» Samenvatting. » Uitspraak. Het verdere procesverloop. De beoordeling Feiten



Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHLEE:2010:BN3998 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

» Samenvatting. » Uitspraak. Procesverloop in hoger beroep

ECLI:NL:GHSHE:2005:AS9756

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB1198 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBUTR:2011:BQ0950

ECLI:NL:GHSGR:2006:AV2657

ECLI:NL:GHSGR:2012:BZ0856

ECLI:NL:RBDHA:2013:8822

AFSCHRIFT. Uitspraak: 10 februari 2015 Zaaknummer: /01 Zaaknummer eerste aanleg: C/13/ / FA RK (MN/WK)

ECLI:NL:GHLEE:2011:BU7565

ECLI:NL:GHDHA:2015:1011

JPF 2013/149 Rechtbank 's-gravenhage 23 oktober 2012, /FA RK ; ECLI:NL:RBSGR:2012:BY2371. ( mr. Bellaart )

ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ6212

ECLI:NL:GHAMS:2013:3051 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN. locatie Leeuwarden. afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHARL:2013:CA1623

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

ECLI:NL:GHSGR:2010:BM4387

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA5660 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSHE:2016:171

Hof: T.C.P. Christoph Zon Familierecht Groep

de inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Almere,

ECLI:NL:RBDHA:2016:11833

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:591

ECLI:NL:GHAMS:2016:428 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHARL:2017:2726

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBDHA:2014:11422

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/03/213774/FA RK

ECLI:NL:GHAMS:2014:5046 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

» Samenvatting. » Uitspraak. Procedure. JPF 2012/54 Rechtbank 's-gravenhage 22 november 2011, FA RK ; LJN BU5751. ( mr.

ECLI:NL:GHSHE:2014:2181

ECLI:NL:CRVB:2014:2191

ECLI:NL:CRVB:2017:1054

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer : /01 zaaknummer rechtbank : C/01/ / FA RK

Nieuwe richtlijn kinderalimentatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:2318

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0741 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHSGR:2007:BA4280

ECLI:NL:GHARL:2013:BZ0634

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

JPF 2013/115 Rechtbank Den Haag 11 februari 2013, C/09/ FA RK ; ECLI:NL:RBDHA:2013:BZ3284. ( mr. Brakel )

ECLI:NL:CRVB:2010:BO7264

Gelijkwaardig ouderschap en co-ouderschap; belang van kind doorslaggevend

» Samenvatting. » Uitspraak. 1. Het geding in eerste aanleg. 2. Het geding in hoger beroep. 3. De beoordeling

Instituut Financieel Management

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

ECLI:NL:GHARN:2012:BX8537

ECLI:NL:RBZWB:2014:9405

ECLI:NL:GHSGR:2011:BU6154

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:106 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBDHA:2016:16586

Uitspraak GERECHTSHOF AMSTERDAM. Afdeling civiel recht en belastingrecht Team III (familie- en jeugdrecht)

ECLI:NL:GHLEE:2003:AL3148 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rekestnummer

ECLI:NL:RBDHA:2016:1836

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

JPF 2012/161 Rechtbank Dordrecht 30 mei 2012, 96504/FA RK ; 96507/FA RK ; LJN BW7709. ( mr. Haerkens-Wouters )

Huwelijksvermogensrecht journaal. September 2015

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. M.A. Kleijer, secretaris)

CENTRALE RAAD VAN BEROEP U I T S P R A A K

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

Hoge Raad , ECLI:NL:HR:2015:3011

1. Kosten kinderen. Netto Gezins Inkomen. Berekend per Besteedbaar tijdens huwelijk / samenwonen. Vrouw 0 0 Gemaximeerd tot 6000

ECLI:NL:GHARL:2013:8624

ECLI:NL:RBOVE:2013:856

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

ECLI:NL:GHDHA:2017:647

ECLI:NL:RBMNE:2017:2134

Rapport. Datum: 21 december 2007 Rapportnummer: 2007/320

ECLI:NL:RBHAA:2009:BK7496

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHAMS:2016:2922 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 18/350 Wtra AK van 3 december 2018 van

Gebruiksvergoeding. mr. L.S. Timmermans SmeetsGijbels

ECLI:NL:CRVB:2016:3143

Samenvatting. 1. Procesverloop

1. Kosten kinderen. Netto Gezins Inkomen. Berekend per Besteedbaar tijdens huwelijk / samenwonen. Vrouw 0 0 Gemaximeerd tot 6000

Uitspraak. GERECHTSHOF 's-hertogenbosch. Afdeling civiel recht

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

ECLI:NL:GHARL:2015:801

ECLI:NL:RBOVE:2017:721

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (R.J. Paris, voorzitter en mr. T.W. Schrijver, secretaris)

ECLI:NL:CRVB:2011:BP1921

Samenvatting. 1. Procedure

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:RBNNE:2015:4387

ECLI:NL:CRVB:2017:610

ECLI:NL:CRVB:2017:947

ECLI:NL:CRVB:2017:2494

ECLI:NL:CRVB:2012:BY4292

ECLI:NL:GHLEE:2010:BN8776 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

Bevoegdheid Nederlandse rechter vordering afgifte minderjarige na overbrenging buitenland

ECLI:NL:RVS:2015:1768

ECLI:NL:RBGEL:2016:6936

ECLI:NL:GHSGR:2005:AU9743

Transcriptie:

JPF 2012/115 Gerechtshof Leeuwarden 19 april 2012, 200.054.674; LJN BQ4159. ( mr. Bosch mr. Breemhaar mr. Schipmölder ) [De man] te [woonplaats] (Taiwan), appellant, hierna te noemen: de man, advocaat: mr. S.A. Wilman, kantoorhoudende te Leeuwarden, tegen 1. [de vrouw], hierna te noemen: de vrouw, 2. [jong meerderjarige], hierna te noemen: [jong meerderjarige], beiden te [woonplaats] (Indonesië), geïntimeerden, advocaat: mr. J.F. Rouwé-Danes, kantoorhoudende te Leeuwarden. Toepasselijk recht alimentatie, Ex-partneralimentatie [Haags Alimentatieverdrag 1973-4, 8]» Samenvatting Partijen zijn op 24 juli 1992 in Indonesië met elkaar getrouwd. In september 2007 zijn zij feitelijk uit elkaar gegaan. Sindsdien wonen de kinderen bij de vrouw. Met toestemming van de man zijn de vrouw en de kinderen in 2008 naar Indonesië verhuisd. In 2008 heeft de man zich tot de rechtbank gewend om o.a. de echtscheiding uit te spreken. Bij verweerschrift heeft de vrouw verzocht te bepalen dat de man 500,= per maand per kind aan kinderalimentatie dient te betalen en 2.115,= bruto per maand in de kosten van haar levensonderhoud. De man heeft zich verweerd. Bij beschikking van 22 oktober 2008 heeft de rechtbank de echtscheiding uitgesproken met toepassing van Nederlands recht. De rechtbank stelt tevens vast dat het Nederlands recht van toepassing is op het verzoek tot partneralimentatie. Op 25 maart 2009 is bij beschikking bepaald dat Indonesisch recht van toepassing is op het verzoek tot kinderalimentatie. Hoewel de man het toepasselijk recht niet bestrijdt, klaagt hij over de vaststelling van de bijdragen van zowel kinder- als partneralimentatie. Het hof bekrachtigt de beschikking waarvan beroep. beslissing/besluit» Uitspraak Het verdere procesverloop (...; red.) De beoordeling Feiten 1. Partijen zijn op 24 juli 1992 in Indonesië met elkaar getrouwd. In september 2007 zijn zij feitelijk

uit elkaar gegaan. Sindsdien wonen de kinderen bij de vrouw. Met instemming van de man zijn de vrouw en de kinderen in 2008 geëmigreerd naar Indonesië. 2. De man heeft zich op 21 januari 2008 tot de rechtbank gewend met het verzoek onder meer de echtscheiding tussen partijen uit te spreken. Bij haar verweerschrift d.d. 25 augustus 2008 heeft de vrouw (zelfstandig) verzocht te bepalen dat de man 500,= per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen en 2.115,= netto per maand in de kosten van haar levensonderhoud. De man heeft zich verweerd tegen de zelfstandige verzoeken van de vrouw. 3. Bij beschikking van 22 oktober 2008 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en is geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft voor wat betreft de beslissing over de partneralimentatie en dat het Nederlands recht op die beslissing van toepassing is. Het huwelijk van partijen is op 31 december 2008 ontbonden. 4. Bij beschikking van 25 maart 2009 is geoordeeld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft voor wat betreft de beslissing over de kinderalimentatie en dat het Indonesisch recht op die beslissing van toepassing is. Verder is bij die beschikking het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw bepaald en is bepaald dat de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken (toentertijd omgang genaamd) in onderling overleg tussen partijen dient plaats te vinden. 5. Bij de beschikking waarvan beroep is beslist als in de tussenbeschikking van 31 augustus 2010 vermeld onder Het geding in eerste aanleg. Tegen deze beslissing is het appel van de man gericht. 6. Bij faxbericht van 15 maart 2011 heeft mr. Rouwé-Danes aangegeven ook als gemachtigde op te treden voor de op 24 februari 2011 (jong-)meerderjarig geworden [jong meerderjarige]. De omvang van het (incidenteel) appel 7. De vrouw heeft in het lichaam van haar verweerschrift in appel aangegeven dat zij zich had kunnen vinden in de door de rechtbank vastgestelde bijdrage, maar dat nu de man hoger beroep heeft ingesteld zij van mening is dat de vastgestelde partneralimentatie onvoldoende is. De vrouw stelt zich niet te kunnen redden met een bijdrage van 140,= per maand. 8. In het petitum van haar verweerschrift heeft de vrouw verzocht de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn appel, dan wel hem het in hoger beroep gedane verzoek te ontzeggen en de beschikking van 21 oktober 2009 te bekrachtigen, dan wel opnieuw recht doende de beschikking van 21 oktober 2009 te wijzigen voor zover hier aan de orde in die zin dat de partneralimentatie op 2.115,= per maand wordt bepaald. 9. Ter zitting is namens de vrouw gesteld dat zij 1.000,= tot 1.200,= per maand van de man wenst te ontvangen. 10. De door de rechtbank bepaalde alimentatie bedraagt in totaal 3 x 370,= + 140,= = 1.250,= per maand. 11. De vrouw heeft niet voor een ieder, althans voor de man en voor het hof, als zodanig herkenbaar incidenteel appel ingesteld. Gelet op de onduidelijke wijze waarop het verweerschrift is opgesteld in combinatie met de uitkomst van de procedure in eerste aanleg, waarbij de vrouw, blijkens de verklaring van haar raadsvrouw ter zitting in hoger beroep, heeft gekregen wat zij wilde, ziet het hof geen aanleiding het verweerschrift op te vatten als een incidenteel appelschrift. Processueel aspect 12. Voor zover de man klaagt over de wijze van tot stand komen van de bestreden beschikking in

het bijzonder over het niet in acht nemen van de beginselen van hoor en wederhoor heeft de man daargelaten het antwoord op de vraag of de rechtbank bij de totstandkoming van voornoemde beschikking heeft gehandeld in strijd met voornoemd beginsel geen belang bij behandeling van de klacht. Immers, de man heeft thans in hoger beroep de zaak in zijn geheel ter beoordeling aan het hof voorgelegd en is in de gelegenheid gesteld zijn inhoudelijke bezwaren tegen de beschikking van 21 oktober 2009 kenbaar te maken. Voorts strekt de procedure in hoger beroep er mede toe eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren. Het toepasselijke recht partneralimentatie 13. Bij beschikking van 22 oktober 2008 heeft de rechtbank op grond van artikel 8 van het Haags Alimentatieverdrag 1973 het Nederlandse recht van toepassing verklaard op het verzoek tot het vaststellen van een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de vrouw. 14. Na zelfstandige beoordeling komt het hof tot dezelfde conclusie als de rechtbank voor wat betreft de toepasselijkheid van het Nederlandse recht op de partneralimentatie. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank op dit punt en de daaraan ten grondslag liggende overweging. kinderalimentatie 15. Hoewel geen van partijen een grief heeft opgeworpen tegen de toepasselijkheid van het Indonesische recht op de kinderalimentatie stelt mr. Rouwé-Danes dat onderwerp wel in haar brief van 22 december 2010 aan de orde. Enige toelichting op die stelling geeft mr. Rouwé-Danes overigens niet. 16. Bij tussenbeschikking van 25 maart 2009 heeft de rechtbank op het verzoek van de vrouw tot vaststelling van kinderalimentatie ingevolge artikel 4 Haags Alimentatieverdrag 1973 het recht van Indonesië toegepast, aangezien de minderjarigen aldaar hun woonplaats hebben. 17. Na zelfstandige beoordeling komt het hof tot dezelfde conclusie als de rechtbank voor wat betreft de toepasselijkheid van het Indonesische recht op de kinderalimentatie. Het hof onderschrijft het oordeel van de rechtbank op dit punt en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen. De geschilpunten 18. De geschilpunten tussen partijen betreffen: de behoefte van de kinderen; de behoefte van de vrouw; de draagkracht van de man en wel op de volgende punten: het inkomen; de bijstandnorm; de woonlasten; de aflossing op schulden; de kosten van de zorgregeling; de advocaatkosten.

Het deskundigenrapport 19. Uit het rapport van het IJI volgt dat de vaststelling van de hoogte van de kinderalimentatie in het Indonesische recht ter vrije beoordeling van de rechter staat. De Human Rights Law uit 1999 en de Child Protection Law uit 2002 geven daartoe slechts enkele zeer algemene richtlijnen op grond waarvan uitgaven voor onderwijs, medische kosten, sociale omgang met leeftijdgenoten, spel en creativiteit, vakanties mede in aanmerking moeten worden genomen overeenkomstig ieders talenten, fysieke en mentale gesteldheid. 20. Bij de vaststelling van alimentatie naar het Indonesische recht dient een afweging te worden gemaakt tussen enerzijds de behoeften van de minderjarige en anderzijds de draagkracht van de onderhoudsplichtige, alsmede het aantal en de draagkracht van de overige personen die te zijnen laste komen. De behoefte van de kinderen 21. [Jong meerderjarige], [kind 1] en [kind 2] zitten in Indonesië op een internationale school. 22. Uit het rapport van het IJI volgt dat het bezoeken van een internationale school in Indonesië zou worden gezien als een luxe uitgave die niet zonder meer door een rechter zou worden gehonoreerd. Dit zou echter anders zijn wanneer rekening wordt gehouden met het feit dat het om Nederlandse kinderen gaat die een groot deel van hun schoolopleiding in het buitenland hebben genoten. 23. De man heeft de Nederlandse nationaliteit en de vrouw heeft de Nederlandse en Indonesische nationaliteit. Dit betekent dat [jong meerderjarige], [kind 1] en [kind 2] (tenminste) half-europese kinderen zijn. Gelet daarop acht het hof het gerechtvaardigd om de door de vrouw gestelde kosten van de internationale school als redelijk te beschouwen. 24. Op grond van het vorenstaande maakt het hof de benadering van de rechtbank van de behoefte van de kinderen tot de zijne. Daarom kunnen de door de rechtbank in redelijkheid vastgestelde feitelijke kosten van levensonderhoud en opvoeding van de kinderen van 370,= per kind per maand worden gehandhaafd. Het inkomen 25. De man is werkzaam bij [[een bedrijf]ijf]. Hij is per 23 februari 2009 niet meer belastingplichtig in Nederland. Uit de door hem overgelegde salarisspecificaties over 2009 blijkt dat hij in dat jaar via de loonlijst met nummer 888 37.295,50 netto en via de loonlijst met nummer 600 16.689,66 netto heeft verdiend, zijnde tezamen (afgerond) 54.000,=. Dit inkomen komt ongeveer overeen met het inkomen dat de man in 2007 en 2008, blijkens de over die jaren beschikbare jaaropgaven, heeft verdiend toen hij nog wel binnenlands belastingplichtig was. De man heeft zich er ter zitting mee akkoord verklaard dat in zijn draagkrachtberekening uitgegaan wordt van een netto jaarinkomen van 54.000,=. De bijstandsnorm 26. De man is alleenstaande. Hij heeft ter zitting onweersproken gesteld dat, behalve de huisvesting, de kosten van levensonderhoud in Taiwan 5-10% goedkoper zijn dan in Nederland. 27. Het hof zal daarom de bijstandsnorm voor een alleenstaande corrigeren met een (gemiddeld) percentage van 7,5. Naar de tarieven van januari 2009 resulteert dat in een bedrag van 899,= minus 7,5% = 832,= per maand. De woonlasten

28. De man heeft een huurwoning in [woonplaats] (Taiwan). Uit de door hem overgelegde en vertaalde huurovereenkomst blijkt dat hij een huur van 35.000 Nieuwe Taiwanese Dollars per maand verschuldigd is. Dit bedrag is inclusief parkeerplaats, water, elektriciteit, gas en beheerskosten van het gebouw. Omgerekend is de huur van de man ongeveer 840,= per maand (inclusief). 29. De huurovereenkomst dateert weliswaar van meerdere jaren geleden, maar de man heeft ter zitting onweersproken gesteld dat zijn woonlasten sindsdien niet zijn gewijzigd. 30. Het hof acht de ter zitting door de man gegeven verklaring voor deze woonlasten aannemelijk. Hoewel de man veel van huis is voor zijn werk, is zijn thuisbasis in Taiwan. De huurlasten van deze woning komen voor zijn eigen rekening. Slechts de kosten van inwoning ter plaatse waar de man te werk wordt gesteld worden door [een bedrijf] vergoed. 31. De man heeft in zijn in eerste aanleg overgelegde draagkrachtberekening een kale huur van 650,= per maand opgenomen en in die in hoger beroep van 725,= per maand. Gelet op de hiervoor vermelde huur van 840,= per maand inclusief, acht het hof het redelijk uit te gaan van een kale huur van 700,= per maand. De aflossing op de schulden DEFAM 32. De man heeft een viertal rekeningoverzichten van Defam Flex BV overgelegd, te weten over december 2007, januari en februari 2008 en januari 2010. Daaruit blijkt voldoende dat reeds ten tijde van het huwelijk van partijen 100,= per maand werd afgelost op dit doorlopend krediet en dat de man dat in ieder geval in januari 2010 nog steeds deed. Nu het hier om een huwelijkse schuld gaat, zal het hof rekening houden met een aflossing van 100,= per maand. DSB 33. Uit een brief van 9 oktober 2008 van DSB Bank aan de man en/of de vrouw volgt dat na de verkoop van de voormalig echtelijke woning een hypothecaire restschuld van 68.116,78 bestond. Deze is omgezet in een krediet zonder hypothecaire zekerheid. Daarvoor geldt een variabel rentepercentage van 7,5. Met het oog daarop wordt op het salaris van de man een maandtermijn van 681,16 ingehouden. Partijen hebben deze brief op 10 oktober 2008 voor akkoord getekend. 34. Uit de salarisspecificaties van de man volgt dat in ieder geval vanaf 29 december 2008 een bedrag van 628,76 per maand via loonbeslag wordt ingehouden. Dit correspondeert ook met een overzicht van DSB Bank d.d. 31 december 2009. Uit de salarisspecificatie over de periode van 24 mei 2010 tot 20 juni 2010 blijkt dat de man dit bedrag dan nog steeds betaalt. Het hof zal vanaf de ingangsdatum met een bedrag van afgerond 629,= per maand rekening houden, aangezien het hier een huwelijkse schuld betreft. Makelaardij [X] 35. Partijen zijn het erover eens dat de schuld aan Makelaardij [X] per 1 november 2009 is afgelost. Tot die tijd zal het hof rekening houden met een aflossing van 200,= per maand, zoals daarvan blijkt uit een schuldverklaring d.d. 14 oktober 2008. De kosten van de zorgregeling 36. Ter zitting is gebleken dat de man geen contact met zijn kinderen heeft. Zodoende maakt hij ook geen kosten voor hen, zodat hiermee geen rekening hoeft te worden gehouden in de draagkrachtberekening.

De advocaatkosten 37. Uit het rapport van het IJI volgt dat naar het Indonesische recht iedere partij zijn eigen advocaatkosten dient te dragen. Voor zover advocaatkosten betreffende de echtscheiding ten laste van de man zijn gekomen, zullen deze ook van invloed zijn op zijn draagkracht. 38. Aangezien het hier om een echtscheidingsprocedure gaat, zal overeenkomstig het Indonesische recht rekening worden gehouden met de door de man gemaakte advocaatkosten. Nu anders is gesteld noch gebleken zal het hof aansluiting zoeken bij het in de Tremanormen opgenomen bedrag van 114,= per maand. De draagkrachtberekening 39. Gelet op het vorenstaande en voorts uitgaande van de overige niet betwiste gegevens waaronder die in de door de man bij brief van 22 juli 2010 overgelegde draagkrachtberekening, uitgedraaid op 21 juli 2010, wordt de draagkracht van de man berekend als in de aangehechte netto berekeningen is opgenomen. De man kan geen aanspraak maken op fiscaal voordeel, omdat hij niet binnenlands belastingplichtig is. de periode van 31 december 2008 tot 1 november 2009 40. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve afgerond 1.343,= per maand beschikbaar voor alimentatie. Aldus is de man in staat voornoemde bijdrage van 370,= per kind per maand te betalen. In dat geval resteert 233,= per maand voor de vrouw. met ingang van 1 november 2009 41. Van de draagkrachtruimte is 70%, derhalve afgerond 1.483,= per maand beschikbaar voor alimentatie. Ook met ingang van 1 november 2009 is de man dus in staat 370,= per kind per maand te voldoen. Na aftrek van de kinderalimentatie resteert een bedrag van 373,= per maand voor de vrouw. De behoefte van de vrouw 42. Mede gelet op het traditionele huwelijk van partijen, waarbij de vrouw de zorg voor de kinderen en de huishouding had en niet aan het arbeidsproces heeft deelgenomen, staat als gesteld en onvoldoende weersproken vast dat de vrouw in Indonesië niet in eigen levensonderhoud kan voorzien. 43. Het hof is van oordeel dat het feit dat op de partneralimentatie Nederlands recht van toepassing is, niet automatisch tot gevolg heeft dat de Tremanormen moeten worden toegepast. De behoefte van de vrouw wordt immers individueel beoordeeld. Daarbij speelt een belangrijke rol dat zij daadwerkelijk en bestendig in een land woont waar het merendeel van de kosten van levensonderhoud beduidend lager ligt dan in Nederland. 44. Gelet op enerzijds de welstand van partijen tijdens het huwelijk en anderzijds de levensstandaard in Indonesië, overschrijdt het door de rechtbank vastgestelde bedrag van 140,= per maand, dat de bovengrens van de rechtsstrijd over de partneralimentatie vormt, de behoefte van de vrouw in ieder geval niet. Slotsom 45. Op grond van het vorenstaande dient de beschikking waarvan beroep te worden bekrachtigd. De beslissing

Het gerechtshof: bekrachtigt de beschikking waarvan beroep.» Noot Hoewel in de onderhavige casus er niet veel aan de hand is, levert deze casus een mooie gelegenheid op om nieuwe de nieuwe regels omtrent het toepasselijk recht op partneralimentatie toe te lichten. Art. 8 Haags Alimentatieverdrag 1973 ligt ten grondslag aan de beslissing van zowel de rechtbank als het hof voor de toepassing van Nederlands recht op het verzoek tot partneralimentatie. Op grond van art. 8 wordt het recht dat op het verzoek tot partneralimentatie van toepassing is gekoppeld aan het recht dat van toepassing is of was op de echtscheiding. Hoewel in de onderhavige casus deze regel correct is toegepast, heeft deze regel over de jaren heen veel kritiek gekregen. Recentelijk is echter verandering gekomen aan deze regel. Sinds 18 juni 2011 wordt het Haags Alimentatie Protocol 2007 toegepast in Nederland. Dit protocol heeft art. 8 niet overgenomen, In de plaats daarvan wordt in art. 5 van het Protocol een speciale regel opgenomen met betrekking tot het recht dat van toepassing is op verzoeken tot (ex-)partneralimentatie. In de zoektocht naar de goede compromis tussen de verschillende belangen in dergelijke situaties, heeft de Diplomatieke Sessie geopteerd voor een flexibele oplossing. Het recht van de gewone verblijfplaats van de schuldeiser is in beginsel van toepassing tenzij op verzoek van één van de partijen een beroep wordt gedaan op het recht van een ander land dat nauwer met het huwelijk is verbonden (Toelichtend Rapport Bonomi, nrs. 78-82, www.hcch.net explanatory report on the Hague Protocol of 23 November 2007 on the Law applicable to Maintenance Obligations). Deze oplossing is ongebruikelijk in de internationaal privaatrechtelijke instrumenten en codificaties. Het voordeel van een dergelijke bepaling is dat zij de rechtszekerheid dient. Slechts in een geval waarin één van de partijen erom verzoekt zal er onduidelijkheid zijn met betrekking tot het toepasselijk recht. Het protocol zelf zwijgt over de vraag wanneer een dergelijk verzoek kan worden ingediend. Het Toelichtend Rapport geeft aan dat dit niet mogelijk zou moeten zijn indien de procedure al te ver gevorderd is. Een ingediend verzoek resulteert niet automatisch in het opzij zetten van de hoofdregel. De bevoegde autoriteit dient vervolgens vast te stellen of een ander rechtstelsel nauwer is betrokken met het huwelijk. Om te bepalen of het huwelijk een nauwere band heeft met een ander land, dienen alle factoren meegenomen te worden. Factoren die in het Toelichtend Rapport expliciet zijn genoemd, zijn de gewone verblijfplaats/domicilie van de echtgenoten tijdens het huwelijk, de nationaliteit(en) van partijen, de plaats van voltrekking van het huwelijk, en de plaats waar de echtscheiding is uitgesproken. Art. 5 kent bijzondere betekenis toe aan de laatste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van de echtgenoten. Normaal gesproken zal dit land sterk met het huwelijk betrokken zijn. De echtgenoten hoeven niet te hebben samengewoond, maar dienen wel in hetzelfde land te hebben gewoond. Kortom: hoewel in de onderhavige casus het toepasselijk recht op de juiste wijze is vastgesteld, zal deze weg waarschijnlijk tot de verleden tijd behoren. I. Curry-Sumner,