Lichtvisie West-Vlaams platteland Lichtconcepten en elementen voor operationalisering ervan in lichtprojecten



Vergelijkbare documenten
code van goede praktijk LICHTVISIE WEST-VLAAMS PLATTELAND basisopleiding openbare verlichting module 3 dec. 2011

13. Openbaar groendomein

parkeerterrein Beleids- en beheerscontext informatieve basis Doelen en principes te volgen code van goede praktijk

Lichtvisie. West-Vlaanderen. Kwaliteitsvolle OPENBARE VERLICHTING in West-Vlaanderen. Code van goede praktijk

9. Dorpskerk en identiteitsbepalend gebouw

verlichting omheen de sportvelden

7. Vrijliggende fietsweg in de open ruimte

woonwijkje / verkaveling

Lichthinder in de wetgeving. Friedel Pas, Preventie Lichthinder vzw

Lichtplan Herentals April

lichtplan Gentse kanaalzone

Doorlichting van monumentverlichting 2 cases in Blankenberge en Oostkamp

Gemeenteraadsverkiezingen 2012 MEMORANDUM PREVENTIE LICHTHINDER

Titel van de presentatie

energiecoach verlichting

Openbare verlichting: hoe kan het efficiënter?

Duurzame openbare verlichting: praktijkgetuigenis stad Aalst

Sportveldverlichting. Besparen met LED-verlichting?

Doorlichting van monumentverlichting 2 cases in Hooglede en Avelgem

Matthias Botterman 1D1 Stedelijke ontwikkeling en woonbeleid. Lichtplan Gent

Beleidsuitgangspunten. openbare verlichting. Midden-Drenthe

LED OP HET LICHT OP STRAAT. Openbare verlichting voor veiligheid maar houdt ook rekening met nachtdieren

Sportveldverlichting EEN STAND VAN ZAKEN. Hoevelaken, 29 januari 2015

Lichtvisie voor de Vlaamse gewestwegen

Lichtvisie gewestwegen in Vlaanderen : Belangrijkste wijzigingen Klik om titel toe te voegen Erik De Bisschop

Verlichting. 1 Inleiding Gewenste lichtsterkte Verlichtingssystemen... 3

LED-pilootsite Bevingen-centrum

NBN-EN : Werkplekverlichting binnen

Elke dag verdient een Nacht van de Nacht! Bewonersinitiatief. Alleen licht op straat, niet in de lucht, in groengebieden en boven water.

Openbare verlichting: Uitdoven of beheren?

3,5-5 m LEDOPLOSSING MET LAAG AG ENERGIEVERBRUIK VOOR RESIDENTIËLE ZONES. Muursteun. Rechte paal. Voetplaat. kio led

LUX op energiezuinige stand

Verlichting PREBES 04/12/2018. Enkele begrippen Wetgeving en normen Metingen Noodverlichting Blue Light Hazard

EIR LUCHTEN.

Slimme openbare verlichting Tips voor Drentse provincie en gemeente

EINDRAPPORT ENERGIE-AUDIT OPENBARE VERLICHTING

Soft Dim. Dimbaar warm ledlicht

Relighting. Brussel Elektriciteitsverbruik per sektor (%) (België)

Openbare verlichting

ADVIES WIJZIGING BVR SUBSIDIËRING TERREINEN WOONWAGENBEWONERS

Relighting LED. Technologische verkenning voor een case study. Arnaud Deneyer. 22 oktober 2014

Belfius award Slimme stad Maneblussers gaan met visie voor Lunavision

Led in algemene verlichting

Energiebesparing met leds

Beleid in hoofdpunten Licht in de Openbare Ruimte in de gemeente Dronten

Wegen. Foto: N374 in Borger. Gebiedsontsluitingsweg binnen de kom. Gemeente Borger-Odoorn besluit gemeenteraad: 8 maart 2018; nr. 18.

BIJLAGE 3 TOELICHTING ENERGIEVERBRUIK EN ENERGIEBESPARINGSOPTIES

ENERGIEZUINIGE BEDRIJVENTERREINEN. 18 april 2013

Gemeentelijk besluit Energiebesparing bij Openbare Verlichting (OVL)

LUX op energiezuinige stand

Ondersteuning lokale projecten klimaat (proeffase)

Product naam: MM03712

Linea 161. Ambiance verlichting J Linea 161

Instapreeksen Kennisplatform Openbare Verlichting (Regio) Masterplan OV

PIJLER 2 Consistente snelheidsregimes bevorderen leesbaarheid van de weg (Fiche 12)

dhr. T. de Vries - Openbare werken 3. Beheer openbare ruimte

MULTIFUNCTIONAL TM. Kenmerken. Specifications. Toepassingsgebied. Tel

Product naam: MM08257

Opmaak van een lichtplan voor de stad Aalst

Lichtvisie gewestwegen - Dynamische en intelligente fietspad- en LED-verlichting

Vermindering total cost of ownership in bestaande verlichtingsinstallaties

Seminarie IBE-BIV. Functionele LED-toepassingen in office, retail en hospitality.

BELEIDSPLAN OPENBARE VERLICHTING BIJLAGE 2 VERLICHTINGSTECHNIEK

Commissie Verkeer en Mobiliteit 24/06/2013. Masterplan Openbare Verlichting

Philips CoreLine Wall mounted De duidelijke keuze voor LED.

SUFA SF200 SF400 SF800

!!!! " #$%&'( ) *! +!$%&$, )!!+#! *!! $%&'(! $%&$, -! $%&'(!*# $%&$, *!.$%&'(!!# $%&$, * *! **!!! #. % 1!!2 1 ) #+2! 2!

Licht en duisternis. Eindhoven 18 februari

Het Lichtplan. Jordi Peelman

OPENBARE VERLICHTING VERKEERSSIGNALISATIE EN LICHTPLAN STAD GENT

Product naam: MM08180

Beoordeling van de Lichthinder Project: SC Valburg

Opleiding. Energie in duurzame gebouwen. Leefmilieu Brussel AUDIT VAN VERLICHTINGSINSTALLATIES. Fiorenzo NAMECHE

Besparen op de Energiefactuur in. Scholen. Goed & Energiezuinig Verlichten. Chris VANDENDAEL. Leuven. n nv URL:

Product naam: MM03590

Fietspad/wandelpad. Openbare Verlichting & Verkeersregelinstallaties. >> Als het gaat om energie en klimaat

MULTIFUNCTIONAL WAPA. Kenmerken. Specificaties. Toepassingsgebied. Tel

Wegen. - Erftoegangswegen. Binnen de kom in principe 30 km/uur en buiten de kom in principe 60 km/uur.

voordeel van philips in lighting

Richtinggevend gedeelte

Vlaams Elektro Innovatiecentrum. Werkplekverlichting. Algemeen:

Flikkervrij dimmen tot 1%! AVILED premium Geavanceerde LED verlichting voor pluimvee

Led verlichting en dimmen.

Gaan de sterren weer stralen dankzij energiebesparing op verlichting?

Philips CoreLine Wall mounted De duidelijke keuze voor LED.

LUX op energiezuinige stand

De realisatiegraad van het bovenlokaal functioneel fietsroutenetwerk

ED g ErLichtin ral L DuurzAmE v Ast

Armaturen met vlakke diffusor

ruimtelijk structuurplan provincie Limburg richtinggevend gedeelte richtinggevend gedeelte

Hoe moet het: gokt u ernaar of weet u het?

Blokhoeve Blok Oost te Nieuwegein Lichthinderonderzoek tennispark Heidehal

LED en Verlichting. Van fakkel naar oled. Pieter Ledeganck Charlotte Claessens.

Product naam: MM03285

Moeilijk te lezen wanneer het contrast slecht is

Armaturen met vlakke diffusor

Case-studie: Kinderopvang Globe te Ukkel

duurzame verlichting claro 1

Kardó. Eindeloos licht combineren

Product naam: MM03075

Transcriptie:

Lichtvisie West-Vlaams platteland Lichtconcepten en elementen voor operationalisering ervan in lichtprojecten

Inhoud deel I algemene context... 3 1. Situering...4 2. Van toepassing zijnde wetgeving en regelgeving... 13 3. Beheersaspecten van goede openbare verlichting... 20 deel II visie op openbare verlichting in het platteland... 27 4. Algemene visie... 28 deel III verlichting per ruimtecategorie... 39 5. Doortocht door een dorpskern aan een weg met veel verkeer of aan een lokale weg... 40 6. Weg tussen twee dorpen... 52 7. Vrijliggende fietsweg in de open ruimte... 58 8. Woonwijkje of verkaveling... 64 9. Dorpskerk en identiteitsbepalend gebouw... 70 10. Parkeerterrein... 76 11. Sportterrein... 81 12. Bedrijventerrein... 89 13. Openbaar groendomein... 95 Bijlagen... 100. colofon project: lichtvisie west-vlaams platteland opdrachtgever: provincie west-vlaanderen m.m.v. wvi, leiedal, vlm projectleiders: Niek De Roo en Sarie Buffel opdrachtnemer: OMGEVING & ATELIER ROLAND JEOL p/a OMGEVING cvba uitbreidingstraat 390 2600 berchem-antwerpen t 03 448 22 72 f 03 440 13 93 www.omgeving.be 2

deel I algemene context Dit deel geeft voor het geheel van het West-Vlaams platteland de actuele context weer waarbinnen de lichtvisie wordt opgemaakt. Daar deze context regelmatig evolueert, zal dit deel in de toekomst wanneer nodig moeten worden geactualiseerd. 3

1. Situering 1.1. Aanleiding voor deze lichtvisie Het West-Vlaams platteland is nog een relatief donker gebied. Dit is een belangrijk kenmerk en een belangrijke kwaliteit. Toch wordt vastgesteld dat bij projecten van dorpskernvernieuwing en bij de aanleg van nieuwe infrastructuren zoals fietspaden en sportterreinen deze kwaliteit onder druk komt te staan. Meestal is dit het gevolg van een keuze voor standaardoplossingen. Soms spelen ook bekommernissen van (sociale) veiligheid daarbij een rol. Ook de ambitie om de avondlijke beleving van interessante plaatsen in dorpen te bevorderen met aangepaste sfeerverlichting leidt soms tot bijkomende verlichting. Tegelijk is bij vele beheerders van openbaar domein de bekommernis gegroeid en aanwezig om zo efficiënt mogelijk om te gaan met openbare verlichting, het energiegebruik ervan maximaal te beperken en lichthinder en lichtvervuiling te vermijden. Zowel milieu- als budgettaire overwegingen spelen daarin mee. Tot slot is de regelgeving voor openbare verlichting in evolutie en wijzigt ook de toepasbare technologie doorheen onderzoeken en experimenten voortdurend en aan hoog tempo. Al deze redenen samen maken dat er nood is aan een specifieke visie op de openbare verlichting in een plattelandscontext, waarbij zo spaarzaam, zorgvuldig en kwaliteitsvol mogelijk met openbare verlichting wordt omgegaan, op maat van de ruimten en dorpen van het platteland en zonder het functioneren of de veiligheid in het gedrang te brengen. Het provinciebestuur wil hiervan, samen met Leiedal, de West-Vlaamse Intercommunale, Intercommunale Leiedal en de Vlaamse Landmaatschappij werk maken en een voortrekkersrol terzake opnemen. 1.2. Opzet van de lichtvisie Het hoofdopzet van deze lichtvisie is een actief toepasbaar beleidsdocument voor het platteland van West-Vlaanderen, toepasbaar door alle betrokken en bevoegde actoren / partners bij openbare verlichting te zijn. De lichtvisie zal daarbij : een leidraad zijn voor jarenlange uitvoering op het terrein, met enerzijds duidelijke punten van consensus waarover geen verder discussie meer hoeft te worden gevoerd, en anderzijds punten waarover nog discussieruimte aanwezig is pilootprojecten initiëren en ondersteunen die de gewenste verlichtingsopties stapsgewijze zichtbaar maken in de verschillende plattelandsregio s en gemeenten een leidraad zijn voor zowel de provincie en de gemeenten, Eandis en Infrax als netbeheerders van de openbare verlichting en andere openbare beheerders van publiek domein (de Vlaamse wegenadministratie AWV, De Lijn, W&Z), alsook in bijkomende orde voor private verlichting particuliere personen en instanties waarvan de gebouwen en eigendommen aan dat publiek domein grenzen, in het bijzonder in bedrijventerreinen vermits deze veelal in één geheel met een sterke wisselwerking tussen openbare en private verlichting worden gerealiseerd. Een ruimere structurele benadering van private verlichting is belangrijk, maar valt buiten de reikwijdte van deze lichtvisie. 4

1.3. Opbouw en statuut van dit document vanuit het globale planproces De werkzaamheden in de begeleidingsgroep van de lichtvisie hebben er toe geleid dat de lichtvisie een drieledig statuut krijgt. Dit informatieve deel I situeert het document, geeft een aanzet met een aantal basisbegrippen over lichtkwaliteit en beschrijft de hoofdlijnen van de actuele beleids- en beheerscontext voor openbare verlichting. Deel II geeft de algemene visie voor de verlichting in het West-Vlaams platteland weer. Het wordt door de initiatiefnemende instanties als het te volgen kader bij de verschillende lichtprojecten goedgekeurd en gevolgd; het is zinvol dat zoveel mogelijk instanties uit de begeleidingsgroep zich hierbij aansluiten. Deel III beschrijft de verlichting voor negen types van ruimten die veel in het platteland voorkomen. Dit gebeurt telkens in drie onderdelen met een onderscheiden statuut. De specifieke, actueel van toepassing zijnde regelgeving en beleids- en beheerscontext wordt informatief weergegeven. Daar deze context regelmatig evolueert, zal dit deel in de toekomst wanneer nodig moeten worden geactualiseerd. De doelen en principes voor de verlichting van dat soort ruimte worden beschreven als een code van goede praktijk, die door de initiatiefnemende instanties als het te volgen kader bij de verschillende lichtprojecten zal worden goedgekeurd en gevolgd en waarbij het zinvol is dat zoveel mogelijk instanties uit de begeleidingsgroep zich hierbij aansluiten. Deze elementen worden stimulerend en aansturend bij zoveel mogelijk concrete lichtprojecten op het terrein gehanteerd. Mogelijk kunnen deze doelen en principes de komende jaren aan de hand van de evoluerende praktijk nog (lichtjes) worden bijgesteld, maar dit gebeurt alleen sequentieel, goed gemotiveerd en met goedkeuring van de hoogste beleidsinstanties. En ten derde wordt per soort ruimte aangegeven op welke wijze de concepten en principes kunnen worden geoperationaliseerd. Op dit meer praktische en uitvoeringsgerichte vlak is er meer ruimte voor discussie en interpretatie naar aanleiding van verschillende concrete lichtprojecten. Deze richtinggevende subhoofdstukken hebben dan ook het statuut van een leidraad waarvan in functie van de specifieke context van het project een precieze invulling kan worden gegeven of van worden afgeweken. Uiteraard gebeurt dit op gemotiveerde wijze. Deze elementen kunnen aan de hand van de evoluerende praktijk op regelmatige basis (bijv. jaarlijks) worden geactualiseerd. Deze negen types van ruimten zijn : een doortocht en dorpskern aan (gewest)weg met veel verkeer een doortocht en dorpskern aan een lokale weg een weg tussen twee dorpen een woonwijkje of verkaveling een vrijliggende fietsweg in de open ruimte een dorpskerk een parkeerterrein een sportterrein 5

een bedrijventerrein een openbaar groendomein. De lichtvisie wordt rekening houdend met de drie statuuttypes voor goedkeuring aan de deputatie voorgelegd. Voor de informatieve en richtinggevende delen geeft deze hierbij mandaat aan de provinciale diensten om deze indien noodzakelijk van het overleg met de partners inzake openbare verlichting te actualiseren. 1.4. Vooropgesteld vervolgproces kennisplatform openbare verlichting De vier partners verbinden zich ertoe om, de onder hoofdstuk 4.6 voormelde, basisprincipes voor een code van goede praktijk voor openbare verlichting in het platteland zowel toe te passen in eigen projecten als bij projecten waarvoor ze ondersteuning of subsidie verlenen. Daarnaast zullen ook de nodige initiatieven genomen worden om het draagvlak voor die code van goede praktijk te promoten en te vergroten. Gedacht wordt hierbij aan vorming, begeleiding, advies en sensibilisering. Als kers op de taart wordt verder gewerkt aan het oprichten van een Kennisplatform Openbare Verlichting West-Vlaanderen dat voor de periode 2011-2012 aan de slag zal gaan. Dit omdat deze lichtvisie geen eindpunt is in het denkproces. De technologische mogelijkheden evolueren immers zo snel, de regelgeving wordt regelmatig verfijnd en zeker op vlak van concrete uitvoering en beheer van een aantal vernieuwende technieken moet nog meer ervaring worden opgedaan alvorens tot meer definitieve keuzen of keuzevorken te komen. Het platform zal functioneren als een netwerk en een forum met een vaste agenda waarbij de hoofdtaak komt te liggen op kennisuitwisseling: opvolgen nieuwe ontwikkelingen, ervaringsuitwisseling over projecten en proefprojecten, verfijning van de technische fiches en eventueel van de conceptfiches uit deze lichtvisie, vorming. Op basis van deze kennisuitwisseling staat het Kennisplatform ook in voor een regelmatige actualisering van de informatieve en richtinggevende delen van deze lichtvisie. 6

1.5. Een goed begrip van lichtkwaliteit Het landschap van het platteland dient zowel bij dag als bij nacht overdacht. Zo mag de nacht geen loutere reproductie bieden van hetgeen men overdag ziet, maar moet zij integendeel een andere emotie laten beleven. Door s avonds en/of s nachts vergeten aspecten van de dorps- en plattelandsweefsels in het oog te laten vallen, laat het licht toe symbolische punten te accentueren. Evenzo beïnvloedt de kwaliteit van het gebruikte licht voorzeker gewenste lichtsferen. De nachtelijke waarneming van een dorps- of plattelandsruimte of van een waardevol punt kan totaal anders uitvallen naargelang de oriëntatie, de kleurtoon en de kleurweergave van het licht. Deze drie basisbegrippen van het kunstlicht zijn bepalend en dienen expliciet geïntegreerd te worden in alle projecten van platteland of architecturale verlichting. Andere relevante begrippen over kunstlicht en lichtkwaliteit zijn beschreven in het lexicon in bijlage. 1.5.1. Lichttoon of kleurtemperatuur Het gamma van wittonen in kunstlicht varieert van zogenaamde warme tinten (lager dan 3000 K) over de neutrale of intermediaire tinten (ongeveer 3000 K) tot de koude tinten (boven 4000 K). Het volledige gamma strekt zich uit van 2000 tot 10.000 K. Bij voorbeeld zal, voor eenzelfde te verlichten element, het bekomen effect zeer verschillend zijn naargelang de gebruikte kleurtemperatuur. Het is daarbij zowel mogelijk de warme toon van warme materialen (hout, zeil, steen, warme kleur van beige of rood) of de koude toon van koude materialen (glas, metaal, leien, koude kleur van groen of blauw) te versterken, als diezelfde natuurlijke tonen van de materialen te minimaliseren door de omgekeerde behandeling. Gamma van lichttonen van wit licht 7

Chromatisch kleurengamma 1.5.2. Kleurweergave Dit begrip is onafhankelijk van het begrip kleurtemperatuur. De kleurweergave-index van een lamp drukt haar capaciteit uit om de natuurlijke kleur van een verlicht element weer te geven. Deze index is niet representatief wanneer ze lager dan 50 is: de natuurlijke kleur zal dan grotendeels of volledig worden overschreven door de kleur van het licht. Met een index tussen 50 en 100 zal de natuurlijke kleur van de elementen beter worden weergegeven naarmate de index toeneemt. 8

1.5.3. Oriëntatie van het licht Dit aspect is vooral voor de aanlichting van waardevolle gebouwen en patrimonium van belang. Naargelang de plaats en de oriëntatie van de lichtbundel ten overstaan van het te verlichten oppervlak (zie rode pijlen op onderstaande figuren) kan de weergave van dat oppervlak totaal verschillen. Tegenduikend licht Licht georiënteerd van laag naar hoog (tegen-duikend licht) laat toe het voorkomen en de uitstraling van een gebouw te verhogen. Scherende en semi-scherende verlichting, met oriëntatie van de projectoren van beneden naar boven : een semi-scherend licht zal schaduwen creëren die gunstig zijn voor het in reliëf zetten van architecturale details. De kleurweergave zal homogeen zijn een scherend licht zal te grote schaduwen creëren op de architecturale elementen en details; deze zullen de lichtbundel doorsnijden. Dit type verlichting kan niettemin zinvol worden toegepast voor rechtlijnige oppervlakken zoals daken en schoorstenen De installatie van tegenduikende verlichting dient nauwkeurig afgesteld om lichthinder te vermijden. Tweemaal semi-scherend licht Punctueel semi-scherend licht Scherend licht 9

Indirect licht De verlichting gebeurt door reflectie van het licht op een oppervlak. Indirect licht geeft een zacht, niet-agressief lichteffect en laat toe warme sferen te bereiken doordat de schaduwen minder scherp zijn. Tegenlicht Bij tegenlicht of een licht in negatief contrast is de verlichting geïntegreerd aan de binnenzijde van een element of een volume. Dit laat toe de elementen in het oog te laten vallen door hun silhouet, donker op een lichte achtergrond (zinvol bij bijv. arcaden, balkons, balustrades). Frontaal licht Bij frontaal licht gebeurt de verlichting min of meer loodrecht op het oppervlak. Het resultaat is een uniforme verlichting, zonder schaduw die de architecturale elementen kan ondersteunen. Frontaal licht zal de detailelementen van een gevel verbrijzelen. 10

1.5.4. Visueel comfort en lichtvervuiling Verlichting aangepast aan de menselijke waarneming visueel comfort Het menselijk oog past zich (na een korte overgangsperiode) goed aan aan de aanwezige lichthoeveelheid in de omgeving. We zien dan ook behoorlijk veel in een weinig verlichte omgeving, wanneer ons oog daar even aan kan wennen, of wanneer een zeer zachte (indirecte) verlichting aanwezig is waarbij je niet verblindend in een lamp kijkt. In zulk een zacht verlichte omgeving voelen de meeste mensen zich volkomen veilig en zien we veel meer elementen in die omgeving dan wanneer er zich felle lichtpunten (en zeker verblindende lampen) bevinden: die trekken alle aandacht van onze blik naar zich toe en beletten onze ogen om elementen buiten de rechtstreeks verlichte delen te onderscheiden, waardoor we ons minder veilig voelen. Maximaal elke verblinding en rechtstreekse zichtbaarheid van de lichtpunten beperken laat dan ook toe een overaanbod aan lichthoeveelheid en dus aan energieverbruik te vermijden. De optische eigenschappen van de voorgestelde verlichtingspunten zijn van een zeer hoge kwaliteit en bijgevolg ook van een hoog rendement. Het gebruik van (bijna) vlakke glasplaten onder de verlichtingstoestellen vermijdt het druppeleffect en zorgt er voor dat de lamp maximaal verborgen is en pas op het laatste moment (onder een grote zichthoek) rechtstreeks zichtbaar wordt. Dit visueel comfort laat toe met een kleinere lichthoeveelheid toch een optimale verlichting te bieden; evenwel kan het zijn dat meer lichtpunten nodig zijn hetgeen en hogere kostprijs en een grotere weerkaatsing van licht naar de atmosfeer geeft. Lichthinder en lichtvervuiling Er worden in Vlaanderen vaak twee verschillende termen gebruikt. Lichthinder en lichtvervuiling. Voor beide termen bestaan diverse definities. In Vlaanderen wordt meestal gewerkt met de definities die terug te vinden zijn in de Milieu Rapporten: Lichthinder is de overlast veroorzaakt door kunstlicht, als regelrechte verblinding, als verstorende factor bij het verrichten van avondlijke of nachtelijke activiteiten, of als bron van onbehagen. Een bijzonder gevoelige groep voor lichthinder zijn de astronomen. Ook dieren ondervinden lichthinder door versnippering en beïnvloeding van hun leefgebied en verstoring van hun bioritme. Voor planten werden weinig of geen nadelige effecten vastgesteld met uitzondering van vorstschade door het langer vasthouden van de bladeren in de herfst. Lichtvervuiling is de verhoogde helderheid van de nachtelijke omgeving door overmatig en verspillend gebruik van kunstlicht. Het beleid in Vlaanderen is vooral afgestemd op de definitie van lichthinder. Het gaat daarbij dus vooral op de negatieve gevolgen die van op de grond vastgesteld wordt aan de hand van slechte verlichting. De algemeen aanvaarde internationale definitie van UNESCO luidt als volgt: Lichtvervuiling is elke introductie van licht door de mens, direct of indirect, van kunstmatig licht naar de omgeving. Deze definitie is op dezelfde wijze opgebouwd als voor andere vervuilingsvormen en tracht ook rekening te houden met internationaal recht. Volgens deze definitie is al het kunstmatig licht buiten een onderdeel van de lichtvervuiling. Dat is vergelijkbaar met andere vormen van vervuiling zoals bij luchtvervuiling. Elke emissie is vervuiling. In beide situaties dienen we echter te erkennen dat we altijd met een bepaalde hoeveelheid vervuiling zullen geconfronteerd worden. Het beleid dient er op gericht te zijn dat de gevolgen van deze vervuiling tot een minimum moet herleid worden. 11

Een van de bekendste vormen van lichtvervuiling is de hemelgloed. Het helderder worden van de hemel als gevolg van verstrooiing van het licht in de atmosfeer. Dit is door het verstrooien van het licht dat de atmosfeer in gaat. Dit zal weerkaatsen op stofdeeltjes in de atmosfeer of gebroken worden door waterdeeltjes. Doordat de hemel helderder wordt kunnen er minder sterren gezien worden. Dit is vooral door het verlies van contrast. Een wit lichtpuntje zien is heel wat moeilijker ten opzichte van een verlichte achtergrond dan ten opzichte van een donkere achtergrond. Deze hemelgloed is veelal waarneembaar tot op 300 km van de bron. Het licht dat recht naar de hemel wordt gestuurd gaat door een beperkt deel van onze atmosfeer en zal daardoor minder verstrooid worden. Volgens studies van Baddiley en Lubinghil blijkt dat ongeveer 10% van het licht dat naar het zenit in de atmosfeer wordt verstuurd, verstrooid wordt in die atmosfeer voor het verlaten van onze dampkring. Scherend licht, dat minder dan 10 graden boven de horizon in de atmosfeer gestuurd wordt, moet een zeer lange afstand afleggen voor onze dampkring te verlaten en zal daardoor voor 95% terug verstrooid worden in de atmosfeer. 95% van het licht dat in die richting gestuurd wordt zal dus bijdragen tot de hemelgloed. Daarnaast zijn er gevolgen voor mens en dier. Er worden elk jaar meer studies gepubliceerd die de gevolgen aantonen bij mensen op hun slaappatroon en op hun bioritme. Voor de fauna in Vlaanderen zijn zeker de gevolgen voor vleermuizen en zangvogels van belang. Eveneens is geweten dat het blauwe gedeelte van het spectrum de gevolgen erg versterkt. De verstrooiing van dit gedeelte van het spectrum is drie keer hoger dan van andere lichtbronnen. Ook wordt de gezondheid van zoogdieren vooral aangetast door het blauwe gedeelte van het spectrum. Elke openbare lichtinstallatie dient de lichtgloed, de lichtvervuiling voor het milieu en de lichthinder voor de omwonenden te beperken, met name de lichtstroom uitgestraald naar het bovenste halfrond (zone 3 op bijgaande figuur), het inschijnen van licht in de woningen (z en zone 6 op de figuur, lichthinder) en de lichtgloed van de weerkaatsing van licht op de grond (α, β, γ op de figuur). De installaties voor de aanlichting van patrimonium moeten afregeling in alle richtingen toelaten om de lichtbundels optimaal te kunnen richten. Het gebruikte materieel moet over de mogelijkheid beschikken om afschermroosters, afschermplaten, richtkaders, enzomeer in te passen die elk niet-gewenst lichtverlies en elke storing of verblinding kunnen vermijden. 12

2. Van toepassing zijnde wetgeving en regelgeving Voor verschillende types van ruimten zijn verschillende Europese en Belgische normen van toepassing; een aantal ervan zijn ook doorvertaald in typebestekken, handleidingen of specifieke bepalingen. Dit hoofdstuk geeft deze informatief en als toe te passen basis voor alle lichtprojecten in het West- Vlaams platteland weer. 2.1. Norm EN 13201 voor openbare verlichting Van deze Europese norm is deel 2 Prestatie-eisen reeds in de Belgische norm NBN EN 13201-2 doorvertaald. Voor deel 1 Selectie van verlichtingsklassen ligt sinds voorjaar 2010 een voorstel van norm vanwege het BIV-IBE (Belgisch Instituut voor verlichting) voor goedkeuring voor. Deze norm legt minimale niveaus van verlichting op die te onderhouden zijn wanneer een weg(deel) verlicht wordt. Onder deze minima gaan (bijv. bij dimming) is mogelijk maar dit gebeurt dan, net als het geheel van de openbare verlichting, op eigen verantwoordelijkheid van de wegbeheerder. Bij de selectie van de verlichtingsklassen wordt onderscheid gemaakt tussen de (gewestelijke) hoofdwegen / primaire wegen en de secundaire wegen enerzijds waarvoor (voor de verschillende onderdelen) minimale luminantie- of verlichtingssterktewaarden zijn aangegeven en de (gemeentelijke of private) lokale verbindings-, gebiedsontsluitings- of erftoegangswegen (telkens binnen en buiten bebouwde kom) waarvoor minimale luminantiewaarden zijn aangegeven en tenslotte een reeks andere (waaronder vrijliggende fietspaden, zones 30, voetgangerszones, pleinen, ) waarvoor minimale verlichtingssterktewaarden worden opgegeven. Bijgaande tabellen geven deze weer. 13

14

Voor gewestwegen zijn de prestatie-eisen van NBN EN 13201-2 ook doorvertaald in het Standaardbestek 240. Hierin is voor de eisen van de optische systemen onderscheid gemaakt naargelang vier categorieën van wegen en ruimten, namelijk deze waar het accent ligt op vlot en veilig autoverkeer (A), met gemengd gebruik, ook door andere modi (B), waar visueel comfort dient versterkt en veiligheid extra gegarandeerd (C) en waar sfeerverlichtingsbehoeften te voldoen zijn (D). Voor doortochten zijn die prestatie-eisen door Synergrid, de federatie van netwerkbeheerders, doorvertaald in het Typebestek 005 uitrusting voor openbare verlichting (versie 2004). Dit Typebestek 005 wordt ook voor de gemeentewegen gehanteerd en eveneens voor de toepassing van de subsidiemodules 4 aan de bebouwde omgeving aangepaste verlichting van een gewestweg, geplaatst door de lokale overheid en 17 verlichting van een gewestweg, geplaatst door het gewest van de mobiliteitsconvenanten. Het geheel van deze normen steunt mee op en spoort met het Vlaams decreet mobiliteitsbeleid van 20 maart 2009. Dit decreet voorziet onder meer in de mogelijkheid een provinciaal mobiliteitscharter tussen Gewest en provincie over specifieke mobiliteitsthema s waaronder de verkeersveiligheid op te maken. In dat kader kan ook de verlichting van de wegen worden behandeld. 2.2. Handleidingen voor openbare verlichting Het vademecum veilige wegen en kruispunten bevat wat de verlichting betreft vooral verwijzingen naar voornoemde normen. Het vademecum fietsvoorzieningen vult de bepalingen van voornoemde normen met concrete invullingen en oplossingen aan; dit vademecum dient eveneens gevolgd wanneer een gemeente beroep wil doen op voornoemde modules van de mobiliteitsconvenanten. Het vademecum voetgangersvoorzieningen vult eveneens de bepalingen van voornoemde normen met specifieke concrete invullingen en oplossingen aan. Bijlage 4 gaat meer uitvoerig op de inhoud van deze vademeca in. 2.3. Norm NBN EN 12464-2 voor parkeergebieden Deze doorvertaalde Europese norm voor verlichting van werkplaatsen bevat in deel 2 bij de buitenwerkplaatsen ook bepalingen voor parkings. Bij lage snelheid (stapvoets verkeer) zijn deze: verlichtingssterkte van 10 lux, uniformiteit 0,4, verblindingsindex 50 en kleurweergave-index 20. Bij hogere snelheden (tot 40 km/u) wordt de opgelegde verlichtingssterkte 20 lux. 15

2.4. Voor sportterreinen: norm NBN EN 12193 en specifieke regelgeving van sportfederaties Voor buitensportvelden geeft de norm NBN EN 12193 de minimaal noodzakelijke verlichtingswaarden aan, alsook de maximale waarden die in de omgeving van de sportvelden door de sportverlichting mogen voorkomen. De bepalingen van de nationale sportfederaties gaan in de praktijk echter boven deze norm, aangezien het voldoen aan deze bepalingen noodzakelijk is voor de clubs om een licentie te bekomen / behouden. De waarden van de minimaal noodzakelijk verlichting van de velden zijn in norm en in de bepalingen van de sportfederaties bepaald naargelang de schaal waarop de sportactiviteiten plaats vinden. Voor het platteland betreft het in belangrijke mate sportvelden voor voetbal, waarvoor de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) specifieke bepalingen hanteert. Navolgende tabellen geven de belangrijkste waarden weer. Vereiste verlichting voor 28 sporttakken in Europa volgens NBN EN 12193 internationaal en nationaal competitieniveau verlichtingsklasse I II III regionaal X X lokaal X X X training X X vrijetijd / schoolsport (lichamelijke opvoeding) Klasse I betreft installaties met een grote capaciteit aan toeschouwers en verre kijkafstanden; klasse II met een gemiddelde capaciteit aan toeschouwers en gemiddelde kijkafstanden; klasse III zonder of met een klein aantal toeschouwers. X X klasse horizontale verlichting verblindingsindex kleurweergaveindex Ẽ m (lux) E min / Ẽ m (in %) I 500 0,7 50 60 II 200 0,6 50 60 III 75 0,5 55 20 De sportterreinen bij dorpen in platteland behoren in principe in klasse III, uitzonderlijk voor sommige terreinen / clubs in klasse II. Voor weinig verlichte omgevingen, zoals rurale gebieden, mag de sportverlichting op een buurperceel maximum 5 lux geven en mag de lichtgloed in de hemisfeer (ULR) niet meer dan 5 % bedragen. Voor donkere omgevingen bedragen deze waarden maximum 2 lux en 0 %. 16

17

2.5. Vlarem II Vlarem II bepaalt in deel IV bij de algemene voorwaarden voor ingedeelde inrichtingen (hoofdstuk 4.6) en in deel VI bij de algemene voorwaarden voor nietingedeelde inrichtingen (hoofdstuk 6.3) onder de hoofding beheersing van hinder door licht : Onverminderd andere reglementaire bepalingen treft de exploitant de nodige maatregelen om lichthinder te voorkomen. Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in open lucht zijn beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. De verlichting is dermate geconcipieerd dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan. Lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen. Voor toepassing van deze bepalingen op wegen in het openbaar domein behoort het geheel van de weginrichting, inclusief bomen en meubilair en de gevelwanden van dat openbaar domein mee tot de inrichting. De uitbating betreft hier het optimale gebruik van het openbaar domein zowel om zich te verplaatsen als (in sommige ruimten zoals doortochten door dorpen) om er aangenaam te vertoeven. 2.6. CIE-documenten In uitvoering van de norm NBN EN 13201-3:(2004) Wegverlichting - Deel 3: Prestatieberekening geven de CIE-documenten technische richtlijnen voor ontwerpers. Rapport CIE 126-1997 'Guidelines for minimizing sky glow' (Technische nota) bevat richtlijnen voor ontwerpers en overheden ter beperking van de hemelgloed. Hiervoor worden er richtcijfers gegeven en technieken beschreven voor verlichtingsinstallaties in relatie tot de eisen voor astronomische waarnemingen. De opwaartse lichtstroom van verlichtingstoestellen dient in natuurlijke gebieden (omgevingszone E1) vermeden (0 %) en in landelijke gebieden (omgevingszone E2) beperkt tot max. 5 %. De gids CIE 150:2003 'Guide on the limitation of the effects of obstrusive light from outdoor lighting installations' (Technische nota) geeft richtlijnen voor buitenverlichtingsinstallaties en de invloed van lichthinder door verblinding. Hiervoor worden relevante parameters en limietwaarden gedefinieerd. 2.7. Keuring en erkenning van verlichtingstoestellen In uitwerking van Typebestek 005 heeft Synergrid een lijst van goedgekeurde toestellen opgemaakt die, naargelang fabrikanten toestellen voor keuring voorleggen, wordt geactualiseerd. 18

De netwerkbeheerders hanteren bij voorkeur deze goedgekeurde toestellen, bieden hiervoor lagere installatieprijzen aan en garanderen een vlot onderhoud van deze toestellen. Zo genieten de gemeenten in het werkgebied van Eandis die opteren voor standaardmateriaal een verlaagde algemene kost van 10 % en zijn de normale algemene kosten van 30 % van toepassing wanneer zij kiezen voor niet-standaard materiaal. Voor verlichtingsprojecten waarbij beroep gedaan wordt op gewestelijke subsidies is het gebruik van 005-goedgekeurde toestellen verplicht. 19

3. Beheersaspecten van goede openbare verlichting Parallel aan de kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen voor goede openbare verlichting staat bij alle aspecten van verlichting ook efficiënt beheer en beheersing van het energieverbruik voorop. 3.1. Duurzaam beheer Navolgende aspecten vergemakkelijken het onderhouden het beheer van de openbare verlichting en verhogen daardoor haar duurzaamheid. Kwaliteitsmateriaal en hergebruik De technische en mechanische kwaliteiten van het gebruikte materieel zijn voldoende hoog en behouden ook in de tijd de gewenste fotometrische eigenschappen. Het materieel is sterk (staal, gegoten aluminium, poly-acrylaat, gehard glas, ) met hoge indices van mechanische weerstand en waterdichtheid (minimum IP 65 volgens de norm). De gebruikte materialen zijn herbruikbaar. De lampen worden ofwel gerecycleerd ofwel vernietigd bij de fabrikant volgens het vastgesteld protocol. Makkelijk onderhoud en handhaving lichtefficiëntie en levensduur van de lampen De levensduur en de kwaliteit van het materieel worden bevorderd door een gemakkelijk onderhoud en handhaving en een goede gezondheid van de hele installatie. Met name een makkelijke toegang tot de verlichtingspunten en de lampen, een veilige werksituatie voor het onderhoud, standaardisatie van het gebruikte materieel, dragen hier toe bij. De gemiddelde levensduur van de verschillende voorgestelde lampensoorten moet zo groot mogelijk zijn, teneinde minder frequent tot vervanging van de lampen te moeten overgaan; behoudens voor de lampen voor verlichting van sportvelden geldt 8.000 uur als een absoluut minimum. Complementair moet de afstelling van lamp en optisch systeem zo precies mogelijk zijn om de best mogelijke lichtkarakteristieken van de installatie te garanderen en het lichtrendement te verhogen. Aanpasbaarheid, tijdelijkheid en beheer van de verlichting Regelaars, variatie in vermogen, beheer van de gebruiksduur, laten lager energieverbruik op aanvaardbare wijze toe. Meerdere verlichtingsregimes kunnen worden gehanteerd : 20

permanent verlichtingsregime: voor functionele en veiligheidsverlichting van wegen, straten en pleinen, hoofdwandelpaden, parkings. Het permanent regime kan in een nachtregime met een lagere lichthoeveelheid overgaan (vanaf middernacht bijv.) door het vermogen te dimmen, binnen de redelijke verhoudingen van zichtbaarheid en veiligheid semi-permanent regime: voor de aanlichting van architecturaal patrimonium of beplanting tussen het vallen van de avond en bijv. middernacht. regime op vraag / volgende verlichting: aangestuurd door detectoren. Gasontladingslampen zijn niet aangewezen voor dit regime, LED-verlichting wel (ingeval van lage lichtniveau s). Dit regime van verlichten wordt thans niet aangeboden door de netbeheerders en dient op een privé-net aangesloten. De duur van de verlichtingen zal op zeer precieze wijze geregeld worden, bijv. met astronomische uurwerken. Voor de tijdsturing kunnen thans dertien beschikbare programma s van de netbeheerders worden ingezet; deze zijn niet automatisch per dag regelbaar. 3.2. Rationeel energiegebruik Rationeel energiegebruik (REG) loopt als een rode draad doorheen de verschillende onderdelen van de lichtvisie. Belangrijk hierin is om de juiste ontwerpparameters correct in kaart te brengen in functie van de te verlichten ruimten en dit te koppelen aan de meest efficiënte technologie. De belangrijkste aandachtspunten zijn de volgende. Gebruik maken van efficiënte verlichting: belangrijk is het kiezen van het juiste type verlichting in functie van de verlichtingssterkte, kleurweergave, kleurtemperatuur, mogelijkheden tot dimmen, schakelfrequentie, onderhoud,.... Bijgaande figuur geeft de evolutie in de tijd van het streven naar efficiënte verlichting door de ontwikkeling en verfijning van nieuwe types lampen weer. De verschillende aspecten van een efficiënt verlichtingsapparaat zijn: hoogwaardige reflectoren die bestaan uit hoogwaardig aluminium elektronische ballasten (lager energieverbruik (8% in plaats van 17%), langere levensduur van de lampen, mogelijkheden tot dimmen, vermijden van flikkerende lampen); de elektronische ballasten zijn evenwel fragieler, gevoeliger voor vocht en warmte en duurder dan de klassieke ferromagnetische ballasten. Electronische (dimbare) voorschakelapparatuur (EVSA) is nog volop in onderzoek en ontwikkeling maar combineert straks een lager verbruik met de mogelijkheid tot dimmen armaturen moeten eenvoudig toegankelijk zijn voor onderhoud. 21

Een aangepast verlichtingsniveau doorheen de nacht: door gebruik te maken van een variabel verlichtingsniveau wordt de hoeveelheid licht gegeven in functie van het gebruik. Zo is er voor een woonwijk een hogere verlichtingssterkte gewenst in de vroege avond, een rustigere sfeerverlichting tijdens de avond en een niveau van comfort/veiligheid gedurende de nacht. Door gebruik maken van dimbare elektronische ballasten kan een vloeiende overgang worden gecreëerd zonder dat er armaturen moeten worden uitgeschakeld. 3.3. Toepasbare lampensoorten De in de lichtvisie richtinggevend voorgestelde lampentypes (metaalhaldehidelamp (genre cosmowhite), metaaljodidelamp, LED, hogedruknatriumlamp) worden bekeken op hun lichtrendement, kleurweergave en levensduur. Onderstaande grafieken vergelijken de voorgestelde types verlichting (groene balkjes) met andere, gangbare buitenverlichting. Lichtrendement (Lumen/watt) 180 Lichtrendement Het lichtrendement van een lichtbron is de verhouding tussen de totale uitgezonden lichtstroom en het opgenomen elektrische vermogen. Lumen/watt 160 140 120 100 80 60 40 20 - Het lichtrendement van de geselecteerde types verlichting schommelen tussen 90 en 120 lumen/watt. Hieruit kunnen we besluiten dat deze verlichting energie-efficiënt is. De lage druk natrium lampen hebben het beste lichtrendement, maar er spelen nog andere factoren zoals bijv. de richtbaarheid. Daarom zijn metaalhaldehide- en metaaljodidelampen een betere keuze. Momenteel is LED verlichting nog niet voldoende ontwikkeld om bijvoorbeeld een volledige straat te verlichten en komt, ook vanwege het relatief lage verlichtingsrendement, niet in aanmerking om de gangbare verlichting te vervangen. De LED verlichting kan wel ingezet worden voor accent- of sfeerverlichting, voor verlichting met lage lichtniveau s en zeker voor verlichting met variërend vermogen. 22

Kleurweergave De kleurweergave is de mate waarin de kleuren natuurlijk worden weergegeven. Dit op een schaal van 0 tot 100, waarbij 100 overeenkomt met natuurlijk daglicht. We kunnen volgende onderverdeling aannemen: 90-100: uitstekend 80-90: goed 50 80: matig < 50: slecht Kleurweergave Alle lampen voldoen aan de vooropgestelde eisen van de kleurweergave. 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 De lagedruknatriumlampen hebben weliswaar een zeer goed lichtrendement, maar het monochromatisch karakter van deze lamp zorgt voor een zeer laag comfort op vlak van kleurweergave. 23

Levensduur De levensduur van de lampen speelt een belangrijke rol naar de onderhoudskosten en naar de impact op het milieu (afval). Uren 70000 60000 50000 40000 30000 20000 10000 0 Levensduur Alle voorgestelde lampen hebben een levensduur die hoger is dan 12.000 branduren. In de praktijk gebruiken de netwerkbeheerders, op basis van een eigen studie over de levensduur, de Metaaljodidelampen echter voor 8000 uur. Inductielampen hebben de langste levensduur. Deze worden meestal geplaatst op slecht toegankelijke plaatsen. De LED verlichting heeft een zeer hoge theoretische levensduur. Deze is echter sterk afhankelijk van de mate waarin de warmte van de LED kan worden afgevoerd. De kleur is ook een belangrijke factor, LED s die blauw licht produceren hebben een veel langere levensduur (ongeveer 20.000 uren) ten opzichte van witte LED s. De levensduur van de armaturen is hoog door de hoge index van mechanische bescherming IP65 die courant wordt toegepast in antwoord op het (niet verplichte) voorstel van het controleorganisme SYNERGRID. 24

Samenvattende tabel Samenvattende tabel Lumen/watt en kleurweergave 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 80000 72000 64000 56000 48000 40000 32000 24000 16000 8000 0 Levensduur Lichtrendement Kleurweergave Levensduur Bovenstaande tabel geeft een overzicht van het lichtrendement, kleurweergave en levensduur weer per type lamp. De lampen zijn geordend volgens stijging van het lichtrendement. De tabel maakt duidelijk dat de perfecte lamp niet bestaat, maar dat de keuze van een lamp voor een bepaalde plek naast het lichtrendement (altijd belangrijk vanuit REG-oogpunt) sterk afhangt van de parameter / kwaliteit die daar het meest doorweegt (kleurweergave op plekken waar de leefbaarheid en de sfeer van belang zijn, levensduur op moeilijk voor onderhoud bereikbare plaatsen). Toch leert een louter cijfermatige combinatie van de drie parameters dat de inductielamp veruit de beste is (ze is ook veruit de duurste), op enige afstand gevolgd door de hogedruknatrium (Ra 65) lamp, de lagedrukkwiklamp en de metaalhaldehidelamp, en die op hun beurt op een zekere afstand gevolgd door de metaaljodidelamp. De twee meest voorgestelde lampentypes (metaalhaldehidelamp en metaaljodidelamp) scoren dus in de combinatie van de verschillende parameters zeer goed en goed. De nieuwe metaalhaldehidelamp is daarenboven dimbaar en maakt daarom na positieve evaluatie in de lopende proefprojecten bij de netbeheerders grote kans om ruim te worden veralgemeend. 25

Richtkostprijzen De aankoop- en installatiekosten voor de verschillende lampen die in het kader van deze lichtvisie worden voorgesteld variëren op hoofdlijn (voor eenzelfde vermogen) van goedkoop over gemiddeld naar duurder : hogedruknatriumlamp : goedkoop metaaljodidelamp : medium metaalhaldehidelamp : medium LED : duur. 26

deel II visie op openbare verlichting in het platteland Dit deel van de lichtvisie geeft de globale lijn weer volgens dewelke de betrokken en bevoegde partners de openbare verlichting in het West-Vlaams platteland in de toekomst willen voorzien. Deze gezamenlijk gedeelde inzichten en opties vormen het kader voor het ontwerp, de ondersteuning en de beoordeling van elk concreet verlichtingsproject in het gebied. 27

4. Algemene visie 4.1. Vier kwaliteitseisen voor de verlichting van het platteland Het ontwerpen van (openbare) verlichting is net als andere vormen van ontwerpen geen exact-gedetermineerde activiteit; keuzes over wat men vooral met de verlichting wil bereiken spelen een belangrijke rol. Elk lichtontwerp is een afweging tussen het belang dat men hecht aan vier soorten kwaliteiten van openbare verlichting : de functionaliteit de belevingswaarde het energiegebruik (voor de verlichting zelf en voor het gebruikte materieel (aard, aantallen, levensduur)) de lichthinder. Het is quasi onmogelijk in een lichtontwerp aan elk van deze vier soorten kwaliteiten optimaal tegemoet te komen. Per soort ontwerp of soort te verlichten ruimte wordt dan ook best vooraf aangegeven welke kwaliteit(en) daarvoor de belangrijkste zijn, worden vooral ontwerptools in die richtingen voorzien en wordt het ontwerp vooral daarop getoetst. Naast deze kwaliteiten spelen ook de kostprijzen, zowel voor investeringen als voor onderhoud, een rol in de ontwerpkeuzen. (Kunst)licht is dan ook niet enkel een middel om bewoners, werkenden en bezoekers toe te laten bij duisternis op een veilige wijze in het platteland te vertoeven of er een bestemming te bereiken, het is ook een middel om sites, gebouwen, infrastructuren en landschappen te valoriseren, te neutraliseren en te differentiëren. Met andere woorden, (kunst)licht biedt de kans een scenografie en morfologie te creëren die beeld- en sfeerbepalend is en nieuwsgierigheid kan opwekken door onder meer beelden te voorschijn te brengen die complementair zijn aan de waarneming van dorp en platteland overdag. Het kan daarmee een bijdrage leveren aan een verhoging van het imago en positieve identiteitsgevoel van bewoners over hun dorp, van werkenden over hun werkplek en van de leefbaarheid in het algemeen. Verlichting dient effectief een gevoel van veiligheid te geven, de bewoners, werkenden en bezoekers gerust te stellen, maar ze moet de omgeving ook tot leven brengen, de heden verborgen kwaliteiten (opnieuw) zichtbaar en leesbaar maken, de plattelandsidentiteit versterken, een extra dimensie geven aan de nacht(en) en deels de duisternis van de nacht herstellen. En dit op energiezuinige wijze. 4.2. Basisprincipes voor de verlichting van het platteland Kwaliteitsvolle (openbare) verlichting in een platteland is meer dan functionele verlichting alleen 28

valoriseert het landschap bij avond en nacht: verheldert de lectuur van de dorpen, laat onvermoede plekken, kwaliteiten en beelden ontdekken; dit is belangrijker dan het licht zelf; licht en lichtdragers zijn dan ook ondergeschikt aan en tonen respect voor de openbare ruimte bepaalt de avondlijke en nachtelijke sfeer: zorgt voor een aangename, herbergzame atmosfeer en voor objectieve en subjectieve veiligheid verhoogt het comfort voor de avondlijke en nachtelijke gebruiker van het openbaar domein; dit vraagt veeleer dimmen en beter richten van kunstlicht dan meer verlichting; 29

gebruikt efficiënte verlichting om het licht te brengen daar waar het nodig is (met minder lichtpollutie, kwaliteitsvol, recycleerbaar en onderhoudsvriendelijk materiaal, systematisch gebruik van een elektronische ballast, met lichtregeling doorheen de tijd en met nieuwe technieken) en draagt daardoor bij tot een rationeler energiegebruik beklemtoont de identiteit van het rustige, op hoofdlijn donkere West-Vlaams platteland als geheel en; beklemtoont tegelijk de identiteit van dorpen valoriseert het macro-landschap (torens) en accentueert de structurerende elementen van de gewenste structuur (dorpskernen), met oog voor de donkerte van de open ruimten 30

komt tot stand door een goed samenspel van openbare en private verlichting van gebouwen en ruimten, met de openbare verlichting als basis. 4.3. Visie-elementen aangaande energiegebruik Energiebesparingen worden bevorderd door maximaal oplossingen te kiezen die de lichthoeveelheid bieden van het minimumniveau van verlichting opgelegd in de norm EN 13201 volgens de classificatie van de weg zoals aangegeven in het BIV-advies (cfr. hoofdstukken 2 en 5 tot 13). Evenwel zijn de verlichtingsniveau s in norm EN 13201 en in de Belgische doorvertaling ervan gericht op de verkeersintensiteiten van de wegen. Daar deze nagenoeg steeds in de latere avond en nacht veel lager komen te liggen, kan het verlichtingsniveau in dat deel van de nacht door dimming naar dat van een lagere wegcategorie evolueren. Volgens de bestudeerde casussen zal het mogelijk zijn om systemen van dimming te voorzien om de hoeveelheden verlichting gedurende een deel van de nacht te verlagen. Wanneer na een dergelijke (forse) verlaging de verlichtingsniveau s onder de niveau s vereist door de norm zouden dalen, vallen deze nieuwe niveau s, net als de openbare verlichting in haar geheel, onder de verantwoordelijkheid van de gemeente, de beheerders of de eigenaar. Het kiezen van nieuwe en energievriendelijkere technologieën rekening houdend met het gewenste effect van de verlichting moet overwogen worden. De markt van de openbare verlichting kent al enkele jaren een ongelooflijke revolutie door de opkomst van LED-verlichting. Deze LED-verlichting is vandaag echter, zeker voor functionele verlichting met grotere vermogens, dikwijls nog minder kwalitatief en ook minder betrouwbaar dan de prestaties van de klassieke verlichting. Rekening houdend met de snelle technologische vooruitgang van de LED-verlichting, is het interessant deze te testen op de daarvoor geschikte plaatsen (bijv. fietspaden). Dit kan enkel uitgevoerd worden door gehele samenwerking met de provincie, de netbeheerders Eandis en Infrax en de verantwoordelijke verlichtingsfabrikanten. Die laatste zijn als enige in staat de verwachte prestaties van deze experimenten, ook op de langere termijn, te garanderen; hun garantie is dan ook essentieel om een experiment te starten. Ruimten en thema s waar deze nieuwe technologieën kunnen worden toegepast zijn bijv. : 31

. de verkavelingen. de bedrijventerreinen. de fietswegen. de openbare groendomeinen. de parkeerterreinen. Belangrijke elementen in de globale lichtvisie en de concepten die rationeel energiegebruik ondersteunen en bevorderen zijn de volgende. Algemeen : de selectie van in verhouding tot het gehele grondgebied een zeer beperkt aantal structuurbepalende elementen waar specifieke verlichting (die mogelijk op sommige plaatsen meer lichtpunten en/of hoger lichtsterkte vereist) wordt voorzien. In het bijzonder zal het belang van de bakens in de dorpskernen (die telkens lokale punten zijn en waar selectief mee wordt omgegaan) hierin bijdragen tot een beheersing van het energiegebruik de algemene optie om bij vele concepten ook te werken met reflecterende glazen lichtnagels de relatief algemene optie om, daar waar de gekozen lampensoorten het mogelijk maken, de mogelijkheid van dimming (ook aangepast aan het normniveau van de lagere verkeersintensiteit in de nacht) toe te laten de algemene optie om zoveel als mogelijk de verlichtingselementen aan de gevels te bevestigen, hetgeen tot een belangrijke besparing in materiaalgebruik aan masten (en dus ook aan energie) aanleiding zal geven. Vanuit de concepten : beperking op lange termijn van de verlichting op alle verbindingswegen (behoudens lokaal toch te verlichten punten), hetgeen een daling van het energiegebruik zal geven, alsook de overgangsmaatregelen op korte en middellange termijn in die richting langs de vrijliggende fietswegen in de open ruimte de verlichting te beperken tot de delen van functionele fietspaden die een gesloten karakter hebben door de aanleunende beplanting en de kruisingen met verlichte wegen (in principe op termijn steeds minder) de recreatieve fietsroutes niet te verlichten in de openbare groendomeinen alleen parkings en de directe omgeving van de voorzieningen te verlichten de sportterreinen gedifferentieerd in de ruimte en zo beperkt mogelijk in de tijd te verlichten de bedrijventerreinen gedifferentieerd in ruimte en tijd te verlichten en daarbij de verlichting in niet-doorgaande straten in lokale bedrijventerreinen na middernacht te doven. Voorgaande opties kunnen vanuit het oogpunt van rationeel energiegebruik nog worden versterkt door : langs de te verlichten functionele delen van fietsroutes ook de mogelijkheid van verlaagd of volgend licht te voorzien voor de verschillende ruimten waar sfeer in de verlichting belangrijk is (gebouwen en accenten in de dorpen), waar een bebakening als verlichting volstaat, of waar volgend licht zinvol is waar mogelijk gebruik te maken van LED verlichting (laag energieverbruik indien het gebruikt wordt voor zacht licht) 32

4.4. Opties inzake lichtvervuiling Om de lichthinder in te beperken voorziet deze lichtvisie een aantal maatregelen op conceptniveau niveau en qua verlichtingstechniek en aanpak. Op niveau van de concepten betreft dit : het grotendeels niet (meer) verlichten van de verschillende verbindingswegen tussen de dorpen het alleen selectief aanlichten van groenelementen en wanneer het gebeurt, het voorzien van beperkingen van de aanlichting van groenelementen in perioden dat er geen afschermend bladerdek is het inschrijven van het vermijden van lichthinder bij de verlichting van sportterreinen het toepassen van dimmen en doven van verlichting wanneer zij geen toegevoegde waarde biedt. Op het niveau van de verlichtingstechniek betreft dit : het alleen nog toepassen van niet-verblindende, goed richtende lichtarmaturen die zoveel mogelijk alleen het doelgebied verlichten het vermijden van rechtstreeks licht in de atmosfeer, in het bijzonder onder lage hoeken boven de horizon het in de meeste situaties verminderen van de lichthoeveelheden waardoor ook de lichtgloed door weerkaatsing vermindert; hiertoe worden in de verlichtingsprojecten de gemiddelde verlichtingssterkten en luminantiewaarden zo veel als mogelijk gericht op de minima die de norm voorziet en zullen zij deze minima in geen geval met meer dan eenderde overschrijden het toepassen van een regelmatig onderhoud van de lampen en armaturen, in het bijzonder voor nazicht en eventuele bijregeling van de correcte afstelling van de patrimoniumverlichting. 4.5. Inhoudelijke uitgangspunten voor het lichtplan Beleidsplannen Het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan-West-Vlaanderen geeft op hoofdlijn het platteland aan waarop deze lichtvisie zich richt en bevat ook de selectie van de primaire en secundaire wegen in de provincie, evenals van de natuurverbindingen op provinciaal niveau. 33

Het provinciale beleidsplan functionele fietsroutes geeft het kader voor de al dan niet te verlichten fietspaden: de fietsroutes die dit plan selecteert worden voor de openbare verlichting als functionele fietsroutes beschouwd en alle andere fietsroutes als recreatieve fietsroutes. De selecties van Ramsar-, Habitat-, Vogelrichtlijn- en VEN-gebieden en van de natuurverbindingsgebieden op provinciaal niveau zijn mee bepalend voor het al dan niet en de wijze van verlichten van bepaalde gebieden en randzones. Elementen en kwaliteiten van de bestaande toestand Meerdere elementen van de bestaande toestand van het platteland vormen, aanvullend aan de wensbeelden in de beleidsplannen, eveneens een basis voor de lichtvisie. Het bestaande en gewenste ruraal landschap zoals beschreven in het PRS worden als dusdanig benaderd. Het waardevolle erfgoed van gebouwen en ensembles varieert, zoals uit de voorbeeldprojecten blijkt, sterk van dorp tot dorp. Maar in nagenoeg in elk dorp is het (minder talrijk) ook aanwezig en bepaalt het er ruimtelijk mee de identiteit van. De publieke voorzieningen en de publieke ruimten in de brede zin in de dorpen vormen belangrijke aanknopingspunten voor een openbare verlichting die het gemeenschapsleven ondersteunt. In de kuststreek krijgen de installaties (masten en armaturen) in de dorpen en sites die meest zijn blootgesteld een speciale behandeling tegen het zout in de atmosfeer. 34