MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 21 OKTOBER Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

Vergelijkbare documenten
21 oktober 1997: decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

Aanvraag van een vergunning voor het wijzigen van vegetatie of van kleine landschapselementen

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

versie 01/2019 Handleiding Omgevingsloket Vegetatiewijzigingen omgevingvlaanderen.be natuurenbos.be

MONITEUR BELGE Ed. 2 BELGISCH STAATSBLAD

NATUURBELEID EN RUIMTELIJKE ORDENING

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

NATUURVERGUNNINGSAANVRAAG

Veurne - Westkust. 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76)

Overzicht. Toelichting bij het voorontwerp-natuurwetboek. Algemeen opzet. Algemeen opzet. Beginselen van natuur- en landschapsbeleid

AGROFORESTRY - JURIDISCHE ASPECTEN

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

voor de vaststelling van ruimtelijke uitvoeringsplannen, vermeld in artikel 3, de toepasselijke procedureregels van de Vlaamse Codex Ruimtelijke

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Kaartenreeks 5: Beleid open ruimte

MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST

Oostende - Middenkust

Gezien het verslag opgemaakt door auditeur G. DE BLEECKERE;

23 juli 1998: Besluit VR ter uitvoering decreet natuurbehoud Laatste aanpassing: 07/03/2008

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Belgisch Staatsblad dd

Kempische Kleiputten. Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. 1 van 12

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

Ministerieel besluit houdende de uitbreiding van het erkend natuurreservaat Heidebos (nr. E-147)

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

Het VLAAMS PARLEMENT heeft aangenomen en. Wij, REGERING, bekrachtigen hetgeen volgt :

HOOFDSTUK I Algemeen. Artikel 1 Dit decreet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Uitrusting en Vervoer,

Vlaamse overheid. Agentschap voor Natuur en Bos

VR DOC.0003/2

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

4 lokale PPS-projecten : PPS-projecten van de lokale besturen en van de ervan afhangende rechtspersonen;

Openruimtegebieden Beneden-Nete

IV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Spoorweginfrastructuur en natuurpark Oude Landen te Ekeren

Bijlage II. Stedenbouwkundige voorschriften. ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan

ONTWERP VAN DECREET TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap. 18 mei Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (1) TITEL I Inleidende bepalingen

Roeselare - Tielt. 1. Reservegebieden voor woonwijken (KB 17/12/79)

SUBSIDIEREGLEMENT BETREFFENDE KLEINE BIODIVERSITEITSPROJECTEN PARTICULIEREN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Inhoud. Natuurwetgeving. Het Natuurdecreet. Krachtlijnen. Het Natuurdecreet 13/01/2019. Natuurbehoudsrecht: onderdelen

Instrumentenkoffer voor projecten, plannen en programma s

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning

5 MEI Besluit van de Vlaamse regering betreffende de berekening en de betaling van de meerwaarde

Oudenaarde. 1. Vallei of brongebieden (KB 24/02/77)

Publicatie : MEI Decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (1)

afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 21 augustus 2017;

HOOFDSTUK I.- Definities. Artikel 1.- Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Export WebsiteBulletin :17

Reglement provincie Vlaams-Brabant

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 17 MAART 1998

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP

WAALSE OVERHEIDSDIENST

AGROFORESTRY - JURIDISCH ASPECTEN. Infoavond Agroforestry 17 augustus 2012

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw; BESLUIT:

Moervaartvallei fase 1

zonevreemde woningen en gebouwen: Regularisatiemogelijkheden voor overtredingen

DECREET. inzake sociale werkplaatsen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;


BESLUIT van de VLAAMSE REGERING van 15 SEPTEMBER 1998 betreffende de adviserende beroepscommissie inzake gezins- en welzijnsaangelegenheden

WOONGEBIEDEN AANVULLENDE AANDUIDINGEN

VERBINTENIS TOT COMPENSERENDE BEBOSSING

MONITEUR BELGE BELGISCH STAATSBLAD

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

TITEL I OPRICHTING VAN EEN INTERN VERZELFSTANDIGD AGENTSCHAP "INTERNE AUDIT VAN DE VLAAMSE ADMINISTRATIE"

Mestdecreet. pesticiden. Toepassing artikel 21 mestdecreet. Enige artikel waarvoor ANB bevoegd is

Workshop watertoets 4

V L A A M S E R E G E R I N G Vergadering van vrijdag 12 december

Compensatieverordening gemeente Midden-Drenthe

Stand van zaken Onderzoek naar de Haalbaarheid natuurinrichting. 13 juni

Inhoud. Natuurwetgeving. Het Natuurdecreet. Krachtlijnen. Het Natuurdecreet 21/03/2017. Natuurmanagement Basis Deel natuurdecreet

Besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2007 tot uitvoering van het decreet van 5 mei 2006 houdende de erkenning van de Vlaamse Gebarentaal

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge

Gebieden voor oppervlaktedelfstoffenwinning

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

De wirwar van planologische natuurbeschermingsmaatregelen.

Vlaamse overheid liv. -- :.. ~-,.- Agentschap voor Natuur en Bos

REGLEMENT HERSTELLING OPENBARE RUIMTE NA INNAME OF WERKZAAMHEDEN

VLAAMSE OVERHEID. Leefmilieu, Natuur en Energie. Erkende natuurreservaten

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

RAAD VOOR VERGUNNINGSBETWISTINGEN

DE VLAAMSE MINISTER VAN LEEFMILIEU, NATUUR EN CULTUUR,

Natuurvergunning voor wijziging vegetatie en kleine landschapselementen

NATUURBELEID EN RUIMTELIJKE ORDENING 1

LANDSBESLUIT, HOUDENDE ALGEMENE MAATREGELEN, houdende regels over het beheer en de bescherming van flora en fauna alsmede natuurparken

gebieden voor toeristischrecreatieve

Voorstel van resolutie. betreffende het behoud van de poldergraslanden en de andere historische permanente graslanden

GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

Reglement met betrekking tot de toekenning van subsidies voor projecten voor duurzame mobiliteit.

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

(B.S.18.V.1997) 1. Hoofdstuk I. Definities en toepassingsgebied

Aanvraag van een planologisch attest

Gelet op het Jachtdecreet van 24 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 7, 11 en 12;

Transcriptie:

MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP 21 OKTOBER 1997. Decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Artikel 1. Dit decreet regelt een gewestaangelegenheid. Art. 2. Voor de toepassing van dit decreet wordt verstaan onder : 1 organismen : flora, fauna en overige organismen andere dan de mens; 2 biologische diversiteit : de variabiliteit onder levende organismen van allerlei herkomst, met inbegrip van, onder andere, terrestrische, mariene en andere aquatische ecosystemen en de ecologische complexen waarvan zij deel uitmaken; dit omvat mede de diversiteit binnen soorten, tussen soorten en van ecosystemen; 3 ecosysteem : het geheel van biotische en abiotische elementen die het samenleven van levende organismen in een bepaald gebied kenmerken; 4 habitat : een land- of waterzone met bijzondere geografische, abiotische of biotische kenmerken, die zowel natuurlijk als half natuurlijk kan zijn, waarin een bepaalde soort leeft; 5 historisch permanent grasland : is een halfnatuurlijke vegetatie bestaande uit grasland gekenmerkt door het langdurige grondgebruik als graasweide, hooiland of wisselweide met ofwel cultuurhistorische waarde, ofwel een soortenrijke vegetatie van kruiden en grassoorten waarbij het milieu wordt gekenmerkt door aanwezigheid van sloten, greppels, poelen, uitgesproken microreliëf, bronnen of kwelzones; 6 kleine landschapselementen : lijn- of puntvormige elementen met inbegrip van de bijhorende vegetaties waarvan het uitzicht, de structuur of de aard al dan niet resultaat zijn van menselijk handelen, en die deel uitmaken van de natuur zoals : bermen, bomen, bosjes, bronnen, dijken, graften, houtkanten, hagen, holle wegen, hoogstamboomgaarden, perceelsrandbegroeiingen, sloten, struwelen, poelen, veedrinkputten en waterlopen; 7 natuur : de levende organismen, hun habitats, de ecosystemen waarvan zij deel uitmaken en de daarmee verbonden uit zichzelf functionerende ecologische

processen, ongeacht of deze al dan niet voorkomen in aansluiting op menselijk handelen, met uitsluiting van de cultuurgewassen, de landbouwdieren en de huisdieren; 8 natuurelement : elk afzonderlijk element dat natuur in de zin van dit decreet bevat; 9 natuur in de bebouwde omgeving : de natuurelementen en soorten die voorkomen in samenhang met de stedelijke en bebouwde omgeving; 10 natuurbehoud : het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van de natuur en het natuurlijk milieu door natuurbescherming, natuurontwikkeling en natuurbeheer en het streven naar een zo groot mogelijke biologische diversiteit in de natuur; 11 natuurbescherming : het geheel van de maatregelen gericht op natuurbehoud en tegen nadelige invloeden die kunnen ontstaan door menselijke activiteiten; 12 natuurontwikkeling : het geheel van maatregelen gericht op het creëren van voorwaarden voor het tot stand komen of het herstel van natuur in een bepaald gebied; 13 natuurbeheer : het regelend en sturend ingrijpen van de mens in de natuur en in het natuurlijk milieu, bewust niets doen inbegrepen, ten behoeve van het natuurbehoud; 14 natuurkwaliteit : de bijdrage die een gebied of één of meerdere afzonderlijke natuurelementen, al of niet in onderlinge samenhang, levert of kan leveren aan de biologische diversiteit; 15 natuurlijk milieu : het geheel van biotische en abiotische elementen, samen met hun ruimtelijke en ecologische kenmerken en processen die nodig zijn voor het behoud van de natuur in het Vlaamse Gewest; 16 erkende terreinbeherende natuurvereniging : een privaatrechtelijk rechtspersoon waarvan de statuten het natuurbehoud en/of de natuurbescherming als hoofdzakelijk en ondubbelzinnig doel bepalen, die gebieden beheert als natuurreservaat en als dusdanig op grond van dit decreet wordt erkend; 17 soortenbehoud : het geheel van maatregelen gericht op het instandhouden, herstellen of ontwikkelen van populaties van soorten en ondersoorten;

18 erkende beheerscommissie : een door de Vlaamse regering erkende vereniging van betrokkenen die het onderhoud en de bescherming van de natuurelementen binnen het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk (IVON) conform het goedgekeurd natuurrichtplan tot doel heeft; 19 bestrijdingsmiddelen : werkzame stoffen en preparaten die een of meer werkzame stoffen bevatten, in de vorm waarin zij aan de gebruiker worden geleverd en bestemd om een schadelijk organisme te vernietigen, af te schrikken of onschadelijk te maken, de effecten daarvan te voorkomen of dit op andere wijze te bestrijden; 20 waterrijke gebieden : gebieden met moerassen, vennen, veen- of plasgebieden, natuurlijk of kunstmatig, blijvend of tijdelijk, met stilstaand of stromend water, zoet, brak of zout, met inbegrip van zeewater, waarvan de diepte bij eb niet meer is dan zes meter; 21 waterrijke gebieden van internationale betekenis : waterrijke gebieden die aangeduid zijn conform de Overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, opgemaakt te Ramsar op 2 februari 1971; 22 administratieve overheid : het Vlaamse Gewest, de openbare instellingen die ervan afhangen, de publiekrechtelijke en privaatrechtelijke instellingen die belast zijn met taken van openbaar nut en de andere besturen die onderworpen zijn aan het administratief toezicht van het Vlaamse Gewest; 23 VEN : Vlaams Ecologisch Netwerk; 24 GEN : Grote Eenheid Natuur; 25 GENO : Grote Eenheid Natuur in Ontwikkeling; 26 IVON : Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk; 27 VLM : Vlaamse Landmaatschappij; 28 ALT : Administratie bevoegd voor Land- en Tuinbouw; 29 Mina-fonds : Fonds voor Preventie en Sanering inzake leefmilieu en natuur opgericht bij decreet van 23 januari 1991. HOOFDSTUK II. - Officiële structuren inzake natuurbeleid

Afdeling 1. - De Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud Art. 3. De Vlaamse regering stelt een Vlaamse Hoge Raad voor Natuurbehoud in, hierna de Raad te noemen, samengesteld uit deskundigen inzake natuur. Zij bepaalt nadere regels inzake de samenstelling, de werking en het secretariaat van die Raad. Art. 4. De Raad heeft tot taak advies uit te brengen over alle aangelegenheden bedoeld in dit decreet. De Raad brengt rechtstreeks advies uit aan de Vlaamse regering over alle natuurbehoudsaangelegenheden die zij hem voorlegt. De Raad beraadslaagt en brengt advies uit over alle aangelegenheden bedoeld in dit decreet die door zijn voorzitter of ten minste vijf leden worden voorgelegd. De Vlaamse regering stelt een huishoudelijk reglement vast op voorstel van de Raad. Afdeling 2. - Het Instituut voor Natuurbehoud Art. 5. Het Instituut voor Natuurbehoud, hierna het Instituut genoemd, heeft als opdracht ten behoeve van de Vlaamse regering : 1 alle passende, wetenschappelijke studies en onderzoeken te verrichten in verband met het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; 2 de Raad bij te staan in zijn opdracht; 3 ondersteuning te verlenen bij het opstellen van het natuurbeleidsplan; 4 het natuurrapport op te stellen, zoals bedoeld in artikel 10. HOOFDSTUK III. - Doelstellingen en planning van het natuurbeleid Afdeling 1. - Algemene doelstellingen van het natuurbeleid Art. 6. Onverminderd de bepalingen van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, is het beleid inzake natuurbehoud en de vrijwaring van het natuurlijk milieu gericht op de bescherming, de ontwikkeling, het beheer en het herstel van de natuur en het natuurlijk milieu, op de

handhaving of het herstel van de daartoe vereiste milieukwaliteit en op het scheppen van een zo breed mogelijk maatschappelijk draagvlak, waarbij educatie en voorlichting van de bevolking inzake natuurbehoud wordt gestimuleerd. Art. 7. Het natuurbeleid is gericht op het nemen van alle maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van bepalingen die voortvloeien uit internationale overeenkomsten en verdragen betreffende het natuurbehoud. Art. 8. De Vlaamse regering neemt alle nodige maatregelen ter aanvulling van de bestaande regelgeving om over het gehele grondgebied van het Vlaamse Gewest de milieukwaliteit te vrijwaren die vereist is voor het behoud van de natuur en om het standstill-beginsel toe te passen zowel wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit van de natuur. Art. 9. De maatregelen bedoeld in artikel 8, artikel 13 en Hoofdstuk VI kunnen beperkingen opleggen doch evenwel geen erfdienstbaarheden vaststellen die in absolute zin werken of handelingen verbieden of onmogelijk maken die met de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, overeenstemmen, noch in absolute zin de verwezenlijking van die plannen en hun bestemmingsvoorschriften verhinderen. Deze maatregelen kunnen beperkingen opleggen zoals de bescherming van de bestaande natuur en natuurelementen, zoals holle wegen, houtkanten, poelen, waterrijke gebieden, heiden en historisch permanent grasland, ongeacht waar deze zich bevinden. De instandhouding van de natuur wordt beoogd maar de bedrijfsvoering en het teeltplan conform de ruimtelijke bestemming kan niet worden geregeld met uitzondering van het historisch permanent grasland in de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden, valleigebieden, brongebieden, natuurontwikkelingsgebieden, agrarische gebieden met ecologisch belang, agrarische gebieden met bijzondere waarde, VEN, IVON en binnen de perimeter van gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten en richtlijnen inzoverre grasland binnen deze perimeter als habitat is opgenomen. De aanduiding van historisch permanent grasland in IVON of als habitat binnen de perimeter van gebieden afgebakend volgens of in uitvoering van internationale verdragen, overeenkomsten en richtlijnen inzoverre deze buiten de bovengenoemde bestemmingscategorieën gelegen zijn, zal gebeuren na advies van een werkgroep opgericht binnen de MINA-raad conform de artikelen 4, 5 en 6 van het decreet van 29 april 1991 tot instelling van een Milieu- en Natuurraad. Afdeling 2. - Het natuurrapport

Art. 10. 1. Het natuurrapport wordt opgesteld als een wetenschappelijk rapport in het kader van het milieurapport bedoeld in artikel 2.1.3. van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. Het maakt er een herkenbaar maar integraal deel van uit. Het dient tevens als inventarisatie bedoeld in artikel 7 van het Verdrag inzake biologische diversiteit, ondertekend in Rio de Janeiro op 5 juni 1992 en goedgekeurd bij decreet van 28 maart 1996. 2. Het natuurrapport omvat in het bijzonder : 1 een beschrijving en evaluatie van de bestaande natuur in het Vlaamse Gewest; 2 de te verwachten evolutie van deze natuur bij ongewijzigd en bij het door de Vlaamse regering voorgenomen beleid; 3 de evaluatie van het voorbije beleid, waarbij expliciet gerapporteerd wordt over de afbakening van het VEN en IVON - de voortgang van de natuurrichtplannen zoals bedoeld in artikel 17 en artikel 27 van dit decreet. 3. Het natuurrapport wordt opgesteld door het Instituut. Bij het opstellen van het natuurrapport worden de administratieve overheid, de relevante overheidsorganen, wetenschappelijke instellingen en organisaties die vertegenwoordigd zijn in de MINA-Raad betrokken. 4. De administratieve overheid stelt, hetzij op eenvoudig verzoek van het Instituut, hetzij uit eigen beweging, alle informatie en kennis waarover zij beschikt en die van nut kan zijn voor het opstellen van het natuurrapport ter beschikking van het Instituut. 5. De Vlaamse regering kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de aanvullende inhoud van het natuurrapport, de procedure van het opstellen, de openbaarmaking en het gebruik ervan. Afdeling 3. - Het natuurbeleidsplan Art. 11. 1. De Vlaamse regering stelt een algemeen beleidsplan vast voor het natuurbehoud en het behoud van het natuurlijk milieu. Dit natuurbeleidsplan is een actieplan en kadert in het milieubeleidsplan bedoeld

in artikel 2.1.7. en 2.1.11 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. De Vlaamse regering bepaalt de delen van het natuurbeleidsplan die bindend zijn voor de administratieve overheid. Het natuurbeleidsplan kan te allen tijde door de Vlaamse regering geheel of gedeeltelijk worden herzien. 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 2.1.7 en 2.1.11 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid omvat het natuurbeleidsplan de volgende deelplannen : 1 het deelplan voor het gebiedsgericht beleid. Dit deelplan bevat : 1) een nadere uitwerking van het gebiedsgericht beleid dat wordt ingebracht in het kader van het ruimtelijk beleid; 2) een invulling van het VEN en het IVON, binnen de onderscheiden gebiedscategorieën; 3) het deelplan kan ook voorstellen en acties bevatten voor de bevordering van kleine landschapselementen en groengebieden en bosgebieden conform de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, buiten het VEN en het IVON, voor de natuur in de bebouwde omgeving en voor de algemene natuurkwaliteit; 2 een deelplan met betrekking tot de relatie tussen natuurdoelstellingen en milieukwaliteit in het VEN en in de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, waarin de doelstellingen, maatregelen en indien nodig bijzondere milieukwaliteitsnormen worden vastgelegd die betrekking hebben op de chemische, fysische, morfologische en hydrologische kenmerken van het natuurlijk milieu in relatie tot de natuurdoeltypen; 3 een deelplan voor het behoud van de soorten waarin de doelstelling en de maatregelen inzake de bescherming van levende organismen worden vastgelegd. In dit deelplan kunnen soortenbeschermingsplannen worden opgenomen met aanwijzing van de gebieden waarin deze van toepassing zullen zijn; 4 een deelplan voor het doelgroepenbeleid. Daarin wordt de aard van de

doelgroepen bepaald alsook de daarop betrekking hebbende doelstellingen, de initiatieven inzake educatie en voorlichting en de stimulerende maatregelen; 5 een deelplan met betrekking tot de ondersteuning van de provinciale en lokale overheden. Art. 12. Onverminderd de bepalingen van artikel 2.1.9. van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid legt de Vlaamse regering het ontwerp van natuurbeleidsplan voor advies voor aan de Raad, gelijktijdig met de voorlegging aan de adviserende instanties bedoeld in artikel 2.1.9, 1, van voormeld decreet alsook de door de Vlaamse regering aan te duiden organen. De bepalingen van artikel 2.1.9, 6, en 2.1.11, 1 en 2, van dat decreet zijn van overeenkomstige toepassing. HOOFDSTUK IV. - Algemene maatregelen ter bevordering van het natuurbehoud Art. 13. 1. De Vlaamse regering kan alle nodige maatregelen nemen voor het natuurbehoud, ten behoeve van de bestaande natuur ongeacht de bestemming van het betrokken gebied, evenals voor de instandhouding van het natuurlijk milieu binnen de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, en meer bepaald voor : 1 de bescherming, de instandhouding, de ontwikkeling of het herstel van natuurlijke of deels natuurlijke habitats of ecosystemen, met inbegrip van de waterrijke gebieden van internationale betekenis; 2 de bescherming, de instandhouding en ontwikkeling van natuurlijke of halfnatuurlijke vegetaties; 3 de bescherming, de instandhouding en de ontwikkeling van de wilde inheemse fauna en flora en van de trekkende wilde diersoorten en hun habitats; 4 de bescherming, de instandhouding en ontwikkeling van kleine landschapselementen; 5 de bescherming, de instandhouding en ontwikkeling van de natuur in de bebouwde omgeving; 6 het regelen van de toegang tot en het gebruik van het natuurlijke milieu. 2. De maatregelen bedoeld in 1 kunnen gericht zijn op het stimuleren van het

natuurbeheer, het onderhoud, de natuurontwikkeling en kunnen, binnen de perken van de begroting, een financiële regeling vaststellen. 3. De maatregelen bedoeld in 1 kunnen het uitvoeren van bepaalde activiteiten verbieden of aan voorwaarden onderwerpen. Deze voorwaarden en activiteiten kunnen afhankelijk worden gemaakt van het verkrijgen van een vergunning. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels met betrekking tot deze activiteiten of voorwaarden : 1 de wijze waarop, de omstandigheden waaronder of de plaats waar de activiteit kan worden uitgevoerd; 2 het verlenen van een voorafgaande, schriftelijke vergunning of toestemming door een in het besluit aangewezen overheid; 3 het voorafgaand, schriftelijk melden of kennisgeven van bepaalde activiteiten aan een bij besluit aangewezen overheid, die binnen een bepaalde termijn de gevolgen van de voorgenomen activiteit beoordeelt; 4 het herstel in de oorspronkelijke toestand of in een door het besluit aangegeven toestand na de beëindiging van de activiteit. Art. 14. Iedereen die handelingen verricht of hiertoe de opdracht verleent, en die weet of redelijkerwijze kan vermoeden dat de natuurelementen in de onmiddellijke omgeving daardoor kunnen worden vernietigd of ernstig geschaad, is verplicht om alle maatregelen te nemen die redelijkerwijze van hem kunnen worden gevergd om de vernietiging of de schade te voorkomen, te beperken of te herstellen. Art. 15. De Vlaamse regering stelt regels vast met betrekking tot het aanvragen, verlenen, weigeren, bekendmaken, intrekken en wijzigen van de vergunning of de toestemming, alsook met betrekking tot de adviesverlening, het openbaar onderzoek en het indienen behandelen en bekendmaken van het beroep, alsook de schorsende werking van het beroep. Als de beslissing over de vergunningsaanvraag niet binnen de voorziene termijn aan de aanvrager wordt toegezonden, wordt de vergunning geacht te zijn verleend. Art. 16. 1. Als voor een activiteit op grond van wetten, decreten of besluiten een vergunning of toestemming van de overheid, dan wel een kennisgeving of melding aan de overheid vereist is, draagt deze overheid er zorg voor door het opleggen

van voorwaarden of het weigeren van de vergunning of toestemming dat er geen vermijdbare schade aan de natuur kan ontstaan. 2. De Vlaamse regering kan voor bepaalde activiteiten of categorieën van activiteiten, voor bepaalde habitats of ecologische processen, of voor bepaalde soortengroepen, richtlijnen geven voor het beoordelen van het vermijdbare en onherstelbare karakter van de activiteit en voor de op te leggen voorwaarden, en voor herstelmaatregelen inzake de schade aan de natuur en compensatiemaatregelen. Buiten het VEN en in andere dan groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden kan de Vlaamse regering een vergunning verlenen voor verplaatsing van kleine landschapselementen op voorwaarde dat de natuur in kwantiteit en in kwaliteit niet vermindert. Binnen het IVON, in andere dan groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden kan slechts vergunning voor verplaatsing van kleine landschapselementen worden verleend indien het kadert binnen een goedgekeurd natuurrichtplan. 3. De in 1 bedoelde overheid weigert de vergunning of toestemming indien de activiteit onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur kan veroorzaken in gebieden van het VEN bepaald overeenkomstig hoofdstuk V. Als voor een activiteit als bedoeld in het eerste lid geen vergunning of toestemming maar wel een melding of kennisgeving is vereist, dient de aanvrager zich te gedragen naar de code van goede natuurpraktijk. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels inzake deze code van goede natuurpraktijk. De aanvrager of de persoon die de melding of de kennisgeving doet, toont aan dat de activiteit geen vermijdbare of onherstelbare schade aan de natuur zal veroorzaken. 4. In afwijking op het bepaalde in 3, kan een activiteit, die onvermijdbare en onherstelbare schade aan de natuur veroorzaakt in het VEN, worden uitgevoerd om bijzonder gewichtige redenen van algemeen belang. In dit geval worden alle maatregelen genomen om de mogelijke schade te beperken en worden kwantitatieve en/of kwalitatieve compensatiemaatregelen opgelegd aan de aanvrager of de persoon die de melding of de kennisgeving verricht heeft, na advies van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud. 5. De beslissing van de overheid omtrent de vermijdbare of onherstelbare schade wordt met redenen omkleed.

De overheid deelt haar beslissing mee : 1 aan de aanvrager, op dezelfde wijze als de beslissing op de aanvraag wordt meegedeeld; 2 aan de persoon die de melding of de kennisgeving heeft gedaan, bij ter post aangetekende brief binnen een termijn van dertig dagen na de melding of kennisgeving. HOOFDSTUK V. - Gebiedsgericht beleid Afdeling 1. - Het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) Art. 17. 1. Het Vlaams Ecologisch Netwerk is een samenhangend en georganiseerd geheel, van gebieden van de open ruimte waarin een specifiek beleid inzake het natuurbehoud, gebaseerd op de kenmerken en elementen van het natuurlijk milieu, de onderlinge samenhang tussen de gebieden van de open ruimte en de aanwezige en potentiële natuurwaarden wordt gevoerd. De Vlaamse regering bakent binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet een effectief te realiseren oppervlakte van 125 000 ha af, en draagt zorg voor de totstandkoming van de natuurrichtplannen binnen de periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. 2. Het Vlaams Ecologisch Netwerk omvat de volgende onderdelen : 1 Grote Eenheden Natuur (GEN) : dit zijn gebieden die hetzij natuurelementen over een oppervlakte van minstens de helft van het gebied bevatten hetzij gebieden waarin een specifiek natuurelement met hoge natuurkwaliteit aanwezig is; 2 Grote Eenheden Natuur in Ontwikkeling (GENO) : dit zijn gebieden die één of meer van de volgende kenmerken vertonen : a) aanwezigheid van natuurelementen, verspreid over de oppervlakte van het gebied, waarvan de gezamenlijke oppervlakte echter kleiner kan zijn dan de helft van het gebied; b) aanwezigheid van belangrijke fauna- of floraelementen waarvan het voortbestaan moet worden ondersteund door de maatregelen inzake het grondgebruik;

c) terreinen al dan niet door kunstmatige ingrepen tot stand gekomen, met belangrijke mogelijkheden voor natuur- ontwikkeling. De GEN en de GENO omvatten gebieden met een duidelijke samenhang en een voldoende aaneengesloten oppervlakte. Art. 18. De administratieve overheid voert in het VEN, een beheer van de waterhuishouding gericht op de verwezenlijking van een duurzaam ecologisch functioneren van een watersysteem dat bij de bestaande of beoogde natuur behoort. In het bijzonder worden beoogd : het terugdringen van de risico's op verdroging, het herstel van verdroogde natuurgebieden en het beheer van de waterlopen gericht op het behoud en herstel van de natuurwaarden, zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de gebieden buiten het VEN. Art. 19. De Vlaamse regering bepaalt de projecten, plannen of activiteiten die plaatsvinden binnen het VEN, en projecten, plannen of activiteiten die op gebieden binnen het VEN een rechtstreekse hydrologische invloed hebben, waarvoor de initiatiefnemer of de beheerder van de betrokken waterloop of waterwinning in samenwerking met het Instituut hydrologische studies moet maken met inbegrip van ecologische impactstudies, met het oog op effectgerichte maatregelen en afstemming van de invloeden op de aanwezige en potentiële natuurelementen. De regering bepaalt onder welke voorwaarden deze studies geïntegreerd worden in de vereiste milieueffectrapportage. Art. 20. De Vlaamse regering kan de gebiedscategorieën van het VEN, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet, aanduiden, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn : 1 als GEN kunnen worden aangeduid, de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden, bosgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebied, wachtbekkens en de militaire domeinen op de uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 en de beschermde duingebieden met toepassing van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen, inzonderheid artikelen 2 en 4. 2 als GENO kunnen worden aangeduid, de groengebieden, parkgebieden, buffergebieden en bosgebieden, en gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebied en

wachtbekken op de uitvoeringsplannen en hun voorschriften met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, de beschermde duingebieden met toepassing van het decreet van 14 juli 1993 houdende maatregelen tot bescherming van de kustduinen, inzonderheid artikelen 2 en 4, alsook delen die samenhangen met bovengenoemde bestemmingsgebieden van : - de militaire domeinen; - de ontginningsgebieden die één van de in dit artikel genoemde bestemmingen als nabestemming hebben; - de valleigebieden, brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang, de agrarische gebieden met bijzondere waarde en de natuurontwikkelingsgebieden. Art. 21. 1. Voor de afbakening van een GEN of GENO gelegen in groen-, park-, buffer-, en bosgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen met als overdruk overstromingsgebieden, wachtbekkens evenals in beschermde duingebieden, inzonderheid artikel 2 en 4 stelt de Vlaamse regering een afbakeningsplan op, al dan niet in samenwerking met natuurlijke dan wel publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtpersonen. 2. De Vlaamse regering legt ook de nadere regels vast inzake de te volgen procedures. De beslissing tot het opmaken van het ontwerpplan wordt samen met de concrete procedure bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. 3. De Vlaamse regering stelt het ontwerp van het afbakeningsplan voorlopig vast, na advies van de Raad, de Vlaamse Hoge Bosraad en het Instituut, en voor de beoordeling van socio-economische gevolgen, na het advies van de ALT voor zover beroepslandbouw aanwezig is en van de betrokken drinkwatermaatschappij inzoverre er bestaande drinkwaterwinningen in voorkomen. 4. Vanaf de voorlopige vaststelling van het ontwerp zijn de reglementaire bepalingen van artikelen 25 en 26 van toepassing. Art. 22. Binnen tien dagen na de voorlopige vaststelling door de Vlaamse regering wordt aan elke betrokken gemeente, polder en/of watering advies over het ontwerpplan gevraagd. De bezwaren en opmerkingen worden voor het verstrijken van een termijn van negentig dagen na de beslissing van de Vlaamse regering toegezonden bij een ter

post aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs. De SERV, de MINA-Raad, de bestendige deputatie, de gemeenteraden en de door de Vlaamse regering aan te wijzen administraties en instellingen, de Raad en het Instituut maken hun advies over aan de Administratie bevoegd voor het Natuurbehoud binnen dezelfde termijn. Na deze termijn kunnen geen adviezen meer worden uitgebracht. Alle bezwaren, opmerkingen en adviezen worden gecoördineerd door de Administratie bevoegd voor het Natuurbehoud die binnen de honderd tachtig dagen na de voorlopige vaststelling van het ontwerp gemotiveerd advies uitbrengt bij de regering. Op gemotiveerd verzoek van de bevoegde administratie binnen een termijn van dertig dagen voor het verstrijken van de honderd tachtig dagen beslist de minister over de verlenging met zestig dagen van de termijn waarbinnen de bevoegde administratie haar advies diende uit te brengen. Bij gebrek aan een beslissing binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van het verzoek wordt de verlenging toegekend. Binnen de tweehonderd veertig dagen na de voorlopige vaststelling stelt de regering het plan vast, behoudens de hogervermelde verlenging. Het definitief vastgestelde plan wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking. Art. 23. 1. Om een GEN of GENO te kunnen afbakenen binnen de gebieden zoals opgesomd in artikel 20, behoudens de in artikel 21 vermelde gebieden, stelt de Vlaamse regering een afbakeningsplan op. 2. De afbakeningsprocedure verloopt zoals bepaald in artikel 21. Na de voorlopige vaststelling onderwerpt de Gouverneur het ontwerpplan aan een openbaar onderzoek dat wordt aangekondigd door aanplakking in elke betrokken gemeente, door een bericht in het Belgisch Staatsblad en in ten minste drie dagbladen die in het Gewest worden verspreid. De begin- en einddatum van het onderzoek worden in deze aankondiging vermeld. Na de aankondiging wordt het ontwerpplan gedurende zestig dagen ter inzage

gelegd in het gemeentehuis van elke betrokken gemeente. De bezwaren en opmerkingen worden voor het verstrijken van die termijn aan de Gouverneur toegezonden bij een ter post aangetekende brief of afgegeven tegen ontvangstbewijs. Bezwaren kunnen ook mondeling meegedeeld worden aan de burgemeester of zijn gemachtigde ambtenaar die hiervan een proces-verbaal opmaakt. De SERV, de MINA-Raad, de gemeenteraden en de door de Vlaamse regering aan te wijzen administraties en instellingen, de Raad, de Vlaamse Hoge Bosraad en het Instituut bezorgen hun advies binnen dezelfde termijn. Na deze termijn kunnen geen adviezen meer worden uitgebracht. De bestendige deputatie van de betrokken provincies coördineert alle bezwaren, opmerkingen en adviezen en brengt binnen zestig dagen na het einde van het openbaar onderzoek gemotiveerd advies uit bij de regering. Dit advies bevat desgevallend een meerderheids- en een minderheidsstandpunt. Op gemotiveerd verzoek van de bestendige deputatie binnen een termijn van vijftien dagen na het einde van het openbaar onderzoek beslist de Vlaamse regering over de verlenging met zestig dagen van de termijn van zestig dagen waarbinnen de bestendige deputatie zijn advies diende uit te brengen. Bij gebrek aan een beslissing binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van het verzoek wordt de verlenging geacht te zijn toegekend. Binnen tweehonderd en tien dagen na de begindatum van het openbaar onderzoek stelt de Vlaamse regering het plan vast behoudens de hogervermelde verlenging. Het definitief vastgestelde plan wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. Het plan treedt in werking vijftien dagen na zijn bekendmaking. Art. 24. 1. Een afbakeningsplan van GEN of GENO kan te allen tijde, binnen de bestemmingsgrenzen van artikel 20, worden herzien. De bepalingen betreffende het opmaken van een plan zijn eveneens van toepassing op de herziening ervan. 2. Het in herziening gestelde plan blijft gelden tot het herziene plan definitief in

werking treedt. Art. 25. 1. In de GEN neemt de Vlaamse regering de nodige maatregelen om, bij voorrang ten opzichte van de andere functies, de natuur en het natuurlijk milieu, te behouden, te herstellen en te ontwikkelen. Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV en afdeling 4 van dit hoofdstuk hebben deze maatregelen betrekking op : 1 het bevorderen van een natuurgerichte bosbouw en het instellen van bosreservaten, in overeenstemming met de bepalingen van het bosdecreet; 2 het behouden, herstellen en/of op natuurelementen met een hoge natuurkwaliteit afstemmen van de waterhuishouding, onder meer de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de natuurlijke structuur van de waterlopen en hun randzones, zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft op de omliggende gebieden; 3 het beschermen van de insijpelingsgebieden van het grondwater; 4 het behouden en herstellen van het microreliëf en de structuur van het landschap; 5 het recreatieve medegebruik; 6 het agrarisch medegebruik. 2. Er wordt overeenkomstig artikel 48, voor elk gebied van de GEN een natuurrichtplan opgesteld. Het goedgekeurd natuurrichtplan kan de ontheffingen van de verbodsbepalingen in algemene zin, zoals die bedoeld onder 3, 2, alsook de specifieke bepalingen bedoeld in artikel 15, 4 en 5, derde en vijfde lid van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, alsook de uitwerking van specifieke bepalingen zoals die bedoeld in artikel 25, 1 van dit decreet bevatten. Dit natuurrichtplan kan ook binnen de GEN een perimeter bevatten waarbinnen het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend conform artikel 37. 3. In de GEN gelden de volgende voorschriften : 1 het gebruik van meststoffen wordt geregeld overeenkomstig het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;

2 behoudens individuele ontheffing, verleend door de administratie bevoegd voor het natuurbehoud of algemene ontheffing, is het verboden : 1) bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Dit verbod geldt niet voor de percelen van de landbouwbedrijven waar in het kader van artikel 15, 5, lid twee en vier, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, een ontheffing geldt; noch voor de percelen van landbouwbedrijven die onder de bepalingen van artikel 14 of artikel 15, 1 tot 4 en 6 van bovengenoemd decreet vallen; noch voor gronden die louter om de reden dat deze verworven zijn in de periode tussen de aangifte 95 en de inwerkingtreding van het mestdecreet niet onder de toepassing van hogervermelde ontheffing vallen, behalve in bepaalde gevallen aangeduid door de Vlaamse regering, waarbij de modaliteiten of middelen nader kunnen worden gespecificeerd zonder nochtans tot een volledig verbod te kunnen overgaan; 2) behoudens in toepassing van een goedgekeurd beheersplan conform het bosdecreet van 13 juni 1990, de vegetatie, met inbegrip van meerjarige cultuurgewassen of van kleine landschapselementen te wijzigen; 3) het reliëf van de bodem te wijzigen; 4) werkzaamheden uit te voeren die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen, alsook maatregelen die de bestaande ont- en afwatering versterken; 5) de structuur van de waterlopen te wijzigen. De Vlaamse regering bepaalt na advies van de Raad en de MINA-Raad, de voorwaarden en de procedure, de termijn en de beroepsprocedure tot het verlenen van ontheffingen zoals bedoeld in 3, 2 van dit artikel. De Vlaamse regering kan onverminderd de toepassing van artikelen 18 en 19 voor de bestaande vergunde drinkwaterwinningen en de bijhorende vergunde capaciteit een algemene ontheffing verlenen op de verbodsbepaling inzake het uitvoeren van werkzaamheden die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen. Art. 26. 1. In de GENO neemt de Vlaamse regering de nodige maatregelen om, rekening houdend met de overige functies in het gebied, de natuur en het natuurlijk milieu te behouden, te herstellen en te ontwikkelen. Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV en afdeling 4 van dit hoofdstuk

kunnen deze maatregelen betrekking hebben op : 1 het bevorderen van een natuurgerichte bosbouw en het instellen van bosreservaten, in overeenstemming met de bepalingen van het bosdecreet; 2 het behouden, herstellen en/of op natuurelementen met een hoge natuurkwaliteit afstemmen van de waterhuishouding, onder meer de waterkwaliteit, de waterkwantiteit en de natuurlijke structuur van de waterlopen en hun randzones zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gronden; 3 het beschermen van de insijpelingsgebieden van het grondwater; 4 het behouden of herstellen van het microreliëf en de structuur van het landschap; 5 het beheer van de natuurwaarden gedurende of na afloop van de economische of andere activiteiten die in het gebied plaatsvinden; 6 het recreatieve medegebruik; 7 het agrarisch medegebruik. 2. Voor elk gebied van de GENO wordt een natuurrichtplan opgesteld, overeenkomstig artikel 48. Het goedgekeurd natuurrichtplan kan de ontheffingen van de verbodsbepalingen in algemene zin, zoals die bedoeld onder 3, 2 alsook de specifieke bepalingen bedoeld in artikel 15, 4 en 5, derde en vijfde lid van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, alsook de uitwerking van specifieke bepalingen zoals die bedoeld in artikel 26, 1 bevatten. Dit natuurrichtplan kan binnen de GENO een perimeter bevatten waarbinnen het recht van voorkoop kan worden uitgeoefend conform artikel 37. 3. In de GENO gelden de volgende voorschriften : 1 het gebruik van meststoffen wordt geregeld overeenkomstig het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen; 2 behoudens individuele ontheffing zoals bedoeld in 2, verleend door de administratie bevoegd voor het natuurbehoud of algemene ontheffing, is het

verboden 1) bestrijdingsmiddelen te gebruiken. Dit verbod geldt niet voor de percelen van de landbouwbedrijven waar in het kader van artikel 15, 5, lid twee en vier, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, een ontheffing geldt; noch voor de percelen van landbouwbedrijven die onder de bepalingen van artikel 14 of artikel 15, 1 tot 4 en 6 van bovengenoemd decreet vallen; noch voor gronden die louter om de reden dat deze verworven zijn in de periode tussen de aangifte 95 en de inwerkingtreding van het mestdecreet niet onder de toepassing van hogervermelde ontheffing vallen, behalve in bepaalde gevallen aangeduid door de Vlaamse regering, waarbij de modaliteiten of de middelen nader kunnen worden gespecificeerd zonder nochtans tot een volledig verbod te kunnen overgaan; 2) behoudens in toepassing van een goedgekeurd beheersplan conform het bosdecreet van 13 juni 1990, de vegetatie, met inbegrip van meerjarige cultuurgewassen, of van kleine landschapselementen te wijzigen; 3) het reliëf van de bodem te wijzigen; 4) werkzaamheden uit te voeren die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen, alsook maatregelen die de bestaande ont- en afwatering versterken; 5) de structuur van de waterlopen te wijzigen. De Vlaamse regering bepaalt na advies van de Raad en de MINA-Raad, de voorwaarden en de procedure, de termijn en de beroepsprocedure tot het verlenen van ontheffingen op de voorschriften bedoeld in zoals bedoeld in 3, 2 van dit artikel. De Vlaamse regering kan onverminderd de toepassing van artikelen 18 en 19 voor de bestaande vergunde drinkwaterwinningen en de bijhorende vergunde capaciteit een algemene ontheffing verlenen op de verbodsbepaling inzake het uitvoeren van werkzaamheden die rechtstreeks of onrechtstreeks het grondwaterpeil verlagen. Afdeling 2. - Het Integraal Verwevings- en Ondersteunend Netwerk Art. 27. Het IVON is een geheel van gebieden waarin de administratieve overheid zorg draagt voor het behoud van de aanwezige natuurwaarden, maatregelen neemt ter bevordering en versterking van die natuurwaarden, alsook stimulerende maatregelen neemt ter bevordering van de biologische diversiteit.

Deze maatregelen mogen de landbouw- en bosbouwexploitatie binnen het daartoe bestemd gebied niet regelen, tenzij via het instrument van de beheersovereenkomsten conform artikelen 45 en 46. Het IVON omvat de volgende onderdelen : 1 natuurverwevingsgebieden : dit zijn aaneengesloten gebieden waarin verschillende functies voorkomen en die gekenmerkt zijn door de aanwezigheid van hoge natuurwaarden, waarvan de duurzaamheid kan worden bereikt door het realiseren van het standstill-beginsel, het instandhouden en herstellen van de structuurkenmerken van de waterlopen, het instandhouden en herstellen van de waterhuishouding, het reliëf en de bodem en het bevorderen van het onderhoud en de ontwikkeling van de natuurwaarden. Als natuurverwevingsgebied kunnen worden aangeduid alle in artikel 20, 2 aangeduide gebieden alsook de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden en recreatiegebieden met toepassing van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996. De Vlaamse regering bakent binnen 5 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet een effectief te realiseren oppervlakte van 150.000 ha natuurverwevingsgebieden af en draagt zorg voor de totstandkoming van de natuurrichtplannen binnen een periode van 10 jaar na de inwerkingtreding van dit decreet. 2 natuurverbindingsgebieden : dit zijn gebieden die ongeacht hun oppervlakte van belang zijn voor de migratie van planten en dieren tussen de gebieden van het VEN en/of natuurreservaten en die strook- of lijnvormig zijn met een aaneenschakeling van kleine landschapselementen. Art. 28. 1. In de natuurverwevingsgebieden is de administratieve overheid ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen om, zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies in het gebied, de bestaande natuur te beschermen en te ontwikkelen, onder meer door bij de uitvoering van het beleid van de overheid zorg te dragen voor : 1 het behoud van de kwaliteit van de habitats en de kwantiteit van de natuurwaarden; 2 het behoud van een voor de natuurwaarden gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging en van aantasting van reliëf en bodem;

3 binnen de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening, het behoud van een voor de natuurwaarden gunstige waterhuishouding, het tegengaan van risico van verdroging en van aantasting van reliëf en bodem evenals het herstel hiervan; 4 het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen. 2. Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV en afdeling 4 van dit hoofdstuk kunnen ten aanzien van de eigenaars en grondgebruikers, in het kader van dit decreet slechts stimulerende maatregelen worden genomen ter bevordering van : 1 een natuurgerichte bosbouw en ecologisch verantwoorde bebossing, in overeenstemming met de bepalingen van het bosdecreet; 2 de bescherming en het beheer van de vegetatie van kleine landschapselementen, de fauna en de flora; 3 het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding, en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de overige functies; 4 binnen de groen-, park-, buffer- en bosgebieden van de uitvoeringsplannen, van kracht in de ruimtelijke ordening, het behoud van een voor de natuur gunstige waterhuishouding en het tegengaan van risico van verdroging, en van aantasting van reliëf en bodem en het herstel hiervan zonder dat dit disproportionele gevolgen heeft voor de omliggende gebieden; 5 het behoud of het herstel van voor de natuur gunstige structuurkenmerken van de waterlopen; 6 de totstandkoming van een verenigbaar recreatief medegebruik. Art. 29. 1. Naast de maatregelen vermeld in hoofdstuk IV en afdeling 4 van dit hoofdstuk, kunnen in de natuurverbindingsgebieden ten aanzien van eigenaars en grondgebruikers slechts stimulerende maatregelen genomen worden gericht op : 1 inrichting met het oog op het instandhouden of verbeteren van de verbindingsfunctie; 2 onderhoud, ontwikkeling en beheer van de kleine landschapselementen en overige verbindingselementen met inbegrip van waterlopen;

3 de instandhouding en de ontwikkeling van de bestaande natuurelementen. 2. Voor het beheer en de ontwikkeling van kleine landschapselementen kunnen in relatie tot het natuurrichtplan conform artikel 50, premies worden verleend door het Gewest, de betrokken provincie(s) en de betrokken gemeente(n), in de volgende procentuele verhouding : 25 percent door het Gewest, 7,5 percent door de provincie en 7,5 percent door de gemeente. Als de aanvrager een erkende terreinbeherende natuurvereniging of een erkende beheerscommissie is, worden de bedragen verdubbeld. De Vlaamse regering bepaalt de erkenningsvoorwaarden en -procedure van de beheerscommissies alsook de procedure inzake de toekenning van de premies. Art. 30. Om een gebied aan te duiden als deel van het IVON, stelt het Gewest een afbakeningsplan op. De afbakening verloopt volgens de procedure bepaald in artikel 21 behoudens 4 en artikel 22. Art. 31. 1. Een afbakeningsplan van een deel van IVON kan te allen tijde binnen de bestemmingsgrenzen van artikel 27 worden herzien. De bepalingen betreffende het opmaken van een plan zijn eveneens van toepassing op de herziening ervan. 2. Het in herziening gestelde plan blijft gelden tot het herziene plan definitief in werking treedt. Afdeling 3. -Natuurreservaten Art. 32. De Vlaamse regering kan terreinen die van belang zijn voor het behoud en ontwikkeling van de natuur of voor het behoud en de ontwikkeling van het natuurlijk milieu, aanwijzen of erkennen als natuurreservaat. In deze natuurreservaten wordt, via een aangepast beheer, een natuurstreefbeeld behouden of ontwikkeld. Art. 33. Een Vlaams natuurreservaat is een beschermd gebied dat, na advies van de Raad, door de Vlaamse regering wordt aangewezen op gronden die het Vlaamse Gewest in eigendom of in huur heeft of die het daartoe ter beschikking worden gesteld. Een erkend natuurreservaat is een beschermd gebied, niet bedoeld onder het

eerste lid, dat na advies van de Raad door de Vlaamse regering wordt erkend op verzoek van de eigenaar en/of diegene die het gebruiksrecht heeft, mits beider toestemming, of van de beheerder, mits de eigenaar ermee instemt. Voor elk natuurreservaat, kan binnen de groengebieden en bosgebieden of het VEN, een uitbreidingszone vastgesteld worden waarbinnen het recht van voorkoop van toepassing is conform artikel 37. Art. 34. 1. Voor elk natuurreservaat ingesteld krachtens dit decreet wordt een beheersplan opgesteld. Het beheersplan vermeldt de maatregelen die worden getroffen voor het beheer en de inrichting van het gebied, waarbij voor redenen van natuurbehoud en natuureducatie kan worden afgeweken van de voorschriften van dit decreet, inzonderheid van artikel 35. In het beheersplan worden eveneens bepalingen inzake het recreatieve en educatieve medegebruik opgenomen voor zover dit medegebruik inpasbaar is in de doelstelling van het natuurreservaat. 2. Voor elk Vlaams natuurreservaat wijst de Vlaamse regering de ambtenaar van de administratie bevoegd voor het natuurbehoud aan die met het beheer ervan belast is. Deze ambtenaar stelt het beheersplan op, dat aan de regering ter goedkeuring wordt voorgelegd. 3. Voor elk Vlaams natuurreservaat of voor een groep van Vlaamse natuurreservaten, stelt de Vlaamse regering een adviescommissie in, die wordt voorgezeten door een lid van de Raad en waarin elke betrokken gemeente vertegenwoordigd is. De adviescommissie heeft als taak de ambtenaar bedoeld in 2 bij te staan door het verstrekken van adviezen en voorstellen inzake het beheer, het opstellen van het beheersplan alsook het stimuleren van het onderzoek en de educatie met betrekking tot de natuur in het natuurreservaat of in de groep van natuurreservaten. Art. 35. Binnen de natuurreservaten is het verboden, behoudens ontheffing in het goedgekeurd beheersplan : 1 individuele of groepssporten en groepsspelen te beoefenen; 2 gemotoriseerde voertuigen te gebruiken of achter te laten, behoudens de voertuigen nodig voor het beheer;

3 keten, loodsen, tenten of andere constructies te plaatsen, zelfs tijdelijk; 4 de rust te verstoren of reclame te maken op welke wijze ook; 5 de dieren te doden, te jagen of te vangen en op welke wijze ook hun jongen, eieren, nesten of schuilplaatsen te storen of te vernietigen; 6 bomen en struiken weg te nemen, te kappen, te ontwortelen of te verminken en het plantendek of de planten op enige wijze te vernietigen of te beschadigen; 7 opgravingen, boringen, grondwerkzaamheden of exploitatie van materialen te verrichten, welk werk ook uit te voeren dat de aard van de grond, het uitzicht van het terrein, de bronnen en het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, boven- of ondergrondse leidingen te leggen en reclameborden en aanplakbrieven te plaatsen; 8 vuur te maken en afval te storten; 9 bestrijdingsmiddelen te gebruiken; 10 meststoffen te gebruiken, met uitzondering van de natuurlijke uitscheiding als gevolg van extensieve begrazing; 11 het waterpeil te wijzigen en op kunstmatige wijze water te lozen. Deze maatregelen kunnen evenwel geen erfdienstbaarheden opleggen op de omliggende gebieden. De Vlaamse regering kan, in het belang van het natuurbehoud, de volksgezondheid of het wetenschappelijk onderzoek, ter voorkoming van disproportionele schade ontheffing verlenen van de in dit artikel bedoelde verbodsbepalingen. Art. 36. 1. De Vlaamse regering stelt de voorwaarden vast waaronder de terreinen van private personen of van rechtpersonen andere dan het Vlaamse Gewest of de Staat erkend kunnen worden als natuurreservaat. 2. In de agrarische gebieden en de landschappelijk waardevolle agrarische gebieden kunnen natuurreservaten erkend worden als voldaan wordt aan de volgende criteria :

1 ofwel zijn het gronden die een actuele hoge natuurwaarde hebben en weinig geschikt zijn voor normaal landbouwgebruik in de betrokken landbouwstreek en waarvan de erkenning de agrarische structuur niet aantast; 2 ofwel zijn het gebieden met een hoge actuele of potentiële natuurwaarde en lage landbouwwaarde die in het kader van een goedgekeurd ruilverkavelingsplan of een goedgekeurd richtplan van een landinrichtingsproject hiertoe zijn aangewezen en waarvan de erkenning de agrarische structuur niet aantast. 3. In de valleigebieden, de brongebieden, de agrarische gebieden met ecologisch belang of agrarische gebieden met bijzondere waarde buiten het VEN kan de Vlaamse regering specifieke criteria voor erkenning vaststellen. 4. In afwijking van 2 komen alle bij de inwerkingtreding van dit decreet erkende natuurreservaten en erkende natuurreservaten op terreinen die met een aankoopsubsidie van het Vlaamse Gewest werden aangekocht, in aanmerking voor verlenging, ongeacht de criteria van 2. 5. De erkenning van een reservaat is geldig voor een periode van 27 jaar. Bij elke vervaldag van de erkenning kan zij voor een periode van 27 jaar worden hernieuwd. 6. De Vlaamse regering kan jaarlijks, binnen de perken van de begroting, subsidies verlenen voor de huur, de beheerskosten en het toezicht in een erkend reservaat. 7. De Vlaamse regering stelt nadere regels vast voor de aanvraag, de hernieuwing, de uitbreiding en de intrekking van de erkenning, alsook voor het toekennen van de subsidies. Afdeling 4. - Algemene maatregelen voor de bescherming van het natuurlijk milieu Onderafdeling A. - Verwerving Art. 37. 1. Het Vlaamse Gewest heeft het recht van voorkoop bij verkoop van onroerende goederen : 1. in het VEN, met uitzondering van de onroerende goederen uitgesloten door de Vlaamse regering; 2. in de natuurreservaten en hun uitbreidingsperimeter gelegen binnen de groenen bosgebieden, de bosuitbreidingsgebieden of het VEN, zoals bepaald in artikel