2014

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

DE LIJFRENTEWIJZER UW LIJFRENTE KOMT VRIJ, WAT KUNT U DOEN?

Inkomstenbelasting Vragen en antwoorden over overbruggingslijfrenten, tijdelijke oudedagslijfrenten, afkoop kleine lijfrenten en lijfrentesparen

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Direct ingaande lijfrente

Hulp bij het invullen van de Jaarruimtetool

Cijfers Algemeen. Schijventarief box 1 jonger dan AOW-leeftijd Belastbaar inkomen meer dan. maar niet meer dan. belastingtarief tarief premie

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Schijventarief 2015

Belastbaar inkomen Maar niet Tarief premie Heffing over totaal meer dan meer dan Belastingtarief volksverzekering Totaal tarief van de schijven

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2005 voor aftrek in aanmerking komen

Uw lijfrente komt vrij. Pensioen

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2013

Als u premies betaalde voor inkomensvoorzieningen die in 2004 voor aftrek in aanmerking komen

Uw lijfrente komt vrij. Lijfrente

Beleggingsverzekering in de vorm van een Lijfrente

2. De directeur-grootaandeelhouder (DGA) en pijler 1

Productvoorwaarden BLG Aanvullend Pensioen Spaarrekening Geldig vanaf 1 januari 2016

Hoe hoog is de ANW-uitkering? Hoogte ANW-uitkering Verzekerd bedrag ANW Hiaat Kostendelersnorm ANW... 5

Aftrek vrijwillige pensioenpremie zelfstandige ondernemer

Direct ingaande garantielijfrente

Cover Informatie over... AEGON Lijfrente uitstelrekening Voorwaarden

VOORWAARDEN SYNVEST LIJFRENTEBELEGGINGSRECHT

Oefenvragen Leven dag 3

Voorwaarden SNS Lijfrente Sparen

Aanvullende Voorwaarden FitVoorLater Fiscaal Beleggen

FISCALE CIJFERS 2014 SCFB adviseert het Fintool.nl abonnement

Op het moment dat een oud regime polis tot uitkering komt, heeft u de keuze uit de volgende mogelijkheden:

Productvoorwaarden Aanvullend Pensioen Sparen

Voorwaarden SNS Lijfrente Sparen

geen max. 12% van de winst max. dotatie oudedagsreserve

Uw lijfrente komt vrij

FlexGarant Assuradeuren Gevolmachtigd Agent Postbus CP ROTTERDAM

Ken je lijfrente. Lijfrente oud regime

Vrijkomende lijfrente. Wat doet u met uw vrijkomende lijfrentekapitaal?

Fiscale informatie voor het jaar Onderwerpen. Boxenstelsel. uw verzekering en de inkomstenbelasting. Schijventarief 2017

Inhoud. Werknemerssparen 17 Spaarloonregeling 17 Levensloopregeling

AEGON Direct uitkerende lijfrenterekening. Voorwaarden

Ken je lijfrente. Lijfrente nieuw regime

Bijlage. ING Direct Ingaande Lijfrente

Algemene informatie. Vermogensopbouw VERZEKERING BEDRIJFSRISICO HYPOTHEEK PENSIOEN

Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 5

Productvoorwaarden BLG Uitgestelde Lijfrenterekening

Bijlage: Pensioenvoorzieningen

Inhoud. Werknemerssparen 17 Spaarloonregeling 18 Levensloopregeling

WELKOM. Bij het symposium: TANDHEELKUNDIG ONDERNEMERSCHAP IN ROERIGE TIJDEN

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Vrijkomende Lijfrente

Inkomstenbelasting winst -- Deel 5

Inhoud. vragen en antwoorden over de AOW-leeftijdsverhoging en de oudedagslijfrente verzekering

Deze uitgave is van toepassing op Leven, Pensioen en Werk & Inkomen, zowel voor particulieren als ondernemers.

Vormen van levensverzekering. Een overzicht

Oefenexamen Lijfrenteverzekering

Pensioen voor ZZP ers. 12 juni AMSTERDAM

Wegwijzer AOW-PrivéPlan met een ingangsdatum vóór 1 januari 1996

De regeling nettopartnerpensioen is een product van Stichting Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW).

Vormen van levensverzekering

Alles wat u moet weten over uw vrijkomende lijfrenteverzekering

Kerncijfers Dit is een uitgave van Fortis ASR Adviesbureau Fiscale en Juridische Zaken.

Uit de verstrekte gegevens blijkt dat de compensatieregelingen leiden tot de volgende tegemoetkomingen:

Belastinginformatie voor het jaar Onderwerpen

R E G L E M E N T voor P R E - P E N S I O E N. van Stichting Sportfondsen Pensioenfonds te Amsterdam

Transcriptie:

Gids Productfiscaliteiten 2013

.1 voorwaarden.2 Omvang aftrek lijfrente-inleg.3 Heffing bij uitkeringen, afkoop of schending voorwaarden. Overgangsrecht.5 Bijzondere onderwerpen Afkortingen en colofon In dit hoofdstuk zijn de nieuwe ontwikkelingen en de huidige fiscale behandeling beschreven van (bancaire) lijfrenten. Na een uitleg van de voorwaarden waar een lijfrenteverzekering of bancaire lijfrente aan moet voldoen, wordt beschreven hoe de omvang van de aftrek en heffing over uitkeringen in de inkomstenbelasting verloopt. Daarnaast bespreken we het overgangsrecht en een aantal bijzondere onderwerpen. Vrijwel ieder jaar zijn er belangrijke wijzigingen in de fiscale behandeling van (bancaire) lijfrenten. Recente wijzigingen zijn de afschaffing van de overbruggingslijfrente en de introductie van lijfrentesparen bij een bank- of beleggingsinstelling. Dit jaar was er veel aandacht voor de aansluiting van lijfrenten aan de verhoging van de AOW-leeftijd. Andere onderwerpen waar veel aandacht voor was zijn de aftrekbaarheid van de (uur) vergoeding voor de werkzaamheden van een adviseur en de mogelijkheid om een boeking naar een verkeerd rekeningnummer recht te zetten.

drie pijlers.1 voorwaarden.1.1 Inleiding Het Nederlandse stelsel van oudedagsvoorzieningen rust op drie pijlers: 1 het wettelijke basispensioen (AOW en Anw); 2 de pensioenregeling voortvloeiende uit een dienstbetrekking; 3 de vrijwillige individuele voorzieningen. De lijfrente vormt als individuele voorziening een onderdeel van de derde pijler. De lijfrente kan worden ondergebracht bij een verzekeraar. Dan is sprake van een lijfrenteverzekering. Als de lijfrente wordt ondergebracht bij een bank dan is sprake van een bancaire lijfrente. de hoogte van de uitkeringen moeten nominaal gelijkblijvend zijn.1.2 Definitie lijfrente.1.2.1 Definitie lijfrenteverzekering Een lijfrente is een bijzondere periodieke uitkering, die afhankelijk is van het leven van een bepaalde persoon: de verzekerde. Bij het overlijden van de verzekerde eindigen de uitkeringen. De hoogte van de uitkeringen moeten nominaal gelijkblijvend zijn. Deze laatste eis maakt de lijfrente bijzonder, aangezien de uitkeringen bij een periodieke uitkering in hoogte mogen variëren. De Wet IB 2001 stelt nog een aantal specifieke eisen aan de lijfrente. De wettelijke definitie luidt als volgt: (.) een aanspraak volgens een overeenkomst van levensverzekering (.) op vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die eindigen uiterlijk bij overlijden, welke aanspraak niet kan worden afgekocht, vervreemd, prijsgegeven, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen (.) 3

het 1%-criterium Voor het begrip levensverzekering volstaan wij met een verwijzing naar de Wet op het financieel toezicht. Het vaste en gelijkmatige karakter houdt in dat de uitkeringen in hoogte nominaal gelijk moeten blijven. Toegestaan is echter een geïndexeerde uitkering die aansluit bij de te verwachten inflatie (2%). De lijfrente moet een bepaalde onzekerheid in zich dragen. De hoogte van het overlijdensrisico is hierbij doorslaggevend. Deze dient ten minste 1% te zijn. We noemen dit het 1%-criterium. Dit houdt in dat er een risico van ten minste 0,9% aanwezig moet zijn dat de reeks van uitkeringen eindigt door het overlijden van de gerechtigde. Gemakshalve is 0,9% afgerond op 1%..1.2.2 Definitie bancaire lijfrente Een bancaire lijfrente is uiteraard geen levensverzekering, omdat een bankrekening of belegging niet van het leven of overlijden afhankelijk is. De wettelijke definitie van een bancaire lijfrente luidt als volgt: ( ) een aanspraak op het tegoed van een lijfrentespaarrekening of op de waarde van een lijfrentebeleggingsrecht (...), welke aanspraak niet kan worden afgekocht, of formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid kan dienen (...). Sinds 1 oktober 2012 is in de definitie opgenomen dat op een bancaire lijfrente geen beslag kan worden gelegd.

.1.3 Voorwaarden lijfrente ter compensatie van een pensioentekort In de Wet IB 2001 is naast de wettelijke definitie nog een aantal extra voorwaarden opgenomen. De lijfrenteverzekering kan slechts bij een beperkt aantal verzekeraars worden ondergebracht en een verzekeringnemer kan slechts bepaalde lijfrentevormen aankopen. Als de lijfrente voldoet aan de definitie en deze, hierna verder uitgewerkte, voorwaarden, is de premie voor de lijfrente bij de verzekeringnemer aftrekbaar en zijn de toekomstige uitkeringen belast in box 1. Voldoet de lijfrente niet aan de voorwaarden, dan is dus niet sprake van een gefacilieerde lijfrente en vindt heffing plaats in box 3. Ook voor de bancaire lijfrente geldt dat naast de in de definitie opgenomen voorwaarden nog een aantal extra voorwaarden is opgenomen. Zo moet de lijfrentespaarrekening worden aangehouden bij een kredietinstelling en het lijfrentebeleggingsrecht bij een beheerder van een beleggingsinstelling. De met de inleg op de lijfrentespaarrekening behaalde rendementen worden bijgeboekt op de geblokkeerde rekening. De rekeninghouder kan het tegoed op de rekening alleen gebruiken om toegestane lijfrente-uitkeringen te verkrijgen. De inleg op de lijfrentespaarrekening is bij de rekeninghouder aftrekbaar en de uitkeringen zijn belast in box 1. Voldoet de lijfrente niet aan de voorwaarden, dan is dus niet sprake van een gefacilieerde lijfrente en vindt heffing plaats in box 3. De voorwaarden voor een lijfrentespaarrekening gelden grotendeels ook voor een lijfrentebeleggingsrecht. Voor de leesbaarheid spreken wij hierna over de bancaire lijfrente, waarbij wordt aangesloten bij de regelgeving van de lijfrentespaarrekening. een gefacilieerde lijfrente kent drie voorgeschreven lijfrentevormen.1.3.1 Voorwaarden lijfrenteverzekering Een gefacilieerde lijfrenteverzekering ter compensatie van een pensioentekort kent drie voorgeschreven lijfrentevormen. De lijfrente moet aan één (of meer) van deze vormen voldoen, wil de verzekeringnemer de lijfrentepremie in aftrek kunnen brengen. Deze lijfrentevormen worden aangemerkt als lijfrenten die dienen ter compensatie van een pensioentekort..1.3.2 Levenslange oudedagslijfrente Met een levenslange oudedagslijfrente kan de verzekeringnemer een tekort aan pensioen aanvullen. Als de verzekeringnemer geen of weinig pensioen heeft opgebouwd, denk aan ondernemers, kan deze lijfrentevorm voor een (aanvullend) inkomen zorgen. 5

De uitkeringen van een levenslange oudedagslijfrente komen toe aan de verzekeringnemer en eindigen uitsluitend bij zijn overlijden. De uitkering moet uiterlijk ingaan in het jaar dat vijf jaar ligt na het jaar waarin de verzekeringnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Deze laatste voorwaarde zorgt voor aansluiting met de uiterlijke ingangsdatum van het pensioen en voorkomt dat de uitkeringen onbeperkt naar de toekomst kunnen worden geschoven. Een uitzondering geldt voor een stakende ondernemer die op het moment van staking de leeftijd die vijf jaar ligt na het jaar waarin de de AOW-gerechtigde leeftijd wordt bereikt, is gepasseerd. De uitzondering houdt in dat toch sprake is van een gefacilieerde lijfrente als deze direct na staking ingaat. In de wettelijke definitie staat dat de lijfrente-uitkering vast en gelijkmatig moet zijn. Als uitzondering hierop mag zijn overeengekomen dat een uitkering van een oudedagslijfrente door het overlijden van de (gewezen) partner daalt tot ten hoogste 70% van de uitkering bij aanvang (de zogenaamde 70%-overgang). Deze uitzondering sluit aan bij een in de praktijk bestaande behoefte. Deze mogelijkheid geldt ook voor de later te behandelen tijdelijke oudedagslijfrente. gesloten op het leven van de verzekeringnemer minimale duur is vijf jaar.1.3.3 Tijdelijke oudedagslijfrente De tijdelijke oudedagslijfrente wordt gesloten op het leven van de verzekeringnemer. De uitkeringen komen aan hem toe en mogen niet eerder ingaan dan in het kalenderjaar waarin de verzekeringnemer de 65-jarige leeftijd bereikt. De uiterlijke ingangsdatum moet liggen in het kalenderjaar waarin de verzekeringnemer de 70-jarige leeftijd bereikt. Evenals bij de levenslange oudedagslijfrente is ook hier een uitzondering gemaakt voor stakende ondernemers die op het moment van staking ouder dan zeventig jaar zijn. Tevens is het toegestaan dat de uitkering daalt tot ten hoogste 70% van de uitkering bij aanvang als de partner overlijdt. Vanaf 1 januari 201 mogen de uitkeringen uit deze lijfrente niet eerder ingaan dan in het jaar waarin de verzekeringnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De uitkeringen moeten uiterlijk ingaan in het kalenderjaar dat vijf jaar ligt na het jaar waarin de verzekeringnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. De minimale duur van deze lijfrentevorm is vijf jaren (of tot eerder overlijden). Tot slot geldt als voorwaarde dat het gezamenlijke bedrag van de uitkeringen aan een maximum is gebonden. Dit bedrag is E 20.953 per jaar en wordt beoordeeld op het moment dat de premie wordt betaald. 6

een inkomens terugval opvangen bij overlijden uitkeringen moeten direct ingaan.1.3. Nabestaandenlijfrente Een verzekeringnemer kan een nabestaandenlijfrente gebruiken om een inkomensterugval op te vangen bij zijn overlijden of het overlijden van zijn (gewezen) partner. De uitkeringen van de nabestaandenlijfrente moeten toekomen aan een natuurlijk persoon. Als verzekerde kunnen de verzekeringnemer zelf of zijn (gewezen) partner optreden. De uitkeringen moeten direct ingaan bij het overlijden van de verzekerde. Als recht bestaat op een Anw-uitkering, is het mogelijk de uitkeringen na het overlijden van de verzekerde uit te stellen tot: 1 het bereiken van de 18-jarige leeftijd van het jongste kind van de begunstigde; 2 het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de Anw-gerechtigde die geboren is vóór 1 januari 1950; 3 het bereiken van de 21-jarige leeftijd van het kind dat recht heeft op een wezenuitkering en begunstigde is voor een nabestaandenlijfrente; het eindigen van het recht op de Anw-uitkering. Uitstel in een verzekeringsproduct is alleen mogelijk als daarbij niet opnieuw een uitkering bij overlijden van de verzekerde wordt overeengekomen. De verzekeringnemer moet een natuurlijk persoon aanwijzen als begunstigde. Daarbinnen heeft hij alle vrijheid om de begunstiging in te richten zoals hij dat wil. De uitkering kan levenslang of tijdelijk zijn. Is zij tijdelijk, dan moet in beginsel worden voldaan aan het 1%-criterium. Komen de uitkeringen toe aan een bepaalde groep verwanten (naaste familiekring), dan gelden nadere voorwaarden voor de duur van de uitkeringen. Onder deze groep van verwanten vallen de bloed- en aanverwanten met uitzondering van de (gewezen) partner - in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn. Hiertoe behoren: de wederzijdse ouders; (over)grootouders; (klein)kinderen; broers en zusters; ooms en tantes; de kinderen van broers en zusters. Aanverwanten van een persoon zijn de bloedverwanten van de partner (schoonfamilie). 7

Bij deze groep mogen de uitkeringen uitsluitend eindigen bij het overlijden van de gerechtigde (levenslang) of uiterlijk op het tijdstip waarop deze de leeftijd van 30 jaar bereikt. Aangezien de statistische overlijdenskans voor jonge kinderen tot de 30-jarige leeftijd bijzonder klein is, bestaat de kans dat de tijdelijke lijfrente niet voldoet aan het 1%-criterium. Voor deze vorm is in de Wet IB 2001 bepaald dat de grootte van de overlijdenskans niet van belang is. Voorbeeld Arjen sluit op zijn leven een nabestaandenlijfrente voor zijn twee kinderen. Op het moment dat hij komt te overlijden, is het ene kind 31 jaar en het andere 2 jaar. De reeks uitkeringen die het 2-jarige kind ontvangt, kan naar keuze tijdelijk of levenslang zijn. Als voor een tijdelijke lijfrente wordt gekozen, dient deze uiterlijk te eindigen op het moment dat dit kind 30 jaar wordt. De uitkeringen die het oudste kind ontvangt, moeten levenslang plaatsvinden. Het is verboden een niet-natuurlijk persoon als begunstigde op te nemen. Gebeurt dit wel, dan voldoet de lijfrente niet aan de voorwaarden. Het is wel mogelijk dat de verzekeringnemer zijn erfgenamen als begunstigden aanwijst. Als bij overlijden blijkt dat een erfgenaam een niet-natuurlijk persoon is, is op dat moment sprake van schending van de voorwaarden. De fiscale heffing vindt dan vervolgens plaats bij de overledene. In onderdeel.3.3 van dit hoofdstuk gaan we dieper in op de schending van de voorwaarden. Voorbeeld Erik heeft een nabestaandenlijfrente afgesloten. Hij heeft zijn erfgenamen als begunstigde aangewezen. Erik overlijdt in augustus 2012 en de lijfrente expireert voor E 10.000. Zijn enige erfgenaam is Stichting AAP. Op het moment van expiratie voldoet de lijfrente hierdoor niet meer aan de eisen voor een lijfrenteverzekering. De heffing zal plaatsvinden bij Erik..1.3.5 Voorwaarden bancaire lijfrente Ook bij de bank kan een fiscaal gefacilieerde uitkering worden ondergebracht. Hierbij is zo veel mogelijk aangesloten bij de eisen die gelden voor een lijfrenteverzekering. Er blijven echter kenmerkende verschillen tussen beide producten. 8

Zo is een levenslange uitkering gelijkgesteld aan een uitkering in termijnen van ten minste 20 jaar. Een tijdelijke uitkering is gelijkgesteld aan een uitkering van 5 jaar..1.3.6 Uitkering in termijnen bij in leven zijn van de rekeninghouder De rekeninghouder moet uiterlijk in het kalenderjaar waarin hij de leeftijd bereikt die vijf jaar ligt na het jaar waarin hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, ligt het opgebouwde tegoed aanwenden voor een uitkering in termijnen. Deze termijnen moeten aan hem toekomen. Uitkeringen vóór het 65ste jaar Starten de uitkeringen vóór het kalenderjaar waarin hij 65 jaar wordt, dan geldt het volgende. De duur van de uitkering is ten minste gelijk aan 20 jaar vermeerderd met het aantal jaren dat de rekeninghouder jonger is dan 65 jaar ten tijde van de eerste uitkering. Voorbeeld Piet laat de eerste uitkering plaatsvinden op 60-jarige leeftijd. De minimale duur van de uitkering in termijn bedraagt dan 20 + (65 -/- 60) = 25 jaar. Uitkeringen vanaf het 65ste jaar Starten de uitkeringen vanaf het jaar waarin de rekeninghouder 65 jaar wordt, dan kan hij kiezen tussen een uitkering van minimaal 5 jaar óf minimaal 20 jaar. De keuze voor de uitkering van minimaal 5 jaar kan hij alleen maken als het (gezamenlijk) bedrag van de termijnen per kalenderjaar niet meer dan E 20.953 is. Vanaf 1 januari 201 geldt deze regel vanaf het jaar waarin de rekeninghouder de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Uitkering na overlijden partner van de rekeninghouder Het is ook mogelijk een uitkering in termijnen aan de rekeninghouder te doen als zijn (gewezen) partner is overleden. De termijnen moeten dan binnen 6 maanden na het overlijden van de (gewezen) partner ingaan. Deze uitkering moet een minimale duur hebben van 5 jaar. 9

.1.3.7 Uitkering in termijnen bij overlijden van de rekeninghouder Als de termijnen nog niet zijn ingegaan bij in leven zijn van de rekeninghouder, moeten bij overlijden van de rekeninghouder de termijnen direct ingaan. Deze termijnen moeten toekomen aan een natuurlijk persoon. De minimale duur van de uitkering is afhankelijk van de relatie met de overleden rekeninghouder. Komen de termijnen toe aan de (gewezen) partner óf aan personen die niet behoren tot de naaste familiekring, dan is de minimale duur van de termijnen ten minste 5 jaar. Onder de naaste familiekring vallen de bloed- en aanverwanten met uitzondering van de (gewezen) partner - in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn. Hiertoe behoren: de wederzijdse ouders; (over)grootouders; (klein)kinderen; broers en zusters; ooms en tantes; de kinderen van broers en zusters. Aanverwanten van een persoon zijn de bloedverwanten van de partner (schoonfamilie). Komen de termijnen toe aan personen die behoren tot de naaste familiekring, dan dienen de termijnen ten minste 20 jaar te duren. Is de persoon echter jonger dan 30 jaar, dan mag de duur korter zijn. Deze persoon kan namelijk ook kiezen voor een duur van minimaal 5 jaar, echter niet meer dan het aantal jaren dat deze persoon jonger is dan 30 jaar ten tijde van de eerste uitkering. 10

Voorbeeld Karel is 50 jaar (weduwnaar) en wil op 62-jarige leeftijd met pensioen gaan. Om zijn oudedagsvoorziening aan te vullen kiest hij voor een bancair lijfrenteproduct. Elk jaar stort hij het maximale bedrag op de lijfrentespaarrekening. Op 60-jarige leeftijd komt Karel te overlijden. Hij laat een zoon (28 jaar) en een dochter (31 jaar) na. Het bedrag van de lijfrentespaarrekening valt in de nalatenschap en moet worden uitgekeerd aan de (wettelijke) erfgenamen. Die moeten een testament of verklaring van erfrecht aan de bank overleggen om aan te tonen dat zij erfgenaam zijn. De bank moet voor beide erfgenamen het aan ieder toekomende bedrag in termijnen uitkeren. Hiervoor wordt voor elk een lijfrenteafbouwrekening geopend. De termijnen voor de dochter hebben een looptijd van ten minste 20 jaar. De zoon kan kiezen voor een uitkering met een looptijd van 2 jaar of minimaal 20 jaar. Als recht bestaat op een Anw-uitkering, is het mogelijk de uitkeringen uit te stellen tot: 1 het bereiken van de 18-jarige leeftijd van het jongste kind van de begunstigde; 2 het bereiken van de 65-jarige leeftijd van de Anw-gerechtigde die geboren is vóór 1 januari 1950; 3 het bereiken van de 21-jarige leeftijd van het kind dat recht heeft op een wezenuitkering en begunstigde is voor een nabestaandenlijfrente; het eindigen van het recht op de Anw-uitkering. Het grote verschil met de verzekerde lijfrente is dat bij een bancaire lijfrente het tegoed aan de erfgenamen toekomt bij tussentijds overlijden van de rechthebbende..1.3.8 Genieter van de termijnen overlijdt Als de genieter van de termijnen overlijdt, gaat het recht op de nog niet uitgekeerde termijnen over op zijn erfgenamen. De genieter van de termijnen kan de oorspronkelijke rekeninghouder zijn, maar ook de erfgenaam van de oorspronkelijke rekeninghouder. Deze uitkering wijkt af van de verzekeringsvariant waarbij de uitkering ná het overlijden van de verzekerde wordt stopgezet. 11

Voorbeeld De dochter van Karel uit het vorige voorbeeld heeft gekozen voor een uitkering van 20 jaar. Zij overlijdt na 5 jaar. Haar zoon is enig erfgenaam en krijgt gedurende de resterende looptijd van 15 jaar dezelfde uitkering..1. Voorwaarden overig.1..1 Aanwenden voor een lijfrente binnen een redelijke termijn In veel gevallen heeft de verzekeringnemer het ingaan van een lijfrente uitgesteld. De verzekering kan dan de vorm hebben van een gerichte lijfrente of een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule. In de overeenkomst is dan bepaald dat de begunstigde de verzekerde uitkering zal gebruiken om een lijfrente af te sluiten. Op de einddatum van de verzekering zal de begunstigde dat binnen een redelijke termijn moeten doen. In de wet is nu bepaald dat de begunstigde de tijd heeft tot 31 december van het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de einddatum ligt. Als de verzekering tot uitkering is gekomen in verband met overlijden of de rekeninghouder van een lijfrenteopbouwrekening is overleden, heeft de gerechtigde tot 31 december van het tweede kalenderjaar dat volgt op de contractueel overeengekomen uitkeringsdatum bij overlijden. Heeft de gerechtigde niet binnen deze termijn een nieuwe lijfrenteverzekering of -rekening afgesloten? Dan is de uitkering bij het overschrijden van de wettelijke termijn belast. Deze regel is zowel van toepassing op lijfrenteverzekeringen onder het huidige lijfrenteregime als op lijfrenteverzekeringen waarop het regime van vóór 1992 van toepassing is. Bij bijzondere omstandigheden kan de belastinginspecteur de termijn echter verlengen..1..2 Redelijke termijn eindigt na bereiken uiterste ingangsdatum Een gerichte lijfrente moet in beginsel uiterlijk ingaan in het jaar dat vijf jaar ligt na het jaar waarin de verzekeringnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Bij de uitvoering van het lijfrentecontract mag echter de hiervoor genoemde wettelijke termijn in acht worden genomen. Een (tijdelijke) oudedagslijfrente kan hierdoor ingaan in het jaar waarin de leeftijd van 71 wordt bereikt. Dat de lijfrente ingaat na het jaar van 70 worden, leidt dan niet tot een fiscale sanctie. 12

.1..3 Overzicht van de lijfrentevormen Onderstaande schema s geven een overzicht van de mogelijke lijfrentevormen bij een lijfrenteverzekering en de bancaire lijfrente..1.. Overzicht van de lijfrenteverzekeringsvormen Verzekeringnemer Verzekerde Begunstigde Premie betaler Levenslange oudedagslijfrente X X X X Tijdelijke oudedagslijfrente X X X X Nabestaandenlijfrente X X / P N X X = Belastingplichtige P = (gewezen) Partner van belastingplichtige N = Natuurlijk persoon Combinaties van lijfrentevormen zijn mogelijk, op voorwaarde dat elke lijfrente aan de specifieke eisen van de desbetreffende lijfrentevorm voldoet. Deze vormen zijn in de eerdere onderdelen behandeld. Een lijfrenteverzekering die is afgesloten onder het pre-bhw-regime, hoeft niet aan de bovengenoemde vormen te voldoen. Dit regime behandelen we verderop in dit hoofdstuk..1..5 Overzicht van de bancaire uitkeringsvormen Rekeninghouder Verzekerde Begunstigde Inleg door Uitkering vóór 65 X Nvt X X Tijdelijke oudedagslijfrente X Nvt X X Nabestaandenlijfrente X Nvt Erfgenamen óf aangewezen begunstigde X X = Belastingplichtige.1. 6 Toegelaten aanbieders De Wet IB 2001 stelt niet alleen eisen aan de vorm van de af te sluiten (bancaire) lijfrente. Het is ook van belang dat de (bancaire) lijfrente bij een aangewezen instelling wordt afgesloten. Zowel voor de lijfrenteverzekering als de bancaire lijfrente is een beperkt aantal toegestane uitvoerders aangewezen. 13

.1..7 Toegelaten verzekeraars Om voor aftrek in aanmerking te komen, moet de lijfrenteverzekering zijn ondergebracht bij één van de in de Wet IB 2001 omschreven verzekeraars die de lijfrenteverplichting tot het binnenlandse ondernemingsvermogen rekenen. Het betreft: professionele levensverzekeraars als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht; professionele pensioenfondsen die zijn vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting; niet in Nederland gevestigde pensioenfondsen of levensverzekeraars. Het moet hier gaan om de vrijwillige voortzetting van een reeds bestaande pensioenregeling of lijfrenteverzekering die in ieder geval al drie jaar in het buitenland is verzekerd; voortzettende ondernemers. Indien een ondernemer zijn onderneming (geheel of gedeeltelijk) overdraagt, kan hij bij de voortzettende ondernemer een lijfrente bedingen als tegenprestatie voor de overdracht van die onderneming. Dit kan zowel een natuurlijk persoon als een rechtspersoon zijn. De lijfrente kan echter niet worden bedongen bij de voortzettende echtgenoot; wel bij de voortzettende partner, niet zijnde echtgenoot. Deze voortzettende ondernemer moet in Nederland wonen, of in geval hij een rechtspersoon is, in Nederland zijn gevestigd; niet in Nederland gevestigde pensioenfondsen of levensverzekeraars anders dan in het geval van een vrijwillige voortzetting als hiervoor omschreven. Het pensioenfonds of de levensverzekeraar moet voldoen aan een aantal door de minister gestelde voorwaarden voor informatieverstrekking en het verstrekken van zekerheid. Voorbeeld Loes heeft een balletschool. Dit is een eenmanszaak. Omdat de zaken goed gaan, besluit Loes haar IB-onderneming te wijzigen in een BV. Ze wil de opgebouwde fiscale oudedagsreserve (FOR) en de stakingswinst omzetten in een lijfrentevorm. Is dit mogelijk? Het is mogelijk om haar opgebouwde FOR en stakingswinst om te zetten in een lijfrenteverzekering. De verzekering kan ze onderbrengen bij een professionele verzekeraar. Ze kan de lijfrenteverplichting ook onderbrengen in haar BV en een verzekering bedingen. De opgebouwde FOR en de stakingswinst kunnen ook worden omgezet in een bancaire lijfrente. Deze kan echter niet worden bedongen bij de eigen BV! 1

.1..8 Toegelaten financiële instellingen De lijfrentespaarrekening wordt aangehouden bij een kredietinstelling en het lijfrentebeleggingsrecht bij een beheerder van een beleggingsinstelling. Nader omschreven betreft het: een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen en de verplichting voor de heffing van vennootschapsbelasting rekent tot het binnenlands ondernemingsvermogen; een financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van beleggingsinstelling mag uitoefenen en die is gevestigd in Nederland; een onderneming of instelling die, anders dan hiervoor bedoeld, bevoegd is als kredietinstelling of als beheerder van een beleggingsinstelling op te treden onder door de minister te stellen voorwaarden. In het schema hierna zijn de verschillende kenmerken van de bancaire lijfrente en de lijfrenteverzekering op een rij gezet. Verzekeren Overlijden Uitkering bij overlijden komt toe aan de begunstigden. Huwelijksregime en erfrecht hebben hier doorgaans geen invloed op. Mogelijk om aanvullende overlijdensrisicodekking extra af te sluiten op dezelfde verzekering. Nalatenschap De uitkering valt niet in de nalatenschap van de erflater Als de nalatenschap negatief is, kan die verworpen worden, terwijl daarnaast de begunstiging uit hoofde van een levensverzekering aanvaard kan worden. Banksparen Overlijden Geen begunstigingsmogelijkheden. Huwelijksgoederenrecht en wettelijk erfrecht bepalen wat aan wie toekomt. Als de rekeninghouder of de houder van de het beleggingsrecht hier van af wil wijken dan zal hij dit testamentair moeten regelen. Dekking overlijdensrisico is alleen mogelijk door losse overlijdensrisicoverzekering af te sluiten. Nalatenschap Tegoed op de bankrekening valt in de nalatenschap van de erflater Er bestaat geen recht op de uitkering als de nalatenschap verworpen wordt, omdat deze negatief is. 15

Verzekeren Uitstel nabestaandenlijfrente Bij een lijfrenteverzekering bestaat een mogelijkheid de aankoop van een nabestaandenlijfrente uit te stellen indien er recht bestaat op ANW. Daling bij overlijden Bij een lijfrenteverzekering mogen de uitkeringen door het overlijden van de eerste verzekerde dalen tot maximaal 70%. Arbeidsongeschiktheid Arbeidsongeschiktheidsrente of premievrijstelling is mogelijk om mee te verzekeren. Levenslange oudedagslijfrente (nieuw regime) De termijnen: moeten toekomen aan de verzekeringnemer; moeten uiterlijk ingaan in het jaar waarin de verzekeringnemer de leeftijd bereikt die ligt vijf jaar na het jaar waarin de verzekeringnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt; en mogen uitsluitend eindigen bij het overlijden van de verzekeringnemer. Banksparen Uitstel nabestaandenlijfrente Bij een bancaire lijfrente bestaat de mogelijkheid om de aankoop van een nabestaandenlijfrente uit te stellen indien er recht bestaat op ANW. Daling bij overlijden Bij de bancaire lijfrente is een daling bij overlijden niet mogelijk. De uitkeringen worden voortgezet voor de nieuwe gerechtigden. Arbeidsongeschiktheid Premievrijstelling is niet mee te verzekeren. Hiervoor is ook geen verzekering af te sluiten. Een arbeidsongeschiktheidsrente is ook niet mee te verzekeren. Hiervoor kan een aparte AO verzekering afgesloten worden. Bancaire lange uitkeringen De termijnen: moeten toekomen aan de rekeninghouder; moeten uiterlijk ingaan in het jaar waarin de rekeninghouder de leeftijd bereikt die ligt vijf jaar na het jaar waarin de verzekeringnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt; en moeten minimaal 20 jaar + het aantal jaren dat de rekeninghouder op het moment van ingang jonger is dan 65, uitgekeerd worden. 16

Verzekeren Tijdelijke oudedagslijfrente (nieuw regime) De termijnen: moeten toekomen aan de verzekeringnemer; mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin de verzekeringnemer de leeftijd van 65 bereikt; en moeten uiterlijk ingaan in het jaar waarin de verzekeringnemer de 70-jarige leeftijd bereikt; en mogen niet meer bedragen dan 20.953. Banksparen Bancaire korte uitkeringen (< 20 jaar) De termijnen: moeten toekomen aan de rekeninghouder; mogen niet eerder ingaan dan in het jaar waarin de rekeninghouder de leeftijd van 65 bereikt; en moeten uiterlijk ingaan in het jaar waarin de rekeninghouder de 70-jarige leeftijd bereikt; en mogen niet meer bedragen dan 20.953. De lijfrentetermijnen moeten een minimum looptijd hebben van vijf jaar. Nabestaandenlijfrente (echtgenoot, partner of geen familie) De termijnen: moeten direct na het overlijden van de verzekerde (= verzekeringnemer of diens (gewezen) partner) ingaan; moeten toekomen aan een natuurlijk persoon (geen BV, stichting etc.). De lijfrentetermijnen moeten een minimale looptijd hebben van vijf jaar. Bancaire nabestaandenlijfrente (echtgenoot, partner of geen familie) De termijnen: moeten direct na het overlijden van de rekening houder ingaan; moeten toekomen aan een natuurlijk persoon (geen BV, stichting etc.). De lijfrente moet voldoen aan minimaal 1% sterftekans. De lijfrentetermijnen moeten een minimale looptijd hebben van vijf jaar. 17

Verzekeren Nabestaandenlijfrente (familielid ouder dan 30 jaar) De termijnen: moeten direct na het overlijden van de verzekerde (= verzekeringnemer of diens (gewezen) partner) ingaan; moeten toekomen aan een natuurlijk persoon (geen BV, stichting etc.); moeten levenslang worden uitgekeerd. Nabestaandenlijfrente (familielid jonger dan 30 jaar) De termijnen: moeten direct na het overlijden van de verzekerde (= verzekeringnemer of diens (gewezen) partner) ingaan; moeten toekomen aan een natuurlijk persoon (geen BV, stichting etc.); moeten uiterlijk eindigen: - in het jaar waarin de begunstigde 30 jaar wordt (eerder eindigen mag); of - levenslang worden uitgekeerd. Faillissement van de verzekeringnemer Er is een faillissementsbescherming. Oud regime lijfrentekapitaal Geen voorgeschreven begunstiging. Geen voorgeschreven lijfrentevormen. Ingang en einddatum zonder leeftijdsbeperkingen mogelijk. De lijfrente moet voldoen aan minimaal 1% sterftekans. Banksparen Bancaire nabestaandenlijfrente (familielid ouder dan 30 jaar) De termijnen: moeten direct na het overlijden van de rekening houder ingaan; moeten toekomen aan een natuurlijk persoon (geen BV, stichting etc.); moeten minimaal 20 jaar worden uitgekeerd. Bancaire nabestaandenlijfrente (familielid jonger dan 30 jaar) De termijnen: moeten direct na het overlijden van de rekening houder ingaan; moeten toekomen aan een natuurlijk persoon (geen BV, stichting etc.); tussen de eerste en de laatste termijn moet: - hetzij minimaal 5 jaar zitten, maar nooit meer dan het aantal jaren dat dit familielid jonger is dan 30 jaar; - hetzij minimaal 20 jaar. Faillissement van de rekeninghouder Met ingang van 1 oktober 2012 is er een faillissementsbescherming voor bancaire lijfrenten. Oud regime lijfrentekapitaal Indien oud regime lijfrentekapitaal wordt overgeboekt naar een bancaire lijfrenteuitvoerder, dan gaat het oude fiscale regime verloren en kan alleen gekozen worden voor een (al dan niet tijdelijke) oudedagslijfrente. 18

Verzekeren kapitaal waarvoor een overbruggingslijf rente mag worden aangekocht Deze lijfrentevorm is vervallen. Bij verzekeraars opgebouwde waarde tot 01-01-2006 mag nog worden aangewend voor een overbruggingslijfrente (of de volledige waarde als de laatste premie in de aangifte over 2005 of een eerdere aangifte is opgenomen). Redelijke termijn Verzekerde in leven, lopend jaar plus 1 kalenderjaar. Verzekerde overleden, lopend jaar plus 2 kalender jaren. Terugwentelingstermijn Jaar- en reserveringsruimte niet meer mogelijk, aftrekbaar in het kalenderjaar van betaling. Oudedagsreserve en stakingswinst indien ze zijn betaald of verrekend in het kalenderjaar óf in de eerste 6 maanden van het volgende kalenderjaar. Banksparen kapitaal waarvoor een overbruggingslijf rente mag worden aangekocht Bij een bank kan geen overbruggingslijfrente worden uitgevoerd. Met overgehevelde opgebouwde waarde tot 01-01-2006 naar banksparen kan alleen via een verzekeraar een overbruggingslijfrente worden aangekocht. Redelijke termijn Rekeninghouder in leven, lopend jaar plus 1 kalender jaar. Rekeninghouder overleden, lopend jaar plus 2 kalenderjaren. Terugwentelingstermijn Jaar- en reserveringsruimte niet meer mogelijk, aftrekbaar in het kalenderjaar van betaling. Oudedagsreserve en stakingswinst indien ze zijn betaald of verrekend in het kalenderjaar óf in de eerste 6 maanden van het volgende kalenderjaar..2 Omvang aftrek lijfrente-inleg Bij het bepalen van de hoogte van de aftrek wordt geen onderscheid gemaakt tussen de verzekering en het bankproduct. Waar wij hier spreken over de belastingplichtige of verzekeringnemer, hebben we het zowel over de verzekeringnemer als ook over de rekeninghouder. de belastingplichtige moet aantonen dat hij een pensioen tekort heeft Als de lijfrente aan de hiervoor genoemde voorwaarden voldoet, komt de inleg voor aftrek in aanmerking. Wil de belastingplichtige de inleg in aftrek brengen, dan moet hij aantonen dat hij volgens bepaalde normen een pensioentekort heeft. De belastingplichtige kan dit pensioentekort inlopen door gebruik te maken van de jaarruimte en de reserveringsruimte. Een ondernemer heeft twee extra mogelijkheden voor aftrek van de inleg. Hij kan namelijk de (fiscale) oudedagsreserve omzetten in een lijfrente. Daarnaast kan hij bij het beëindigen van de onderneming de hierbij behaalde winst - de stakingswinst - omzetten in een lijfrente. Hierna gaan we op deze vier mogelijkheden in. 19

.2.1 Jaarruimte Als de belastingplichtige de inleg in aftrek wil brengen, zal hij veelal gebruik moeten maken van de jaarruimte. Dit kan voor het laatst in het jaar waarin de belastingplichtige de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Om de jaarruimte over een belastingjaar te berekenen, moet gebruik worden gemaakt van de gegevens van het voorgaande belastingjaar. Dus de jaarruimte over 2013 wordt berekend met de gegevens van 2012. De jaarruimte kan met behulp van de volgende formule worden bepaald: Jaarruimte = (17% x PG) -/- 7,5 * A -/- F -/- BS waarbij: PG = premiegrondslag, bestaande uit de inkomensgrondslag van het voorafgaande jaar verminderd met een franchise van E 11.829; De premiegrondslag bedraagt maximaal E 162.57. De inkomensgrondslag is dus maximaal E 17.286. A = het bedrag van de aangroei van het pensioen in het voorafgaande jaar door toename van de F diensttijd (zogenaamde factor A); = de dotatie aan de FOR in het voorafgaande kalenderjaar, voorzover deze een verplichte afname in dat kalenderjaar overtreft; BS = het bedrag dat in het voorafgaande jaar wordt gedeblokkeerd voor vrijwillige premiebetaling voor een individuele module van een pensioenregeling. De jaarruimte bedraagt maximaal E 27.618. In de volgende paragrafen verduidelijken we de elementen uit de jaarruimte. 20

.2.1.1 Inkomensgrondslag De inkomensgrondslag bestaat uit het gezamenlijke bedrag van: de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de FOR en vóór de ondernemersaftrek; het belastbaar loon*; het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden; de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen. * De bijtelling over de auto van de zaak zit in het belastbaar loon. De auto van de zaak wordt echter niet meegenomen in de berekening van de pensioengrondslag in de pensioenregeling van de werkgever. Voorbeeld Menno is ondernemer. Hij heeft daarnaast een parttime dienstverband. In 2012 is zijn belastbare winst E 32.326. Een bedrag van E 6.000 is toegevoegd aan de FOR en de zelfstandigenaftrek bedraagt E 7.280. De MKB-vrijstelling is E.08. In 2012 levert het parttime dienstverband een belastbaar loon op van E 15.000. Menno bouwt géén pensioen op. Zijn jaarruimte over 2013 kan als volgt worden berekend: 17% * (E 32.326 + E 6.000 + E 7.280+ E.08 + E 15.000 -/- E 11.829 (2013)) -/- E 6.000 = E 3.01. factor A.2.1.2 Pensioenaangroei (factor A) Bouwt een belastingplichtige een oudedagsvoorziening op in de vorm van pensioen, dan beperkt dit zijn aftrekruimte. Wettelijk is dit vastgesteld op 7,5 maal de in het voorafgaande jaar opgebouwde pensioenaanspraken: de factor A. De factor A heeft alleen betrekking op de aangroei die het gevolg is van een toename van de diensttijd in het voorafgaande jaar. Aangroei door de zogenaamde backservice in de jaren voor het voorafgaande jaar telt niet mee. Dit geldt ook voor de aangroei voor slapers (pensioengerechtigden die niet meer in dienst zijn). De aangroei door betaling van vrijwillige pensioenpremies in het voorafgaande jaar uit een bedrijfsspaartegoed blijft eveneens buiten beschouwing. 21

Salaris-/diensttijdregelingen Bij salaris-/diensttijdregelingen (eindloon- en middelloonregelingen) ziet de factor A alleen op de stijging van het ouderdomspensioen. De factor A kan worden bepaald door het opbouwpercentage te vermenigvuldigen met de pensioengrondslag. Door de invoering van de Wet VPL kan een correctie plaatsvinden. De factor A komt hoger uit als de pensioenleeftijd in de pensioenregeling onder de 65 jaar ligt. In die gevallen moet de aangroei worden vermenigvuldigd met de factor uit de hierna opgenomen tabel. In de pensioenregeling vastgestelde ingangsdatum Factor 6 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar 2/1,85 63 jaar of ouder, doch jonger dan 6 jaar 2/1,71 62 jaar of ouder, doch jonger dan 63 jaar 2/1,59 62 jaar of ouder, doch jonger dan 62 jaar 2/1,8 jonger dan 61 jaar 2/1,38 Voorbeeld Petra heeft een middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 65 jaar en een opbouwpercentage van 1,75. Haar pensioengevend salaris is E 37.500. De AOW-franchise in de pensioenregeling is E 13.500. De factor A kan als volgt worden berekend: 1,75% x (E 37.500 -/- E 13.500) = E 20. Als de pensioenleeftijd van Petra 62 jaar is, moet de factor A worden vermenigvuldigd met 2/1,59. De factor A bedraagt dan 2/1,59 * E 20 = E 528,30. 22

Voorbeeld Arie (0 jaar) is werknemer. Zijn belastbaar loon in 2012 bedraagt E 85.000. Hij neemt deel aan een salaris-/diensttijdregeling. Het bedrag dat in het voorafgaande jaar uit een bedrijfsspaartegoed is gedeblokkeerd voor de vrijwillige betaling van pensioenpremies voor een individuele module, komt in dit geval niet tot uitdrukking in een stijging van het ouderdomspensioen. Het opbouwpercentage is 1,75; het pensioengevend salaris van het voorafgaande jaar is eveneens E 85.000; de AOW-franchise is E 25.000. De relevante factor A bedraagt E 1.050. Hij heeft E 1.283 van zijn bedrijfsspaargeld in het voorafgaande jaar aangewend voor een individuele pensioenmodule. De financieel adviseur van Arie berekent de maximale omvang van de jaarruimte als volgt: Jaarruimte over 2013 17% x (85.000 -/- 11.829) E 12.39 Af: 7,5 * A (= 7,5 x 1.050) E 7.875 Af: uit bedrijfsspaartegoed gedeblokkeerd bedrag voor individuele module in pensioenregeling E 1.283 Totaal aan nog beschikbare jaarruimte E 3.281 beschikbarepremieregelingen Beschikbarepremieregelingen Voor beschikbarepremieregelingen wordt de factor A berekend aan de hand van de volgende tabel: Indien de belastingplichtige bij het begin van het kalenderjaar ten minste oud is: maar jonger dan: is de factor: 15 jaar 20 jaar 0,36 20 jaar 25 jaar 0,30 25 jaar 30 jaar 0,25 30 jaar 35 jaar 0,21 35 jaar 0 jaar 0,17 0 jaar 5 jaar 0,1 5 jaar 50 jaar 0,12 50 jaar 55 jaar 0,10 55 jaar 60 jaar 0,08 60 jaar 65 jaar 0,07 23

De aangroei wordt berekend door de factor uit de tabel te vermenigvuldigen met de som van de relevante premiecomponenten. Deze componenten zijn het premiedeel voor: het ouderdomspensioen; het nabestaandenpensioen; de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid. tijdelijk overbruggingspensioen en prepensioen De premiedelen voor het tijdelijk overbruggingspensioen en het prepensioen blijven buiten beschouwing. De met deze premiedelen samenhangende aanspraken moeten dan wel van de overige aanspraken binnen de regeling worden onderscheiden. Is dat niet zo, dan worden deze premiecomponenten in de berekening meegenomen. Voorbeeld Ton (62 jaar) heeft een pensioenregeling op basis van beschikbare premie. Deze premie bedraagt op jaarbasis E 10.000. In de premie zit naast het premiedeel voor het ouderdomspensioen tevens een premiedeel voor het prepensioen. Dit laatste deel is (evenwel) niet afzonderlijk te onderscheiden. In dit geval moet de gehele premie (E 10.000) in aanmerking worden genomen. Bij een leeftijd van 62 jaar hoort binnen de tabel een factor van 0,07. De factor A bedraagt derhalve 0,07 x E 10.000 = E 700. 7,5 A is daarom gelijk aan E 5.250. Opgaveplicht voor pensioenuitvoerders Pensioenuitvoerders moeten de factor A binnen tien maanden na afloop van het kalenderjaar aan alle actieve deelnemers melden. oudedagsreserve.2.1.3 Vermindering: (fiscale) oudedagsreserve Alleen een zelfstandig ondernemer kan van de oudedagsreserve gebruikmaken. Bij de berekening van de jaarruimte moet de per saldo toevoeging aan de oudedagsreserve in het voorafgaande jaar in mindering worden gebracht. Dit saldo resulteert uit de in het kalenderjaar gedane dotatie verminderd met een verplichte afname van de oudedagsreserve. De vrijwillige afname door het omzetten van de oudedagsreserve in een lijfrente komt niet in mindering op de dotatie. Het saldo kan niet lager zijn dan nihil. 2

bedrijfsspaartegoed wordt gedeblokkeerd.2.1. Vermindering: bedrijfsspaargelden Het bedrag dat in het voorafgaande jaar uit een bedrijfsspaartegoed wordt gedeblokkeerd voor de vrijwillige betaling van pensioenpremies voor een individuele module van een pensioenregeling, vermindert de aftrekruimte. Voorbeeld Ans (38) geniet een belastbaar loon (in het voorafgaande kalenderjaar) van E 75.000. Zij deed mee aan een spaarloonregeling en heeft daarvan in het voorafgaande kalenderjaar E 2.000 aangewend voor een vrijwillige individuele pensioenregeling. Zij neemt deel aan een beschikbarepremieregeling. De totale beschikbare premie voor de collectieve regeling bedraagt in het voorafgaande jaar E 2.500. De relevante factor A bedraagt 0,17 x E 2.500 = E 25. De adviseur berekent voor haar de maximale jaarruimte als volgt: Jaarruimte 2012 (17% x PG) (17% x (75.000 -/- 11.829)) E 10.739 Af: 7,5A (7,5 x 25) E 3.187 Af: de gedeblokkeerde pensioenpremies E 2.000 Totaal aan nog beschikbare jaarruimte E 5.552 bij aangifte inkomstenbelasting een verzoek indienen.2.2 Reserveringsruimte De belastingplichtige die de jaarruimte van de zeven voorafgaande jaren niet (geheel) heeft benut, kan gebruikmaken van de reserveringsruimte. Hiervoor moet hij bij zijn aangifte inkomstenbelasting een verzoek indienen. De ruimte voor deze inhaalslag kent een maximumbedrag van E 6.989. Voor belastingplichtigen die op 1 januari 55 jaar of ouder zijn, is dit maximum E 13.802. Daarnaast is de reserveringsruimte gemaximeerd tot 17% van de premiegrondslag. Deze wordt bepaald aan de hand van de inkomensgegevens in het jaar voorafgaande aan het belastingjaar ten laste waarvan de lijfrentepremie wordt gebracht. 25

drie grenzen Het aftrekbare bedrag kent dus drie grenzen: 1 het niet-gebruikte deel van de jaarruimte van de afgelopen zeven jaar; 2 E 6.989 (bij aow-gerechtigde leeftijd verminderd met tien jaar of ouder: E 13.802); 3 17% van de premiegrondslag. De verzekeringnemer kan het laagste bedrag van deze drie als reserveringsruimte benutten. Zoals gezegd, kan de jaarruimte voor de laatste keer worden benut in het kalenderjaar waarin de verzekeringnemer de aow-gerechtigde leeftijd bereikt. In de jaren daarna kan hij van de reserveringsruimte gebruikmaken. De niet-benutte jaarruimte uit het oudste jaar wordt geacht als eerste te worden benut. berekenen welke jaarruimte nog openstaat Als de belastingplichtige van de reserveringsruimte gebruik wil maken, moet hij berekenen welke jaarruimte uit de voorgaande zeven jaren nog openstaat. In 2003 en 200 is de systematiek aangepast. Nu moet de belastingplichtige de gegevens van het voorafgaande jaar gebruiken. In onderstaande tabel is weergegeven welke gegevens van welk jaar nodig zijn voor de bepaling van de jaarruimte. 26

Jaar van aftrek Inkomensgegevens Factor A Franchise Maximale inkomensgrondslag Maximale jaarruimte Maximale reserveringsruimte Tot 55 jaar Vanaf 55 jaar 2006 2005 2005 10.816 159.395 25.258 6.389 12.621 2007 2006 2006 10.990 161.97 25.663 6.92 12.823 2008 2007 2007 11.155 115.961 17.817 6.590 13.016 2009 2008 2008 11.35 167.172 26.91 6.703 13.238 2010 2009 2009 11.561 170.39 26.99 6.831 13.90 2011 2010 2010 11.631 171.372 27.156 6.872 13.571 2012 2011 2011 11.829 17.286 27.618 6.989 13.802 2013 2012 2012 11.829 17.286 27.618 6.989 13.802 Voorbeeld Ludo (30) heeft zeven jaar lang door omstandigheden zijn jaarruimte niet benut. De jaarruimte van de jaren een tot en met zeven bedraagt jaarlijks E 6.000. Z n financieel adviseur wijst hem op de reserveringsruimte, zodat hij alsnog in jaar acht een deel van de gemiste lijfrentepremie-aftrek kan inhalen. Kan Ludo het volledige bedrag (7 * E 6.000) in mindering brengen op zijn inkomen? Nee, de reserveringsruimte is beperkt tot 17% van de premiegrondslag met een maximum van E 6.989 per kalenderjaar. Is de omvang van de premiegrondslag van Ludo voldoende, dan kan hij in jaar acht maximaal E 6.989 als reserveringsruimte benutten. De jaarruimte van jaar een is nu alsnog volledig benut. De niet-benutte jaarruimte uit jaar twee bedraagt E 5.011. Naast de reserveringsruimte kan Ludo onbeperkt gebruikmaken van de jaarruimte uit jaar acht. 27

Voorbeeld Yvette is 0 jaar. In dit jaar en de afgelopen zeven jaar bedraagt haar premiegrondslag E 65.000. Zij heeft geen pensioenregeling. Jaarlijks heeft ze wel steeds E 3.500 aan lijfrentepremies betaald en in mindering gebracht op haar inkomen in box 1. De maximaal te benutten reserveringsruimte voor Yvette: 17% * E 65.000 = E 11.050. De benutte jaarruimte bedraagt E 3.500, zodat de niet-benutte jaarruimte telkens E 7.550 bedraagt. Op grond van de reserveringsruimte kan Yvette maximaal E 6.989 in aftrek brengen. De niet-benutte jaarruimte uit het oudste jaar wordt als eerste in aanmerking genomen. Door het maximum van E 6.989 blijft per saldo van de jaarruimte van het oudste jaar E 561 onbenut. Dit geldt ook voor de volgende jaren. Als Yvette de maximale lijfrentepremieaftrek wil benutten, is het aan te raden de jaarruimte zo veel mogelijk te benutten in dat jaar zelf. urencriterium belastinguitstel.2.3 Omzetting oudedagsreserve in een lijfrente De belastingplichtige die een onderneming drijft, wordt - onder voorwaarden - voor de inkomstenbelasting als ondernemer aangemerkt. Als de ondernemer aan het zogenoemde urencriterium voldoet, kan hij een oudedagsreserve opbouwen. De belangrijkste eis van het urencriterium is dat de ondernemer ten minste 1.225 uur per jaar besteedt aan zijn onderneming(en). Deelname aan de oudedagsreserve houdt in dat er ten laste van de winst een bedrag aan deze reserve wordt toegevoegd. Deze dotatie bedraagt 12% van de winst en is gemaximeerd tot E 9.52. In verband met de verhoging van de AOW-leeftijd is de maximale dotatie aan de oudedagsreserve in 2012 verlaagd. De stand van de oudedagsreserve mag door de dotatie niet boven het ondernemingsvermogen uitkomen. Als de ondernemer bij aanvang van het kalenderjaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, kan hij niet meer doteren. De oudedagsreserve valt uiterlijk vrij op het moment dat de onderneming is beëindigd. Het doel van de oudedagsreserve is de ondernemer in staat te stellen te sparen voor zijn oudedag. In feite is echter slechts sprake van belastinguitstel. De dotatie aan de oudedagsreserve brengt de ondernemer op dat moment ten laste van de winst. Hierdoor is minder inkomstenbelasting verschuldigd. De vrijval van de oudedagsreserve in de toekomst wordt aangemerkt als winst en hierover is inkomstenbelasting verschuldigd. 28

FOR omzetten in een lijfrente Door (een deel van) de oudedagsreserve om te zetten in een lijfrente kan de ondernemer de oudedagsreserve toch gebruiken om te sparen voor zijn oude dag. Bij de omzetting brengt de ondernemer de inleg als uitgave voor inkomensvoorziening in mindering op het inkomen in box 1. Tegelijkertijd neemt de oudedagsreserve af met het voor de lijfrente benutte bedrag. Deze afname wordt in box 1 als winst belast. Een uitvoerige omschrijving van de begrippen ondernemer en oudedagsreserve gaat het bestek van deze uitgave te buiten. Wij volstaan dan ook met hetgeen wij hiervoor hebben vermeld. De ondernemer kan ook profiteren van de jaarruimte en de reserveringsruimte. Bij de berekening van de jaarruimte moet wel rekening worden gehouden met de dotatie aan de oudedagsreserve. De dotatie verlaagt de aftrek op grond van de jaarruimte. Voorbeeld Jannie heeft een winkel in kinderkleding. De winst uit onderneming bedraagt in 2013 E 50.000. Zij heeft per 1 januari 2013 een FOR op de balans staan van E 20.000. De winst in 2012 is gelijk aan die van 2013. In 2012 heeft Jannie een dotatie gedaan aan de FOR. Zij wil een voorziening opbouwen voor later en wil weten wat de maximale lijfrentepremieaftrek is in 2013. Welk bedrag kan ze omzetten in een lijfrente? Dit jaar kan een bedrag van (12% x 50.000 =) E 6.000 aan de FOR worden toegevoegd. De FOR bedraagt dan E 26.000. Daarnaast heeft zij een jaarruimte van: 17% x PG - F - 7,5 A = 17% x (50.000-11.829) - 6.000 = E 89. De maximale lijfrentepremieaftrek op grond van de jaarruimte en de omzetting van de FOR bedraagt: Jaarruimte E 89 Omzetting FOR E 26.000 Totaal E 26.89.2. Omzetting stakingswinst in een lijfrente Naast het omzetten van de oudedagsreserve in een lijfrente heeft de ondernemer nóg een mogelijkheid voor verhoging van de aftrek van de inleg: het omzetten van de stakingswinst in een lijfrente. 29

Stakingswinst Stakingswinst is alle winst behaald met of bij het geheel of gedeeltelijk staken van een onderneming. Hieronder dient te worden verstaan de goodwill, stille en fiscale reserves. De stakingswinst wordt progressief belast in box 1. goodwill, stille en fiscale reserves Goodwill De winst die de ondernemer behaalt bij de verkoop van de onderneming, bestaat in de meeste gevallen uit de verkoopsom verminderd met de fiscale boekwaarde. Deze stakingswinst bestaat dan uit goodwill en stille reserves. De waarde van de goodwill wordt veelal gevormd door klantenkring, plaats en naamsbekendheid. Stille reserve Een stille reserve is het verschil tussen de waarde in het economisch verkeer en de fiscale boekwaarde van de bedrijfsmiddelen. De stille reserve ontstaat door verschil in economische en fiscale afschrijvingen en waardeontwikkelingen. kostenegalisatiereserve of een herinvesteringsreserve Fiscale reserves De ondernemer kan ten laste van zijn fiscale winst reserves opbouwen. Te denken valt aan een kostenegalisatiereserve of een herinvesteringsreserve. Bij het einde van het ondernemerschap vallen deze reserves vrij in de (stakings)winst. Zoals vermeld, wordt de stakingswinst progressief belast in box 1. De ondernemer kan de extra lijfrenteinleg als uitgaven voor inkomensvoorziening in mindering brengen op het inkomen in box 1. 30